Regeling vervallen per 01-07-2014

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden 2010

Geldend van 01-07-2014 t/m 30-06-2014

Intitulé

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden 2010

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • De gemeente: de gemeente Breda

  • Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: Het Koninklijk besluit van 22 maart 1994, Stb. 244

  • Vaste vergoeding: een vergoeding voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 2, eerste lid,van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

  • Vaste onkostenvergoeding: een onkostenvergoeding als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

  • Presentiegeld: Een vergoeding als bedoeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

  • Het college: het college van burgemeester en wethouders

  • Raadslid: lid van de gemeenteraad van Breda

  • Griffier: de griffier als bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet

Artikel 2. Bereik

Deze verordening heeft betrekking op de raadsleden van de gemeente Breda en de leden van de door de raad van de gemeente Breda ingestelde commissies als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet.

Paragraaf 2. Vergoeding raadsleden

Artikel 3.

  • 1. Raadsleden ontvangen een vaste vergoeding voor hun werkzaamheden ter grootte van 100% van het ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden maximaal toegelaten bedrag.

  • 2. Raadsleden ontvangen een vaste onkostenvergoeding ter grootte van 100% van het ingevolge artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden maximaal toegelaten bedrag.

  • 3. Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar raadslid is geweest ontvangt de vergoedingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest.

  • 4. De vergoedingen als bedoeld in het eerste en tweede lid worden in maandelijkse termijnen betaald en overgemaakt op een door het raadslid schriftelijk aan de griffier op te geven post- of bankrekeningnummer.

  • 5. De vaste vergoeding en de onkostenvergoeding vangen aan met ingang van de dag van beëdiging van het raadslid.

  • 6. De vaste vergoeding en de onkostenvergoeding eindigen op het tijdstip van beëindiging van het raadslidmaatschap.

Paragraaf 3. Vergoeding fractievoorzitters

Artikel 4.

  • 1. Naast de vergoeding voor de werkzaamheden als raadslid ontvangen de fractievoorzitters voor de duur van hun voorzitterschap per jaar een toelage gelijk aan 1,2% van de vergoeding op jaarbasis en een toelage gelijk aan 0,4% van de vergoeding op jaarbasis voor elk lid dat de fractie buiten de fractievoorzitter telt. De toelagen tezamen bedragen ten hoogste 6,4%.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid stelt de burgemeester vast:

    • a.

      Hoeveel leden een fractie telt;

    • b.

      De duur van het fractievoorzitterschap.

Paragraaf 4. Vergoeding waarneming voorzitterschap raad

Artikel 5.

  • 1. Een raadslid dat op grond van artikel 77 van de Gemeentewet meer dan 30 dagen onafgebroken het voorzitterschap van de gemeenteraad waarneemt, ontvangt voor die waarneming een toeslag van 8% van de in artikel 3 bedoelde vaste vergoeding voor de werkzaamheden over de tijd van de waarneming.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de vaste onkostenvergoeding bedoeld in artikel 3.

  • 3. De vergoeding voor waarneming als bedoeld in het eerste lid wordt in maandelijkse termijnen betaald en overgemaakt op het door het desbetreffende raadslid bij de griffier opgegeven post- of bankrekening nummer als bedoeld in artikel 3, vierde lid.

Paragraaf 5. Vervanging bij ziekte of zwangerschap

Artikel 6.

  • 1. De artikelen 3, 7 tot en met 9, 13 en 14 blijven van overeenkomstige toepassing op het lid van de raad aan wie ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, met dien verstande dat de onkostenvergoeding die het raadslid ontvangt als bedoeld in artikel 3, tweede lid, de helft bedraagt van het bedrag dat op grond van die bepaling van toepassing is.

  • 2. De artikelen 1 tot en met 3, 7 tot en met 10 en 12 zijn van overeenkomstige toepassing op raadsleden die tijdelijk worden benoemd ter vervanging van een raadslid die ingevolge artikel X10 van de Kieswet tijdelijk ontslag heeft verkregen wegens zwangerschap en bevalling of ziekte.

Paragraaf 6. Secundaire voorzieningen

Artikel 7. Tegemoetkoming ziektekostenverzekering

  • 1. Het raadslid ontvangt jaarlijks een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering ten bedrage van het in artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden genoemde bedrag.

  • 2. In het geval een raadslid gedurende een gedeelte van het kalenderjaar lid van de raad is geweest ontvangt hij een tegemoetkoming, als bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest.

  • 3. Het in het eerste lid en tweede lid bedoelde bedrag wordt uitgekeerd in maandelijkse termijnen.

Artikel 8. Invaliditeit en overlijden

  • 1. Op aanvraag van het raadslid wordt de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3, eerste lid, verlaagd in het geval dit raadslid een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.

  • 2. Het college sluit ten laste van de gemeente voor de leden van de gemeenteraad een collectieve ongevallenverzekering met een dekking voor 24 uur en inclusief dekking voor het politiek molest risico.

  • 3. Bij overlijden van een raadslid wordt, indien geen uitkering ingeval overlijden plaatsvindt op basis van de collectieve ongevallenverzekering als bedoeld in het tweede lid, zo spoedig mogelijk na diens overlijden aan de nabestaande met wie het raadslid één huishouden vormde, een bedrag ineens uitgekeerd, gelijk aan de vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid als bedoeld in artikel 3, eerste lid, over een tijdvak van drie maanden.

  • 4. Onder nabestaande van een raadslid als bedoeld in dit artikel wordt verstaan:

    Degene met wie het raadslid was gehuwd c.q. een geregistreerd partnerschap was aangegaan, dan wel zijn of haar levenspartner waarmee langer dan 6 maanden een gezamenlijke huishouding werd gevoerd.

Artikel 9. Samenloop uitkeringen

  • 1. In het geval het raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 3, eerste lid, bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

  • 2. In het geval het raadslid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 3, eerste lid, bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

Artikel 10. Scholing

  • 1. De kosten van deelname van een raadslid aan trainingen, cursussen, congressen, seminars en symposia welke in het gemeentebelang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente.

  • 2. Het raadslid dat wil deelnemen aan een training, cursus, congres, seminar of symposium dat niet door de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe bij de griffier een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als de deelname van belang is in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap. Bij twijfel hieromtrent legt de griffier de aanvraag ter beoordeling voor aan de voorzitter van de raad die beslist..

  • 3. Het totaal van de door een raadslid te declareren bedragen als bedoeld in het tweede lid bedraagt per raadsperiode niet meer dan 1/39e deel van het door de gemeenteraad hiervoor op de begroting in de vorm van een voorziening voor de gehele raadsperiode beschikbaar gestelde bedrag. De aanvraag wordt door de griffier afgewezen voor zover het raadslid daarmee het in de eerste volzin van dit artikel bedoelde bedrag overschrijdt.

  • 4. Het te declareren bedrag door een raadslid die tijdelijk vervangt als bedoeld in artikel X10 van de Kieswet bedraagt per periode dat dit raadslid optreedt als vervangend raadslid niet meer dan 16/52e deel van het in het derde lid bedoelde bedrag.

  • 5. De vergoeding van de in het tweede lid bedoelde kosten vindt plaats door het, uiterlijk binnen twee maanden na de datum waarop de scholing is afgerond, rechtstreekse toezenden aan de griffier door het desbetreffende raadslid van de door hem voor akkoord ondertekende factuur. De motivatie van de aanvraag als bedoeld in het tweede lid vindt plaats door een door de griffier daartoe vastgesteld begeleidingsformulier.

  • 6. De griffier stelt jaarlijks een overzicht op waarin per raadslid wordt vermeld het totaal wat in dat jaar voor scholing aan het raadslid is uitgekeerd en het restant van het voor scholing van het raadslid in die raadsperiode nog beschikbare bedrag en brengt dit overzicht ter kennis van de raadsleden.

Paragraaf 7. Presentiegeld commissieleden

Artikel 11.

  • 1. Leden van commissies als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet die niet tevens raadslid zijn of ambtenaar van de gemeente ontvangen een presentiegeld voor iedere vergadering van de commissie, waarin zij door de raad tot lid zijn benoemd, waaraan het commissielid heeft deelgenomen.

  • 2. Wijkbezoeken, werkbezoeken en andere activiteiten die in commissieverband plaatsvinden, worden aangemerkt als een vergadering als bedoeld in het eerste lid indien deze plaatsvindt op besluit van de raad of de commissie.

  • 3. Het in het eerste lid bedoelde presentiegeld bedraagt 100% van het ingevolge artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden maximaal toegelaten bedrag.

  • 4. Het presentiegeld als bedoeld in het eerste lid wordt maandelijks uitbetaald en overgemaakt op een door het commissielid schriftelijk aan de griffier op te geven post- of bankrekeningnummer. Betaling vindt uitsluitend plaats aan commissieleden niet zijnde raadslid waarvan een getekende verklaring als bedoeld in artikel 6 van het Reglement voor de raadcommissies is ontvangen.

Paragraaf 8. Vergoeding reis en verblijfskosten

Artikel 12.

  • 1. Aan raadsleden en commissieleden vindt vergoeding plaats van reis- en verblijfskosten die zijn gemaakt in verband met in raads- of commissieverband gemaakte reizen buiten het grondgebied van de gemeente door de raad of een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet. Een reis als bedoeld in dit artikel wordt geacht in raadsverband plaats te vinden indien deze plaatsvindt op besluit van de raad of het fractievoorzittersoverleg en in commissieverband indien dit plaatsvindt op besluit van de commissie.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding van de reiskosten betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 3. De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente als bedoeld in het eerste lid worden vergoed.

  • 4. De vergoedingen als bedoeld in het eerste lid worden betaald op declaratiebasis. Het raadslid of commissielid dient daartoe het declaratieformulier uiterlijk binnen twee maanden na de datum waarin de kosten zijn gemaakt volledig ingevuld en ondertekend in bij de griffier onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.

  • 5. Het raadslid of commissielid gebruikt voor de declaratie als bedoeld in het vierde lid een declaratieformulier, waarvan het model is vastgesteld door de griffier.

Paragraaf 9. Spaarloonregeling / levensloopregeling

Artikel 13.

  • 1. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling.

  • 2. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan deelnemen aan de levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964.

  • 3. Deelname aan de spaarloonregeling is niet mogelijk indien het raadslid gebruik maakt van de wettelijke levensloopregeling.

  • 4. Gelet op het bepaalde in artikel 99 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van de gemeente.

Paragraaf 10. Fietsregeling

Artikel 14.

  • 1. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan deelnemen aan de fietsregeling als bedoeld in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001. Naar keuze van het raadslid wordt de raadsvergoeding dan wel de vaste onkostenvergoeding verminderd met de vergoeding voor de fiets als bedoeld in de Uitvoeringsregeling.

  • 2. Gelet op het bepaalde in artikel 99 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van de gemeente.

Paragraaf 11. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 15.

  • 1. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel omtrent de interpretatie is het fractievoorzittersoverleg bevoegd beslissingen te nemen.

  • 2. Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening rechtspositie raads- en commissieleden 2010'.

  • 3. Deze verordening treedt in werking met ingang van 11 februari 2010. Met ingang van deze datum vervalt de Verordening rechtspositie raads- en commissieleden 2007, vastgesteld bij raadsbesluit van 21 juni 2007 en laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 14 februari 2008.

Ondertekening

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 11 februari 2010
, voorzitter.
, griffier.