Regeling vervallen per 01-01-2024

Verordening op de heffing en de invordering van een baatbelasting riolering in het buitengebied “3e fase 1996” van de gemeente Vierlingsbeek.

Geldend van 16-01-1997 t/m 31-12-2023

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van een baatbelasting riolering in het buitengebied “3e fase 1996” van de gemeente Vierlingsbeek.

De raad van de gemeente Vierlingsbeek;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 december 1996;

gelet op artikel 222 van de Gemeentewet en het “Bekostigingsbesluit aanleg riolering buitengebied 3e fase 1996 in de gemeente Vierlingsbeek”, vastgesteld bij raadsbesluit van 23 mei 1996;

Besluit:Vast te stellen de: Verordening op de heffing en de invordering van een baatbelasting riolering in het buitengebied “3e fase 1996” van de gemeente Vierlingsbeek.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder: a. een onroerende zaak:1. een gebouwd eigendom;2. een ongebouwd eigendom;3. een gedeelte van een onder 1 of 2 bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;4. een samenstel van twee of meer van de onder 1 of 2 bedoelde eigendommen of onder 3 bedoelde gedeelten daarvan die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen.b. de bestemmingsplannen:1. het bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld bij raadsbesluit van 30 november 1979;2. het bestemmingsplan Buitengebied, 1e herziening, vastgesteld bij raadsbesluit van 16 juni 1983;3. het bestemmingsplan Natuurgebieden, vastgesteld bij raadsbesluit van 26 januari 1973;4. het bestemmingsplan Duivenbosch, vastgesteld bij raadsbesluit van 19 november 1981;5. het bestemmingsplan Kom Maashees, vastgesteld bij raadsbesluit van 21 juni 1974;6. het bestemmingsplan Kom Vierlingsbeek, vastgesteld bij raadsbesluit van 19 januari 1984.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1 Onder de naam ‘baatbelasting riolering buitengebied’ wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen de rode omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaarten, die op 1 januari 1997 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorziening die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde voorziening omvat de aanleg van riolering.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1 De belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt rechte aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig bij het kadaster bekend stat, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De maatstaf van heffing is een bedrag per onroerende zaak.

Artikel 5 Belastingtarief

Met betrekking tot het te heffen bedrag per onroerende zaak zijn de volgende categoriën van toepassing:

A Categorie I: Onroerende zaken met als bestemming recreatie en waarop één van de in artikel 1 onder b vermelde bestemmingsplannen c.q. bestemmingsvoorschriften van toepassing is.

Categorie II: Onroerende zaken met als bestemming woning dan wel woning/bedrijf en waarop één van de in artikel 1 onder b vermelde bestemmingsplannen c.q. bestemmingsvoorschriften van toepassing is.

Categorie III: Onroerende zaken met als bestemming horecabedrijven en waarop één van de in artikel 1 onder b vermelde bestemmingsplannen c.q. bestemmingsvoorschriften van toepassing is.

Categorie IV: Onroerende zaken met als bestemming kampeerterreinen en waarop één van de in artikel 1 onder b vermelde bestemmingsplannen c.q. bestemmingsvoorschriften van toepassing is.

B1. De belasting per onroerende zaak als bedoeld onder A categorie I bedraagt f 3.200,00.2. De belasting per onroerende zaak als bedoeld onder A categorie II bedraagt f 4.000,00.3. De belasting per onroerende zaak als bedoeld onder A categorie III bedraagt f 6.000,00.4 a. De belasting per onroerende zaak als bedoeld onder A categorie IV bij een oppervlakte van de onroerende zaak tot en met 10.000 m2 bedraagt f 6.000,00.b. De belasting per onroerende zaak als bedoeld onder A categorie IV bij een oppervlakte van de onroerende zaak van 10.001 m2 tot en met 20.000 m2 bedraagt f 8.000,00.c. De belasting per onroerende zaak als bedoeld onder A categorie IV bij een oppervlakte van de onroerende zaak van 20.001 m2 tot en met 30.000 m2 bedraagt f 10.000,00.d. De belasting per onroerende zaak als bedoeld onder A categorie IV bij een oppervlakte van de onroerende zaak van méér dan 30.000 m2 bedraagt f 12.000,00.

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting.

  • 1 In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 30 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend.

  • 2 Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 3 De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van 30 jaren en een rentevoet van 7%.

  • 4 De belasting over de nog niet verstreken belastingjaren kan elk jaar worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 7%.

  • 5 a. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak opgelegd, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel. b. In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend.

  • 6 Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingjaar het eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt, voor de verdeling van de resterende belastingschuld, de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4 voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet verstreken belastingjaren.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Kwijtschelding

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 9 Machtiging tot overdracht van bevoegdheden

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het verlenen van schriftelijke toestemming met betrekking tot het verdagen van de uitspraak op het bezwaarschrift voor ten hoogste een jaar.

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders kan een of meer gemeenteambtenaren aanwijzen die in zijn plaats treden met betrekking tot de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing en de invordering van de baatbelasting.

Artikel 10 Verzending van aanslagen

Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat voor de toezending of uitreiking van aanslagbiljetten ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 (Stb. 221) voor de betrokken in artikel 212, tweede lid, van de Gemeentewet (Stb. 1994, 762) bedoelde gemeenteambtenaar een andere gemeenteambtenaar in de plaats treedt.

Artikel 11 Nakoming van verplichtingen

De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47, 49 en 50 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301) en in de artikelen 58 en 60 van de Invorderingswet 1990, dan wel bedoeld of van toepassing verklaard in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 246a van de Gemeentewet, gelden mede jegens de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren van de gemeentelijke belastingen.

Artikel 12 Rente

  • 1 Het bepaalde in Hoofdstuk V van de Invorderingswet 1990 inzake invorderingsrente vindt toepassing op de invordering van de baatbelasting.

  • 2 De ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 vindt daarbij overeenkomstige toepassing.

  • 3 In afwijking van het bepaalde van de in het tweede lid genoemde regeling wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze in totaal een bedrag van f 50,00.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1 Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 1997.

  • 3 Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening baat belasting riolering buitengebied 1997’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 19 december 1996.
De raad voornoemd,
De secretaris,                    De voorzitter,