Regeling vervallen per 16-03-2012

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad

Geldend van 16-03-2012 t/m 15-03-2012

Intitulé

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad

De raad van de gemeente Breda;

gezien het voorstel van het fractievoorzittersoverleg en met overname van de daarin vermelde overwegingen;

gelet op artikel 16 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende regeling:

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • -

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens plaatsvervanger;

  • -

    griffier: de griffier als bedoeld in artikel 100 van de Gemeentewet;

  • -

    leden: de leden van de raad;

  • -

    secretaris: de secretaris als bedoeld in artikel 100 van de Gemeentewet;

  • -

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • -

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement waarop het betrekking heeft;

  • -

    motie: een voorstel tot een korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • -

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • -

    initiatiefvoorstel: een voorstel, ingediend door één of meer leden van de raad;

  • -

    interpellatie: vragen van inlichtingen aan het college of de burgemeester over een onderwerp dat niet vermeld staat op de agenda.

Artikel 2 De voorzitter

  • 1. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van het reglement van orde;

    • d.

      hetgeen de wet of dit reglement hem verder opdraagt;

  • 2. Hij verleent het woord, formuleert de conclusies, waarover zal worden gestemd en deelt de uitslag van de stemmingen mede.

Artikel 3 De griffier

  • 1. De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door het fractievoorzittersoverleg daartoe aangewezen plaatsvervangend griffier.

Artikel 4 Het fractievoorzittersoverleg

  • 1. De raad heeft een fractievoorzittersoverleg.

  • 2. Het fractievoorzittersoverleg bestaat uit de voorzitter en de fractievoorzitters. De griffier is in elke vergadering van het fractievoorzittersoverleg aanwezig.

Artikel 5 Reglement fractievoorzittersoverleg

De taken, bevoegdheden en werkwijzen van het fractievoorzittersoverleg worden

door de raad in een reglement voor het fractievoorzittersoverleg nader uitgewerkt.

Hoofdstuk 2: Toelating van nieuwe leden en fracties / benoeming wethouders

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging

  • 1. Er is een commissie voor:

    • a.

      het onderzoeken van de aan de raad ingezonden geloofsbrieven van een tot lid van de raad benoemde en van de overige door de Kieswet geëiste stukken, welke met de geloofsbrieven zijn overgelegd;

    • b.

      het onderzoeken van de benoembaarheid van de kandidaten die aan de raad worden voorgesteld om te worden benoemd tot wethouder, waarbij getoetst wordt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet en de door de raad voor wethouders vastgestelde gedragscode.

  • 2. Deze commissie bestaat uit een voorzitter en twee leden, te benoemen door en uit de raad in de eerste vergadering van elke zittingsperiode. Bij ontstentenis van één van deze leden van de commissie wordt deze vervangen door een door en uit de raad te benoemen plaatsvervangend lid.

  • 3. De benoeming geschiedt voor de duur van de zittingsperiode van de raad en gaat in op het tijdstip waarop deze wordt aanvaard.

  • 4. De voorzitter en de leden van deze commissie kunnen te allen tijde tussentijds ontslag vragen.

  • 5. De raad kan te allen tijde tussentijds aan de voorzitter of een lid van de commissie, anders dan op eigen verzoek, ontslag verlenen.

  • 6. Degene die ophoudt lid van de raad te zijn, houdt tevens op voorzitter of lid van de commissie te zijn.

  • 7. Alleen degene aan wie op zijn verzoek ontslag wordt verleend, blijft als voorzitter of als lid deel uitmaken van de commissie totdat de opvolger de benoeming heeft aanvaard.

Artikel 7

  • 1. Bij elke benoeming van nieuwe leden onderzoekt de commissie de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en de processen-verbaal van het stembureau.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek schriftelijk verslag uit aan de raad omtrent de benoembaarheid van de kandidaat. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3. De raad besluit daarna in dezelfde vergadering, behoudens in het geval voorzien in artikel 32, vierde lid, van de Gemeentewet, over de toelating van de benoemde of, indien uitstel nodig wordt geacht, op een daartoe door de raad op voorstel van de voorzitter te bepalen tijdstip.

  • 4. De voorzitter roept een toegelaten lid op om in de eerste vergadering, waarin hij zijn functie volgens de Kieswet kan aanvaarden, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte, af te leggen.

  • 5. Bij de benoeming van een wethouder is de werkwijze van de commissie overeenkomstig het tweede lid.

Artikel 8 Fractie

  • 1. De leden, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie binnen de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden, worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

Artikel 9 Fractie, wijzigingen

  • 1. Indien:

    • -

      één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden,

    • -

      twee of meer fracties als één fractie gaan optreden,

    • -

      één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie,

    wordt hiervan door de fractie(s) die het aangaat zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter, onder vermelding van de (nieuwe) naam van de fractie.

  • 2. Met de onder lid 1 beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

Hoofdstuk 3: Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 10 Vergaderfrequentie

  • 1. De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats om de zes weken, vangen aan om 19.30 uur en worden gehouden in het stadhuis. Het fractievoorzittersoverleg stelt voor 1 november van ieder jaar een schema vast van de dagen waarop de raad in het volgende kalenderjaar vergadert en stuurt dit toe aan de leden van de raad en het college.

  • 2. Indien de voorzitter beslist een andere dag en/of aanvangsuur te bepalen of een andere vergaderplaats aan te wijzen, voert hij hierover voorafgaand aan deze beslissing zo mogelijk overleg met het fractievoorzittersoverleg.

  • 3. Indien naar het oordeel van de voorzitter de agenda wegens tijdgebrek niet kan worden afgewerkt, wordt de vergadering voortgezet op de eerste maandag, volgend op de vergaderdag, als bedoeld in het eerste lid, tenzij de raad besluit de resterende agendapunten alsnog in dezelfde vergadering af te handelen. Het bepaalde in het eerste lid is hierbij van overeenkomstige toepassing. Deze voortgezette vergadering wordt als een afzonderlijke vergadering beschouwd.

Artikel 11 De agenda

  • 1. Voordat de oproepingsbrief wordt verzonden, stelt het fractievoorzittersoverleg, op voorstel van de griffier, de agenda van de vergadering voorlopig vast.

  • 2. Bij het opstellen van de voorlopige agenda besluit het fractievoorzittersoverleg of er spreektijden worden aangehouden.

  • 3. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de oproepingsbrief tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 4. Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren, of de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

  • 5. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen vragen.

Artikel 12 Oproep

  • 1. De voorzitter verzendt de oproepingsbrief aan de leden en de collegeleden ten minste zeven dagen vóór de vergadering onder vermelding van de dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2. De oproepingsbrief bevat de voorlopige agenda als bedoeld in artikel 11, eerste lid.

  • 3. De agenda en de daarbij behorende stukken, waaronder de ontwerpbesluiten, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproeping aan de leden en de collegeleden verzonden.

  • 4. Het bepaalde in de voorgaande leden is niet van toepassing op het houden van een voortgezette vergadering als bedoeld in artikel 10, derde lid.

Artikel 13 Ter inzage leggen van documenten

  • 1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de oproepingsbrief voor een ieder op het stadhuis ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving als bedoeld in artikel 14. Indien na het verzenden van de oproepingsbrief stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het stadhuis gebracht.

  • 3. Indien stukken op grond van artikel 25, eerste lid, dan wel tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van lid 1, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.

Artikel 14 Openbare kennisgeving

  • 1. Tegelijk met de verzending van de oproeping als bedoeld in artikel 12 draagt de voorzitter er zorg voor dat:

    • a.

      dag, uur en plaats van de vergadering op de gebruikelijke wijze ter openbare kennis worden gebracht;

    • b.

      zo mogelijk de openbare kennisgeving als bedoeld onder a, vooraf wordt geplaatst in de, door hem te bepalen, ter plaatse verschijnende nieuwsbladen;

    • c.

      de oproepingsbrief, de agenda en de daarbij behorende stukken en ontwerpbesluiten voor een ieder ter inzage worden gelegd bij de balie voorlichting in de publiekshal van het Stadskantoor en aldaar algemeen verkrijgbaar worden gesteld. Alle openbare bescheiden die digitaal beschikbaar zijn, worden ook op de website van de gemeenteraad geplaatst.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op een voortgezette vergadering als bedoeld in artikel 10, derde lid.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 15 Presentielijst

  • 1. De leden tekenen bij binnenkomst de presentielijst.

  • 2. Het lid dat de vergadering voortijdig wenst te verlaten geeft daarvan kennis aan de voorzitter.

  • 3. Indien een lid verhinderd is een vergadering bij te wonen, geeft het daarvan voor de aanvang der vergadering kennis aan de griffier.

Artikel 16 Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, de fracties en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter in overleg met het fractievoorzittersoverleg bij iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter in overleg met het fractievoorzittersoverleg de indeling herzien.

  • 3. De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, secretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 17 Opening vergadering, quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer een half uur na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

Artikel 18 Primus bij hoofdelijke stemming

Indien hoofdelijke stemming wordt aangevraagd, deelt de voorzitter mede bij welk lid de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming. De gekozen primus geldt voor de duur van de vergadering.

Artikel 19 Notulen

  • 1. De ontwerpnotulen van de voorgaande vergadering worden, zo mogelijk, aan de leden toegezonden gelijktijdig met de oproeping. De ontwerpnotulen worden op hetzelfde moment aan de overige deelnemers aan de vergadering die het woord gevoerd hebben, toegezonden.

  • 2. Bij het begin van de vergadering worden de notulen van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 3. De leden en de overige deelnemers aan de vergadering hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is.

  • 4. Een voorstel tot verandering dient voor het vaststellen van de notulen bij de griffier te worden ingediend.

  • 5. De notulen moeten inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede de namen van de leden die afwezig waren en de namen van de overige personen die het woord gevoerd hebben; indien aanwezig worden ook de namen van de wethouders vermeld;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een nauwkeurige samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen der aanwezigen die het woord voerden;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties en (sub-) amendementen;

    • f.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 27 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 6. De notulen worden opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 7. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 20 Ingekomen stukken

  • 1. De griffier plaatst om de twee weken alle aan de raad gerichte stukken op een lijst ingekomen stukken met voor ieder ingekomen stuk een voorstel dit af te handelen overeenkomstig één van de navolgende procedures:

    • a.

      ter kennisneming onder mededeling dat de stukken door de zorg van het college of de burgemeester zullen worden afgedaan;

    • b.

      ter kennisneming onder mededeling dat de stukken door de zorg van het college of de burgemeester zullen worden afgedaan nadat over de stukken met de desbetreffende raadscommissie overleg is geweest;

    • c.

      ter kennisneming onder mededeling dat het college of de burgemeester omtrent deze stukken een voorstel aan de raad zal uitbrengen;

    • d.

      ter kennisneming onder mededeling dat de stukken door het fractievoorzittersoverleg zullen worden afgedaan;

    • e.

      ter kennisneming onder mededeling dat de stukken door de raadsvoorzitter zullen worden afgedaan;

    • f.

      ter kennisneming onder mededeling dat de stukken zelfstandig door de raad zullen worden afgedaan;

    • g.

      ter adviesneming of informatie.

  • 2. De griffier legt de lijst met ingekomen stukken als bedoeld in het eerste lid, onder a t/m f, ter vaststelling voor aan de voorzitter of waarnemend voorzitter.

    De griffier zendt de onder g. bedoelde stukken na ontvangst ter adviesneming of informatie aan de leden.

  • 3. Na vaststelling van de lijst met ingekomen stukken als bedoeld in het tweede lid brengt de griffier de lijst met ingekomen stukken zo spoedig mogelijk ter kennis van de raadsleden, de leden van de door de raad ingestelde raadscommissies en de pers en legt de lijst met ingekomen stukken gedurende twee weken voor eenieder ter inzage.

  • 4. De griffier draagt zorg voor de afhandeling van het ingekomen stuk overeenkomstig de procedure als aangegeven op de door de voorzitter of waarnemend voorzitter vastgestelde lijst met ingekomen stukken.

Artikel 21 Spreekregels

De leden en de wethouders spreken vanaf hun plaats of van de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter. Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden of de wethouders vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 22 Volgorde sprekers

  • 1. Een lid voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2. De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid het woord vraagt over de orde van de vergadering.

  • 3. Een voorstel van orde kan door de voorzitter of een lid worden gedaan. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 23 Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel. Het stellen van een korte vraag, waarop een beknopt antwoord kan worden gegeven, alsmede het plaatsen van een interruptie worden niet als een spreektermijn aangemerkt, tenzij de voorzitter anders beslist.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op:

    • -

      het lid van het college, dat in het bijzonder is belast met het in behandeling zijnde onderwerp;

    • -

      de rapporteur van een commissie;

    • -

      het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat (sub)amendement, die motie of dat initiatiefvoorstel.

  • 5. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 24 Spreektijd

De raad kan op voorstel van de voorzitter of een raadslid een regeling omtrent beperking van de spreektijd vaststellen.

Artikel 25 Handhaving orde, schorsing

  • 1. De voorzitter roept het lid of een ander persoon als bedoeld in artikel 27, die het woord voert over een aan de orde gesteld onderwerp en die naar zijn mening de orde van de vergadering verstoort, hetzij door af te wijken van het onderwerp der beraadslaging, hetzij door zich niet toelaatbare uitdrukkingen te veroorloven, hetzij anderszins, tot de orde.

  • 2. Het niet naleven van het bepaalde in dit reglement wordt voor het toepassen van het bepaalde in het eerste lid mede als het verstoren van de orde beschouwd.

  • 3. Wanneer een lid of een ander persoon als bedoeld in artikel 27, die overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid tot de orde is geroepen, voortgaat met het verstoren van de orde, ontneemt de voorzitter hem het woord.

  • 4. Het lid of de persoon aan wie de voorzitter het woord heeft ontnomen, kan over het op dat moment in die vergadering ter behandeling aan de orde zijnde onderwerp niet meer aan de beraadslaging deelnemen.

  • 5. Onverminderd het bepaalde in artikel 26 van de Gemeentewet kan de voorzitter in het belang van de orde de vergadering schorsen dan wel voortijdig sluiten.

Artikel 26 Beraadslaging, schorsing

Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 27 Deelname aan de beraadslaging door anderen

De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden deelnemen aan de beraadslaging.

Artikel 28 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 29 Beslissing

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele (sub)amendementen en moties, de stemming plaats over het voorstel in zijn geheel, zoals het dan luidt, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 30 Algemene bepalingen over stemmingen

  • 1. De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel is aangenomen.

  • 2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de notulen vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.

  • 3. Indien door één of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4. Indien er hoofdelijke stemming wordt aangevraagd, roept de voorzitter de leden bij naam op hun stem uit te brengen, beginnende bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 18 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 5. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 6. De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen‘ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 7. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid heeft gestemd.

  • 8. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 9. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 31 Stemming over onderdelen besluit

Leden kunnen voorstellen een geagendeerde voorgestelde beslissing in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming kan plaatsvinden.

Artikel 32 Stemming over amendementen en moties

  • 1. Indien één of meer leden hoofdelijke stemming vragen over een aan de orde zijnd onderwerp tijdens de beraadslagingen ingediend(e) amendement, subamendement en/of moties, geschiedt die stemming bij hoofdelijke oproeping naar de volgorde der namen op de presentielijst, te beginnen bij de volgens artikel 18 gekozen primus.

  • 2. De stemming vindt plaats in de volgorde van

    • a.

      amendement(-en) en subamendement(-en) ;

    • b.

      motie(s);

    • c.

      het voorstel in het geheel, zoals het dan luidt.

Artikel 33 Stemming over personen

  • 1. Wanneer een schriftelijke stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter uit de ter vergadering aanwezige leden drie stemopnemers, die tezamen het stembureau vormen; het eerst aangewezen lid fungeert als voorzitter.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde stembureau treedt eveneens op als in dezelfde vergadering naar aanleiding van nog andere aan de orde te stellen onderwerpen schriftelijk moet worden gestemd.

  • 3. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 4. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De vergadering kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 5. De stembriefjes worden in een stembus verzameld.

  • 6. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het derde lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 7a. De stembriefjes worden door de voorzitter van het stembureau geopend en voorgelezen.

  • 7b. De inhoud van de stembriefjes wordt door de twee andere stemopnemers nagezien en door hen, onafhankelijk van elkaar, opgetekend.

  • 8. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • -

      een blanco ingevuld stembriefje

    • -

      een ondertekend stembriefje

    • -

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft

    • -

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen

    • -

      een stembriefje waarbij op een ander persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 9. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

  • 10. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 34 Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij tussenstemming of bij een derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 35 Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in de stembus gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter één van de briefjes uit de stembus. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt is gekozen.

Hoofdstuk 4: Rechten van leden

Artikel 36 Amendementen

  • 1. Ieder lid kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een subamendement voor te stellen.

  • 3. Een amendement en een subamendement moeten, met verwijzing naar dit artikel, schriftelijk en door de indiener ondertekend, bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter – met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Degene, die een amendement of een subamendement heeft ingediend krijgt van de voorzitter gelegenheid om daarop een beknopte toelichting te geven.

  • 5. In afwijking van het bepaalde in artikel 23, eerste lid, kan de voorzitter aan de beraadslaging over een aan de orde zijnd onderwerp een spreektermijn toevoegen, voor zover zulks, naar zijn oordeel, voor de behandeling van een amendement of een subamendement nodig is.

  • 6. Intrekking door de indiener(s) van een amendement of subamendement is mogelijk totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 37 Moties

  • 1. Ieder lid kan tijdens de beraadslaging over een aan de orde zijnd onderwerp bij de voorzitter een motie indienen welke op dat onderwerp betrekking heeft.

  • 2. Een motie wordt schriftelijk en door de indiener(s) ondertekend ingediend onder verwijzing naar dit artikel.

  • 3. Degene, die een motie heeft ingediend, krijgt van de voorzitter gelegenheid om daarop een beknopte toelichting te geven.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in artikel 23, eerste lid, kan de voorzitter aan de beraadslaging over een aan de orde zijnd onderwerp een spreektermijn toevoegen, voor zover zulks naar zijn oordeel voor de behandeling van een motie nodig is.

  • 5. Intrekking door de indiener(s) van een motie is mogelijk totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 38 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 39 Initiatiefvoorstel

  • 1. Een initiatiefvoorstel wordt alleen aan de conceptagenda toegevoegd, indien het schriftelijk, onder verwijzing naar dit artikel en tenminste 48 uur voor de aanvang van de vergadering bij de voorzitter is ingediend.

  • 2. De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat:

    • a.

      het voorstel, met het oog op de orde van de vergadering, tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld;

    • b.

      het voorstel eerst dient te worden behandeld in een raadscommissie;

    • c.

      het voorstel voor advies naar het college dient te worden gezonden. In dit geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 40 Interpellatie

  • 1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, tenminste 24 uur voor aanvang van de vergadering schriftelijk en onder verwijzing naar dit artikel bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd, alsmede de te stellen vragen.

  • 2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden en de wethouders. Bij het vaststellen van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3. De voorzitter bepaalt de spreektijden van interpellant, de wethouders, c.q. de burgemeester en de leden van de raad. Na de beantwoording door het college c.q. de burgemeester krijgt de interpellant desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen. Vervolgens stelt de voorzitter de andere leden in de gelegenheid om over hetzelfde onderwerp een reactie te geven, dan wel kort in debat te gaan met interpellant of het college c.q. de burgemeester.

Artikel 41 Schriftelijke vragen

  • 1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk en onder verwijzing naar dit artikel geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien.

  • 2. De vragen worden bij de voorzitter ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college of de burgemeester worden gebracht.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn binnengekomen.

  • 4. De antwoorden worden door het college of de burgemeester aan de raad medegedeeld.

  • 5. De vragensteller kan in de eerstvolgende vergadering van de raad bij het vragenuur als bedoeld in artikel 42 nadere inlichtingen vragen omtrent het door het college of de burgemeester gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 42 Vragenuur

  • 1. Elke reguliere vergadering van de raad vangt aan met een vragenuur, tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan het fractievoorzittersoverleg bepalen dat het vragenuur op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt per vergadering op welk tijdstip het vragenuur eindigt met dien verstande dat het vragenuur niet langer duurt dan één uur.

    Onderwerpen die na één uur nog niet aan de orde zijn gekomen, komen te vervallen.

  • 2. Het lid dat tijdens het vragenuur één of meer vragen wil stellen, dient onder aanduiding van het onderwerp de daarover te stellen vragen, ten minste vierentwintig uur voor aanvang van de vergadering in bij de voorzitter. De voorzitter kan vragen voor het vragenuur weigeren indien:

    • a.

      hij van oordeel is dat de vraag niet voldoende nauwkeurig is aangegeven;

    • b.

      het onderwerp waar de vragen betrekking op hebben in de raadsvergadering van die dag aan de orde komt;

    • c.

      de ingediende vragen geen betrekking hebben op een politiek relevant onderwerp;

    • d.

      de vragen geen zodanig spoedeisend karakter hebben dat deze niet schriftelijk gesteld kunnen worden of in het vragenhalfuur van een eerstvolgende raadscommissie.

  • 3. De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin de aangemelde onderwerpen tijdens het vragenuur aan de orde worden gesteld.

  • 4. De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vraagsteller, voor de wethouders c.q. de burgemeester en de overige leden.

  • 5. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college c.q. de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6. Na beantwoording door het college c.q. de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college c.q. de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 8. Tijdens het vragenuur worden geen interrupties toegelaten en kan een raadslid, na de beantwoording door het college c.q. de burgemeester van een gestelde vraag, een motie indienen aangaande het onderwerp waar de vraag betrekking op heeft.

Artikel 43 Inlichtingen

  • 1. Indien een lid over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk en onder verwijzing naar dit artikel ingediend bij het college of de burgemeester.

  • 2. Een afschrift van dit verzoek wordt door de indiener toegezonden aan de griffier, welke de overige leden van de raad hiervan in kennis stelt..

  • 3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4. De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Hoofdstuk 5: Begroting, kadernota en jaarrekening

Artikel 44 Procedure begroting, kadernota en jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschieden de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting, kadernota en de jaarrekening en een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad, op voorstel van het fractievoorzittersoverleg, vaststelt.

Hoofdstuk 6: Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 45 Verslag en verantwoording

  • 1. Eenieder die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende raadscommissie.

  • 2. Ieder lid kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgelegd in artikel 41, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer een lid een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 42, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Over een voorstel tot ontslag van een door de raad aangewezen lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, als bedoeld in het eerste lid, wordt niet beraadslaagd dan nadat in een vergadering, tenminste 14 dagen tevoren gehouden, is besloten te verklaren dat de betrokken persoon niet meer het vertrouwen van de raad bezit als lid van het bedoelde bestuur.

  • 5. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

Hoofdstuk 7: Besloten vergadering

Artikel 46 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 47 Notulen

  • 1. De notulen van een besloten vergadering worden niet rondgedeeld, maar liggen uitsluitend voor de leden ter inzage.

  • 2. Deze notulen worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering van de raad ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze notulen. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 48 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 49 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van het gestelde in artikel 25, derde en vierde lid, of artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 8: Toehoorders en pers

Artikel 50 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 51 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering van de raad geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Hoofdstuk 9: Slotbepalingen

Artikel 52 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 53 In werking treden

  • 1. Dit reglement treedt in werking op 1 juli 2011 en wordt aangehaald als ‘Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad’

  • 2. Op dat tijdstip vervalt het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad, vastgesteld bij raadsbesluit van 16 juli 2009.

Ondertekening

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 30 juni 2011,
voorzitter.
griffier.