Regeling vervallen per 04-07-2012

Beleidsregels naamgeving en nummering 2011

Geldend van 04-07-2012 t/m 03-07-2012

Intitulé

Beleidsregels naamgeving en nummering 2011

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda:

gelet op het bepaalde in:

  • artikel 6 van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen (hierna: Wet BAG)

  • artikel 7 van de Verordening naamgeving en nummering (adressen) 2011

besluiten:

vast te stellen de volgende:

'Beleidsregels naamgeving en nummering 2011'.

1. AANLEIDING EN TOELICHTING

1.1 Bevoegdheid tot het benoemen van openbare ruimten en nummeraanduidingen

De bevoegdheid tot het benoemen en nummeren van de openbare ruimten is geregeld in de op 31 mei 2011 door de Gemeenteraad vastgestelde “Verordening naamgeving en nummering (adressen) 2011”. De verordening legt de bevoegdheid tot het vaststellen van openbare ruimten en nummeraanduidingen bij het college van burgemeester en wethouders. Het college kan op basis van de verordening regels vaststellen waarin is vastgelegd aan welke objecten (of te onderscheiden delen daarvan) nummers worden toegekend.

1.2 Openbare ruimten

1.2.1 Aanleiding

De benoeming van openbare ruimten gebeurt aan de hand van de richtlijnen die de VNG hiervoor heeft opgesteld (Benoemen, nummeren en begrenzen 2002). Dit zijn algemene richtlijnen die verband houden met de bruikbaarheid van namen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het wel of niet vernoemen van nog in leven zijnde personen en spelling die gemakkelijk tot verschrijvingen leidt. Aangezien de adresregistratie de ingang is tot bijzonder veel gegevensbestanden is de burger er mee gediend dat hierbij zo min mogelijk problemen ontstaan. Door het overnemen van de algemene richtlijnen van de VNG kan in voorkomende gevallen gemakkelijk naar eigen beleid verwezen worden bij het overnemen dan wel afwijzen van suggesties van burgers. Het overnemen van de richtlijnen van de VNG in de beleidsregels leidt bovendien tot meer uniformiteit en transparantie bij het benoemen van openbare ruimten.

1.3 (Huis)nummering

1.3.1 Aanleiding

Realisatie van nieuwbouwwijken of inbreiding in de bestaande binnenstad heeft gevolgen voor het toekennen van huisnummers. In geval van inbreiding, waarbij tussen bestaande bebouwing nieuwe panden worden gebouwd, kan het voorkomen dat er mogelijk een subnummering zal plaatsvinden (huisnummer met huisletter of huisnummer met huisnummertoevoeging).

2. BELEIDSREGELS

2.1 Benoemen openbare ruimte

2.1.1 Wat is een openbare ruimte

Een openbare ruimte is een door het bevoegde gemeentelijke orgaan als zodanig aangewezen en van een naam voorziene buitenruimte die binnen één woonplaats is gelegen. De volgende typen openbare ruimten kunnen worden onderscheiden:

  • Weg

  • Water

  • Spoorbaan

  • Terrein

  • Kunstwerk

  • Landschappelijk gebied

  • Administratief gebied

2.1.2 Criteria voor het benoemen van openbare ruimten

Er is een Commissie Openbare Ruimte (COR) die advies uitbrengt over de naamgeving van openbare ruimten. Ten aanzien van de benoeming van openbare ruimten gelden de volgende criteria:

  • 1.

    De naamgeving vindt plaats op basis van samenhangende categorieën (thema’s). Bij de naamgeving van nieuwe complexen van openbare ruimten wordt daarom eerst de categorie gekozen.

  • 2.

    Nieuwe namen worden zo veel mogelijk ontleend aan: - algemeen bekende en vertrouwde zaken; - overgeleverde veldnamen, plaatsnamen, waterlopen e.d.; - personen die langer dan 10 jaar geleden overleden zijn; - plaatselijke gebeurtenissen, die langer dan 10 jaar geleden hebben plaatsgevonden.

  • 3.

    Dat een persoon tenminste tien jaar geleden moet zijn overleden geldt niet voor een lid van het Koninklijk Huis.

  • 4.

    Indien mogelijk dient de instemming te worden gevraagd van de naaste familie van de te vernoemen persoon.

    • 1.

      Met betrekking tot het vernoemen van straten naar plaatselijk bekende personen dient terughoudendheid in acht te worden genomen. Ten behoeve van de plaatselijke geschiedenis kan de naam van een lokaal bekend persoon levend worden gehouden door toekenning van een straatnaam.Gebleken moet echter zijn dat de verdienste van een dergelijke persoon van blijvende betekenis is. De bijdrage aan de ontwikkeling van de gemeente of de gemeenschap moet gedocumenteerd zijn. De levensloop van een te vernoemen persoon dient zorgvuldig te worden nagegaan. Het moet zeker zijn dat hij/zij geen ongunstig (oorlogs)verleden heeft.

    • 2.

      Een naam mag geen verwarring wekken met een al bestaande naam binnen Breda en de gemeentedelen.

    • 3.

      Indien een nieuwe wijk wordt gerealiseerd, heeft het de voorkeur dat bij het geven van nieuwe namen (of een nieuwe naam) wordt aangesloten bij het thema c.q. namensysteem van de wijk.

    • 4.

      De uitstraling van hetgeen wordt vernoemd moet zoveel mogelijk passen bij de maatschappelijke bijdrage of invloed van een te vernoemen persoon.

    • 5.

      De naam van hetgeen wordt vernoemd moet passen bij het karakter van hetgeen moet worden vernoemd. Als voorbeeld kan het volgende dienen. Het achtervoegsel “laan” kan alleen achter een straatnaam worden gevoegd indien daadwerkelijk sprake is van een lange brede weg die voorzien is van groenvoorziening.

    • 6.

      Bestaande bedrijven worden niet vernoemd.

    • 7.

      Een naam dient goed en makkelijk uit te spreken te zijn.

    • 8.

      Een naam moet niet te moeilijk te spellen zijn.

    • 9.

      Een naam mag niet eenvoudig zijn te verbasteren, niet dubbelzinnig zijn en mag geen ongunstige associaties opwekken.

    • 10.

      Een bestaande naam wordt alleen in uiterste noodzaak veranderd.Door wijziging van de verkeerssituatie kan het beloop van een straat zodanig wijzigen, dat in het algemeen en voor de hulpdiensten in het bijzonder de vindbaarheid van panden in het geding komt.

2.1.3 Schrijfwijze

Afkortingen

  • 1.

    Er worden geen afkortingen toegepast in de aanduiding van de openbare ruimte (dus: straat in plaats van str., laan in plaats van ln, enzovoorts);

  • 2.

    Wetenschappelijke titulatuur wordt afgekort (Prof., Dr., Mr., Drs., St., enzovoorts). Wanneer het echter gaat om een dokter of een schoolmeester, dan wel voluit schrijven;

  • 3.

    Kerkelijke titels worden voluit uitgeschreven, tenzij de spelling niet eenduidig is. Bijvoorbeeld: “monsigneur” is de schrijfwijze volgens het groene boekje. De Nederlandse katholieke kerk hanteert de schrijfwijze “monseigneur”. Bij de naamgeving wordt dan de afkorting “Mgr.” gebruikt. Pastoors en dominees worden volledig uitgeschreven;

  • 4.

    Adellijke titels worden volledig uitgeschreven (Prinses, Prins, Graaf, Gravin, enzovoorts);

  • 5.

    Militaire rangen worden volledig uitgeschreven;

  • 6.

    Burgemeesters en wethouders worden volledig uitgeschreven;

  • 7.

    Achter elke afkorting wordt een punt gezet;

  • 8.

    Achter elke punt wordt een spatie gezet;

Spelling

  • 1.

    De schrijfwijze wordt gehanteerd volgens de op het moment van benoeming geldende spellingsregels. Er worden geen wijzigingen in schrijfwijzen toegepast als de spellingsregels op een bepaald moment wijzigen.

Namen

  • 1.

    Eigennamen: spelling gebeurt overeenkomstig de registratie bij de Burgerlijke Stand, anders wordt de meest gebruikte spellingswijze gehanteerd;

  • 2.

    Toponiemen: bij deze namen wordt de geldende spelling gehanteerd vanuit het oogpunt van de duidelijkheid en ter voorkoming van spelfouten.

Oudnederlandse schrijfwijze

  • 1.

    Er wordt geen Oudnederlandse schrijfwijze meer toegepast (dus geen “sch”, maar “s”)

Tussenvoegsels

  • 1.

    Tussenvoegsels worden niet afgekort (van, van de, van der, enzovoorts);

  • 2.

    Tussenvoegsels worden geschreven met een hoofdletter als er geen naam of letter aan voorafgaat;

  • 3.

    Tussenvoegsels worden geschreven met een kleine letter als er een naam of letter aan voorafgaat.

Uitzondering: wanneer volgens de burgerlijke stand het voorvoegsel met een hoofdletter wordt geschreven, wordt dat overgenomen.

2.1.4 Hernoemen openbare ruimten

Er wordt terughoudend omgegaan met het hernoemen van openbare ruimten. Alleen om zwaarwegende redenen kan worden besloten tot hernoeming (zoals bijvoorbeeld een herontwikkeling van een wijk).

2.2 Nummeraanduiding (huisnummering)

2.2.1 Wat is een nummeraanduiding?

  • 1. Een nummeraanduiding is een door het bevoegde gemeentelijke orgaan als zodanig toegekende aanduiding van een verblijfsobject, een standplaats of een ligplaats (zogenaamde adresseerbare objecten).

  • 2. Een nummeraanduiding bestaat uit: een huisnummer, huisletter (optioneel), huisnummertoevoeging (optioneel) en een postcode.

2.2.2 Criteria voor (huis-)nummering

(Huis)nummering moet voldoen aan de volgende kenmerken:

  • 1.

    Logische nummeropeenvolging met eventueel toevoeging van letter op de positie van de huisletter of een combinatie van een letter met een cijfer in de huisnummertoevoeging.

  • 2.

    Nummering vanuit het centrum oplopend, oneven nummers links, even nummers rechts.

  • 3.

    Verblijfsobjecten:

    • 1.

      Woonobjecten zijn verblijfsobjecten als ze deel uitmaken van een pand en een eigen afsluitbare toegang hebben vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte. Dit geldt ongeacht het soort pand (onder andere vrijstaande woning, rijtjeshuis, twee onder één kap-woning, flatwoning of galerijwoning). Appartementen in een appartementengebouw krijgen afzonderlijke huisnummers, maar onzelfstandige eenheden (zoals gedeeld gebruik van keuken, badkamer en toilet) in bijvoorbeeld een kamerverhuurbedrijf of een begeleide woonvorm niet. Eventuele garageboxen in of aan de woning, die geen zelfstandige woon-, bedrijfsmatige of recreatieve functie hebben, zijn geen pand en ook geen verblijfsobject.

    • 2.

      Vrijstaande garageboxen zijn als pand te onderscheiden, maar zijn geen verblijfobject. Uitzondering daarop zijn series garageboxen. Deze krijgen wel een eigen nummeraanduiding (voor zover zij niet aantoonbaar dienstbaar zijn aan nabijgelegen andere objecten).

    • 3.

      Bedrijfsruimten zijn een verblijfobject, als ze deel uitmaken van een pand en een eigen afsluitbare toegang hebben vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte. Dit geldt ongeacht het soort pand (in een woning, onderin een flatgebouw, in een kantoorruimte of in een fabriek).

    • 4.

      Nutsvoorzieningen. Het hoofdgebouw van bijvoorbeeld een elektriciteitscentrale wordt als verblijfobject afgebakend. Eventuele andere panden van de centrale worden beschouwd als bijgebouwen en zijn geen verblijfobjecten. Een betreedbaar transformatorhuisje is een verblijfsobject. Een niet-betreedbaar transformatiehuisje is geen pand en dus ook geen verblijfsobject. Gebouwen voor telecommunicatie, die als pand zijn afgebakend, zijn tevens verblijfsobjecten.

    • 5.

      Verkeer en vervoer. Stationsgebouwen die afgebakend zijn als pand kunnen verblijfsobjecten bevatten. Wachtruimten op een perron zijn geen pand en daarmee per definitie ook geen verblijfsobject. Een parkeergarage die als pand is afgebakend is tevens een verblijfobject. Ook een gezamenlijke garage onder een flatgebouw is een verblijfsobject, mits deze afsluitbaar is.

    • 6.

      Agrarische objecten. Het hoofdgebouw van de boerderij is een verblijfsobject. Veelal bestaat dit hoofdgebouw uit een woongedeelte en een agrarische gedeelte. Dit agrarische gedeelte wordt beschouwd als dienstbaar en wordt niet als afzonderlijk verblijfsobject onderscheiden. Dat geldt ook als de bedrijfsvoering een maatschap is. Er worden alleen extra verblijfsobjecten onderscheiden als er sprake is van een object dat volledig aan de definitie van verblijfsobjecten voldoet. Bijvoorbeeld een zelfstandige woning of een zelfstandig bedrijf.

    • 7.

      Overigen: Sportgebouwen zijn verblijfsobjecten, evenals clubhuizen, sporthallen en zwembaden. Allen krijgen een eigen nummeraanduiding.

    • 8.

      Een hotel, pension of restaurant zijn verblijfsobjecten. Een vakantiehuisje of vakantiebungalow zijn een verblijfsobjecten, mits deze panden zijn.

    • 9.

      Een camping is als zodanig geen verblijfsobject. Gebouwen op de camping (receptie, winkels) kunnen verblijfsobjecten zijn, als ze deel uitmaken van een pand en beschikken over een afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of gedeelde verkeersruimte.

    • 10.

      Musea en pretparken. Hiervan krijgt het hoofdgebouw een eigen nummeraanduiding, de andere panden zijn dienstbaar aan het hoofdgebouw.

    • 11.

      Recreatieterreinen. Terreinen worden niet genummerd. Een hoofdgebouw (met eventuele bijgebouwen) zal worden genummerd conform beschreven onder woningen of bedrijven, afhankelijk van de eigenlijke functionaliteit van dit gebouw.

    • 12.

      Terreinen met specifieke functie, zoals: parkeerterreinen, campings, speelplaatsen e.d. zullen niet worden genummerd, indien er geen gebouwen op staan. Bij aanwezigheid van hoofdgebouwen welke voldoen aan de pand- en verbijlfsobjectcriteria worden wel nummeraanduidingen toegekend.

  • 4.

    Standplaatsen

    Volgens de definitie van standplaatsen dient er sprake te zijn van permanente plaatsing van een niet direct en niet duurzaam met de aarde verbonden woon-, bedrijfs- of recreatieruimte. Dat betekent dat bijvoorbeeld seizoen- of jaarplaatsen op recreatieterreinen geen standplaatsen zijn volgens de Wet BAG. Als een object niet naar aard en inrichting duurzaam met de aarde is verbonden en het terrein bedoeld is voor het permanent plaatsen van een object, kan de gemeente een standplaats aanwijzen. Hierbij wordt primair gedacht aan woonwagens.

  • 5.

    Ligplaatsen

    Woonboten, waterwoningen of bedrijfsmatig gebruikte boten die permanent zijn afgemeerd, worden volgens de definitie van de Wet BAG aangemerkt als ligplaatsen.

2.2.3 Vernummering

Als door het toevoegen van straten objecten hun ontsluiting aan een nieuwe straat krijgen, dan wel vernummering om andere redenen logisch is, wordt aan die objecten een nieuw nummer toegekend.

2.2.4 Toevoegen van (huis)nummers

Als nummers worden toegevoegd wordt de volgende volgorde van voorkeur gehanteerd:

  • 1.

    Het doorzetten van bestaande nummering en het invoegen van nog niet gebruikte nummers. Dit is de meest gewenste methode. Gebruikmakend van de standaardsystematiek wordt doorgenummerd of tussengevoegd vanuit de bestaande nummers.

  • 2.

    Tussenvoegen van nummers ingeval van laagbouw gebeurt door het toevoegen van huisletters aan bestaande huisnummers. Bij het tussenvoegen van nummers tussen opeenvolgende bestaande nummers wordt aan het laagste van die nummers een letter toegevoegd. Huisnummers met een toegevoegde letter kunnen nooit vóór het oorspronkelijke nummer liggen (dus éérst 2, dan 2A, dan 2B enzovoorts). Dit principe geldt ook wanneer er vòòr een laagste nummer (1 of 2) een object wordt toegevoegd. In een dergelijke situatie krijgt het reeds bestaande laagste nummer een toevoeging terwijl het nieuwe object het oorspronkelijke nummer zonder toevoeging krijgt toegekend. Voorbeeld: wanneer een object wordt toegevoegd vòòr huisnummer 1, krijgt het nieuwe object dit nummer. Het oude huisnummer 1 wordt dan vernummerd naar 1A.

  • 3.

    Tussenvoegen van nummers in geval van hoogbouw vindt plaats door per verdieping een aparte nummerreeks te hanteren. Deze nummerreeksen zijn als volgt opgebouwd:

    • ·

      Eerst volgt het huisnummer van het complex;

    • ·

      Dan volgt op de positie van de huisnummertoevoeging een letter-cijfer combinatie. De letter geeft hierbij aan op welke bouwlaag een object is gelegen. Het cijfer dient als volgnummer van het object op de betreffende bouwlaag.

Voorbeeld: een appartementencomplex heeft drie bouwlagen met 6 woningen per bouwlaag.

  • Begane grond: 40 A1 tot en met 40 A6

  • 1e verdieping: 40 B1 tot en met 40 B6

  • 2e verdieping: 40 C1 tot en met 40 C6

Op het bovenstaande principe geldt een uitzondering in geval moet worden vernummerd als gevolg van een bestaand slash-huisnummer (/). Hierbij wordt de slash vervangen door een letter die aangeeft op welke bouwlaag het object is gelegen. De oorspronkelijke subnummering blijft gehandhaafd. Als gevolg van de invoering van de Wet BAG is het slash teken in de huisnummertoevoeging niet meer toegestaan. De oorspronkelijke subnummering blijft gehandhaafd ten behoeve van de herkenbaarheid voor burgers en bedrijven.

Voorbeeld: een appartementencomplex heeft drie bouwlagen met 6 woningen per bouwlaag. De nummering was 40 /1 tot en met 40 /18. Dit wordt:

  • Begane grond: 40 A1 tot en met 40 A6

  • 1e verdieping: 40 B7 tot en met 40 B12

  • 2e verdieping: 40 C13 tot en met 40 C18

3.GEVOLGEN WIJZIGING NAAMGEVING EN NUMMERING

Als de gemeente genoodzaakt is openbare ruimten te hernoemen of objecten te vernummeren, kan dat overlast en financiële gevolgen hebben voor de eigenaars of gebruikers van die objecten. Hierbij valt te denken aan kosten van verhuisberichten, veranderen van briefpapier, advertenties, reclames, opdrukken en dergelijke. Uitgangspunt is dat dergelijke kosten vallen onder een algemeen aanvaard maatschappelijk risico. Ten aanzien van bedrijven maken deze kosten onderdeel uit van het ondernemersrisico. In het kader van de zorgvuldigheid dient tussen het besluit tot wijziging en de uitvoering van de wijziging voldoende tijd te liggen, zodat de bewoners en de bedrijven zich op de gewijzigde naam of het veranderde nummer kunnen voorbereiden.

Ook de VNG is van mening dat de gemeente niet verplicht is om een kostenvergoeding aan burgers en bedrijven toe te kennen in geval van hernoeming van openbare ruimten en vernummering. De VNG wijst in dit verband wel op het belang van een redelijke voorbereidingstijd. Daarom dient de gemeente aan burgers en bedrijven een termijn te geven van ten minste 6 maanden na het besluit tot wijziging naamgeving of nummering, waarin nog de oude benaming of nummering naast de nieuwe benaming of nummering mag worden gevoerd.

4.SLOTBEPALINGEN

4.1 Hardheidsclausule

De bovenstaande beleidsregels dienen opgevolgd te worden, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding met het doel dat deze beleidsregels na streven. Bij het afwijken van deze beleidsregels zal wel rekening moeten worden gehouden met de wet BAG.

4.2 Overgangsrecht

Deze beleidsregels krijgen het karakter van ‘onmiddellijke werking’. De onmiddellijke werking gaat in na publicatie.

4.3 Publicatie en ingangsdatum

Deze beleidsregels moeten worden gepubliceerd in het ‘Stadsblad’ en op internet. De dag van publicatie is tevens de dag van invoering.

4.4 citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald onder de titel ‘Beleidsregels naamgeving en nummering 2011’.

Ondertekening

Breda, <datum>,
burgemeester en wethouders
de secretaris,
de burgemeester,