Regeling vervallen per 01-01-2015

Uitvoeringsbesluit re-integratieverordening

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2014

Intitulé

Uitvoeringsbesluit re-integratieverordening

Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Breda,

gelezen het voorstel van 7 augustus 2008 nr. 33010 inzake het vaststellen van het uitvoeringsbesluit re-integratieverordening, gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7 en 8 en 10 tweede lid van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers ,de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en artikel 21 lid 4 van de Wet Werk en inkomen kunstenaars,

stelt het volgende besluit vast

UITVOERINGSBESLUIT RE-INTEGRATIEVERORDENING

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand, de IOAW of de IOAZ;

  • b.

    Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij het CWI;

  • c.

    Nuggers: personen die als werkzoekenden zijn geregistreerd bij de Centrale organisatie werk en inkomen en die geen uitkeringsgerechtigden zijn

  • d.

    ouderen: uitkeringsgerechtigden vanaf 55 jaar

  • e.

    arbeidsgehandicapten: uitkeringsgerechtigden met structurele functionele beperkingen(SFB)

  • f.

    jongeren: uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en Nuggers niet ouder dan 26 jaar;

  • g.

    voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet en deze verordening;

  • h.

    de wet: de Wet werk en bijstand;

  • i.

    SFB: Structurele Functionele Beperkingen die door middel van een toets zijn vastgesteld

  • j.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • k.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • l.

    algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid die een cliënt naar vermogen kan verrichten en die niet in strijd is met de wet of met iemands persoonlijke integriteit, inclusief de uitoefening van een zelfstandig beroep;

  • m.

    re-integratietraject: een voorziening, gebaseerd op SUWI wetgeving met het doel het laten aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid door de in lid a tot en met d en x genoemde personen;

  • n.

    opstapbaan: een arbeidsplaats van maximaal 12 maanden als een naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling en waarvoor op grond van artikel 13 van deze verordening aan de werkgever een loonkostensubsidie wordt toegekend;

  • o.

    vangnetbaan; een arbeidsplaats van maximaal 36 maanden als een naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling en waarvoor op grond van artikel 13 van deze verordening aan de werkgever een loonkostensubsidie wordt toegekend;

  • p.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda;

  • q.

    de raad: de gemeenteraad van de gemeente Breda;

  • r.

    CWI: Centrum voor Werk en Inkomen

  • s.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • t.

    Werknemers in gesubsidieerde arbeid: werknemers als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet.

  • u.

    work first: een voorziening van tenminste 20 uur per week gericht op instroom in algemeen geaccepteerde arbeid binnen 6 maanden.

  • v.

    Wettelijk minimumloon: het minimumloon, bedoeld in artikel 8 van de wet op het minimumloon en mininumvakantiebijslag

  • w.

    WWIK: de Wet Werk en Inkomen Kunstenaars

  • x.

    Kunstenaars: De kunstenaar die op grond van de WWIK een uitkering ontvangt van de gemeente Breda

  • y.

    PRB: persoonsgebonden re-integratiebudget in de vorm van een subsidie aan een uitkeringsgerechtigde of kunstenaar ter voldoening van de noodzakelijk te maken kosten van werkzaamheden gericht op arbeidsinschakeling

  • z.

    Participatieplaats: Een additionele werkplaats met behoud van uitkering gedurende 2 jaar, eventueel te verlengen met 2 keer een jaar, gericht op de inschakeling op de arbeidsmarkt voor mensen die op grond van persoonlijke werkbelemmeringen niet direct bemiddelbaar zijn

  • aa.

    BBL: Beroepsbegeleidende Leerweg

  • bb.

    Startkwalificatie: Het succesvol afronden van het HAVO of het VWO, of het behalen van een diploma van een opleiding op niveau 2 van de kwalificatiestructuur van de WEB, de basisberoepsopleiding (mbo)

HOOFDSTUK 2 REGELS TEN AANZIEN VAN LOONKOSTENSUBSIDIE

Artikel 2 Loonkostensubsidie

  • 1. Het college kan aan een werkgever een subsidie geven voor de loonkosten van een werknemer die in het kader van een traject gericht op instroom in algemeen geaccepteerde arbeid ten behoeve van die werkgever werkt. Hiertoe wordt door het re-integratiebedrijf een trajectplan opgesteld.

  • 2. Aan werkgevers die een persoon in dienst nemen die tenminste 6 maanden als werkloos werkzoekende staat ingeschreven bij het CWI en behoort tot de doelgroep jongeren of ANW-ers kan een éénmalige loonkostensubsidie (opstapbaan) verstrekt worden van maximaal € 5.000,- per 12 maanden. Deze subsidie wordt alleen verstrekt indien de werkgever een arbeidscontract aanbiedt van tenminste 6 maanden.

  • 3. Aan werkgevers die een uitkeringsgerechtigde of kunstenaar in dienst nemen die tenminste 12 maanden als werkloos werkzoekende staat ingeschreven bij het CWI, of behoort tot de doelgroep arbeidsgehandicapten of ouderen kan een éénmalige loonkostensubsidie (opstapbaan) verstrekt worden van € 12.000 per 12 maanden. Deze subsidie wordt alleen verstrekt indien de werkgever een arbeidscontract aanbiedt van tenminste 6 maanden.

  • 4. Aan werkgevers die een uitkeringsgerechtigde of kunstenaar in dienst nemen die tenminste 24 maanden als werkloos werkzoekende staat ingeschreven bij het CWI kan een loonkostensubsidie (vangnetbaan) worden verstrekt van maximaal 90% van het wettelijk minimumloon gedurende maximaal 12 maanden. Deze termijn kan tweemaal verlengd worden met maximaal 12 maanden, waarbij de loonkostensubsidie wordt vastgesteld op maximaal 75% van het wettelijk minimumloon gedurende het tweede jaar en maximaal 50% van het wettelijk minimumloon gedurende het derde jaar.

  • 5. Aan werkgevers die een uitkeringsgerechtigde of kunstenaar in dienst nemen die tenminste 36 maanden als werkloos werkzoekende staat ingeschreven bij het CWI kan een loonkostensubsidie (vangnetbaan) worden verstrekt van maximaal 100% van het wettelijk minimumloon gedurende 12 maanden. Deze termijn kan tweemaal verlengd worden met 12 maanden.

  • 6. Aan werkgevers die jongeren zonder startkwalificatie in het kader van een beroeps begeleidende leerweg (BBL) tot en met niveau 2 een arbeidsovereenkomst voor tenminste 12 maanden aanbieden kan een loonkostensubsidie verstrekt worden van € 2.500 per 12 maanden gedurende maximaal 24 maanden

  • 7. Voor uitkeringsgerechtigden of kunstenaars, die 55 jaar of ouder zijn kan een loonkostensubsidie worden verstrekt van 100% van het minimumloon tot de eerste van de maand waarin men 65 jaar wordt. De subsidie wordt telkens voor 12 maanden toegekend, nadat is vastgesteld dat de werknemer op deze subsidie is aangewezen.

  • 8. Voor personen die werkzaam zijn op grond van artikel 20 van de re-integratieverordening en geboren zijn voor 1 januari 1954 blijft de loonkostensubsidie doorlopen tot de eerste van de maand waarin men 65 wordt

  • 9. De subsidie is gebaseerd op dienstverbanden van 32 uren per week. Het subsidiebedrag wordt naar rato verlaagd bij een dienstverband van minder dan 32 uren per week.

  • 10. Indien een dienstverband van >32 uur noodzakelijk is om een werknemer uitkeringsvrij te maken, dan kan de subsidie naar rato worden verhoogd.

  • 11. De subsidie voor loonkosten moet worden aangevraagd uiterlijk drie maanden na ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst.

  • 12. Onderstaande situaties worden gelijkgesteld met een inschrijvingstermijn als werkloos werkzoekende bij het CWI; a. detentieperiode b. periode van WWB uitkering c. werk in loondienst in de afgelopen 12 maanden voorzover dat niet langer heeft geduurd dan 50 dagen of 400 uur d. personen die werkzaam zijn op grond van artikel 20, eerste lid van de re-integratieverordening en men zich voor 1 januari 2005 heeft laten inschrijven als werkzoekende bij het CWI e. kunstenaars die een WWIK uitkering ontvangen van de gemeente Breda f. mensen die op basis van een re-integratieovereenkomst betaald te werk worden gesteld

Artikel 3 Betaling van de subsidie

  • 1. Subsidie die over een bepaalde periode is verstrekt wordt per kwartaal achteraf uitbetaald en zal na afloop van een kalenderjaar definitief worden vastgesteld.

  • 2. vervallen

  • 3. vervallen.

  • 4. Geen subsidie wordt verstrekt voor kosten waarvoor, al dan niet door de gemeente, reeds een andere subsidie wordt verstrekt.

Artikel 4 Subsidievoorwaarden

  • 1. De subsidie wordt alleen verstrekt als de werkgever een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werknemer waarvan vooraf door of namens het college is vastgesteld dat deze tot de beoogde doelgroep behoort.

  • 2. De subsidie op basis van artikel 2 lid 4 en 5 wordt na 12, respectievelijk 24 maanden alleen verlengd indien de werkgever een trajectplan heeft opgesteld gericht op de ontwikkeling en het regulier in dienst nemen van de werknemer.

  • 3. Indien de subsidie wordt verstrekt op grond van artikel 2 lid 5 moet de werknemer zijn werkzaamheden doorgaans binnen de gemeente Breda verrichten. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van deze voorwaarde voor subsidieverlening

  • 4. De subsidie wordt slechts verstrekt als het gaat om een arbeidsovereenkomst waarbij de werknemer voor een dusdanig aantal uren wordt aangesteld, dat zijn netto salaris meer bedraagt dan het voor hem geldende bijstandsniveau en het brutosalaris per saldo niet meer bedraagt dan 130% van het wettelijk minimumloon.

  • 5. In afwijking van het vorige lid kan subsidie worden verstrekt, als het college ten aanzien van de werknemer heeft vastgesteld dat hij niet in staat is het aantal in het vorige lid bedoelde uren te werken in verband met leeftijd (ouderen) ,een arbeidshandicap, de zorg voor één of meerdere kinderen tot 12 jaar, dan wel de zorg voor zieke ouders, partner of kinderen.

  • 6. Subsidie in het kader van een vangnetbaan aan een of meer werkgevers is gebonden aan een maximum van 3 jaar voor dezelfde cliënt.

  • 7. Werknemers in gesubsidieerde arbeid dienen als werkzoekende ingeschreven te staan bij het CWI.

  • 8. De subsidie kan alleen verstrekt worden zolang de werknemer woonachtig is in de gemeente Breda. Verhuizing buiten de gemeente Breda is reden de subsidie te beëindigen.

  • 9. De subsidie wordt alleen verstrekt indien werkgever daadwerkelijk loonbetaling aan de werknemer heeft verricht

HOOFDSTUK 3 REGELS TEN AANZIEN VAN ZORGTAKEN

Artikel 5 Zorgtaken

  • 1. Aan uitkeringsgerechtigde alleenstaande ouders met kinderen tot 12 jaar wordt bij het vaststellen van een re-integratietraject nadrukkelijk rekening gehouden met de individuele omstandigheden van de betrokkene en het bepaalde in artikel 9, lid 2 en 4 van de wet. Indien de afstemming tussen de arbeidsinschakeling en de zorgtaak van de ouder niet direct gerealiseerd kan worden, kan tijdelijk gedeeltelijke of volledige vrijstelling van sollicitatieverplichtingen worden verleend voor de duur dat het noodzakelijk is deze afstemming alsnog te realiseren.

  • 2. Aan uitkeringsgerechtigden die ten minste drie maanden de dagelijkse zorg hebben voor familieleden in de eerste en tweede graad die door welke oorzaak dan ook ernstige fysieke, verstandelijke op psychische beperkingen hebben kan tijdelijke vrijstelling worden gegeven van sollicitatieverplichtingen, voor zover deze zorgtaken nog niet kunnen worden afgestemd met een re-integratietraject en voor zover niet op andere wijze in de geboden zorg kan worden voorzien.

HOOFDSTUK 4 REGELS TEN AANZIEN SCHOLING EN WERKSTAGE

Artikel 6 Noodzakelijke scholing

  • 1. Scholingstrajecten worden aangeboden aan personen in een re-integratietraject, met inbegrip van gesubsidieerde banen, indien scholing noodzakelijk is om instroom in algemeen geaccepteerde arbeid te realiseren.

  • 2. Deze noodzaak wordt slechts aanwezig geacht als de persoon voorafgaand aan de scholing aantoonbare inspanningen heeft verricht om instroom in algemeen geaccepteerde arbeid te realiseren

  • 3. De te starten scholing moet aansluiten bij de mogelijkheden van de betrokkene en de behoeften op de arbeidsmarkt.

  • 4. Re-integratiebedrijven moeten gemotiveerd adviseren of voor een persoon scholing noodzakelijk te achten is en zo ja, van welke aard, op welk niveau en voor welke duur. Hierbij worden door het re-integratiebedrijf twee vergelijkbare scholingoffertes aangeboden.

  • 5. Als de belanghebbende voor het volgen van de noodzakelijke geachte scholing aanspraak kan maken op studiefinanciering of op een tegemoetkoming in de studiekosten dan moet de uitkering beëindigd worden, indien de betrokkene een uitkering ontvangt.

  • 6. Indien een beroepsopleiding geïndiceerd wordt met betrekking tot een noodzakelijk geachte reguliere opleidingsvorm en geen studiefinanciering meer kan worden verkregen, kan scholing met behoud van uitkering worden toegestaan onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      elke vorm en niveau van opleiding is mogelijk, mits aan de voorwaarde wordt voldaan dat deze de afstand tot arbeidsmarkt zodanig verkleint, dat de belanghebbende naar verwachting na afloop van het scholingstraject kan instromen in algemeen geaccepteerde arbeid.

    • b.

      De als noodzakelijk vastgestelde scholing mag bij aanvang niet langer van duur zijn dan 2 jaar. Als een noodzakelijk geachte scholingsvorm van maximaal 2 jaar echter door (aan belanghebbende niet-verwijtbare) omstandigheden langer duurt, dan kan, op individuele gronden, de periode dat de scholing met behoud van uitkering kan worden gevolgd, zodanig verlengd worden dat de opleiding kan worden afgerond.

  • 7. Uitkeringsgerechtigden kunnen gedurende de periode dat de noodzakelijke opleiding wordt gevolgd vrij worden gesteld van sollicitatieverplichtingen. Deze vrijstelling kan maximaal worden verleend voor de duur en de omvang van de noodzakelijk geachte scholing.

  • 8. Voor personen met arbeidsverplichtingen geldt dat scholing die door het College niet als noodzakelijk wordt beoordeeld, kan worden gevolgd, mits die scholing niet meer tijd vergt dan 19 uur per week én deze scholing geen traject doorkruist. De kosten verbonden aan deze scholing worden niet vergoed.

  • 9. Als scholing voor een persoon als verplichting is opgenomen in een trajectplan, worden de kosten daarvan door het College vergoed. Het gaat hierbij om directe scholingskosten (kosten scholing zelf, verhoogd met de aanschafkosten van benodigde boeken en ander lesmateriaal) De kosten van de scholing zelf worden rechtstreeks betaalbaar gesteld aan de scholingsinstelling.

Artikel 7 Werkstage

  • 1. Het doel van de werkstage is het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 2. Deze werkstage duurt maximaal 6 maanden.

  • 3. Het college plaatst een persoon slechts indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 4. In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel van de werkstage, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt;

  • 5. De organisatie waar personen op werkstage geplaatst worden draagt er zorg voor, dat de geplaatste personen gedurende hun werkstage verzekerd zijn tegen wettelijke aansprakelijkheid.

Artikel 7A Participatieplaatsen

  • 1. Het doel van de participatieplaats is om uitkeringsgerechtigden en jongeren die door persoonlijke werkbelemmeringen niet bemiddelbaar zijn dichter bij de arbeidsmarkt te brengen

  • 2. De participatieplaats duurt twee jaar inclusief de eventuele inzet van onbetaalde arbeid op grond van artikel 9 van de re-integratieverordening

  • 3. Drie maanden voor afloop van de termijn van twee jaar zal op basis van een evaluatie worden vastgesteld of een andere re-integratievoorziening meer adequaat is. Indien dit niet het geval is kan de participatieplaats met een jaar verlengd worden op voorwaarde dat in een andere omgeving andere additionele werkzaamheden worden verricht.

  • 4. Drie maanden voor afloop van het derde jaar zal op basis van een evaluatie worden vastgesteld of een andere re-integratievoorziening meer adequaat is. Indien dit niet het geval is kan de participatieplaats nogmaals voor de duur van een jaar verlengd worden.

  • 5. Aansluitend aan de participatieplaats kan een werkstage op grond van artikel 10 van de re-integratieverordening worden ingezet bij een werkgever die voornemens is de uitkeringsgerechtigde of jongere een dienstbetrekking aan te bieden.

  • 6. De werkzaamheden in een participatieplaats zijn additioneel van aard en gericht op re-integratie

  • 7. De participatieplaats bestaat uit ten minste 50% van het aantal uren dat uitkeringsgerechtigden en jongeren in staat zijn om arbeid te verrichten met een minimum van 12 uur per week

  • 8. Werkgevers zijn verplicht om deelnemers op een participatieplaats begeleiding en scholing aan te bieden. Dit wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst.

  • 9. De organisatie waar personen op een participatieplaats geplaatst worden draagt er zorg voor, dat de geplaatste personen gedurende hun werk verzekerd zijn tegen wettelijke aansprakelijkheid.

HOOFDSTUK 5 PREMIES

Artikel 8 Premies aan werkgevers

  • 1. De hoogte van de premie die de werkgever op grond van artikel 14 van de re-integratie verordening kan ontvangen bedraagt voor personen waarvoor op grond van :

    • a.

      art. 2 lid 2 van dit besluit subsidie is ontvangen € 1.000,-.

    • b.

      art. 2 lid 3 van dit besluit subsidie is ontvangen € 2.000,-

    • c.

      art. 2 lid 4 van dit besluit subsidie is ontvangen € 3.000,-

    • d.

      art. 2 lid 5 van dit besluit subsidie is ontvangen € 5.000,-.

    • e.

      Art. 2 lid 6 van dit besluit subsidie is ontvangen € 1.000,-

    • f.

      Art. 2 lid 7 van dit besluit subsidie is ontvangen € 15.000,-

  • 2. De premie bij doorstroom naar regulier werk moet worden aangevraagd binnen drie maanden na het verstrijken van de in artikel 14, lid 2 van de re-integratieverordening genoemde periode van zes maanden na beëindiging van de gesubsidieerde arbeidsovereenkomst.

Artikel 9 Premies aan werknemers

  • 1.

    Personen die in een vangnetbaan werkzaam zijn geweest en niet gesubsidieerde algemeen geaccepteerde arbeid gaan verrichten ontvangen een premie van € 1.500,- nadat ze hierin 6 maanden werkzaam zijn geweest.

  • 2.

    Voor een eenmalige premie van € 750,- komen in aanmerking ouderen en arbeidsgehandicapten

    • a.

      die inkomsten hebben uit arbeid;

    • b.

      voor wie geen sprake meer is van een re-integratietraject gericht op algemeen geaccepteerde arbeid.

    • c.

      Die geen recht meer hebben op vrijlating van inkomsten wegens het verstrijken van de termijn als bedoeld in artikel 16 van de re-integratieverordening en

    • d.

      Die gedurende 6 maanden na beëindiging van de vrijlating ononderbroken hun werkzaamheden hebben voortgezet.

  • 3.

    Voor personen die werkzaam zijn in een participatieplaats wordt eenmalig per jaar een premie van € 2,- per gewerkt uur uitgekeerd tot het maximum dat op grond van artikel 31 lid 1 sub j WWB mag worden verstrekt

HOOFDSTUK 6 OVERIGE VERGOEDINGEN

Artikel 10 Reiskosten

  • 1. Aan personen die in verband met het volgen van een re-integratietraject buiten de gemeente Breda moeten reizen wordt een vergoeding verstrekt voor de werkelijke kosten op basis van openbaar vervoer tweede klas, of een vergoeding ter hoogte van de maximale belastingvrije vergoeding (prijspeil 2008  0,19) per kilometer.

  • 2. Aan personen die in verband met het volgen van een re-integratietraject binnen de gemeente Breda vanwege medische redenen gebruik moeten maken van de deeltaxi ontvangen een vergoeding van de werkelijke kosten.

  • 3. Niet voor reiskostenvergoeding komen in aanmerking personen die op grond van hun re-integratietraject gesubsidieerd werk verrichten.

Artikel 11 Kinderopvang

  • 1. Kosten van kinderopvang worden vergoed aan uitkeringsgerechtigden en ANW’ers voorzover

    • a.

      de kosten niet ten laste van andere wetten en regelingen inzake kinderopvang kunnen worden gebracht,

    • b.

      de werkgever geen voorzieningen heeft getroffen ten behoeve van kinderopvang.

    • c.

      de kinderopvang noodzakelijk is voor het meewerken aan de uitvoering van een re-integratietraject ten behoeve van instroom in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2. Kosten van kinderopvang en kosten die daarmee verband houden, zoals reiskosten van en naar kinderdagverblijven, overblijfregelingen komen tot maximaal het gangbare niveau van deze kosten voor vergoeding in aanmerking.

  • 3. De in het eerste lid genoemde personen hebben maximaal 3 maanden ter beschikking om zelf een regeling te treffen die tegemoet komt aan de in de Wet kinderopvang opgenomen vrijheid van keuze voor de vorm van kinderopvang.

Artikel 12 Mantelzorg

Aan personen die zijn vrijgesteld op grond van artikel 5 lid 2 van dit besluit kan gedurende maximaal drie maanden een vergoeding als bedoeld in artikel 17, lid 1 sub c van de re-integratieverordening worden verstrekt tot maximaal het gangbare niveau van deze kosten.

Artikel 12A Persoonsgebonden re-integratiebudget

  • 1. De hoogte van de subsidie die uitkeringsgerechtigden en kunstenaars ontvangen op grond van artikel 8A van de re-integratieverordening bedraagt maximaal € 5.000,- exclusief BTW

  • 2. De subsidie kan alleen worden verstrekt voor de inkoop van een re-integratietraject, of onderdelen daarvan, zoals bedoeld in artikel 1 sub m.

  • 3. De subsidie wordt rechtstreeks betaalbaar gesteld aan bedrijven en organisaties die het traject of onderdelen daarvan uitvoeren

  • 4. Vijfentwintig procent van de in het eerste lid genoemde bedrag wordt betaalbaar gesteld 6 maanden nadat uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid is gerealiseerd

HOOFDSTUK 7 VERPLICHTINGEN

Artikel 13 Sollicitatieverplichtingen

Voor uitkeringsgerechtigden die geen voorziening hebben op grond van artikel 7 van de wet geldt een sollicitatieverplichting van tenminste 10 sollicitaties per maand, voor zover zij niet tijdelijk hiervan zijn vrijgesteld.

HOOFDSTUK 8 SUBSIDIEPLAFONDS

Artikel 14 Omvang voorzieningen

Het subsidieplafond voor loonkostensubsidies voor opstap- en vangnetbanen bedraagt nihil voor nieuwe aanvragen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het College van Burgemeester en Wethouders van 14 december 2010
de burgemeester de secretaris

TOELICHTING OP HET UITVOERINGSBESLUIT

Artikelgewijs

Artikel 1

In dit artikel is van belang de definities van de gekozen doelgroepen. De begrenzing is aangebracht bij die doelgroepen die tot de verantwoordelijkheid van de gemeente behoren. Mensen met een WW en WAO uitkering vallen onder de verantwoordelijkheid van de UWV.

Binnen de gemeentelijke doelgroep is het voor sommige groepen noodzakelijk extra voorzieningen te treffen, gelet op hun kwetsbare arbeidsmarktpositie. Deze groepen zijn ouderen, arbeidsgehandicapten en jongeren. Hoewel allochtonen eveneens een kwetsbare positie innemen is door de keuze van de doelgroepen hun belang in voldoende mate gewaarborgd. Allochtonen zijn namelijk in belangrijke mate vertegenwoordigd in de genoemde doelgroepen. Aparte benoeming heeft geen meerwaarde en zou alleen maar tot overlapping en stigmatisering werken.

Artikel 2

Lid 1: Duidelijk is dat gesubsidieerde arbeid een onderdeel vormt van een traject naar ongesubsidieerd werk. Gesubsidieerd werk is derhalve geen doel op zichzelf, maar een middel om het doel van inschakeling in het reguliere arbeidsproces te bevorderen.

Lid 2: De laagste vorm van subsidie wordt verstrekt aan twee doelgroepen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Dit zijn jongeren, waarvan het belang duidelijk is om de periode van werkloosheid zo kort mogelijk te houden. Ook voor mensen met een uitkering op grond van de Algemene Nabestaandenwet is het noodzakelijk een subsidie beschikbaar te stellen. Dit zijn doorgaans mensen zonder recent arbeidsmarktverleden. Door de bepaling op te nemen dat men tenminste 6 maanden moet staan ingeschreven als werkzoekende, wordt voorkomen dat subsidie verstrekt moet worden aan mensen die snel bemiddelbaar zijn.

Lid 3: Voorkomen moet worden dat er een grote groep langdurig werklozen ontstaat. Na 12 maanden werkloosheid is er een verhoogd risico dat mensen langdurig op uitkering aangewezen blijven. Een hoge subsidie van 12 maanden moet het voor werkgevers aantrekkelijk maken deze mensen in dienst te nemen. Bij toekenning zal met werkgevers afspraken gemaakt moeten worden over het in vaste dienst nemen. Omdat arbeidsgehandicapten en ouderen een zeer moeilijke positie innemen op de arbeidsmarkt is de 12 maanden eis voor deze doelgroepen niet van toepassing.

Lid 4: Mensen die zeer langdurig werkloos zijn lopen het risico in een sociaal isolement terecht te komen. Indien andere voorzieningen niet hebben geleid tot uitstroom kan gesubsidieerd werk een middel zijn om het contact met de arbeidsmarkt niet te verliezen en langs deze weg alsnog aan de re-integratie te werken.

Voor mensen die tenminste 24 maanden werkloos zijn is het mogelijk gedurende maximaal 12 maanden een subsidie van 90% van het minimumloon te verstrekken aan een werkgever om deze mensen in dienst te nemen. Na 1 jaar kan de subsidie voor maximaal 2 keer 1 jaar worden verlengd indien in voldoende mate is aangetoond dat dat jaar noodzakelijk is om alsnog uitstroom te realiseren. De hoogte van de subsidie in het tweede jaar wordt vastgesteld op 75% van het minimumloon en in het laatste jaar op 50% van het minimumloon

Lid 5:Voor mensen die tenminste 36 maanden werkloos zijn is het mogelijk gedurende 12 maanden, tweemaal met 12 maanden te verlengen tot maximaal 36 maanden een subsidie te verstrekken van 100% van het minimumloon. Dit omdat deze mensen doorgaans een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben zodat ze niet direct de stap kunnen zetten naar regulier werk.

Omdat de Flexwet voorschrijft dat dienstverbanden na 36 maanden moeten worden omgezet in een dienstverband voor onbepaalde tijd is de begrenzing van de subsidie aangebracht bij 3 jaar.

Lid 6: Voor jongeren zonder startkwalificatie is een extra stimulans ingebouwd om aan werkgevers een loonkostensubsidie van € 2500 per jaar toe te kennen. Voorwaarde is wel dat de werkgever een arbeidsovereenkomst in het kader van het BBL traject van tenminste 24 maanden aanbiedt.

Lid 7 en 8: Omdat de arbeidsmarktpositie van ouderen slecht is en stimulering van indiensttreding moet plaatsvinden is voor deze doelgroep een ruime subsidieregeling mogelijk die kan doorlopen tot pensionering. De subsidie wordt telkens voor de duur van 12 maanden toegekend, nadat is vastgesteld dat de werknemer ook daadwerkelijk nog op loonkostensubsidie is aangewezen. Hiermee wordt beoogd om jaarlijks na te gaan of er mogelijkheden zijn tot doorstroom naar ongesubsidieerde arbeid. Dit geldt ook voor mensen die behoren tot de doelgroep van de voormalig ID medewerkers.

Overzicht gesubsidieerd werk:

Categorie

werkloosheidsduur

1 t/m 12 maanden

13 t/m 24 maanden

25 t/m 36 maanden

Jongeren en ANW-ers

6 maanden

€ 5.000

-

-

Ouderen en Arbeidsgehandicapten

Direct bij aanvang werkloosheid

€ 12.000

-

-

Uitkeringsgerechtigden

12 maanden

€ 12.000

Jongeren zonder startkwalificatie BBL

nvt

€ 2.500

€ 2.500

Uitkeringsgerechtigden

24 maanden

90% M.L.

75% M.L.

50% M.L.

Uitkeringsgerechtigden

36 maanden

100% M.L.

100% M.L.

100% M.L.

Ouderen

nvt

100% M.L. tot 65 jaar na jaarlijkse beoordeling

Lid 9 en 10: Uitgangspunt is dat mensen door gesubsidieerd werk uitkeringsvrij moeten worden. Indien hiervoor aanpassing van het aantal te werken uren mogelijk of noodzakelijk is dan leidt dat tot aanpassing van de subsidie.

Lid 12: Om te voorkomen dat mensen die niet aan de inschrijvingstermijn bij het CWI voldoen en hierdoor geen toegang hebben tot gesubsidieerde arbeid, terwijl men voor de re-integratie wel is aangewezen op dit instrument zijn enkele situaties benoemd die gelijkgesteld kunnen worden met een inschrijving bij het CWI als werkloos werkzoekende.

Voor personen die afkomstig zijn uit de voormalige ID regeling is een bepaling opgenomen dat ze gelijkgesteld kunnen worden als werkloze, mits dat men zich als werkzoekende bij het CWI laten inschrijven voor 1 januari 2005. Hierdoor wordt voorkomen dat deze groep mensen geen gebruik meer kunnen maken van de vangnetbanen.

Artikel 3

De toekenning van een subsidie heeft een voorlopig karakter. Pas na afloop van een kalenderjaar zal de subsidie, indien is vastgesteld dat aan alle criteria is voldaan, de subsidie definitief worden gemaakt.

Artikel 4

Loonkostensubsidie wordt alleen toegekend indien vooraf is vastgesteld dat de persoon tot de beoogde doelgroep behoort.

Van belang is dat werkgevers investeren in de ontwikkeling van de werknemers en dat perspectief geboden wordt. Daarom wordt de subsidie telkens per 12 maanden vastgesteld en verlenging afhankelijk gesteld van deze ontwikkeling en het perspectief op instroom in een reguliere baan.

De subsidie wordt alleen verstrekt als mensen uitkeringsvrij worden, maar niet meer gaan verdienen dan netto 130% van het voor hen geldende wettelijk minimumloon. De mogelijkheid bestaat om in verband met leeftijd (aan ouderen vanaf 55 jaar)zorgtaken gesubsidieerd werk met een aanvullende uitkering te combineren. Dit kan alleen indien op grond van individuele toetsing is vastgesteld dat zorgtaken niet in voldoende mate kunnen worden afgestemd op de plicht tot arbeidsinschakeling. Deze uitzonderingsbepaling is ook van toepassing op arbeidsgehandicapten die vanwege hun handicap niet in staat zijn tot volledige arbeidsinschakeling. Subsidies die verstrekt worden ten behoeve van zeer langdurig werklozen, zullen hoofdzakelijk aan bredase werkgevers worden verstrekt. Gelet op de arbeidsmarktpositie van deze mensen zal de subsidie in belangrijke mate terechtkomen bij werkgevers in de non profitsector.

Met de bepaling in het vijfde lid wordt voorkomen dat vangnetbanen door een aaneenrijgen van werknemers tot in lengte van jaren kan worden voortgezet.

Om te benadrukken dat gesubsidieerde arbeid een re-integratiemiddel is gericht op doorstroom naar regulier ongesubsidieerd werk dienen mensen gedurende de periode van gesubsidieerd werk als werkzoekende bij het CWI geregistreerd te blijven.

Werkgevers die hun loonverplichtingen richting werknemers niet nakomen hebben geen recht op loonkostensubsidie.

Artikel 5

Bij de vaststelling van een re-integratietraject, inclusief de gesubsidieerde arbeid is het noodzakelijk rekening te houden met zorgtaken. Dit geldt zowel voor eigen kinderen tot 12 jaar, als voor mensen die in het kader van mantelzorg zorg bieden aan familieleden uit de eerste en tweede graad. Hoewel bij ouders rekening gehouden moet worden met de individuele wensen inzake de zorgtaken voor kinderen, is de gemeente verplicht om te onderzoeken en te bevorderen dat door de inzet van voorzieningen op maat deelname aan een re-integratietraject, dan wel inschakeling in de arbeid mogelijk wordt.

Artikel 6

Scholing kan alleen worden ingezet als voorziening in het kader van een re-integratietraject gericht op instroom in algemeen geaccepteerde arbeid. Kosten van scholing kunnen alleen dan vergoedt worden indien aan deze eis is voldaan en er daarnaast geen recht bestaat op een voorliggende voorziening. Scholing die langer duurt dan twee jaar wordt geacht niet gericht te zijn op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid en wordt derhalve niet toegestaan.

Artikel 7

Werkstages maken onderdeel uit van een re-integratietraject en voorzien in werken met behoud van uitkering. Voor werkgever en stagiair zijn geen vergoedingen beschikbaar. Hier is een termijn aan verbonden van maximaal 6 maanden en kan eventueel voorafgaan aan gesubsidieerde arbeid. Deze voorziening maakt het gebruik van ingewikkelde detacheringsconstructies overbodig, omdat een werkgever op deze manier de gelegenheid geboden wordt kennis te maken met een werknemer alvorens direct alle werkgeversrisico’s op zich te nemen.

Artikel 7A

Participatieplaatsen zijn bedoeld voor mensen die op grond van persoonlijke werkbelemmeringen niet naar regulier werk bemiddeld kunnen worden. De werkzaamheden dienen additioneel van aard te zijn en op re-integratie gericht. Het mogen werkzaamheden zijn die maatschappelijk als nuttig worden ervaren. Werkgevers zijn verplicht te investeren in begeleiding en scholing van mensen. De participatieplaats kan in eerste instantie maximaal 2 jaar worden ingezet. Drie maanden voor deze termijn is afgelopen dient een evaluatie plaats te vinden. In die evaluatie dient beoordeeld te worden of de participatieplaats nog het geëigende middel, of dat een andere re-integratievoorziening meer adequaat is. Indien dit niet het geval is kan de participatieplaats voor de duur van een jaar verlengd worden. Dit onder de voorwaarde dat de participatieplaats in een andere organisatie gevonden wordt en dat de werkzaamheden ook anders van aard zijn. Drie maanden voor het einde van het derde jaar vindt opnieuw een evaluatie plaats. Indien de participatieplaats nog steeds de meest adequate voorziening is dan kan die voor de laatste keer voor de duur van een jaar verlengd worden. Perioden van onbetaald werk in een Work First traject maken onderdeel uit van de participatieplaats. Aansluitend aan de participatieplaats kan een werkstage van maximaal zes maanden worden ingezet, mits de werkgever voornemens is betrokkene in dienst te nemen.

Artikel 8

Aan werkgevers die mensen in vaste dienst nemen aansluitend op de periode van gesubsidieerde arbeid wordt een stimuleringspremie geboden. Deze premie wordt pas betaalbaar gesteld nadat de werknemer 6 maanden daadwerkelijk in het bedrijf of de organisatie heeft gewerkt. De hoogte van de premie is afgestemd op de arbeidsmarktpositie van de werknemer.

Deze premie is niet van toepassing op werkgevers die op grond van de voormalige I/D regeling personen in dienst hadden en deze ongesubsidieerd in dienst nemen. Deze werkgevers konden gebruik maken van een eenmalige subsidie van € 17.000

Artikel 9

Alleen aan mensen die in een langdurige gesubsidieerde baan hebben gewerkt wordt een uitstroompremie verstrekt bij het accepteren van een ongesubsidieerde baan. Hiermee wordt erkenning gegeven aan het feit dat doorstroom naar reguliere arbeid door mensen die langdurig in een beschermde omgeving gewerkt hebben moeilijk is en een prikkel rechtvaardigt.

Voor mensen die behoren tot de doelgroep uitkeringsgerechtigde ouderen en arbeidsgehandicapten en die ‘slechts’ in staat zijn tot gedeeltelijke arbeid wordt een premie verstrekt. Door deze stimulans wordt voorkomen dat het niet meer aantrekkelijk is voor deze mensen om te werken en wordt bevorderd dat zij een gedeelte van hun inkomsten zelf kunnen verwerven.

Daarnaast wordt aan mensen werkzaam op een participatieplaats een premie van € 2,- per gewerkt uur beschikbaar gesteld. Deze premie kan slechts 1 keer per jaar beschikbaar worden gesteld.

Artikel 10

Reiskosten worden alleen verstrekt aan mensen die ten behoeve van hun traject buiten Breda moeten reizen. Een uitzondering hierop vormt de groep arbeidsgehandicapten die geen gebruik kunnen maken van de fiets. De kosten van de deeltaxi kunnen in dat geval worden vergoed voor het bezoek aan een instelling binnen Breda in verband met de uitvoering van het re-integratietraject. Mensen die werken inclusief gesubsidieerd werk vallen voor hun reiskosten onder de voorzieningen van hun werkgever.

Artikel 11

Kosten voor kinderopvang worden alleen vergoed zolang er geen beroep gedaan kan worden op andere wetten en regelingen en voorzover het noodzakelijk is in verband met de uitvoering van het re-integratietraject. Omdat mensen op grond van de Wet basisvoorziening kinderopvang de vrijheid krijgen zelf een keuze te maken voor de vorm van kinderopvang, is een beperking aangebracht van 3 maanden. Indien namelijk de keuze van de ouders zou leiden tot langere wachttijden kan dit de uitvoering van het re-integratietraject in ernstige mate schaden.

Mensen die niet uitkeringsgerechtigd zijn kunnen geen aanspraak maken op kinderopvang. Alvorens toe te treden tot de arbeidsmarkt mag van hun verwacht worden dat ze zelf voorzieningen inzake kinderopvang getroffen hebben.

Artikel 12

De kosten die gemaakt moeten worden om de mantelzorg over te nemen van iemand, die daardoor in de gelegenheid gesteld wordt om deel te nemen aan een re-integratietraject komen voor vergoeding in aanmerking. Gedacht moet hierbij worden aan een voorziening door de thuiszorg of een vergelijkbare organisatie.

Artikel 12A

Een persoonsgebonden re-integratiebudget kan alleen verstrekt worden voor een traject gericht op re-integratie. Hiervoor dient de klant een bedrijf in te schakelen die de bemiddeling naar werk kan realiseren. Scholing kan de klant in overleg met dat bedrijf zelf inkopen. Betalingen vinden rechtstreeks plaats aan opdrachtnemers. Het totale budget dat beschikbaar is voor een PRB is € 5.000 exclusief BTW, waarvan 25% betaalbaar wordt gesteld nadat succesvolle uitstroom heeft plaatsgevonden.

Artikel 13

Aan mensen die direct bemiddelbaar zijn naar algemeen geaccepteerde arbeid en om die reden (nog) geen voorziening aangeboden krijgen mogen zware eisen gesteld worden om het beroep op uitkering zo kort mogelijk te houden. Dit doet recht aan de eigen verantwoordelijkheid van mensen om zelf in het eigen bestaan te voorzien. Deze mensen dienen tenminste 10 keer per maand aantoonbaar te solliciteren.

Artikel 14

Op grond van artikel 6 lid 1 van de Re-integratieverordening Breda 2009 kan het college bij uitvoeringsbesluit een of meer subsidie- of budgetplafonds vast stellen voor de verschillende voorzieningen. Om duidelijkheid te creëren naar werkgevers en uitvoerders is in artikel 14 van het Uitvoeringsbesluit Re-integratieverordening een subsidieplafond ingevoerd voor nieuwe aanvragen loonkostensubsidies voor opstap- en vangnetbanen. Het bedrag en aantal is voor deze voorziening is op nihil gezet. De reeds lopende loonkostensubsidies kunnen bij het inwerking treden van dit besluit conform geldende voorwaarden verlengd worden, hiervoor wordt geen plafond ingevoerd.