Regeling vervallen per 01-01-2012

Maatregelenverordening WWIK Breda 2010

Geldend van 22-07-2010 t/m 31-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2010

Intitulé

Maatregelenverordening WWIK Breda 2010

De raad van de gemeente Breda;

Gezien het advies van de Commissie Economie,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Breda d.d. 15 juni 2010;

gelet op artikel 22, derde lid van de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK);

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Maatregelenverordening (+ toelichting) WWIK Breda 2010

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK);

    • b.

      uitkering: de uitkering op grond van de WWIK;

    • c.

      maatregel: het tijdelijk geheel of gedeeltelijk weigeren van de uitkering op grond van artikel 22, eerste lid van de wet;

    • d.

      belanghebbende: hij die recht heeft op een uitkering op grond van de WWIK;

    • e.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Breda;

  • 2. In deze verordening wordt onder belanghebbende mede verstaan: de echtgenoot van de kunstenaar in de betekenis van artikel 2 van de WWIK.

Artikel 2 Het opleggen van een maatregel

Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, dan wel de verplichtingen, bedoeld in artikel 20 en 22 WWIK niet of onvoldoende nakomt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de norm, bedoeld in artikel 15, eerste lid van de WWIK.

Artikel 4 Hoogte en duur van de maatregel

  • 1. Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

  • 2. Tenzij in de verordening anders is bepaald bedraagt de duur van de maatregel een maand.

  • 3. De duur van de maatregel als bedoeld in het tweede lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie.

Artikel 5 Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de norm wordt verlaagd of geweigerd, het bedrag waarmee de norm wordt verlaagd of geweigerd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 6 Horen van belanghebbende

  • 1. Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2. Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

    • a.

      de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan; of

    • b.

      de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of een door haar ingeschakelde derde, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 22 van de WWIK.

Artikel 7 Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1. Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte een uitkering is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2. Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 8 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1. De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand, volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende norm.

  • 2. Een maatregel opleggen met terugwerkende kracht, ingeval de WWIK beëindigd is, kan niet.

Artikel 9 Samenloop van gedragingen

  • 1. Indien sprake is van één gedraging die schending oplevert van meerdere in de WWIK genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schending van die verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd.

  • 2. Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de WWIK genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op artikel 4, eerste lid, niet verantwoord is.

Hoofdstuk 2 Het niet nakomen van verplichtingen voortvloeiend uit de WWIK

Artikel 10. Niet of niet behoorlijk nakomen van de inspanningsverplichtingen

Het college legt een maatregel op van twintig procent van de uitkeringsnorm, indien de kunstenaar naar het oordeel van het college, de in artikel 20 van de WWIK opgenomen inspanningsverplichtingen niet of niet behoorlijk is nagekomen. Het gaat daarbij om:

  • a.

    de verplichting om zich naar vermogen in te spannen om met kunst zelfstandig in het bestaan te voorzien, al dan niet in een gemengde beroepspraktijk;

  • b.

    verplichtingen die het college oplegt in verband met de aard en het doel van de WWIK, die strekken tot vermindering of beëindiging van het beroep op de WWIK of die het college nodig acht voor een doelmatige bedrijfs- en beroepsuitoefening;

  • c.

    de verplichting om gebruik te maken of gebruik te blijven maken van een op zijn verzoek aangeboden voorziening, als bedoeld in artikel 21 van de WWIK.

Artikel 11. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de bestaansvoorziening

  • 1. Als de kunstenaar tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond wordt een maatregel opgelegd die wordt afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2. De maatregel wordt op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij een bruto benadelingbedrag tot € 2000,-: een maatregel van € 200,-;

    • b.

      bij een bruto benadelingbedrag van € 2000,- tot € 4000,-: een maatregel van € 400,-;

    • c.

      bij een bruto benadelingbedrag van € 4000,- tot € 8000,-: een maatregel van € 800,-;

    • d.

      bij een bruto benadelingbedrag van € 8000,- of meer: een maatregel van € 1000,-.

Artikel 12. Niet naar behoren een administratie voeren

Het college legt een maatregel op van tien procent van de uitkeringsnorm, indien de kunstenaar naar het oordeel van het college niet naar behoren een administratie, als bedoeld in artikel 20, tweede lid onder a, van de WWIK, heeft gevoerd.

Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 13. Niet tijdig verstrekken van inlichtingen zonder financieel nadeel

Het college legt een maatregel op van vijf procent van de uitkeringsnorm, indien het niet tijdig nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 20 van de WWIK, niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering.

Artikel 14. Niet tijdig verstrekken van inlichtingen met financieel nadeel

Het college legt een maatregel op van tien procent van de uitkeringsnorm, indien het niet tijdig nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 20 van de WWIK, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering.

Artikel 15. Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder financieel nadeel

Het college een maatregel op van vijf procent van de uitkeringsnorm, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 20 van de WWIK niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering.

Artikel 16. Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met financieel nadeel

  • 1. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 20 van de WWIK heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het bruto benadelingbedrag.

  • 2. De maatregel wordt op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij een bruto benadelingbedrag tot € 2000,-: een maatregel van € 200,-;

    • b.

      bij een bruto benadelingbedrag van € 2000,- tot € 4000,-: een maatregel van € 400,-;

    • c.

      bij een bruto benadelingbedrag van € 4000,- tot € 8000,-: een maatregel van € 800,-;

    • d.

      bij een bruto benadelingbedrag van € 8000,- of meer: een maatregel van € 1000,-.

  • 3. Van een maatregel wordt afgezien:

    • a.

      zodra ter zake van de gedraging strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen; of

    • b.

      zodra het recht tot strafvordering is vervallen, doordat het Openbaar Ministerie een schikking met belanghebbende heeft getroffen.

Artikel 17 Zeer ernstige misdragingen

  • 1. Met inachtneming van artikel 4, eerste lid van deze verordening, legt het college een maatregel op van twintig procent van de uitkeringsnor, uitgedrukt in een bedrag, gedurende zes maanden op, indien belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de WWIK.

  • 2. Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien als de verwijtbaarheid van de gedraging volledig ontbreekt.

  • 3. Als binnen een periode van 12 maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de beschikking waarin van het afzien van het opleggen van de maatregel vanwege een ernstige misdraging mededeling wordt gedaan, opnieuw sprake zal zijn van een zeer ernstige misdraging, wordt een maatregel overwogen.

Artikel 18 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere omstandigheden afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 19 De inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking de dag na publicatie in het Stadsblad en werkt terug tot en met 1 juli 2010.

  • 2. Besluiten die genomen zijn in de periode tussen 1 januari 2010 en 15 juli 2010 blijven van kracht, tenzij deze besluiten worden ingetrokken.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: de “Maatregelenverordening WWIK Breda 2010”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 15 juli 2010.
De griffier, De voorzitter,

Algemene toelichting

Op 15 december 2009 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het Wetsvoorstel bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten (Wet BUIG). Met de inwerkingtreding van de Wet BUIG per 1 januari 2010 krijgt de gemeente een grotere beleidsmatige rol en financiële verantwoordelijkheid rond de uitvoering van de IOAW, IOAZ, WWIK en Bbz2004.

De IOAW, IOAZ en het Bbz 2004 kenden tot 1 januari 2010 een financieringsystematiek waarbij 75% bij het Rijk kon worden gedeclareerd en 25% drukte op het gemeentelijke budget; de WWIK kende daarnaast een financieringssystematiek waarbij 100% kon worden gedeclareerd. Per 1 januari 2010 is een systeem van volledige budgetfinanciering ingevoerd, zoals dit nu van toepassing is op het WWB-inkomensdeel.

Met de Wet BUIG worden de financiële middelen van de ‘kleine inkomensregelingen’ gebundeld in het volledig gebudgetteerde I-deel dat de gemeente ontvangt voor de bijstandsverstrekking op grond van de WWB. Gemeenten krijgen door de wet aldus een grotere verantwoordelijkheid en lopen ook meer financieel risico.

Door de Wet BUIG wordt het aantal landelijke regels verder sterk teruggedrongen. In de plaats komt een grotere beleidsruimte voor de gemeente. Daardoor wordt de gemeente ook aangezet om op een aantal punten zelf beleid te ontwikkelen.

Op basis van het inwerkingtredingbesluit is het aan de gemeente om per 1 juli 2010 in een bij verordening vastgelegd beleid te voorzien.

In deze verordening is er daarbij voor gekozen om met betrekking tot WWIK te komen tot een zo veel mogelijk analoog aan het WWB- en WIJ-regime toe te passen maatregelbeleid.

In geval van het opleggen van een maatregel behoudt de belanghebbende het recht op de WWIK, maar komt de WWIK-uitkering niet tot uitbetaling.

De artikelen behoeven geen afzonderlijke toelichting.