Beleidsregel Bibob Boxtel 2019

Geldend van 04-07-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Bibob Boxtel 2019

Beleidsregel voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, vastgesteld door de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders bij besluit van 18 juni 2019.

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Boxtel;

ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft;

overwegende dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester discretionaire bevoegdheden geeft;

mede gelet op het bepaalde in de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 2.2.2, 2.3.1.2, 2.3.3.1, 3.2.1 van de Algemene plaatselijke verordening Boxtel 2012, artikel 7 van de Algemene subsidieverordening Boxtel 2017, het Burgerlijk Wetboek, de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Drank- en Horecawet, de artikelen 2.1, 2.20 en 5.19 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 30b van de Wet op de kansspelen;

b e s l u i t e n :

vast te stellen:

Beleidsregel Bibob Boxtel 2019

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregel wordt aangesloten bij de definities als opgenomen in artikel 1 van de wet.

  • 2. Voorts wordt in deze beleidsregel verstaan onder:

    • a.

      aanbesteding: de procedure voor het zoeken van een opdrachtnemer voor het uitvoeren van een overheidsopdracht door middel van een selectieprocedure, waarbij marktpartijen kunnen meedingen naar de kans op gunning van een overheidsopdracht;

    • b.

      aanvraag: de aanvraag om een beschikking als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, van de wet;

    • c.

      APV: Algemene plaatselijke verordening Boxtel 2012 en haar opvolgers;

    • d.

      ASV: Algemene subsidieverordening Boxtel 2017 en haar opvolgers;

    • e.

      bestaande ondernemer: een ondernemer, die minimaal 5 jaar legaal, beschikkend over alle vereiste vergunningen om een horecabedrijf te exploiteren, een horecabedrijf in de gemeente Boxtel exploiteert;

    • f.

      bevoegd gezag: het bestuursorgaan dat onderscheidenlijk bevoegd is een beschikking als bedoeld in hoofdstuk 2 te nemen, een vastgoedtransactie te sluiten of een overheidsopdracht te gunnen;

    • g.

      Bibob-onderzoek: het toepassen van de wet teneinde te beoordelen of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden, af te zien van de gunning van een overheidsopdracht of vastgoedtransactie of daaraan voorwaarden te verbinden;

    • h.

      convenant: het CONVENANT “Bestuurlijke en Geïntegreerde Aanpak Georganiseerde Criminaliteit, Bestrijding Handhavingsknelpunten en Bevordering Integriteitsbeoordelingen” 1 en zijn opvolgers;

    • i.

      DHW: Drank- en Horecawet;

    • j.

      overheidsinstantie: rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld;

    • k.

      RIEC: het Regionaal Informatie en Expertise Centrum Oost-Brabant;

    • l.

      semioverheidsinstantie: rechtspersoon die met enig openbaar gezag is bekleed voor zover de aanvraag om een beschikking wordt ingediend in de uitoefening van haar publiekrechtelijke bevoegdheden;

    • m.

      Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • n.

      wet: Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 1.2 Bibob-onderzoek in bijzondere situaties

Het bevoegd gezag kan, in aanvulling op het genoemde toepassingsbereik in deze beleidsregel, ook overgaan tot het uitvoeren van een Bibob-onderzoek wanneer:

  • a.

    het bevoegd gezag beschikt over gegevens als bedoeld in artikel 26 van de wet, al dan niet verkregen van een of meer partners binnen het samenwerkingsverband RIEC of het Openbaar Ministerie, en er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat bij de aanvraag om een beschikking, ten aanzien van de betrokkene bij het sluiten van een vastgoedtransactie of het gunnen van een overheidsopdracht sprake is van ten minste een mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3, zevende lid, van de wet;

  • b.

    bij navraag door het bevoegd gezag bij het Bureau blijkt, dat tegen de betrokkene in de twee jaar voorafgaande aan de datum van indiening van een aanvraag om een beschikking, het sluiten van een vastgoedtransactie of gunning van een overheidsopdracht door het Bureau een advies is uitgebracht of een aanvraag om een advies door het Bureau in behandeling is genomen.

Artikel 1.3 Uitzonderingen

  • 1. Het bevoegd gezag voert geen Bibob-onderzoek uit, ingeval de aanvraag om een beschikking afkomstig is van, of de overheidsopdracht of vastgoedtransactie wordt aangegaan met een:

    • a.

      overheidsinstantie;

    • b.

      semioverheidsinstantie;

    • c.

      een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Woningwet;

    • d.

      terrein beherende organisatie, zoals Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten of Brabants Landschap;

    • e.

      door het bevoegd gezag bij besluit aangewezen betrokkene, zoals een publiek-privaat samenwerkingsverband.

  • 2. De in het eerste lid genoemde uitzonderingen gelden niet wanneer:

    • a.

      reeds onderzocht wordt of een eerder aan de betrokkene verleende beschikking op grond van de wet kan worden ingetrokken;

    • b.

      de officier van justitie de gemeente adviseert om bij een aanvraag, overheidsopdracht of vastgoedtransactie een advies aan het Bureau te vragen, of

    • c.

      een situatie als bedoeld in artikel 1.2 van deze beleidsregel aan de orde is.

Hoofdstuk 2 Publiekrechtelijke beschikkingen

Paragraaf 2.1 Algemeen

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

  • 1. Het bevoegd gezag voert een Bibob-onderzoek uit met betrekking tot aanvragen om een beschikking als bedoeld in:

    • a.

      artikel 2.2.2 van de APV, voor zover het betreft het organiseren van evenementen met betrekking tot vecht- dan wel zelfverdedigingsporten;

    • b.

      artikel 2.2.2 van de APV, voor zover het betreft het organiseren van evenementen door of ten behoeve van een motorclub;

    • c.

      artikel 2.3.1.2 van de APV voor de exploitatie van een horecabedrijf, met inachtneming van paragraaf 2.2;

    • d.

      artikel 2.3.3.1 van de APV voor de exploitatie van een speelgelegenheid;

    • e.

      artikel 3.2.1 van de APV voor de exploitatie van een seksinrichting;

    • f.

      artikel 7 van de ASV, met inachtneming van paragraaf 2.3;

    • g.

      artikel 3 van de DHW voor de uitoefening van het horecabedrijf, met inachtneming van paragraaf 2.2;

    • h.

      artikel 30a van de DHW voor het laten bijschrijven van een persoon als leidinggevende, met inachtneming van paragraaf 2.2;

    • i.

      artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo, met inachtneming van paragraaf 2.4;

    • j.

      artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet, met inachtneming van paragraaf 2.5;

    • k.

      artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de wet kan worden geweigerd, met inachtneming van paragraaf 2.5;

    • l.

      artikel 30b van de Wet op de kansspelen voor het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten.

  • 2. Wanneer voor de exploitatie van een coffeeshop in de toekomst een vergunning op grond van de APV vereist is, zal het bevoegd gezag bij de beoordeling van een aanvraag daartoe een Bibob-onderzoek uitvoeren.

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

Het bevoegd gezag voert een Bibob-onderzoek uit bij reeds verleende beschikkingen wanneer:

  • a.

    de beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een door het bevoegd gezag ter zake aangewezen risicogebied;

  • b.

    de beschikking ziet op een branche, of onderdeel in deze branche, die door het bevoegd gezag ter zake is aangewezen als risicobranche;

  • c.

    een situatie als bedoeld in artikel 1.2 van deze beleidsregel aan de orde is;

  • d.

    bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-onderzoek, ten minste een mindere mate van gevaar is geconstateerd als bedoeld in artikel 3, zevende lid, van de wet en aan betrokkene in de gemeente Boxtel een soortgelijke beschikking is verleend.

Paragraaf 2.2 Horeca

Artikel 2.3 Drank- en horecavergunning

  • 1. Het bevoegd gezag voert een Bibob-onderzoek uit bij de beoordeling van de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de DHW, met uitzondering van een vergunning voor:

    • a.

      paracommerciële rechtspersonen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub 3, van de DHW waarvan het horecabedrijf in eigen beheer van de rechtspersoon is en niet is verpacht aan een derde;

    • b.

      een bestaande ondernemer en ter zake geen wijziging van de rechtsvorm aan de orde is;

    • c.

      slijterijen;

    • d.

      een bouwkundige aanpassing van een bestaande inrichting;

    • e.

      een wijziging of toevoeging van een terras behorende bij de inrichting.

  • 2. Het bevoegd gezag voert een Bibob-onderzoek uit bij de beoordeling van de aanvraag tot wijziging van het aanhangsel als bedoeld in artikel 30a, tweede lid, van de DHW, voor zover het betreft het laten bijschrijven van een persoon als leidinggevende, met uitzondering van een wijziging voor de in het eerste lid onder a tot en met c genoemde gevallen.

Artikel 2.4 Exploitatievergunning

Het bevoegd gezag voert een Bibob-onderzoek uit bij de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2.3.1.2 van de APV, met uitzondering van een paracommerciële rechtspersoon als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, aanhef en onder a, van deze beleidsregel.

Paragraaf 2.3 Subsidies

Artikel 2.5 Toepassingsbereik

  • 1. Het bevoegd gezag voert een Bibob-onderzoek uit bij de beoordeling van de aanvraag om een subsidie wanneer:

    • a.

      de gevraagde subsidie € 100.000,- of meer bedraagt;

    • b.

      de gevraagde subsidie ertoe leidt dat aan de betrokkene over één boekjaar € 100.000,- of meer aan subsidie wordt verstrekt.

  • 2. Wanneer een onder het eerste lid bedoelde subsidie dat per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt voor het volgende boekjaar opnieuw wordt aangevraagd, voert het bevoegd gezag alleen een Bibob-onderzoek uit wanneer de rechtspersoon door één of meerdere andere natuurlijke personen wordt bestuurd.

Paragraaf 2.4 Omgevingsvergunning bouw

Artikel 2.6 Toepassingsbereik

  • 1. Het bevoegd gezag voert een Bibob-onderzoek uit bij de beoordeling van een aanvraag op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo, wanneer:

    • a.

      de bouwkosten € 500.000,- of meer bedragen;

    • b.

      de bouwkosten € 50.000,- of meer bedragen en waarbij het bouwwerk wordt gebruikt ten behoeve van één of meer van de volgende risicocategorieën:

      • i.

        afvalbewerkings- en verwerkingsbedrijven;

      • ii.

        autohandel- en sloopbedrijven, zowel verkoop als verhuur;

      • iii.

        autowasserettes;

      • iv.

        beauty-, welness- en saunabedrijven;

      • v.

        bedrijfsverzamelgebouwen;

      • vi.

        belwinkels;

      • vii.

        bouw- en klusbedrijven;

      • viii.

        cadeauwinkels;

      • ix.

        campings;

      • x.

        een natuurlijke persoon, een groep van natuurlijke personen of een rechtspersoon die bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet seksuele handelingen verricht of seksuele diensten aanbiedt, waaronder escortbedrijven;

      • xi.

        energiebedrijven;

      • xii.

        handhavingsknelpunten als bedoeld in artikel 1.7 van het convenant, voor zover aangewezen door het RIEC;

      • xiii.

        in- en exportbedrijven (handelsondernemingen; schoenen, kleren, onderdelen);

      • xiv.

        inrichtingen die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als grow-, smart- of headshops;

      • xv.

        inrichtingen die zijn bestemd om het publiek de gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de kansspelen, waaronder speelautomatenhallen en gamecenters;

      • xvi.

        inrichtingen waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet:

        • a.

          logies wordt verstrekt, waaronder hotels, kamerverhuurbedrijven of pensions,

        • b.

          dranken worden geschonken, waaronder horecabedrijven), of

        • c.

          rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt;

      • xvii.

        internetcafés;

      • xviii.

        infrastructurele werken;

      • xix.

        kapsalons;

      • xx.

        maneges, paardenhouderijen, stoeterijen, of bedrijven die zich bezighouden met het fokken van c.q. handelen in paarden, in de ruimste zin van het woord;

      • xxi.

        niet-geregistreerde uitzendbureaus;

      • xxii.

        recreatieterreinen;

      • xxiii.

        sekswinkels, seksbioscopen en massagesalons;

      • xxiv.

        sloopbedrijven;

      • xxv.

        sportscholen;

      • xxvi.

        transportondernemingen;

      • xxvii.

        vastgoedbedrijven, als (kamer)verhuurbemiddelaars;

      • xxviii.

        voor het publiek toegankelijke, besloten ruimten waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet seksuele handelingen worden verricht, seksuele diensten worden aangeboden of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden, waaronder prostitutiebedrijven, darkrooms, seksbioscopen, sekswinkels of erotische massagesalons;

      • xxix.

        vuurwerkbranche;

      • xxx.

        wisselkantoren;

      • xxxi.

        categorieën die een sterke relatie hebben met de categorieën als bedoeld onder i tot en met xxx;

    • c.

      de betrokkene voor de vierde maal binnen één kalenderjaar een aanvraag indient en de bouwkosten € 50.000,- of meer bedragen;

    • d.

      zonder dat daarvoor een aanvraag is ingediend, reeds begonnen is met de realisatie van een vergunningplichtig bouwwerk waarvan de bouwkosten € 50.000,- of meer bedragen.

  • 2. Met de bouwkosten als bedoeld onder het eerste lid wordt verstaan: de door de betrokkene opgegeven bouwkosten exclusief BTW of de overeenkomstig de legesverordening met bijbehorende tarieventabel ambtshalve vastgestelde bouwkosten, waarbij geldt dat het hoogste bedrag leidend is voor het vaststellen van de bouwkosten.

Paragraaf 2.5 Omgevingsvergunning milieu

Artikel 2.7 Toepassingsbereik

  • 1. Het bevoegd gezag voert een Bibob-onderzoek uit bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo wanneer:

    • a.

      de betreffende inrichting behoort tot de risicocategorie afval, vuurwerk, transportsector en automobielbranche, of

    • b.

      bewerking, verwerking of recycling van afval of reststoffen een belangrijk onderdeel is van het productieproces van een inrichting.

  • 2. Onder een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid wordt mede een wijzigingsvergunning verstaan.

  • 3. Het bevoegd gezag voert een Bibob-onderzoek uit bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wabo wanneer een situatie als bedoeld in artikel 1.2 van deze beleidsregel aan de orde is.

Hoofdstuk 3 Privaatrechtelijke transacties

Paragraaf 3.1 Vastgoedtransacties

Artikel 3.1 Toepassingsbereik Bibob-onderzoek

  • 1. Bij een vastgoedtransactie als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder o, sub 1, van de wet, voor zover het betreft het verwerven of vervreemden van het recht op eigendom, wordt een Bibob-onderzoek uitgevoerd wanneer het aankoop- of verkoopbedrag van de betrokken onroerende zaak € 350.000,- of meer bedraagt.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid wordt bij een vastgoedtransactie als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder o, sub 1, van de wet, voor zover het betreft het verwerven of vervreemden van het recht op eigendom, een Bibob-onderzoek uitgevoerd wanneer, de ter zake aan de orde zijnde vastgoedtransactie meegerekend, in een periode van twaalf maanden voorafgaand aan de vastgoedtransactie in totaal voor € 500.000,- of meer aan de betrokkene is verkocht.

  • 3. Bij een vastgoedtransactie als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder o, sub 1, voor zover het betreft het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht, en sub 3, van de wet wordt een Bibob-onderzoek uitgevoerd wanneer de taxatiewaarde van de betrokken onroerende zaak € 500.000,- of meer (exclusief belastingen) bedraagt.

  • 4. Bij een vastgoedtransactie als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder o, sub 2, van de wet wordt een Bibob-onderzoek uitgevoerd wanneer de WOZ-waarde van de betrokken onroerende zaak € 350.000,- of meer bedraagt, tenzij:

    • a.

      de huur of verhuur van het object tijdelijk is;

    • b.

      het gaat om verhuur ten behoeve van educatieve, maatschappelijke en culturele doeleinden.

  • 5. Onverminderd het bepaalde in de voorgaande leden wordt, bij een vastgoedtransactie als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder o, van de wet, een Bibob-onderzoek uitgevoerd wanneer die betrekking heeft op één of meer van de risicocategorieën als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, aanhef en onder b, van deze beleidsregel.

  • 6. Bij een reeds aangegane vastgoedtransactie wordt een Bibob-onderzoek uitgevoerd wanneer:

    • a.

      is overeengekomen dat de overeenkomst kan worden opgeschort of ontbonden dan wel de rechtshandeling kan worden beëindigd indien zich één van de situaties, bedoeld in artikel 9, derde lid, van de wet voordoet, en

    • b.

      sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1.2 van deze beleidsregel.

Artikel 3.2 Gelieerde partijen

  • 1. De gemeente kan gedragingen en omstandigheden van aan de betrokkene gelieerde partijen of personen bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een integriteitsrisico betrekken.

  • 2. Onder gelieerde partijen als bedoeld in het eerste lid worden in ieder geval verstaan personen of partijen die:

    • a.

      direct of indirect leiding aan betrokkene geven of hebben gegeven;

    • b.

      bij de vastgoedtransactie een belangrijke rol vervullen of hebben vervuld;

    • c.

      over betrokkene zeggenschap hebben of hebben gehad;

    • d.

      aan betrokkene vermogen verschaffen of hebben verschaft;

    • e.

      onderdeel zijn of zijn geweest van dezelfde groep als bedoeld in artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek;

    • f.

      in een zakelijk samenwerkingsverband tot betrokkene staan of hebben gestaan;

    • g.

      op betrokkene anderszins direct of indirect invloed uitoefenen of hebben uitgeoefend.

Artikel 3.3 Gevolgen Bibob-onderzoek

  • 1. De uitkomst van een Bibob-onderzoek bij een vastgoedtransactie, als bedoeld in artikel 3.1, eerste tot en met het vijfde lid, van deze beleidsregel, kan voor de gemeente aanleiding zijn om geen vastgoedtransactie aan te gaan met een betrokkene of, om in de vastgoedtransactie nadere, al dan niet ontbindende of opschortende, voorwaarden op te nemen.

  • 2. De gemeente kan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, ook in de vastgoedtransactie opnemen, indien sprake is van de volgende gevallen:

    • a.

      het Bibob-onderzoek is nog niet of niet volledig afgerond op het moment van het aangaan van de vastgoedtransactie, bijvoorbeeld doordat het advies van het Bureau nog niet is ontvangen of de procedure tot het verwerken van het advies door de gemeente nog niet is afgerond;

    • b.

      er zijn aanwijzingen dat de betrokkene waarmee de overheidsopdracht wordt of is aangegaan geheel of ten dele in handen komt van een andere eigenaar.

  • 3. De uitkomst van een Bibob-onderzoek als bedoeld in artikel 3.1, zesde lid, van deze beleidsregel kan voor de gemeente aanleiding zijn de overeenkomst met de betrokkene te ontbinden.

Paragraaf 3.2 Aanbestedingen

Artikel 3.4 Toepassingsbereik Bibob-onderzoek

  • 1. Bij de gunning van een overheidsopdracht als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet wordt een Bibob-onderzoek uitgevoerd wanneer sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1.2 van deze beleidsregel.

  • 2. Bij een reeds gegunde overheidsopdracht wordt een Bibob-onderzoek uitgevoerd wanneer:

    • a.

      in de overheidsopdracht is opgenomen dat die ontbonden kan worden indien zich een van de situaties als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet voordoet, en

    • b.

      sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1.2 van deze beleidsregel.

Artikel 3.5 Gelieerde partijen

  • 1. De gemeente kan gedragingen en omstandigheden van aan de betrokkene gelieerde partijen of personen betrekken bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet.

  • 2. Onder gelieerde partijen als bedoeld in het eerste lid worden in ieder geval verstaan personen of partijen die:

    • a.

      direct of indirect leiding aan betrokkene geven of hebben gegeven;

    • b.

      bij de overheidsopdracht een belangrijke rol vervullen of hebben vervuld;

    • c.

      over betrokkene zeggenschap hebben of hebben gehad;

    • d.

      aan betrokkene vermogen verschaffen of hebben verschaft;

    • e.

      onderdeel zijn of zijn geweest van dezelfde groep als bedoeld in artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek;

    • f.

      in een zakelijk samenwerkingsverband tot betrokkene staan of hebben gestaan;

    • g.

      op betrokkene anderszins direct of indirect invloed uitoefenen of hebben uitgeoefend.

Artikel 3.6 Gevolgen Bibob-onderzoek

  • 1. De uitkomst van een Bibob-onderzoek als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, van deze beleidsregel kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 5, eerste lid, van de wet, voor de gemeente aanleiding zijn om de betrokkene uit te sluiten van gunning van de overheidsopdracht of, om in de overheidsopdracht nadere, al dan niet ontbindende of opschortende, voorwaarden op te nemen.

  • 2. De gemeente kan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, ook in de overheidsopdracht opnemen, indien sprake is van de volgende gevallen:

    • a.

      het Bibob-onderzoek is nog niet of niet volledig afgerond op het moment van het aangaan van de overheidsopdracht, bijvoorbeeld doordat het advies van het Bureau nog niet is ontvangen of de procedure tot het verwerken van het advies is door de gemeente nog niet is afgerond;

    • b.

      er zijn aanwijzingen dat de betrokkene waarmee de overheidsopdracht wordt of is aangegaan geheel of ten dele in handen komt van een andere eigenaar.

  • 3. De uitkomst van een Bibob-onderzoek als bedoeld in artikel 3.4, tweede lid, van deze beleidsregel kan voor de gemeente aanleiding zijn de overeenkomst met de betrokkene te ontbinden.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 4.1 Intrekking beleidsregel

De Beleidsregel Wet Bibob gemeente Boxtel 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 4.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treeft in werking de dag nadat die bekend is gemaakt.

Artikel 4.3 Overgangsrecht

Ten aanzien van aanvragen die zijn ingediend vóórdat deze beleidsregel in werking is getreden, en waarop na het in werking treden daarvan nog geen besluit is genomen, geldt dat die aanvragen worden behandeld conform de Beleidsregel Wet Bibob gemeente Boxtel 2015.

Artikel 4.4 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel Bibob Boxtel 2019”.

Ondertekening

Het college van burgemeester en wethouders van Boxtel,

de secretaris,

A.E. Kraal

de burgemeester,

A.M.T. Naterop

De burgemeester van Boxtel,

A.M.T Naterop