Regeling vervallen per 01-07-2015

Verordening op het splitsen van een recht op een gebouw in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek (Huisvestingsverordening 2005)

Geldend van 01-07-2015 t/m 30-06-2015

Intitulé

Verordening op het splitsen van een recht op een gebouw in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek (Huisvestingsverordening 2005)

De raad van de gemeente Breda;

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders en met overname van de daarin vermelde overwegingen;

Gelet op artikel 2 van de Huisvestingswet;

Besluit:

  • I.

    In te trekken de Huisvestingsverordening 2004;

  • II.

    Vast te stellen de navolgende verordening op het splitsen van een recht op een gebouw in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek (Huisvestingsverordening 2005).

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Huisvestingswet;

  • b.

    bouwvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 40 van de Woningwet die heeft geleid tot de totstandkoming van het gebouw, van welk gebouw thans splitsing van het daarop rustende recht wordt gevraagd.

Artikel 2 Werkingsgebied

Het bepaalde in deze verordening is van toepassing op gebouwen, bevattende woonruimte.

Artikel 3 Vergunningsvereiste

  • 1. Het is verboden om zonder splitsingsvergunning van burgemeester en wethouders een recht op een gebouw, aangewezen in artikel 2, te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien één of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van één of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten of het aangaan van een verbintenis daartoe door een rechtspersoon met betrekking tot een gebouw als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4 Aanvraag van een splitsingsvergunning

  • 1. De aanvraag van een splitsingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2. De aanvraag moet zijn ondertekend en gedagtekend en tenminste inhouden:

    • a.

      naam en adres van de aanvrager, alsmede een correspondentieadres in Nederland indien de aanvrager niet woonachtig of gevestigd is in Nedeland;

    • b.

      straat en huisnummer van het gebouw waarvan het recht wordt gesplitst;

    • c.

      kadastrale ligging van het gebouw waarvan het recht wordt gesplitst;

    • d.

      bouwjaar en datum van afgifte van de bouwvergunning van het gebouw waarvan het recht wordt gesplitst;

    • e.

      het aantal appartementsrechten, bestemd tot gebruik als woning, waarin het recht op het gebouw zal worden gesplitst;

    • f.

      de tegenwoordige en toekomstige bestemming van de te vormen appartementsrechten.

  • 3. De aanvraag gaat ten minste vergezeld van de volgende stukken:

    • a.

      een splitsingsplan, dat voldoet aan de eisen als neergelegd in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede een bouwkundige doorsnede van het gebouw;

    • b.

      een taxatierapport betreffende het gebouw en de tot afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten van het gebouw, opgemaakt door een makelaar of taxateur, ingeschreven in het Register Vastgoed Taxateur, Register Makelaar-Taxateur of bij de Stichting Certificering VBO-makelaars. Dit rapport dient ten minste te bevatten de betaalde en de ten hoogste redelijke huurprijs van de voor verhuur te boek staande woonruimte van het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • c.

      een niet langer dan twee maanden voor de datum van het indienen van de aanvraag opgesteld rapport, indien de bouwvergunning voor de woning op het moment van indiening van de aanvraag voor de splitsingsvergunning langer dan tien jaar geleden is verleend. Dit rapport dient te zijn opgesteld door een makelaar of taxateur, ingeschreven in het Register Vastgoed Taxateur, Register Makelaar-Taxateur of bij de Stichting Certificering VBOmakelaars of een deskundige op het gebied van de bouwtechniek. Dit rapport dient ten minste te bevatten een beschrijving en een beoordeling van de onderhoudstoestand van het gebouw en de tot afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten van het gebouw. Dit rapport bevat in ieder geval een beschrijving en beoordeling van de staat van onderhoud van de fundering, het casco en de gas-, elektriciteits- en luchtbehandelingsinstallatie van het gebouw en de tot afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten, zulks mede gelet op de eisen vermeld in het Bouwbesluit, zoals dat geldt op de dag van indiening van de aanvraag;

    • d.

      een ingevuld woonwaarderingsformulier zelfstandige woonruimte, als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit huurprijzen woonruimte.

  • 4. De aanvraag, alsmede alle daarbij behorende bescheiden dienen in de Nederlandse taal te zijn gesteld. Indien de bij de aanvraag behorende bescheiden niet zijn gesteld in de Nederlandse taal, dan dienen deze te zijn vergezeld van een door een in de desbetreffende vreemde taal beëdigde vertaler opgemaakte beëdigde vertaling van de aanvraag en die bescheiden.

  • 5. Burgemeester en wethouders beslissen uiterlijk binnen twaalf weken na ontvangst de aanvraag. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

Artikel 5 Gronden voor de weigering van een splitsingsvergunning, betrekkende hebbend op de samenstelling van de woonruimtevoorraad

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de splitsingsvergunning weigeren indien:

    • a.

      het gebouw of een gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest;

    • b.

      het gebouw is gesitueerd in een gedeelte van de gemeente Breda dat is aangegeven op de bij deze verordening behorende bijlage en de huurprijs van één of meer van de tot afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten daarvan lager is dan het bedrag dat is vastgesteld op grond van artikel 20, tweede lid, onder b, van de Huursubsidiewet;

    • c.

      de aanvrager niet kan waarborgen, dat die woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing bestemd blijft of blijven, of de voormalige woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing opnieuw bestemd zullen worden voor verhuur ter bewoning, en

    • d.

      het belang dat de vergunning bij splitsing heeft, niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad binnen de gemeente als geheel dan wel een deel daarvan, voor zover die woonruimtevoorraad voor verhuur is bestemd.

  • 2. De splitsingsvergunning kan eveneens worden geweigerd, indien:

    • a.

      het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, voor zover het geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, of met enig wettelijk voorschrift geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik is genomen;

    • b.

      de huurprijs van een of meer van de voormalige woonruimten lager is dan het krachtens het eerste lid, onder b, vastgestelde bedrag;

    • c.

      niet gewaarborgd is, dat die woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing bestemd blijven voor verhuur ter bewoning, en

    • d.

      het belang dat de vergunning bij splitsing heeft, niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad binnen de gemeente als geheel dan wel een deel daarvan, voor zover die woonruimtevoorraad voor verhuur is bestemd.

Artikel 6 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning of tot aanhouding van de beslissing op de aanvraag om een vergunning, betrekking hebbend op het voorkomen van belemmering in de stadsvernieuwing

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de splitsingsvergunning weigeren indien:

    • a.

      voor het gebied waarin het gebouw is gelegen waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, een stadsvernieuwingsplan als bedoeld in artikel 31 van de Wet op de stadsen dorpsvernieuwing of een leefmilieuvergunning als bedoeld in artikel 9 van die wet van kracht is, dan wel een ontwerp voor zodanig plan of een zodanige verordening of voor een herziening daarvan in procedure is;

    • b.

      het ontwerp voor dat plan of voor die verordening, dan wel voor de herziening daarvan ter inzage is gelegd voordat de aanvraag om splitsingsvergunning is ingediend, dan wel, indien de aanvraag krachtens het tweede lid is aangehouden, voordat die aanhouding is geëindigd;

    • c.

      de voorgenomen splitsing nadelige gevolgen kan hebben voor de met het plan of de verordening nagestreefde of na te streven doeleinden, en

    • d.

      het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft, niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van belemmering van de stadsvernieuwing.

  • 2. Burgemeester en wethouders houden de beslissing op de aanvraag om een splitsingsvergunning aan, indien:

    • a.

      voor het gebied waarin het gebouw is gelegen waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van kracht is met het oog op de voorbereiding van een stadsvernieuwingsplan of van een herziening daarvan;

    • b.

      dat besluit is genomen voordat de aanvraag om splitsingsvergunning werd ingediend;

    • c.

      redelijkerwijs verwacht mag worden dat de in het stadsvernieuwingsplan op te nemen maatregelen nadelig kunnen worden beïnvloed door de voorgenomen splitsing, en

    • d.

      redelijkerwijs verwacht mag worden dat het belang dat de vergunningaanvrager bij de splitsing heeft, niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van belemmering van de stadsvernieuwing.

  • 3. De aanhouding als bedoeld in het tweede lid duurt niet langer dan tot het tijdstip waarop het voorbereidingsbesluit ingevolge artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is vervallen.

Artikel 7 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning of tot aanhouding van de beslissing op de aanvraag om een vergunning, betrekking hebbend op het voorkomen van splitsing, indien de toestand van een gebouw uit een oogpunt van indeling of staat van onderhoud zich geheel of ten dele tegen splitsing verzet

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de splitsingsvergunning weigeren indien:

    • a.

      de toestand van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, zich uit een oogpunt van indeling of staat van onderhoud geheel of ten dele tegen splitsing verzet, en

    • b.

      de desbetreffende gebreken niet door het treffen van voorzieningen of het aanbrengen van verbeteringen kunnen worden opgeheven, dan wel onvoldoende verzekerd is dat die gebreken zullen worden opgeheven.

  • 2. De beslissing op de aanvraag om een splitsingsvergunning kan worden aangehouden, indien redelijkerwijs verwacht mag worden dat de aanvrager van de vergunning de gebreken, als bedoeld in het eerste lid, met het oog op de voorgenomen splitsing zal opheffen binnen een daarvoorredelijke termijn.

  • 3. Indien burgemeester en wethouders de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid aanhouden, vermelden zij in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing moeten worden hersteld en binnen welke termijn zij dit redelijk achten.

  • 4. De splitsingsvergunning wordt verleend, indien de in het besluit tot aanhouding, als bedoeld in het tweede lid, aangegeven gebreken zijn opgeheven binnen de daartoe in dat besluit aangegeven termijn.

Artikel 8 Intrekken van de splitsingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien:

  • a.

    niet binnen één jaar nadat de splitsingsvergunning onherroepelijk is, is overgegaan tot inschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van de door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in de gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

Artikel 10 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 3 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. Dit strafbare feit is een overtreding.

Artikel 11 Toezicht

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de door burgemeester en wethouders op grond van artikel 100 van de Woningwet aangewezen ambtenaren, alsmede de overige daartoe door hen aangewezen ambtenaren;

  • 2. Met de opsporing van het bij artikel 10 genoemde strafbaar gestelde feit zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren, belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de minister van justitie daartoe zijn aangewezen.

  • 3. De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheid als genoemd in artikel 77 van de wet.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Huisvestingsverordening 2005.

Artikel 13 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking met ingang van de eerste van de maand, volgende op die waarin zij is afgekondigd.

Ondertekening

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 7 juli 2005

Bijlage, behorende bij artikel 5, eerste lid, onder b

Indien het een complex betreft met woningen die een huur hebben lager dan de tweede aftoppingsgrens (overeenkomstig artikel 20 lid 2.b. van de Huursubsidiewet) en is gelegen in de wijken:

Bavel

Belcrum

Blauwe Kei

Boeimeer

Chasse

City

Gageldonk

Ginneken

Heksenwiel

Kesteren

Kievitsloop

Kroeten

Muizenberg

Overakker

Overkroeten

Princenhage

Prinsenbeek

Ruitersbos

Schorsmolen

Sportpark

Teteringen

Ulvenhout

Westerpark

Ypelaar

Zandberg

Behoort bij de Huisvestingsverordening 2005.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 2 Werkingsgebied

Deze verordening is van toepassing op gebouwen bevattende woonruimte. De splitsingsvergunning is dus niet nodig indien een recht op een gebouw dat bijvoorbeeld als kantoor in gebruik is en verbouwd zal worden tot woonruimte, gesplitst wordt in appartementsrechten woonruimte(n) betreffende. Als een pand dat als kantoor in gebruik is wordt gesplitst in appartementsrechten, bestemd voor bewoning, dan zal als regel een bouwvergunning nodig zijn. Bij de behandeling van die aanvraag om bouwvergunning vindt er d.m.v. de toets aan het Bouwbesluit toetsing plaats aan de kwaliteitseisen.

Artikel 3 Vergunningsvereiste

De Huisvestingswet bepaalt in artikel 33 dat een splitsingsvergunning slechts is vereist indien de Huisvestingsverordening dat eist. Deze vergunning wordt verleend door burgemeester en wethouders.

Vindt de splitsing van het recht op een gebouw in appartementsrechten reeds plaats vóórdat de bouw plaatsvindt, dan is er geen sprake van het splitsen van een gebouw en is dus ook geen splitsingsvergunning nodig.

Artikel 4 Aanvraag van een splitsingsvergunning

In dit artikel is geregeld welke stukken bij een aanvraag om een splitsingsvergunning ten minste moeten worden ingediend. Uit de Algemene wet bestuursrecht volgt dat de aanvraag schriftelijk moet worden ingediend. Daarnaast is in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geregeld dat het college een aanvraagformulier kan vaststellen. Als een aanvraagformulier is vastgesteld, dan is de aanvrager verplicht om daarvan gebruik te maken. Indien een aanvraag niet compleet is, dan schrijft de Awb voor dat de aanvrager eerst in de gelegenheid moet worden gesteld om zijn aanvraag te completeren.

Wordt de aanvraag dan niet of onvolledig gecompleteerd, dan kan het college besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen.

Onderdeel f van dit lid handelt over het gebruik. Bedoeld wordt het daadwerkelijke gebruik. Voor de vaststelling van de huurprijs wordt aansluiting gezocht bij de regeling zoals deze is opgenomen in het Besluit huurprijzenwet woonruimte en is gebaseerd op het daarin opgenomen puntenstelsel. Daartoe dient een waarderingsformulier zelfstandige woonruimte te worden ingevuld en bijgevoegd. Aan de hand van het puntensysteem kan dan de redelijke huurprijs worden vastgesteld. Dit formulier kan worden gedownload van de sites van bijvoorbeeld de huurcommissies, de woonbond of het ministerie van VROM.

Naast een taxateur kan ook een makelaar een taxatierapport opmaken. De makelaar kan ook een bouwtechnisch rapport opmaken. In plaats van een makelaar mag ook een deskundig bouwbureau dat technische rapport opmaken. Een bureau wordt geacht deskundig te zijn indien deze ISO gecertificeerd is en/of aangesloten bij een brancheorganisatie (Uneto,Onri e.d.). Ten aanzien van de makelaar of taxateur geldt dat deze moet zijn ingeschreven in het Register Vastgoed Taxateur, het Register Makelaar-Taxateur, hetzij bij de Stichting certificering VBO makelaars. Voor deze eis is gekozen om te waarborgen dat de betreffende makelaar of taxateur aan kwaliteitseisen voldoet, nu de titel makelaar of taxateur niet langer is beschermd en een ieder zich dus makelaar of taxateur mag noemen zonder over bepaalde kwalificaties of kennis te beschikken.

Artikelen 5, 6 en 7 Gronden voor de weigering en aanhouding van een splitsingsvergunning

In het Huisvestingsbesluit zijn de weigeringsgronden voor een splitsingsverordening opgenomen. Uitsluitend de in dat besluit genoemde weigeringsgronden mogen in de Huisvestingsverordening worden opgenomen. De in het Huisvestingsbesluit genoemde weigeringsgronden zijn in deze verordening volledig overgenomen. De genoemde weigeringsgronden hebben betrekking op de indeling van de woonruimte en de staat van onderhoud van het te splitsen gebouw, de belemmering van de stadsvernieuwing en op de samenstelling van de woonruimtevoorraad. Indien de indeling van de woonruimte en de staat van het onderhoud van het desbetreffende gebouw van dien aard is dat moet worden aangeschreven, dan geschiedt deze aanschrijving op grond van de Woningwet. Uit de aanschrijving blijkt met welke artikelen uit het Bouwbesluit strijd bestaat.

Hetgeen hierboven is aangegeven voor de weigeringsgronden geldt mutatis mutandis ook voor het aanhouden van een aanvraag. Ook deze gronden zijn opgenomen in het Huisvestingsbesluit en kunnen eveneens slechts worden toegepast indien deze zijn opgenomen in de Huisvestingsverordening.

Artikel 8 Intrekken van de splitsingsvergunning

De bevoegdheid om een splitsingsvergunning in te trekken is ontleend aan artikel 38 van de Huisvestingswet. Alvorens daartoe wordt overgegaan zal de vergunninghouder op grond van de Awb in de gelegenheid moeten worden gesteld om daarover zijn mening kenbaar te maken. Tegen het intrekkingsbesluit staat vervolgens bezwaar, beroep en hoger beroep open.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Onder zeer bijzondere omstandigheden mogen burgemeester en wethouders ten gunste van de aanvrager afwijken van deze verordening. Indien zij van oordeel zijn dat toepassing van de verordening tot een bijzondere hardheid leidt. Het moge duidelijk zijn dat van dit artikel slechts bij hoge uitzondering gebruik zal worden gemaakt. Het is niet opgenomen om de weigeringsgronden te omzeilen en ook niet om verwijtbaar handelen van de aanvrager, bijvoorbeeld het reeds op voorhand aangaan van contractuele verplichtingen met derden zonder in het bezit te zijn van een splitsingsvergunning, te rechtvaardigen.

Artikel 11 Toezicht

Op de naleving van de verordening wordt toegezien door de op grond van artikel 100 van de Woningwet aangewezen ambtenaren (buitendienst Bouw- en woningtoezicht), alsmede daartoe bepaaldelijk aangewezen toezichthouders. Indien een verordening toezichthouders noemt, dan beschikken die toezichthouders automatisch over een aantal in de Awb genoemde bevoegdheden die zijn toebedeeld aan toezichthouders die hun bevoegdheid ontlenen aan een wettelijk voorschrift.