Regeling vervallen per 25-12-2019

Beleidsregels bestuurlijke boete Wet Kinderopvang Breda 2010

Geldend van 01-01-2010 t/m 24-12-2019

Intitulé

Beleidsregels bestuurlijke boete Wet Kinderopvang Breda 2010

Op grond van artikel 72 van de Wet Kinderopvang heeft het college van de gemeente Breda de bevoegdheid beleidsregels vast te stellen over het opleggen van een bestuurlijke boete.

Van deze bevoegdheid maakt het college van Breda gebruik door de Beleidsregels bestuurlijke boete Wet Kinderopvang vast te stellen. Het college geeft met deze beleidsregels invulling aan zijn beleidsvrijheid ten aanzien van zijn bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete. Daarbij besteedt het college aandacht aan de situaties waarin tot oplegging van een bestuurlijke boete wordt overgegaan en verder aan de wijze waarop de hoogte van een boete in een concreet geval wordt vastgesteld.

Door beleidsregels vast te stellen en kenbaar te maken, geeft de gemeente Breda meer bekendheid aan het beleid. Burgers en intermediairs, zoals eigenaren van kinderopvangcentra en gastouderbureau’s, kunnen via de gemeentelijke communicatiekanalen kennis nemen van het beleid. Zo geeft de gemeente voorlichting en is transparant naar de belanghebbenden toe. Hierdoor weten belanghebbenden welke rechten en plichten zij hebben.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • 1.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda

  • 2.

    Wko: wet Kinderopvang

  • 3.

    bestuurlijke boete: een handhavingsinstrument om de naleving van de Wet Kinderopvang te bevorderen

  • 4.

    persoon: de betreffende natuurlijke of rechtspersoon

  • 5.

    houder: de eigenaar van een kinderopvangcentrum of gastouderbureau

  • 6.

    toezichthouder: de GGD van de gemeente Breda

Hoofdstuk 2 Bevoegdheid van het college

Artikel 2: Gebruik maken van de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete

  • 1. Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 72 van de Wet Kinderopvang.

  • 2. Het college kan een bestuurlijke boete opleggen in de volgende situaties:

    • a.

      indien de houder één of meer bepalingen van de artikelen 45 tot en met 60 van de Wet Kinderopvang overtreedt;

    • b.

      indien de houder een opgelegde aanwijzing of bevel als bedoeld in artikel 65 Wet Kinderopvang niet nakomt;

    • c.

      indien de houder een kinderopvangcentrum blijft exploiteren, terwijl op grond van artikel 66 Wet Kinderopvang een exploitatieverbod is opgelegd;

    • d.

      indien de houder weigert medewerking te verlenen aan de toezichthouder;

    • e.

      indien een houder niet onverwijld melding doet van wijzigingen op grond van artikel 47, eerste lid, Wet Kinderopvang;

  • 3. Het college ziet af van het opleggen van een bestuurlijke boete indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

Hoofdstuk 3 Hoogte van de bestuurlijke boete

Artikel 3: Hoogte van de bestuurlijke boete

  • 1. Het college stemt de hoogte van de bestuurlijke boete op grond van artikel 72 van de Wet Kinderopvang af op:

    • a.

      de ernst van de overtreding;

    • b.

      de mate waarin de overtreding de (rechts)persoon kan worden verweten;

    • c.

      de omstandigheden waarin die persoon verkeert.

  • 2. Het college stelt de hoogte van de bestuurlijke boete vast in een afwegingsmodel.

  • 3. Het college kan de boete in bijzondere omstandigheden met 10% verhogen of verlagen.

Artikel 4: Verhogen van de bestuurlijke boete

  • 1. Het college kan de bestuurlijke boete verhogen, indien de eerdere overtreder binnen drie jaar na constatering van het begaan van de eerdere overtreding, een overtreding van vergelijkbare omvang begaat tot een vastgesteld maximum bedrag.

  • 2. In het geval beschreven in het eerste lid beboet het college noch het kindercentrum noch de gastouderopvang, maar de overtreder.

  • 3. In geval van herhaalde overtreding van de informatieverplichtingen kan het college de bestuurlijke boete verhogen met bedragen die zijn opgenomen in het afwegingsmodel.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 5: Inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2010.

  • 2. Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels bestuurlijke boete Wet kinderopvang Breda 2010”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Burgemeester en Wethouders van Breda,
gehouden op 15 december 2009

Toelichting

Hieronder volgt een toelichting op artikel 3.

Het college stemt de op te leggen bestuurlijke boete af op de individuele omstandigheden van de (natuurlijke of rechts)persoon en de mate van verwijtbaarheid. Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen boete moet nagaan of gelet op de individuele omstandigheden van de persoon afwijking van de hoogte en de duur van de boete geboden is. Dit betekent dat het college bij het beoordelen van de boete telkens de volgend stappen moet doorlopen:

  • -

    stap 1: vaststellen van de ernst van de gedraging

  • -

    stap 2: vaststellen van de verwijtbaarheid

  • -

    stap 3: vaststellen van de omstandigheden van de betreffende persoon

De ernst van de gedraging komt tot uitdrukking in de standaardbedragen die het college heeft vastgesteld als bestuurlijke boete in het afwegingsmodel.

Als boeteverhogende omstandigheden kunnen bijvoorbeeld in aanmerking worden genomen:

  • De omstandigheid dat de overtreding betrekking heeft op een kindercentrum waar meer dan het toegestane aantal kinderen wordt opgevangen. In geval van gastouderopvang speelt deze omstandigheid geen rol.

  • De omstandigheid dat de overtreding in verhoogde mate aan de houder kan worden verweten. Hiervan kan sprake zijn indien de overtreding met opzet is gepleegd of als de overtreding heeft voortgeduurd nadat de houder er nadrukkelijk op is gewezen.

  • De omstandigheid dat de overtreder door de verboden gedraging een aanzienlijk voordeel heeft verkregen.

  • De omstandigheid dat de overtreding een direct gevaar heeft opgeleverd voor de veiligheid of gezondheid van personen.

  • Een andere omstandigheid die naar het oordeel van het college aanleiding geeft tot verhoging van de boete.

Als boeteverlagende omstandigheden kunnen bijvoorbeeld in aanmerking worden genomen:

  • De omstandigheid dat de overtreder uit eigen beweging derden, aan wie direct of indirect door de overtreding schade is berokkend, schadeloos heeft gesteld.

  • De omstandigheid dat de overtreding betrekking heeft op een kindercentrum waar meer dan het toegestane aantal kinderen wordt opgevangen. In geval van gastouderopvang speelt deze omstandigheid geen rol.

  • Een andere omstandigheid die naar het oordeel van het college aanleiding geeft tot verlaging van de boete.