Regeling vervallen per 01-01-2012

Besluit Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Breda

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2011

Intitulé

Besluit Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Breda

Het College, gelet op de bepalingen van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, besluit vast te stellen het volgende:

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Breda 2007

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder

  • a.

    verordening: de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    persoonsgebonden budget: een geldbedrag als genoemd in artikel 1.1 sub p van de verordening;

  • c.

    financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming als genoemd in artikel 1.1 sub q van de verordening;

  • f.

    primaat van verhuizen: bij aanpassingskosten hoger dan € 7.500,-- wordt als uitgangspunt genomen dat verhuizing naar een geschikte woning de meest adequate en goedkope voorziening is, tenzij er individuele omstandigheden te noemen zijn waardoor verhuizen geen adequate oplossing is;

  • h.

    bruto-inkomen: inkomen zoals bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 450; 2006);

  • i.

    brutonorminkomen: bruto inkomen gerelateerd aan de bijstandsnorm.

Hoofdstuk 2. Persoonsgebonden budgetten, financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 2. Keuzemogelijkheid voor een persoonsgebonden budget of een naturavoorziening

  • 1. De uitzonderingsituaties zoals bedoeld in artikel 3.1 lid 2 van de verordening zijn

    • a.

      een traplift voor een woning die eigendom is van een Bredase woningcorporatie en

    • b.

      roerende woonvoorzieningen, die slechts een relatief korte periode gebruikt gaan worden, m.u.v. de goedkope roerende woonvoorzieningen als een toiletverhoger, een po-stoel, een standaard douchestoel of drempelhulpen;

    • c.

      tilliften.

  • 2. De uitzondering zoals bedoeld in artikel 3.1 lid 4 van de verordening zijn de onroerende woonvoorzieningen m.u.v. trapliften in een woning die eigendom is van een Bredase woningcorporatie.

  • 3. De uitzondering zoals bedoeld in artikel 4.1 sub b van de verordening is de situatie waarbij van tevoren te voorzien is dat de voorziening slechts een korte periode gebruikt gaat worden. In dat geval wordt er een voorziening in natura verstrekt.

  • 4. De nadere regel zoals bedoeld in artikel 5.1 lid 2 van de verordening is de situatie waarbij tevoren te voorzien is dat de voorziening als bedoeld in artikel 5.1 lid 1 sub b onder 1 en 2 van de verordening slechts een korte periode gebruikt gaat worden. In dat geval wordt er een voorziening in natura verstrekt.

Artikel 3. Verstrekken van een nieuw persoonsgebonden budget

  • 1. Op basis van artikel 3.1 lid 6, artikel 4.3 lid 3. en artikel 5.1.lid 2 van de verordening wordt bepaald dat een persoonsgebonden budget voor een voorziening, zoals bedoeld in artikel 3.1. lid 1 sub b en c, artikel 4.1 lid b en artikel 5.1 lid 1 sub c en d, geacht wordt toereikend te zijn voor de aanschaf van een voorziening en het onderhoud daarvan gedurende een redelijke afschrijvingstermijn, zoals aangeven in de toekenningbeschikking waarin het eerdere persoonsgebonden budget is verstrekt.

  • 2. Binnen de in het vorige lid genoemde termijn wordt voor dezelfde voorziening niet tweemaal een persoonsgebonden budget verstrekt.

  • 3. Uitzonderingen op het gestelde in lid 2 zijn situaties waarin de beperkingen van de ondersteuningsvrager dusdanig zijn veranderd dat de reeds verstrekte voorziening niet meer adequaat is en een andere voorziening nodig is, tenzij de voorziening bij normaal gebruik eerder aan vervanging toe is.

  • 4. Als een voorziening na de in het eerste lid van dit artikel bedoelde afschrijvingstermijn nog adequaat is, wordt geen nieuwe voorziening toegekend. Dit geldt ook voor een financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel.

  • 5. Als een voorziening, die aangeschaft is met een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming, niet langer gebruikt wordt door de ondersteuningsvrager moet deze ingeleverd worden bij de gemeente.

Paragraaf 2. Huishoudelijke verzorging

Artikel 4. Persoonsgebonden budget en eigen bijdrage voor huishoudelijke verzorging

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging, zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 sub b van de verordening, is gelijk aan het bedrag zoals opgenomen in bijlage V tabel 1, minus de eigen bijdrage als genoemd in lid 2 van dit artikel.

  • 2. Voor de eigen bijdrage huishoudelijke verzorging zoals genoemd in artikel 2.2 lid 2 van de verordening is bepaald dat:

    • a.

      een eigen bijdrage verschuldigd is van maximaal de kostprijs per uur ontvangen zorg; Ingeval van zorg in natura wordt de kostprijs gelijk gesteld aan het tarief van de zorgaanbieder waarmee binnen de zorg in natura de laagste prijsafspraak is gemaakt.

    • b.

      de eigen bijdrage wordt berekend aan de hand van het bepaalde in het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 450; 2006).

Artikel 5. Gebruikelijke zorg

Met betrekking tot gebruikelijke zorg zoals genoemd in artikel 2.2 lid 3 van de verordening is bepaald dat:

  • 1.

    dit de normale, dagelijkse zorg betreft die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden;

  • 2.

    als een huisgenoot of partner zodanige gezondheidsproblemen heeft dat deze de betreffende taken van gebruikelijke zorg niet kan uitvoeren, wel aanspraak op zorg bestaat;

  • 3.

    als een persoon door het leveren van gebruikelijke zorg overbelast dreigt te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot, op de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke zorg worden gerekend een voorziening kan worden verstrekt;

  • 4.

    iedere volwassen burger verondersteld wordt naast een volledige baan of opleiding een huishouden te kunnen voeren;

  • 5.

    gebruikelijke zorg voor gaat op andere activiteiten van leden van de leefeenheid in het kader van hun maatschappelijke participatie;

  • 6.

    als de huisgenoot van een ondersteuningvrager vanwege zijn/ haar werk fysiek niet aanwezig is hiermee rekening wordt gehouden indien het om een aaneengesloten perioden van ten minste zeven etmalen gaat. De afwezigheid moet dan een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan werk.

  • 7.

    als de ondersteuningsvrager een korte levensverwachting heeft, ter ontlasting van de huisgenoot/ partner afgeweken kan worden van de normering gebruikelijke zorg;

  • 8.

    kinderen tot 5 jaar geen bijdrage leveren aan de huishouding;

  • 9.

    kinderen tussen de 5 en 12 jaar naar hun eigen mogelijkheden worden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, boodschap doen, kleding in de wasmand gooien;

  • 10.

    kinderen vanaf 13 jaar, naast bovengenoemde taken voor een kind van 5 tot 12, hun eigen kamer op orde kunnen houden, d.w.z. rommel opruimen stofzuigen en bed verschonen;

  • 11

    een 18-23 jarige verondersteld wordt een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren, waarbij de volgende taken te onderscheiden zijn: schoonhouden van sanitaire ruimte, keuken en een kamer, de was doen, boodschappen doen, maaltijd verzorgen, afwassen en opruimen, te normeren naar 2 uur uitstelbare, zware huishoudelijke taken en 3 uur lichte, niet uitstelbare huishoudelijke taken per week;

  • 12

    van een volwassen gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze de huishoudelijke taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt. Als in redelijkheid niet (meer) kan worden verondersteld dat een nieuwe taak als het huishouden nog is te trainen of aan te leren, zoals bij ouderen op hoge leeftijd (>75 jaar) kan, indien nodig, hulp voor de zwaar huishoudelijke taken worden geïndiceerd die anders tot de gebruikelijke zorg zouden worden gerekend.

Artikel 6. Controle en uitbetaling persoonsgebonden budget voor huishoudelijk verzorging

Op grond van artikel 2.3 lid 2 van de verordening vindt er geen controle op het uitbetaalde persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging plaats. De uitbetaling van het verstrekte persoonsgebonden budget is vooraf per vier weken.

Paragraaf 3. Woonvoorziening

Artikel 7. Persoonsgebonden budget, drempelbedragen en eigen bijdrage voor een woonvoorziening

  • 1. Een persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in artikel 3.1 lid 1 sub b van de verordening, bedraagt 100% van de noodzakelijke kosten om de beperkingen op het gebied van het normale gebruik van de woning te compenseren zoals bepaald in de toekenningbeschikking.

  • 2. Een persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in artikel 3.1 lid 1 sub c van de verordening, is gelijk aan het bedrag dat het College zou moeten betalen voor de adequaatst goedkoopste naturaverstrekking.

  • 3. De eigen bijdrage voor een woningaanpassing, zoals bedoeld onder artikel 3.1, eerste lid, sub b van de verordening, bedraagt een percentage van de aanpassingskosten, zoals genoemd in het vierde lid van dit artikel.

  • 4. de eigen bijdrage zoals genoemd in lid 3 wordt berekend aan de hand van het bepaalde in het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 450; 2006) en is nooit meer dan 100% van de aanpassingskosten.

  • 5. vervallen

  • 6. vervallen

  • 7. vervallen

  • 8. Als het persoonsgebonden budget betrekking heeft op een aanpassing van een gemeenschappelijke ruimte, als bedoeld in artikel 3.11 van de verordening, zal geen eigen bijdrage in rekening worden gebracht.

  • 9. De administratiekosten, genoemd in artikel 3.1 lid 2 sub k van de verordening, die de verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de ondersteuningsvrager bedragen, voor zover de kosten genoemd in artikel 3.1 lid 3 sub a t/m k van de verordening meer zijn dan € 1000,-, 10% van die kosten, met een maximum van € 350,-, voor zover deze kosten noodzakelijkerwijs optreden.

  • 10. De maximale aanpassingskosten genoemd in artikel 3.14 van de verordening bedragen € 1.000,- .

  • 11 Het bedrag genoemd in artikel 1.1 onder n van de verordening bedraagt € 45.378,-.

  • 12 Het bedrag genoemd in de artikelen 3.4 lid 2, 3.8 leden 1, 2 en 3, in artikel 3.9, in artikel 3.17, artikel 3.19 en in artikel 8.3 lid 3 van de verordening betreft een bedrag van € 7.500,-.

Artikel 8. Controle en betaling persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen

Met betrekking tot het persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in hoofdstuk 3 van de verordening, is bepaald dat:

  • 1.

    als het budget lager is dan € 7.500,- er geen controle plaatsvindt op het persoonsgebonden budget; de betaling is vooraf;

  • 2.

    als het verstrekte persoonsgebonden budget hoger is dan € 7.500,- er volledige controle komt en de betaling in dat geval achteraf is, tenzij aangetoond wordt dat dit financieringsproblemen met zich meebrengt;

  • 3.

    uitzondering op het gestelde in het eerste lid is de onroerende woningaanpassingen, waarbij de ondersteuningsvrager geen eigenaar is van de woning. Bij woningaanpassingen voor een ondersteuningsvrager die huurder is, wordt het toegekende persoonsgebonden budget achteraf betaald aan de woningeigenaar, na controle of de aanpassing goed is aangebracht, voor zover dat niet tot aantoonbare financieringsproblemen leidt;

  • 4.

    het budget in de situatie zoals bedoeld in de artikelen 3.2 lid 2 en 7.3 lid 4 van de Verordening uitbetaald wordt aan de woningeigenaar op grond van artikel 3.1 lid 6 van de Verordening;

  • 5.

    het bedrag, genoemd in artikel 7.3 leden 3 en 4 van de verordening, bedraagt € 7.500,-.

Artikel 9. Financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten

De tegemoetkoming, als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, sub a, van de verordening, bedraagt

  • 1.

    voor de ondersteuningsvrager € 2.145,-;

  • 2.

    voor degene, die ten behoeve van een ondersteuningsvrager een woning vrijmaakt, € 3.575,-.

Paragraaf 4. Vervoer- en verplaatsingsmiddelen

Artikel 10. Persoonsgebonden budget, drempelbedragen en eigen bijdrage voor rolstoelen en vervoersvoorzieningen

Met betrekking tot het persoonsgebonden budget zoals bedoeld in hoofdstuk 4 en 5 van de verordening is bepaald dat:

  • 1.

    een persoonsgebonden budget voor een scootmobiel of een ander vervoermiddel gelijk is aan het bedrag dat het College zou moeten betalen voor de adequaatst goedkoopste naturaverstrekking. Dit komt overeen met 75% van de nieuwwaarde van de voorziening.

  • 2.

    een persoonsgebonden budget voor een rolstoel gelijk is aan het bedrag dat het College zou moeten betalen voor de adequaatst goedkoopste naturaverstrekking. Dit komt overeen met 75% van de nieuwwaarde van de voorziening.

  • 3.

    het te verstrekken persoonsgebonden budget voor rolstoelen en vervoersvoorzieningen mede is bestemd voor aanpassing, onderhoud, reparatie en service van de voorziening;

  • 4.

    de hoogte van het persoonsgebonden budget voor de kosten van onderhoud, reparaties en service voor rolstoelen en vervoersvoorzieningen gelijk is aan de bedragen genoemd in bijlage II van dit besluit;

  • 5.

    de noodzakelijke individuele aanpassingen voor 100% worden vergoed.

Met betrekking tot het verstrekken van een scootmobiel zoals genoemd in hoofdstuk 5 van de verordening is bepaald dat:

  • 6.

    een ondersteuningsvrager voor een scootmobiel in aanmerking kan worden gebracht indien en voor zover deze een eigen bijdrage betaald.

  • 7.

    de eigen bijdrage zoals genoemd in lid 6 wordt berekend aan de hand van het bepaalde in het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 450; 2006).

  • 8.

    de eigen bijdrage zoals genoemd in lid 6 is nooit meer dan de kostprijs van de voorziening.

Artikel 11. Meerkosten

Met betrekking tot de meerkosten zoals bedoeld in hoofdstuk 5 van de verordening is bepaald dat bij verstrekking van en rijwiel bijzondere uitvoering aan een volwassene een aftrek ter bepaling van de meerkosten geldt van € 310,- en bij kinderen van € 200,-.

Artikel 12. Controle en betaling persoonsgebonden budget voor rolstoelen en vervoersvoorzieningen

Met betrekking tot het persoonsgebonden budget zoals bedoeld in hoofdstuk 4 en 5 van de verordening is bepaald dat:

  • 1.

    het bedrag genoemd in de artikelen 4.3 leden 4 en 5, artikel 5.4 leden 3 en 4 en artikel 7.3 lid 6 van de verordening een bedrag betreft van € 3.000,-;

  • 2.

    als het persoonsgebonden budget lager is dan € 3.000,- er geen controle op de uitgave van het persoonsgebonden budget plaatsvindt, de betaling is in dat geval vooraf. Als het een verblijfsrolstoel betreft is wel een selectierapport vereist;

  • 3.

    als het verstrekte persoonsgebonden budget hoger is dan € 3.000,- er volledige controle op de uitgave van het persoonsgebonden budget plaatsvindt, mede op basis van het selectierapport. De betaling is in dat geval achteraf tenzij aangetoond wordt dat dit financieringsproblemen met zich meebrengt.

Artikel 13. Financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel

Met betrekking tot de financiële tegemoetkoming, zoals bedoeld in artikel 4.1 sub c van de verordening, is bepaald dat:

  • 1.

    de financiële tegemoetkoming voor de aanschaf en het onderhoud van een handbewogen sportrolstoel € 1.954,- bedraagt;

  • 2.

    deze voorziening slechts een keer in de drie jaar wordt verstrekt;

  • 3.

    voor de kosten van een aanpassing een maximaal bedrag van € 450,- beschikbaar is;

  • 4.

    als vanwege medische redenen binnen drie jaar opnieuw een vergoeding voor een sportrolstoel wordt aangevraagd deze verstrekt kan worden minus het bedrag van de restwaarde van de eerder verstrekte rolstoel;

  • 5.

    na drie jaar de ondersteuningsvrager in aanmerking kan komen voor een jaarlijkse tegemoetkoming in de onderhoudskosten gelijk aan het in bijlage II genoemde bedrag;

Artikel 14. Betaling deeltaxivervoer

Met betrekking tot het collectief systeem artikel 5.1 lid 1 sub a van de verordening is bepaald dat:

  • 1.

    de ondersteuningsvrager een betaling verschuldigd is voor het vervoer met de deeltaxi, waarbij het tarief gebaseerd is op het reizigerstarief van het openbaar vervoer;

  • 2.

    de betaling van de ondersteuningsvrager door de vervoerder in ontvangst wordt genomen, in naam en voor rekening van de gemeente die het vervoer aanbiedt.

Artikel 15. Persoonsgebonden budget voor vervoerskosten

  • 1. Met betrekking tot het persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in artikel 5.1 eerste lid sub c onder sub 4 van de verordening, is bepaald dat:

    • a.

      rekening wordt gehouden met de individuele vervoersbehoefte van de ondersteuningsvrager;

    • b.

      bij de berekening van het persoonsgebonden budget een bedrag van € 0,45 per kilometer voor vervoer met de eigen auto gerekend wordt, minus de betaling die een ondersteuningsvrager verschuldigd is die gebruik maakt van de deeltaxi;

    • c.

      Bij de berekening van het persoonsgebonden budget een bedrag van € 2,20 per kilometer voor vervoer met de reguliere taxi gerekend wordt, minus de betaling die een ondersteuningsvrager verschuldigd is die gebruik maakt van de deeltaxi. Hierbij wordt rekening gehouden met een starttarief van € 5,38.

  • 2. Met betrekking tot het persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in artikel 5.1 eerste lid onder c, sub 5 van de verordening is bepaald dat:

    • a.

      rekening wordt gehouden met de individuele vervoersbehoefte van de ondersteuningsvrager;

    • b.

      bij de berekening van het persoonsgebonden budget een bedrag van € 2,51 per kilometer gerekend wordt, minus de betaling die een ondersteuningsvrager verschuldigd is die gebruik maakt van de deeltaxi, waarbij rekening wordt gehouden met een starttarief van € 8,65.

  • 3. Bij een bruto-inkomen hoger dan 1,5 maal het brutonorminkomen is er geen recht op een persoonsgebonden budget voor vervoerskosten.

Artikel 16 persoonsgebonden budget en eigen bijdrage voor autoaanpassing

  • 1.

    Een persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in artikel 5.1 lid 1 sub c van de verordening, bedraagt 100% van de noodzakelijke kosten om de beperkingen op het gebied van het lokaal verplaatsen per vervoermiddel te compenseren, zoals bepaald in de toekenningbeschikking.

  • 2.

    De eigen bijdrage voor een autoaanpassing, als bedoeld onder artikel 5.1, eerste lid, sub c onder 1 van de verordening, bedraagt een percentage van de aanpassingskosten, zoals genoemd in het derde lid van dit artikel.

  • 3.

    De eigen bijdrage bedraagt maximaal:

    • a.

      0 % van de aanpassingskosten als het bruto-inkomen niet meer bedraagt dan 1,5 maal het brutonorminkomen;

    • b.

      20% van de aanpassingskosten als het bruto-inkomen gelegen is tussen 1,5 maal het bruto-norminkomen en 2 maal het brutonorminkomen;

    • c.

      40% van de aanpassingskosten als het bruto-inkomen gelegen is tussen 2 maal het bruto-norminkomen en 2,5 maal het brutonorminkomen;

    • d.

      50% van de aanpassingskosten als het inkomen gelijk is of meer bedraagt dan 2,5 maal het brutonorminkomen.

  • 4.

    Bij de bepaling van de eigen bijdrage wordt rekening gehouden met het brutoverzamelinkomen, leeftijd en de samenstelling van de huishouding.

  • 5.

    De eigen bijdrage mag de draagkracht zoals opgenomen in tabel Ib niet te boven gaan.

    • 6.

      Het aantal periodes waarin een eigen bijdrage geheven wordt is gelijk aan het quotiënt van de maximum eigen bijdrage zoals bepaald in dit artikel en de maximum eigen bijdrage per periode zoals bepaald in bijlage Ia.

Artikel 17. Persoonlijke omstandigheden

Gelet op het bepaalde in artikel 5.2, tweede lid, sub a, van de verordening, wordt een vervoersvoorziening in de vorm van collectief vervoer niet adequaat geacht, als de belanghebbende beschikt over een eigen auto en

  • 1.

    deze auto voorziet in de vervoersbehoefte op korte afstand, bij afwezigheid waarvan een vervoershulpmiddel geïndiceerd zou zijn of

  • 2.

    deze auto dient als vervoershulpmiddel voor ondersteuningvragende kinderen tot 12 jaar of

  • 3.

    een persoonsgebonden budget voor het gebruik van de eigen auto voor de volledige vervoersbehoefte om een andere reden als de adequaatst goedkoopste voorziening wordt aangemerkt.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 18. Overgangsbepaling

Zolang toepassing van de artikelen 7 leden 3 t/m 6 en artikel 16 leden 2 t/m 5 niet mogelijk is omdat de uitvoering niet ondersteund wordt door het CAK, wordt de eigen bijdrage berekend volgens de wijze zoals dat onder de Wet voorzieningen gehandicapten op 31-12-2006 bepaald was in de verordening voorzieningen gehandicapten Gemeente Breda 2002 en het daarbij behorende Besluit voorzieningen gehandicapten.

Artikel 19. Citeertitel en inwerkingtreding.

Dit besluit kan worden aangehaald als het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Breda en treedt in werking op 1 januari 2007.

Bijlage Ia: Maximale eigen bijdrage per periode (van 4 weken):

ongehuwd

ongehuwd

gehuwd

gehuwd

leeftijd

65

< 65

65

< 65

Inkomen

≤ € 15,838

€ 17,80

€ 17,80

€ 25,40

€ 25,40

€ 15.838,00

€ 17,80

€ 17,80

€ 25,40

€ 25,40

€ 16.000,00

€ 19,67

€ 17,80

€ 25,40

€ 25,40

€ 17.000,00

€ 31,21

€ 17,80

€ 25,40

€ 25,40

€ 18.000,00

€ 42,75

€ 17,80

€ 25,40

€ 25,40

€ 19.000,00

€ 54,28

€ 17,80

€ 25,40

€ 25,40

€ 20.000,00

€ 65,82

€ 17,80

€ 25,40

€ 25,40

€ 21.000,00

€ 77,36

€ 17,80

€ 25,40

€ 25,40

€ 22.000,00

€ 88,90

€ 17,80

€ 25,40

€ 25,40

€ 22.100,00

€ 90,05

€ 17,80

€ 25,40

€ 25,40

€ 22.636,00

€ 96,24

€ 17,80

€ 31,58

€ 25,40

€ 23.000,00

€ 100,44

€ 22,00

€ 35,78

€ 25,40

€ 24.000,00

€ 111,98

€ 33,54

€ 47,32

€ 25,40

€ 25.000,00

€ 123,52

€ 45,08

€ 58,86

€ 25,40

€ 26.000,00

€ 135,05

€ 56,62

€ 70,40

€ 25,40

€ 27.000,00

€ 146,59

€ 68,15

€ 81,94

€ 25,40

€ 27.902,00

€ 157,00

€ 78,56

€ 92,35

€ 25,40

€ 28.000,00

€ 158,13

€ 79,69

€ 93,48

€ 26,53

€ 29.000,00

€ 169,67

€ 91,23

€ 105,02

€ 38,07

€ 30.000,00

€ 181,21

€ 102,77

€ 116,55

€ 49,61

€ 35.000,00

€ 238,90

€ 160,46

€ 174,25

€ 107,30

€ 40.000,00

€ 296,59

€ 218,15

€ 231,94

€ 164,99

€ 45.000,00

€ 354,28

€ 275,85

€ 289,63

€ 222,68

€ 50.000,00

€ 411,98

€ 333,54

€ 347,32

€ 280,38

€ 55.000,00

€ 469,67

€ 391,23

€ 405,02

€ 338,07

Berekening maximale eigen bijdrage per periode van vier weken*:

  • -

    Ongehuwd ≥ 65: (bruto-inkomen - € 15.838,-)/13 x 15% + € 17,80

  • -

    Ongehuwd < 65: (bruto-inkomen - € 22.636,-)/13 x 15% + € 17,80

  • -

    Gehuwd en beide ≥ 65: (brutoverzamelinkomen - € 22.100,)/13x15%+ € 25,40

  • -

    Gehuwd en beide of een van beide < 65: (brutoverzamelinkomen - € 27.902,-)/13x15%+ € 25,40

* Als de ondersteuningsvrager voor meerdere voorzieningen een eigen bijdrage moet betalen mag de totale eigen bijdrage per periode van 4 weken niet meer bedragen dan de bijdrage zoals opgenomen in bovenstaande tabel.

Bijlage Ib: Draagkracht bij woningaanpassing of autoaanpassing

Deze tabel wordt ingevoegd zodra de rekenwijze van het CAK voor woningaanpassingen en autoaanpassingen bekend is. Zie ook artikel 18.

Bijlage II

Persoonsgebonden budget voor onderhoud, service en reparatie *

Voorziening

All-in Onderhoud

per jaar exclusief btw

All-in Onderhoud

per jaar inclusief btw

1

Rolstoelen voor incidenteel gebruik

€ 60,00

€ 71,40

2

Rolstoelen voor semi-permanent gebruik

€ 85,00

€ 101,15

3

Rolstoelen voor permanent gebruik (kantel)

€ 90,00

€ 107,10

4

Rolstoelen voor permanent gebruik (actief)

€ 90,00

€ 107,10

5

Elektrische rolstoelen (binnen; inclusief WA-verzekering)

€ 410,00

€ 487,90

6

Elektrische rolstoelen (binnen – buiten; inclusief WA-verzekering)

€ 410,00

€ 487,90

7

Elektrische rolstoelen (buiten; inclusief WA-verzekering)

€ 410,00

€ 487,90

8

Driewielers fietsen (zonder hulp aandrijving)

€ 90,00

€ 107,10

9

Kinderrol (-stoel) voorzieningen (permanent)

€ 235,00

€ 279,65

10

Kinderrol (-stoel) voorzieningen (elektrisch)

€ 525,00

€ 624,75

11

Scootmobielen (inclusief WA-verzekering)

€ 350,00

€ 416,50

* Het eerste jaar van de verstrekking is het garantiejaar en komt om die reden niet voor onderhoud en reparatie in aanmerking.

Financiële tegemoetkoming voor onderhoud, service en reparatie

Voorziening

All-in Onderhoud

per jaar exclusief btw

All-in Onderhoud

per jaar inclusief btw

1

Sportrolstoel

€ 133.05

€ 158,33

Bijlage III Maximale vergoeding van kosten van onderhoud, keuring en repara­tie ingevol­ge artikel 3.1, eerste lid, onder d van de verordening

Alleen de werkelijk gemaakte kosten (met een maximum van de in de tabel genoemde bedragen) van keuring, onderhoud en reparatie aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een persoonsgebonden budget of naturavoorziening.

a) stoelliften

b) rolstoel- of sta-plateauliften

c) woonhuisliften

d) hefplateauliften

e) balansliften

f) de mechanische inrichting (voor het verstellen van een in hoogte verstel­baar keuken­blok, bad of wastafel)

g) elektromechanische openings- en sluitingsmechanisme van deuren.

De maximale vergoeding van kosten voor onderhoud en keuring van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen bedraagt:1

Keuring van liften

Beginkeuring

Kosten excl. btw

Frequentie

Kosten excl. btw

Stoelliften

ja

€ 270,--

1 x per 4 jr.

€ 197,--

Rolstoel-plateauliften

ja

€ 270,--

1 x per 4 jr.

€ 197,--

Sta-plateauliften

ja

€ 270,--

1 x per 4 jr.

€ 197,--

Woonhuisliften

ja

€ 418,--

1 x per 1,5 jr.

€ 240,--

Heplateauliften

ja

€ 424,--

1 x per 1,5 jr.

€ 244,--

Balansliften

ja

n.v.t.

1 x per 1,5 jr.

€ 70,--

Voetnoot: In de bovengenoemde bedragen zijn opgenomen de kosten voor de keuring door het Liftinstituut (50%), alsmede de kosten van de noodzakelij­ke assistentie door de onderhoudsfirma (eveneens 50%).

Onderhoud van

Frequentie periodiek onderhoud

Kosten excl. btw

Stoelliften

1 x per jaar

€ 136,--

Rolstoel-plateauliften

1 x per jaar

€ 136,--

Sta-plateauliften

1 x per jaar

€ 136,--

Woonhuisliften

2 x per jaar

€ 170,--

Heplateauliften

2 x per jaar

€ 136,--

Balansliften

1 x per jaar

€ 136,--

Voetnoot: Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:

- 50% voor installaties geplaatst buiten de woning;

- 50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen;

- 50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbe­veili­ging resp. elek­trisch­ wegklap­bare raildelen.

1 De bedragen worden jaarlijks in overeenstemming met de prijsontwikke­ling aangepast.

Bijlage IV Aantal m2 waarvoor een persoonsgebonden budget kan worden gege­ven ingevol­ge artikel 3.10 van de verordening 'het verwerven van grond'

Ingevolge artikel 3.10 van de verordening is het mogelijk om een persoonsgebonden budget te verstrekken voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbrei­ding van een bepaald vertrek als dit op grond van ergonomische beperkin­gen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m2 wat voor een persoonsgebonden budget in aanmerking komt, is per vertrek (zie onderstaande tabel) gemaxi­maliseerd.

1a. Aantal m2 waarvoor ten hoogste een persoonsgebonden budget kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning. Het persoonsgebonden budget kan alleen worden verleend voor het aantal m2 van de aanbouw of uitbreiding die als een voorziening wordt verstrekt. Bovendien komt het in de tweede kolom genoemde aantal m2 slechts voor een persoonsgebonden budget in aanmerking voor zover de desbetreffende ruimte hierdoor het aantal m2 in de eerste kolom niet overschrijdt.

aantal m2 waarvoor ten hoogste een persoonsgebonden budget wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek

aantal m2 waarvoor ten hoogste een persoonsgebonden budget wordt verleend in geval van uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek

soort vertrek

woonkamer

30

6

keuken

10

4

eenpersoons slaapkamer

10

4

tweepersoons slaapkamer

18

4

toiletruimte

2

1

badkamer

- wastafelruimte

2

1

- doucheruimte

3

2

entree/gang/hal

5

2

berging

6

4

Bijlage V Activiteiten, klassen en tijdnormering huishoudelijke verzorging

Het persoonsgebonden budget (pgb) voor huishoudelijke verzorging wordt uitbetaald op basis van geïndiceerde uren. De volgende uurtarieven worden hierbij onderscheiden:

Tabel 1:

Persoonsgebonden budget per uur voor zorg geleverd via de alfacheque

€ 12,80

Persoonsgebonden budget per uur bedoeld voor zorg geleverd door een alfahulp (HV1) en pgb voor HV1 die niet wordt afgenomen van een professionele organisatie

€ 12,80

Persoonsgebonden budget per uur HV1 die wordt afgenomen van een professionele organisatie

€ 18,40

Persoonsgebonden budget per uur HV2

€ 18,40

De huishoudelijke verzorging in natura wordt geïndiceerd op basis van de noodzakelijke uren en minuten.

Voor de huishoudelijke verzorging is een indeling in activiteiten te maken

Huishoudelijke verzorging

Aard van de activiteiten

Activiteiten

Personeel

Huishoudelijke werkzaamheden

Boodschappen doen

HV1

Broodmaaltijd bereiden

Warme maaltijd bereiden

Licht huishoudelijk werk

Zwaar huishoudelijk werk

De was doen

Huishoudelijke spullen in orde houden

Organisatie van het huishouden

Anderen helpen in huis met zelfverzorging

HV2

Anderen helpen in huis bij bereiden maaltijd

HV2

Dagelijkse organisatie van het huishouden

HV2

Hulp bij ontregelde huishouding i.v.m. psychische stoornis

Advies, instructie, voorlichting

HV2

Naast de indeling in activiteiten is er ook een tijdnormering huishoudelijke verzorging.

De tijdnormering is indicatief. Er moet altijd een individuele afweging gemaakt worden. Als er reden is om af te wijken van de normering kan dat, mits onderbouwd, altijd.

HV alleenstaande (seniorenwoning/flat)

Nr.

Activiteiten

Minuten

Uren

1.1

Boodschappen doen voor het dagelijks leven

60 p week

1u

1.2

Broodmaaltijd bereiden

15 p keer

1u45

1.3

Warme maaltijd bereiden

30 p keer

3u30

1.4

Licht huishoudelijk werk (kamers opruimen etc.)

60 p week

1u

1.5

Zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen etc.)

90 p week

1u30

1.6

De was doen (kleding/linnengoed wassen)

60 p week

1u

1.7

Huishoudelijke spullen in orde houden

-

-

Veel voorkomende combinaties

Minuten

Uren

1.4 + 1.5

Licht + zwaar

150

2u30

1.4 + 1.6

Licht + was

120

2u

1.5 + 1.6

Zwaar + was

150

2u30

1.4 + 1.5 + 1.6

Licht + zwaar + was

210

3u30

1.2 + 1.4 + 1.5 + 1.6

Brood (7x) + licht + zwaar + was

315

5u15

HV alleenstaande (eengezinswoning)

Nr.

Activiteiten

Minuten

Uren

1.1

Boodschappen doen voor het dagelijks leven

60 p week

1u

1.2

Broodmaaltijd bereiden

15 p keer

1u45

1.3

Warme maaltijd bereiden

30 p keer

3u30

1.4

Licht huishoudelijk werk (kamers opruimen etc.)

60 p week

1u

1.5

Zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen etc.)

180 p week

3u

1.6

De was doen (kleding/linnengoed wassen)

60 p week

1u

1.7

Huishoudelijke spullen in orde houden

-

-

Veel voorkomende combinaties

Minuten

Uren

1.4 + 1.5

Licht + zwaar

240

4u

1.4 + 1.6

Licht + was

180

3u

1.5 + 1.6

Zwaar + was

240

4u

1.4 + 1.5 + 1.6

Licht + zwaar + was

300

5u

1.2 + 1.4 + 1.5 + 1.6

Brood (7x) + licht + zwaar + was

405

6u45

HV twee- of meerpersoonshuishouden (woonsituatie niet van belang)

Nr.

Activiteiten

Minuten

Uren

1.1

Boodschappen doen voor het dagelijks leven

60 p week (evt + )

1u

1.2

Broodmaaltijd bereiden

15 p keer (evt + )

1u45

1.3

Warme maaltijd bereiden

30 p keer (evt + )

3u30

1.4

Licht huishoudelijk werk (kamers opruimen etc.)

90 p week (evt + )

1u30

1.5

Zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen etc.)

180 p week (evt + )

3u

1.6

De was doen (kleding/linnengoed wassen)

90 p week (evt + )

1u30

1.7

Huishoudelijke spullen in orde houden

-

-

Veel voorkomende combinaties

Minuten

Uren

1.4 + 1.5

Licht + zwaar

270

4u30

1.4 + 1.6

Licht + was

180

3u

1.5 + 1.6

Zwaar + was

270

4u30

1.4 + 1.5 + 1.6

Licht + zwaar + was

360

6u

1.2 + 1.4 + 1.5 + 1.6

Brood (7x) + licht + zwaar + was

465

7u45

'evt. +’ houdt in, dat extra tijd geïndiceerd kan worden bij grotere leefeenheden, aanwezigheid kleine kinderen, extra bewassing, etc.

HV overige activiteiten alleenstaande/twee- of meerpersoonsleefeenheden

Nr.

Activiteiten

Minuten

Uren

2.1

Anderen helpen in huis met zelfverzorging

Tot max 40 uur per week

1u

2.2

Anderen helpen in huis bij bereiden maaltijd

Tot max 40 uur per week

1u45

2.3

Dagelijkse organisatie van het huishouden

30 p week

3u30

3.1

Advies, instructie, voorlichting *

30 p keer (max 3 keer p week, 6 weken)

1u30

* Als het gaat om het aanleren van het huishouden, dan geen tijd indiceren, maar aan te leren activiteiten indiceren in tijd en aangeven dat het om aanleren van die activiteiten gaat.

Normtijden:

Bij de bepaling van de omvang van de indicatie worden de onderstaande normen gehanteerd.

  • a.

    De tijd waarmee de huishoudelijke verzorging wordt geïndiceerd is noodzakelijk en niet meer dan nodig om verantwoorde huishoudelijke zorg (op het gebied van hygiëne, voeding en dergelijke) te bieden in de directe leefruimten van de verzekerde.

  • b.

    De normtijden zijn gebaseerd op ‘normale’ huishoudens. Als er sprake is van bijvoorbeeld medische of praktische problematiek bij de verzekerde en/of zijn huishouden, zoals dieet, (ernstige) vervuiling van het huis, incontinentie, speekselvloed, overmatige transpiratie, allergie, COPD en dergelijke, wordt aanvullend op de basisminuten extra tijd berekend.

  • c.

    Het is niet mogelijk om extra tijd te berekenen vanwege de persoonlijke voorkeur van de ondersteuningsvrager zonder dat daar een noodzaak voor is.

Factoren meer/ minder huishoudelijke hulp:

1.1. Boodschappen doen

Activiteiten: Boodschappenlijst samenstellen

Boodschappen inkopen en opslaan - wekelijks

Factoren meer/minder hulp

Als het gezin/leefeenheid bestaat uit meer dan 4 personen, en/of er zijn kinderen jonger dan 12 jaar, dan kan er een indicatie gesteld worden voor twee keer per week boodschappen; + 30 minuten, wanneer de afstand tot de winkels groot is.

1.2 + 1.3 Broodmaaltijd bereiden en warme maaltijd bereiden

Activiteiten: Broodmaaltijd klaarzetten

Tafel dekken en afruimen

Koffie/thee zetten

Afwassen (machine – handmatig)

Eten bereiden - voorbereiden

- koken

Opslaan en beheer levensmiddelenvoorraad

Afwassen en opruimen

Factoren meer/ minder hulp

Aanwezigheid kinderen jonger dan 12 jaar: + 20 minuten per keer.

1.4 Licht huishoudelijk werk

Activiteiten: Afwassen, als er geen indicatie is voor maaltijdvoorbereiding, handmatig 15-30 min per keer

Machine in- en uitruimen: 10 minuten per keer

Hand- en spandiensten

Opruimen: totaal dagelijkse beurt interieur is afhankelijk van de grootte van de woning en de specifieke kenmerken van het gezin/leefeenheid: 15 tot 40 minuten per keer.

Stof afnemen/ragen

Bedden opmaken

Factoren meer/ minder hulp

  • -

    Persoonsgebonden problematiek/ communicatieproblemen

  • -

    Aantal kinderen onder de 12 jaar

  • -

    Huisdieren (bij allergie eerst sanering)

  • -

    Allergie voor huisstofmijt, COPD: in gesaneerde woning

  • -

    Ernstige beperkingen in gebruik van armen en handen

  • -

    Alleen de kamers die in gebruik zijn, worden schoongehouden. Voor een cliënt zonder kinderen max.

20 minuten per keer, voor een cliënt met kinderen jonger dan 12 jaar maximaal 30 minuten per keer

Frequentie: in principe maximaal 3 maal per week 20-30 minuten

1.5 Zwaar huishoudelijk werk

De hoeveelheid ondersteuning is meer afhankelijk van de grootte en inrichting van de woning, dan van de aanwezigheid van een extra persoon.

Activiteiten: Stofzuigen

Schrobben, dweilen, soppen: sanitair en keuken

Beden opmaken/ verschonen

Opruimen huishoudelijk afval

Hier worden de wekelijkse activiteiten bedoeld.

Factoren meer/ minder hulp:

In grote woningen met veel bewoners, meer vervuiling, COPD-problematiek (na sanering) of aanwezigheid van jonge kinderen kan een hogere klasse vastgesteld worden. Verzorgen van huisdieren is bespreekbaar.

1.6 De was doen

Activiteiten: Kleding en linnengoed sorteren en wassen in wasmachine

Centrifugeren, ophangen, afhalen.

Was drogen in droogmachine

Vouwen, strijken (alleen bovenkleding), opbergen

Ophangen, afhalen wasgoed.

Factoren meer/minder hulp:

- Aantal kinderen jonger dan 16 jaar: + 30 minuten per kind per week

- Bedlegerige patiënten: + 30 minuten

- extra wassen i.v.m. overmatige transpiratie, incontinentie, speekselverlies enz.: + 30 minuten

Frequentie: eenmaal per week, huishoudens met kleine kinderen maximaal 3 keer per week.

2.1 en 2.2 Opvang en/of verzorging van kinderen/volwassen huisgenoten (anderen helpen met zelfverzorging) en anderen helpen bij het bereiden van maaltijden

Activiteiten: Wassen en aankleden

Hulp bij eten en/of drinken

Maaltijden voorbereiden

Sfeer scheppen, spelen

Opvoedingsactiviteiten

Factoren meer/minder hulp:

- Aantal kinderen

- Leeftijd kinderen

- Gezondheidssituatie/ functioneren kinderen/huisgenoten

- Aanwezigheid gedragsproblematiek

- Samenvallende activiteiten

Klasse is afhankelijk van de situatie, indien kinderen jonger zijn dan 6 jaar gecombineerd met HV-activiteiten tot maximaal 40 uur per week.

2.3 Dagelijkse organisatie van het huishouden

Activiteiten: Administratieve werkzaamheden t.b.v. de klant (alleen in combinatie met andere

huishoudelijke activiteiten, valt bij beperkt regelvermogen onder ondersteunende

begeleiding).

Organisatie huishoudelijke activiteiten

Plannen en beheren van middelen m.b.t. het huishouden

Factoren meer/minder hulp:

- Communicatieproblemen

- Aantal huisgenoten, vooral kinderen jonger dan 16

- (Psychosociale) problematiek bij meerdere gezinsleden

Frequentie: 1 keer per week klasse 1-2.

3.1 Advies, instructie, voorlichting, gericht op het huishouden

Activiteiten: Instructie omgaan met hulpmiddelen

Instructie licht huishoudelijk werk

Instructie textielverzorging

  • -

    boodschappen doen

  • -

    koken

Factoren meer/minder hulp:

Communicatieproblemen

Frequentie: 3 keer per week maximaal 6 weken