Regeling vervallen per 01-01-2018

Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning Boxtel 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2017

Intitulé

Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning Boxtel 2017

Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning Boxtel 2017

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      Kleinschalig wooninitiatief:

      Een woonsituatie op basis van een particulier initiatief waarbij minimaal drie en maximaal zesentwintig bewoners een persoonsgebonden budget als bedoeld in de wet ontvangen voor ondersteuning en hiervoor door bundeling van persoonsgebonden budgetten gezamenlijk de ondersteuning inkopen, én waarbij de bewoners verblijven op één woonadres als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet basisregistratie personen, of op verschillende woonadressen binnen een straal van honderd meter, waarin ten minste één gemeenschappelijke verblijfsruimte aanwezig is die geschikt is voor het ontplooien van gezamenlijke activiteiten.

    • b.

      Verordening:

      De geldende verordening maatschappelijke ondersteuning Boxtel.

    • c.

      Zzp’er:

      Zelfstandige zonder personeel die staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

  • 2. Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, de Algemene wet bestuursrecht en de verordening.

Hoofdstuk 2 Persoonsgebonden budget

Paragraaf 1 Controle en Verantwoording pgb

Artikel 2.1 Verantwoording en controle

  • 1. Iedere cliënt legt verantwoording af over (de besteding van) het persoonsgebonden budget (PGB).

  • 2. De cliënt hoeft van het persoonsgebonden budget 1,5% per jaar niet te verantwoorden, met een minimum van € 250,00 en een maximum van € 1250,00 per jaar. Dat bedrag is bedoeld voor (kleine) uitgaven en administratieve kosten die te maken hebben met het PGB.

    Ook de kosten voor arbeidsbemiddeling van een bemiddelingspartij (met een Per Saldo Keurmerk), vallen hieronder.

    Wanneer de budgetperiode minder is dan 1 jaar, wordt het verantwoordingsvrije bedrag berekend naar rato.

  • 3. Er wordt geen feestdagenuitkering ter beschikking gesteld.

  • 4. De reiskosten voor het woon-werkverkeer of werk-werkverkeer gelden alleen voor begeleiding en vallen binnen het maximale uurtarief.

    De kosten die het maximale uurtarief overschrijden worden afgewezen. Hiervan wordt afgeweken wanneer er sprake is van een bijzondere individuele situatie van de cliënt, die de cliënt objectief moet aantonen.

  • 5. De controle van de verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college kan steekproefsgewijs plaatsvinden na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.

Paragraaf 2 Voeren van een huishouden

Artikel 2.2 Persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

  • 1. De omvang van het persoonsgebonden budget (PGB) wordt vastgesteld in uren per week.

  • 2. Het bedrag van het persoonsgebonden budget voor ‘Hulp bij het huishouden’ bedraagt maximaal:

    • a.

      € 16,00 per uur indien de cliënt een zorgorganisatie inschakelt met medewerkers in loondienst met de voor de sector toepasselijke cao (veelal VVT);

    • b.

      € 14,00 per uur indien de cliënt een zzp’er of zorgorganisatie die een lagere cao hanteert, inschakelt;

    • c.

      € 14,00 per uur indien de cliënt iemand uit het sociaal netwerk inschakelt.

Paragraaf 3 Het hebben van zelfregie over het dagelijkse leven, het hebben van dagstructuur en het ontlasten van mantelzorgers

Artikel 2.3 Persoonsgebonden budget begeleiding

Het bedrag van het persoonsgebonden budget voor begeleiding bedraagt maximaal:

  • a.

    € 45,00 per uur indien de cliënt een zorgorganisatie inschakelt met medewerkers in loondienst met de voor de sector toepasselijke cao (veelal VVT);

  • b.

    € 38,25 per uur indien de cliënt een zzp’er of zorgorganisatie die een lagere cao hanteert, inschakelt;

  • c.

    € 22,50 per uur indien de cliënt iemand uit het sociaal netwerk inschakelt.

Artikel 2.4 Persoonsgebonden budget dagbesteding

Het persoonsgebonden budget voor dagbesteding bedraagt maximaal:

  • a.

    € 45,00 per dagdeel indien de cliënt een zorgorganisatie inschakelt met medewerkers in loondienst met de voor de sector toepasselijke cao (veelal VVT);

  • b.

    € 38,25 per dagdeel indien de cliënt een zzp’er of zorgorganisatie die een lagere cao hanteert, inschakelt;

  • c.

    € 22,50 per dagdeel indien de cliënt iemand uit het sociaal netwerk inschakelt.

Artikel 2.5 Persoonsgebonden budget kortdurend verblijf

Het persoonsgebonden budget voor kortdurend verblijf bedraagt maximaal:

  • a.

    € 101,00 per dag indien de cliënt een zorgorganisatie inschakelt met medewerkers in loondienst met de voor de sector toepasselijke cao (veelal VVT);

  • b.

    € 85,85 per dag indien de cliënt een zzp’er of zorgorganisatie die een lagere cao hanteert, inschakelt;

  • c.

    € 30,00 per dag indien de cliënt iemand uit het sociaal netwerk inschakelt.

Paragraaf 4. Normaal gebruik van de woning

Artikel 2.6 Persoonsgebonden budget woonvoorzieningen

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de prijs van de goedkoopst passende voorziening, inclusief kosten van onderhoud, verzekering en reparatie, zoals die door het college aan de leverancier betaald zou worden.

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor de verhuis- en herinrichtingskosten bedraagt maximaal € 2.300,00.

  • 3. Het persoonsgebonden budget voor het bezoekbaar maken van een woonruimte bedraagt maximaal € 1.000,00.

Paragraaf 5 Verplaatsen in en om de woning

Artikel 2.7 Persoonsgebonden budget rolstoelen

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de prijs van de goedkoopst passende voorziening, inclusief kosten van onderhoud, verzekering en reparatie, zoals die door het college aan de leverancier betaald zou worden.

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor een aanpassing van een rolstoel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de prijs van de goedkoopst passende voorziening, inclusief kosten van onderhoud en verzekering, zoals die door het college aan de leverancier betaald zou worden.

Paragraaf 6 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 2.8 Persoonsgebonden budget vervoersvoorziening

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor de vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de prijs van de goedkoopst passende voorziening, inclusief kosten van onderhoud, verzekering en reparatie, zoals die door het college aan de leverancier betaald zou worden.

  • 2. In afwijking van lid 1 bedraagt het persoonsgebonden budget:

    • a.

      voor gebruik van een taxi maximaal € 580,00 per jaar;

    • b.

      voor gebruik van een rolstoeltaxi maximaal 580,00 per jaar;

    • c.

      de uiteindelijke hoogte van de onder a en b genoemde maximale vervoersvoorziening wordt op basis van individuele omstandigheden (maatwerk) bepaald.

Paragraaf 7 Onderhouden van sociale contacten

Artikel 2.9 Sportvoorziening

Een persoonsgebonden budget voor een sportvoorziening bedraagt maximaal € 2.800,00 welk bedrag bedoeld is als vergoeding in aanschaf, onderhoud en reparatie van de sportvoorziening voor een periode van drie jaar.

Paragraaf 8 Beschermd wonen

Artikel 2.10 Beschermd wonen

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor beschermd wonen bedraagt maximaal:

    • a.

      € 40.000,00 per jaar voor beschermd wonen (all-inclusive);

    • b.

      € 30.000,00 per jaar voor beschermd wonen thuis.

  • 2. De in het eerste lid genoemde bedragen worden opgehoogd met een bedrag van € 4.000,00 indien het PGB wordt besteed bij een kleinschalig wooninitiatief.

  • 3. PGB-budgethouders met overgangsrecht behouden hun PGB-budget beschermd wonen tot uiterlijk 1 januari 2020, behalve als de indicatie eerder stopt op als cliënt nieuw aanbod van de gemeente krijgt waarmee cliënt akkoord gaat.

  • 4. Voor PGB-houders zonder overgangsrecht geldt het budget voor de looptijd zoals in de beschikking staat aangegeven.

Hoofdstuk 3 Bijdrage in de kosten

Artikel 3.1 Kostprijs

  • 1. De kostprijs is:

    • a.

      € 14,00 per uur voor hulp bij de huishouding (HH);

    • b.

      € 14,00 per uur voor begeleiding;

    • c.

      € 14,00 per dagdeel voor dagbesteding;

    • d.

      € 14,00 per etmaal voor kortdurend verblijf;

    • e.

      € 14,00 per uur voor beschermd wonen thuis.

  • 2. De kostprijs bij verstrekking in natura van maatwerkvoorzieningen, die vanaf 1 januari 2017 worden verstrekt én afgenomen van Medipoint, is:

    • a.

      € 43,60 per maand voor een hoepelrolstoel actief gebruik, vouwbaar;

    • b.

      € 344,18 per maand voor een elektrische rolstoel voor binnenshuis en directe woonomgeving;

    • c.

      € 47,89 per maand voor een scootmobiel;

    • d.

      € 47,70 per maand voor een driewielfiets voor volwassenen en kinderen;

    • e.

      € 79,50 per maand voor een elektrische driewielfiets voor volwassenen;

    • f.

      € 102,57 per maand voor een tillift;

    • g.

      € 39,70 per maand voor een kinderduwwandelwagen;

    • h.

      € 42,00 per maand voor kinderrolstoelen;

    • i.

      € 60,50 per maand voor kinder-autozitjes;

    • j.

      € 97,40 per maand voor een handbike aankoppeldeel voor rolstoel;

    • k.

      € 68,94 per maand voor een aandrijfunit voor duwrolstoelen;

    • l.

      € 106,00 per maand voor een aandrijfunit op achterwielen hoepelrolstoelen;

    • m.

      € 90,22 per maand voor een tandemfiets kinderen;

    • n.

      € 90,22 per maand voor een tandemfiets volwassenen;

    • o.

      € 55,59 per maand voor fiets met elro trapondersteuning;

    • p.

      € 18,23 per maand voor een badliften;

    • q.

      € 55,39 per maand voor douche- en toilethulpmiddelen.

  • 3. De kostprijs voor de niet in lid 1 en 2 genoemde voorzieningen is bij de verstrekking van een voorziening in natura gelijk aan de prijs waarvoor de gemeente de voorziening in natura betrekt van een leverancier/ aanbieder, inclusief eventuele reparatie- en onderhoudskosten.

  • 4. Cliënten met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum, krijgen wel een eigen bijdrage (fictief) opgelegd door het Centraal Administratie Kantoor doch deze wordt in opdracht van de gemeente niet geïnd.

    Definitie inkomen: het bijdrage-plichtig inkomen: verzamelinkomen van twee jaar geleden + 8% van de grondslag sparen en beleggen van dat jaar (conform het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015).

    Voor 2017 gelden de volgende inkomensgrenzen voor dit minimabeleid.

    Gezinssamenstelling

    Inkomensgrens

    Eenpersoonshuishouden jonger dan 65 jaar

    € 20.746,00

    Eenpersoonshuishouden, ouder dan 65 jaar

    € 15.614,00

    Meerpersoonshuishouden, jonger dan 65 jaar

    € 35.000,00 (overeenkomstig landelijke maatregel)

    Meerpersoonshuishouden, 65 jaar en ouder

    € 21.565,00

     

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 4.1 Overgangsrecht

Het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Boxtel 2016 wordt ingetrokken met de inwerkingtreding van dit besluit, met dien verstaande dat de regels van toepassing blijven ten aanzien van voorzieningen die vóór de inwerkingtreding van dit besluit zijn verstrekt, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

Artikel 4.2 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.

Artikel 4.3 Citeertitel

Deze besluit wordt aangehaald als “Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning Boxtel 2017”.