Regeling vervallen per 19-02-2016

Buitenruimte en Afval Binnenstad Breda 2000

Geldend van 19-02-2016 t/m 18-02-2016

Intitulé

Buitenruimte en Afval Binnenstad Breda 2000

De raad van de gemeente Breda;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders en met overname van de daarin vermelde overwegingen;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit:

  • 1.

    De volgende verordening "Buitenruimte en Afval Binnenstad Breda 2000" met bijbehorende toelichting vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    afvalstoffen:

    alle stoffen, preparaten of andere producten waarvan de houder - met het oog op de verwijdering daarvan - zich ontdoet, voornemens is zicht te ontdoen of zich moet ontdoen.

  • b.

    huishoudelijke afvalstoffen:

    afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, autowrakken daaronder niet begrepen, behoudens voor zover het afgegeven of ingezamelde bestanddelen van de afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen.

  • c.

    bedrijfsafvalstoffen:

    afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen, autowrakken of gevaarlijke afvalstoffen.

  • d.

    bedrijven:

    organisaties en instellingen, niet zijnde particuliere huishoudens.

  • e.

    inzamelmiddelen:

    Een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd hulp- en/of bewaarmiddel:

    • 1.

      minicontainer:

      Een container voorzien van deksel en een inhoud tot 360 liter, bestemd als bewaarmiddel voor afval, waarin de afvalstoffen ter inzameling worden aangeboden.

    • 2.

      rolcontainer:

      Een verrijdbare container voorzien van 4 wielen en afsluitbare deksel met een inhoud vanaf 500 liter, bestemd als bewaarmiddel voor afval, waarin de bedrijfsafvalstoffen ter inzameling worden aangeboden.

    • 3.

      vuilniszak:

      een kunststof zak met een inhoud tot 40 liter, waarin afvalstoffen ter inzameling worden aangeboden.

    • 4.

      overige voor de afvalstoffen bestemde hulp- en of bewaarmiddelen waarin de afvalstoffen ter inzameling worden aangeboden.

  • f.

    weg:

    • 1.

      alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, die tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

    • 2.

      de - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen, ijsvlakten en aanlegplaatsen voor vaartuigen;

    • 3.

      de voor het publiek toegankelijke stoepen, trappen, portieken, gangen en galerijen, welke uitsluitend tot voor bewoning in gebruik zijnde ruimte toegang geven en niet afsluitbaar zijn;

    • 4.

      andere voor het publiek toegankelijke, al dan niet afsluitbare stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen; de afsluitbare alleen gedurende de tijd dat zij niet door of vanwege degene die daartoe naar burgerlijke recht bevoegd is, zijn afgesloten.

  • g.

    evenement:

    • 1.

      elk voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzonder van:

      • -

        bioscoopvoorstellingen als bedoel in de Wet op de filmvertoningen;

      • -

        markten als bedoeld in artikel 151 van de Gemeentewet;

      • -

        kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

      • -

        betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    • 2.

      een herdenkingsplechtigheid.

    • 3.

      een voor het publiek toegankelijke verrichting op het gebied van kunst, ontwikkeling, ontspanning, vertoning, vermaak, plechtighed, tentoonstelling, festiviteit, cultuur, sport of promotie die éénmaal per jaar wordt gehouden, speciaal is georganiseerd, een unieke formule kent en voor de stad een regionale, landelijke of internationale uitstraling kent.

Artikel 2 Geldingsgebied

  • 1. De bepalingen van deze verordening gelden in het gebied van het historische stadshart van Breda, zoals dat is aangegeven in de bij de onderhavige verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart nummer 1.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in het kader van een doelmatige inzameling nadere plaatsen aanwijzen waarop de bepalingen van deze verordening eveneens van toepassing zijn.

Hoofdstuk 2 Plaatsen afvalstoffen en inzamelmiddelen

Artikel 3 Verbod voor plaatsen op de weg

  • 1. Het is verboden de weg of een weggedeelte te gebruiken voor het plaatsen van afvalstoffen en/of inzamelmiddelen zoals omschreven in artikel 1e onder 1, 3 en 4.

  • 2. Het in het eerste lid gesteld verbod geldt niet ten aanzien van:

    • a.

      wit- en bruingoed, snoeihout en grof restafval afkomstig uit particuliere huishoudens dat door de inzameldienst op afroep wordt ingezameld met inachtneming van de op basis van artikel 3.6 van de Afvalstoffenverordening Breda 2000 gestelde aanbiedregels.

    • b.

      overige door burgemeester en wethouders aangewezen bestanddelen van grof huishoudelijke afval die door de inzameldienst op afroep worden ingezameld.

    • c.

      inzamelmiddelen ten behoeve van collectief en/of publiek gebruik.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet op de plaats die is aangewezen van het houden van een door de gemeenteraad of krachtens delegatie door burgemeester en wethouders ingestelde markt of van een door burgemeester en wethouders of burgemeester toegestaan evenement, zulks gedurende de tijden dat de markt of het evenement gehouden wordt en voor zover het handelt om afvalstoffen die afkomstig zijn van de markt of het evenement of inzamelmiddelen ten behoeve van de inzameling van deze afvalstoffen.

Hoofdstuk 3 Plaatsen rolcontainers

Artikel 4 Verbod voor plaatsen

  • 1. Het is verboden zonder ontheffing van burgemeester en wethouders de weg of een weggedeelte te gebruiken voor het plaatsen van inzamelmiddelen zoals beschreven in artikel 1e onder 2.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid geld niet op de plaats die is aangewezen van het houden van een door de gemeenteraad of krachtens delegatie door burgemeester en wethouders ingestelde markt of van een door burgemeester en wethouders of burgemeester toegestaan evenement, zulks gedurende de tijden dat de markt of het evenement gehouden wordt en voorzover de inzamelmiddelen worden gebruikt voor het afval dat afkomstig is van de markt of het evenement.

Artikel 5 Ontheffing

  • 1. Een ontheffing moet worden geweigerd indien vaststaat dat het plaatsen van inzamelmiddelen, zoals beschreven in artikel 1e onder 2 , anders dan op e weg, naar het oordeel van burgemeester en wethouders redelijkerwijs mogelijk is.

  • 2. Een ontheffing kan worden geweigerd, dan wel onder beperking of voorschriften worden verleend, onder meer in het belang van:

    • -

      bruikbaarheid van de weg:

    • -

      verkeersvrijheid en -veiligheid;

    • -

      redelijke eisen van welstand;

    • -

      het voorkomen van overlast voor de omgeving.

  • 3. Alvorens op de aanvraag voor een ontheffing te beslissen, kunnen burgemeester en wethouders advies vragen aan de commissie Welstand, Architectuur en Monumenten.

Artikel 6 Wijziging of intrekking ontheffing

  • 1. Een voor het bedrijf verleende ontheffing als bedoeld in artikel 4 lid 1 geldt voor eenieder die het bedrijf exploiteert. Deze draagt ervoor zorg dat de aan de ontheffing verbonden beperkingen of voorschriften worden nageleefd.

  • 2. Een ontheffing kan worden gewijzigd of ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      op basis van gewijzigde omstandigheden of inzichten, opgetreden na het tijdstip van verlenen van de ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan het onderhavige ontheffingen stelsel is ingesteld.

    • c.

      de aan de ontheffing gestelde voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nagekomen.

    • d.

      van de ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen gegeven of redelijke termijn.

Hoofdstuk 4 Straf- overgangs- en slotbepalingen

Artikel 7 Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 8 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen personen.

Artikel 9 Opsporingsambtenaren

De opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg van de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voorzover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 10 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt op 1 januari 2000 in werking.

  • 2. Op het in het vorige lid genoemde tijdstip wordt de Verordening Buitenruimte en Afval Binnenstad Breda 1997 (BAB-verordening 1997) ingetrokken.

Artikel 11 Overgangsbepalingen

  • 1. Een ontheffing - hoe ook genaamd - verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 10, tweede lid blijft - indien en voor zover het verbod waarop de ontheffing betrekking heeft ook vervat is in deze verordening - van kracht totdat de termijn waarvoor zij werd verleend is verstreken of totdat zij wordt ingetrokken.

  • 2. Voorschriften en beperkingen - hoe ook genaamd - opgelegd krachtens de verordening, bedoeld in artikel 10, tweede lid, blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd ook zijn vervat in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij werden opgelegd is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 3. Besluiten van burgemeester en wethouders, gebaseerd op de verordening, bedoeld in artikel 10, tweede lid, blijven - indien en voor zover de bepalingen krachtens welke deze besluiten zijn genomen ook zijn vervat in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn genomen is verstre-ken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 4. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een ontheffing - hoe ook genaamd - op grond van de verorde-ning bedoeld in artikel 10, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.

  • 5. Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een ontheffing bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking zoals genoemd in het tweede lid, dan wel een besluit zoals genoemd in het derde lid, dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 10, eerste lid, is ingekomen, wordt beslist met toepassing van de verordening als bedoeld in artikel 10, tweede lid.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening Buitenruimte en Afval Binnenstad Breda 2000 (BAB-verordening 2000).

Kaart als bedoeld in artikel 2 van de verordening

x

Toelichting algemeen

In de gemeente Breda wordt het huishoudelijk afval ingezameld met behulp van minicontainers (laagbouw) of verzamelcontainers (hoogbouw). Gezien de beperkte ruimte zowel binnenshuis als op straat is introductie van dit model in de binnenstad niet mogelijk. Verder worden er aan een inzamelsysteem voor de binnenstad specifieke eisen gesteld vanwege de verschillende functies die de binnenstad vervult.

Tegen deze achtergrond is voor de gescheiden inzameling in de binnenstad een nieuw inzamelsysteem ontwikkeld waarin de afvalinzameling en de herinrichting van de binnenstad op elkaar zijn afgestemd.

Voor het nieuwe inzamelsysteem zijn een aantal uitgangspunten geformuleerd die in oktober 1995 zijn vastgesteld door de gemeenteraad. Centrale uitgangspunten zijn:

  • -

    de binnenstad wordt gezien als een inzamelgebied waar huishoudelijk-, bedrijfs-, en marktafval gecombineerd gescheiden wordt ingezameld;

  • -

    geen afval op straat; wat betekent dat bij het aanbieden van afval geen afvalstoffen of inzamelmiddelen aan de weg mogen worden geplaatst. Het afval moet persoonlijk aan de inzameldienst worden aangeboden.

De onderhavige, op de Gemeentewet gebaseerde, verordening heeft betrekking op dit tweede uitgangspunt: het streven naar een schone en representatieve binnenstad zonder afval op straat.

Bij de opbouw van de verordening is zoveel als mogelijk uitgegaan van de opbouw van de Buitenruimteverordening zodat de verordening, indien gewenst, na evaluatie van de Buitenruimteverordening als apart hoofdstuk kan worden opgenomen in deze laatste verordening.

De verordening is opgebouwd uit 4 hoofdstukken. Naast de hoofdstukken 1 en 4 waar de inleidende en overige bepalingen zijn opgenomen, wordt de kern gevord door hoofdstuk 2 en 3. Hoofdstuk 2 bevat het algemeen verbod voor het plaatsen van afvalstoffen en/of tijdelijke inzamelmiddelen op de weg. Hoofdstuk 3 bevat het verbod om rolcontainers te plaatsen op de weg.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1

De omschrijving van de diverse begrippen zijn ontleend aan de Wet milieubeheer(afvalstoffen, bedrijfsafvalstoffen), de Afvalstoffenverordening Breda 2000 (inzamelmiddelen) en de Algemeen plaatselijke verordening Breda 1997 (weg en evenementen).

Bij de definitie van inzamelmiddelen is een categorie 'overig' opgenomen om een alles dekkende definitie te geven. De ontwikkelingen bij de productie van allerlei soorten inzamelmiddelen gaan zo snel dat niet alles in de begripsbeschrijving kan worden opgenomen.

Artikel 2

Omdat de verordening alleen betrekking heeft op een klein gedeelte van Breda is het geldingsgebied aangegeven in de vorm van een kaart. Voor de straten die zich aan de grenzen van het geldingsgebied bevinden heeft de onderhavige verordening alleen betrekking op de straatzijde die zich aan de centrumzijde (kern van het geldingsgebied) bevindt.

Tenslotte dient opgemerkt te worden dat het geldingsgebied van de onder-havige verordening groter is dan het geldingsgebied van de Buitenruimte-verordening.

In lid 2 van het artikel is daarnaast een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen om ook andere gebieden aan te wijzen waarop de verordening betrekking heeft. Hiermee sluit het artikel aan op de Afvalstoffenverordening Breda 2000, waarin het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid is toegekend om de wijze van inzamelen vast te stellen; er kan zo beter worden ingespeeld op de praktijk.

Hoofdstuk 2 Plaatsen afvalstoffen en inzamelmiddelen

Artikel 3

Doel van dit artikel is de binnenstad schoon en representatief te houden door te verbieden dat afvalstoffen of inzamelmiddelen op de openbare weg wordt gezet om ze te bewaren of op te slaan of om ze -met het oog op de verwijdering daarvan- over te dragen of ter inzameling aan te bieden aan de inzamelende instantie.

In lid twee is een aantal uitzonderingen opgenomen. Op de eerste plaats betreft het (deelstromen) van grof huis­houdelijk afval. Grof huishoudelijk afval wordt in Breda, vanwege het onregelmatige karakter waarbij het vrijkomt, niet met een vaste frequentie maar op afroep ingezameld. Dit betekent dat de burger de behoefte telefonisch meldt om zich van grof huishoudelijk afval te ontdoen. Na de melding wordt het adres ingepland in de dagelijkse grof huisvuilroutes. Uitgangspunt hierbij is dat de burger thuis is wanneer het afval wordt ingezameld. Indien dit niet het geval is kan de burger het tegen de gevel van zijn perceel plaatsen. In de Afvalstoffenverordening Breda 1996 wordt voor burge­meester en wethouders de mogelijkheid geboden om nadere regels te stellen omtrent het op afroep aanbieden van in te zamelen afvalstoffen.

De verordening richt zich niet op permanente afvalinzamelmiddelen die geplaatst zijn op de openbare weg en die een collectief karakter hebben en richt zich ook niet op afvalinzamelmiddelen ten behoeve van incidenteel afvoer van afval. Of een plaatsing van deze inzamelmiddelen is geoorloofd, wordt getoetst aan de Apv en de Woningwet. Voorbeel­den van permanente inzamelmiddelen op de openbare weg ten behoeve van collectief en/of publiek gebruik zijn bijvoorbeeld:

  • -

    de van gemeentewege geplaatste bakken ten behoeve van de inzameling van glas.

  • -

    van gemeentewege voorgeschreven afvalmanden/afvalbakken die worden geplaatst door de eigenaar, beheerder of de bedrijfsleider van een winkel, hal of kraam of soortgelijke gelegenheid waar eet- en/of drinkwaren worden verstrekt die ter plaatse in de open lucht ple­gen te worden genuttigd.

  • -

    prullenbakken die van gemeentewege zijn geplaatst of voorgeschreven ten behoeve van het achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang of gewicht.

  • -

    verzamelcontainers voor huishoudelijk afval die van gemeentewege zijn geplaatst bij hoogbouwvoorzieningen en concentraties van woningen.

In het derde lid worden evenementen en markten uitgezonderd omdat dit tijdelijke activiteiten zijn waarbij gebruik wordt gemaakt van zowel minicontainers en rolcontainers om het afval bij de kramen tijdelijk op te slaan. De inzamelmiddelen worden tijdens of na de markt of het evenement geledigd en verwijderd.

Hoofdstuk 3 Plaatsen rolcontainers

Artikel 4

In principe wordt ervan uitgegaan dat er geen rolcontainers op de openbare weg worden gezet. Het op de stoep of tegen de gevel plaatsen van rolcontainers geeft een ontsierend beeld, levert gevaar op voor de verkeersveiligheid, belemmert de doorgang en kan overlast veroorzaken (zwerfvuil et cetera). Deze bezwaren worden nog versterkt door het feit dat rolcontainers, in tegenstelling tot de inzamelmiddelen uit artikel 3, veelal niet tijdelijk op de weg worden gezet om ter lediging te worden aangeboden maar min of meer continue op de weg staan om afvalstoffen in op te slaan en te bewaren.

Er is gekozen voor de mogelijkheid van ontheffing omdat het voor een aantal bedrijven onmogelijk zal zijn de container(s) inpandig dan wel op het eigen perceel te plaatsen ten gevolge van bijvoorbeeld ruimtegebrek en uit (milieu)hygiënische overwegingen.

Net als in hoofdstuk 2 is een uitzondering gemaakt voor markten en evenementen.

Artikel 5

Een ontheffing kan slechts worden verleend indien onderzocht is dat er beslist geen andere mogelijkheid bestaat om de rolcontainer inpandig of op het eigen perceel (buiten het zicht van de weg) te plaatsen. Het onderzoek kan in gezamenlijk overleg plaatsvinden tussen de ontheffingsaanvrager, afvalinzamelaar en gemeente. Het is nuttig om de inzamelaar bij het overleg te betrekken aangezien deze veelal eige­naar is van de containers.

Zij beschikken dan ook over de nodige middelen om de containers te plaatsen en of te verplaatsen.

Ook hebben de inzamelaars een eigen verantwoordelijkheid voor het uiterlijk en aanzien van de containers. De inzamelaar zal een doelmatige lediging van de container ook willen blijven garanderen.

In principe worden er geen of zo weinig mogelijk ontheffingen verleend. Voordat vaststaat dat er geen andere mogelijkheid is dan de container op de weg te plaatsten kan per definitie geen ontheffing worden verleend.

Verder kan een ontheffing niet worden verleend indien het geplaatste inzamelmiddel:

  • -

    schade kan toebrengen aan de weg, gevaar kan opleveren voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelma­tig en veilig gebruik ervan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.

  • -

    op zichzelf en/of in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

  • -

    overlast bezorgt voor gebruikers van het in de nabijheid gelegen onroerend goed.

  • -

    de openbare orde en veiligheid schaadt.

  • -

    het uiterlijk aanzien van de omgeving schaadt

  • -

    de verkeersvrijheid of- veiligheid schaadt

De bovengenoemde opsomming is niet limitatief bedoeld.

De voorschriften en beperkingen die aan de ontheffing kunnen worden verbonden, kunnen ondermeer gericht zijn op: het zo min mogelijk de doorgang belemmeren door plaatsing tegen de gevel, het zo min mogelijk het zicht belemmeren, door het vastketenen van de container(s), het uiterlijk van de container zo schoon en mogelijk te maken, het voorkomen van eventuele overlast voor de omgeving door de containers af te sluiten om zwerfvuil te voorkomen en het gebruik van het inzamelmiddel.

Een van de voorschriften heeft betrekking op redelijke eisen van welstand. Omdat het welstandsaspect zich moeilijk laat vangen in algemene beschrij-vingen kan het raadzaam zijn een advies van de commissie Welstand, Architectuur en Monumenten (WAM) te vragen. De commissie kan overwegen om een subcommissie met beperkte samenstelling tot deze toets in te stellen. In tegenstelling tot de Buitenruimteverordening is het advies van de commissie niet voorgeschreven. Indien de concrete situatie daartoe aanlei-ding geeft kunnen burgemeester en wethouders besluiten een advies te vragen.

Artikel 6

Een ontheffing heeft een zaaksgebonden karakter. Hiermee wordt aange-sloten op de methodiek zoals die in de Wet milieubeheer artikel 8.20 wordt gehanteerd. Een ieder die het bedrijf exploiteert is houder van de ontheffing. Dit kunnen zowel natuurlijke personen als rechtspersonen zijn. Behalve degene aan wie oorspronkelijk de ontheffing is verleend, kan ook diens rechtsopvolger ontheffinghouder zijn.

Dit impliceert niet alleen een recht om van de ontheffing gebruik te maken, maar ook een plicht ervoor te zorgen dat de aan de ontheffing verbonden voorschriften worden nageleefd.

De ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd indien de bestaande situatie zich wijzigt of indien men zich niet aan de voorschriften of beperkingen houdt. Gewijzigde omstandigheden kunnen gelegen zijn in een verandering van de afvalinzamelmethodiek in de binnenstad.