Regeling vervallen per 19-04-2012

Drank- en Horecaverordening Breda 2001

Geldend van 19-01-2012 t/m 18-04-2012

Intitulé

Drank- en Horecaverordening Breda 2001

De raad van de gemeente Breda;

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders en met overname

van de daarin vermelde overwegingen;

Gelet op de Drank- en Horecawet, de Gemeentewet en de Algemene wet

op het binnentreden;

Gehoord de bevoegde inspecteur van het Staatstoezicht op de

Volksgezondheid;

Besluit:

  • 1.

    In te trekken de Drank- en Horecaverordening Breda 1997;

  • 2.

    Vast te stellen de Drank- en Horecaverordening Breda 2001, overeenkomstig het bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte ontwerp.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1. Voor de toepassing van de hoofdstukken I en II wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Drank- en Horecawet;

    • b.

      horecabedrijf: hetgeen daaronder verstaan wordt in artikel 1, 1e lid van de wet;

    • c.

      slijtersbedrijf: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, 1e lid van de wet;

    • d.

      inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, 1e lid van de wet;

      horecalokaliteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, 1e lid van de wet;

    • e.

      lokaliteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, 1e lid van de wet;

    • f.

      sterke drank: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, 1e lid van de wet;

    • g.

      alcoholhoudende drank: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, 1e lid van de wet;

    • h.

      zwak-alcoholhoudende drank: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, 1e lid van de wet;

    • i.

      leidinggevende; hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, 1e lid van de wet;

  • 2. Voor zover niet anders bepaald, is artikel 1 van de Drank- en Horecawet van overeenkomstige toepassing op de niet op die wet steunende bepalingen van deze verordening.

Artikel 2

De artikelen 1 tot en met 4 van de Algemene Termijnenwet zijn op deze

verordening van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk II Beperking verstrekking alcoholhoudende drank

Artikel 3

  • 1. Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet sterke drank zowel voor gebruik ter plaatse als voor gebruik elders dan ter plaatse te verstrekken in een inrichting:

    • a.

      waarin of een onderdeel waarvan in hoofdzaak geringe eetwaren plegen te worden verkocht;

    • b.

      waarin onderwijs pleegt te worden gegeven, behoudens wanneer dit uit educatief oogpunt noodzakelijk is;

    • c.

      die of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij jeugdorganisaties of -instellingen dan wel uitsluitend of in hoofdzaak gebruikt wordt door personen, die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt;

    • d.

      die of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij sportorganisaties of -instellingen;

    • e.

      die in gebruik is als gemeenschapshuis c.q. -accommodatie.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod om bedrijfsmatig of anders dan om niet sterke drank voor zowel gebruik ter plaatse als voor gebruik elders dan ter plaatse te verstrekken, is ten aanzien van de sub a bedoelde inrichtingen niet van toepassing, indien die verstrekking plaats heeft in een lokaliteit, die binnenshuis niet rechtstreeks in verbinding staat met het onderdeel waarin geringe eetwaren worden verkocht en die vanaf de straatzijde een aparte toegang heeft.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het eerste en het tweede lid, is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken in een inrichting, gelegen in het gebied "buurt 33 Ginneken" waarvan de begrenzing nader is omschreven in het raadsbesluit de dato 20 november 1969 tot verdeling van de gemeenten in wijken en buurten.

Artikel 4

  • 1. De burgemeester kan op schriftelijk verzoek ontheffing verlenen van de verboden, gesteld in artikel 3, 1e lid sub b tot en met e en het 3e lid. Hij beslist binnen 3 maanden nadat het verzoek is ingekomen.

  • 2. Een ontheffing kan onder beperking worden verleend; aan een ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden; een ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd.

Artikel 5

De burgemeester kan een ontheffing van het in artikel 3, 3e lid, bedoelde verbod alleen weigeren dan wel intrekken als vaststaat of met reden is te vrezen, dat de vestiging van een inrichting, waarin een horecabedrijf wordt uitgeoefend, een ontoelaatbare aantasting van het woon- en leefklimaat of de openbare orde in het in artikel 3, 3e lid genoemde gebied tot gevolg zal hebben en daaraan door het opleggen van voorwaarden of beperkingen redelijkerwijze niet kan worden tegemoetgekomen.

Artikel 6

De burgemeester verleent in elk geval ontheffing van het in artikel 3, 3e lid bedoelde verbod aan de leidinggevende, die zich vestigt in een inrichting, waarin op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een horecabedrijf overeenkomstig de bepalingen van de wet werd uitgeoefend, terwijl het pand waarin de inrichting was gevestigd nadien voor geen ander doel is gebruikt.

Artikel 7

  • 1. Het is verboden om in een door de burgemeester aangewezen tijdsruimte in een inrichting:

    • a.

      anders dan om niet alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken.

    • b.

      bedrijfsmatig sterke drank voor gebruik elders dan ter plaatse te verstrekken;

  • 2. Het is verboden om in een door de burgemeester aangewezen tijdsruimte, bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken.

Artikel 8

  • 1. De burgemeester gaat over tot het aanwijzen van de tijdsruimte bedoeld in artikel 7 1e of 2e lid, als de handhaving van de openbare orde, veiligheid, de zedelijkheid of de volksgezondheid dit vordert, respectievelijk dringend vordert.

  • 2. De burgemeester hoort voorafgaand aan een aanwijzing de Hoofdofficier van Justitie en de Korpschef van politie.

Artikel 9

De burgemeester kan bepalen dat het in artikel 7 1e en 2e lid gestelde

verbod slechts geldt voor bepaalde delen van de gemeente.

Hoofdstuk III Overige regelgeving van horecabedrijven en openingstijden

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 10

Voor de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • 1.

    Drank- en Horeca-inrichting: een voor het publiek toegankelijke ruimte:

    waarin het horecabedrijf in de zin van de Drank en Horecawet , het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse, wordt uitgeoefend; alsmede de voor het publiek toegankelijke open aanhorigheden van het pand waarin zich die ruimte bevindt.

  • 2.

    alcoholvrije inrichting; niet zijnde een Drank- en Horecainrichting, waar bedrijfsmatig, al dan niet door middel van een automaat, eetwaren en/of alcoholvrije dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;

    alsmede de voor het publiek toegankelijke open aanhorigheden van het pand waarin zich die ruimte bevindt.

  • 3.

    broodjeszaak: een inrichting waarin geringe etenswaren plegen te worden gebruikt of voor gebruik ter plaatse plegen te worden verkocht of verstrekt, al dan niet gepaard gaande met het verstrekken van alcoholvrije drank, met dien verstande dat zodanige inrichting uitsluitend gelegen is in de Vismarktstraat, Reigerstraat, Korte Brugstraat, Lange Brugstraat, Tolbrugstraat, Visserstraat, Torenstraat of Schoolstraat of op de Grote Markt, Kerkplein, Havermarkt of Haven.

  • 4.

    leidinggevende:

    • a.

      degene die, algemene of onmiddellijke leiding geeft aan de uitoefening van een bedrijf in een inrichting;

    • b.

      de natuurlijke persoon of de bestuurders van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden voor wiens rekening en risico het bedrijf wordt uitgeoefend.

  • 5.

    bezoeker: degene die zich in een inrichting bevindt, met uitzondering van:

    • a.

      de leidinggevende(n) en de leden van diens gezin;

      de niet tot diens gezin behorende bloed- en aanverwanten van de ondernemer(s) en de leidinggevende(n) in de rechte lijn onbeperkt en in de zijlijn tot en met de derde graad;

    • b.

      het dienstdoende personeel;

    • c.

      hen, wier tegenwoordigheid in de inrichting, naar het oordeel van de burgemeester, door dringende omstandigheden wordt vereist;

    • d.

      personen, die vertoeven in een inrichting welke tevens is een inrichting tot verschaffen van nachtverblijf als bedoeld in de verordening op logeer- en kamerverhuurinrichtingen.

  • 6.

    Gebied uitgaanscentrum Breda: het gebied dat bestaat uit de navolgende straten: Haven, Potkanstraat, Schoolstraat, Visserstraat, Tolbrugstraat, Vismarktstraat, Havermarkt, Reigerstraat, Torenstraat, Kerkplein, Catharinastraat voor wat betreft het gedeelte tussen de Reigerstraat en de Sint Annastraat, Sint Annastraat, Grote Markt, Ridderstraat, Veemarktstraat het gedeelte vanaf de Grote Markt tot en met Veemarktstraat tot en met de pandnummers 42 en tot en met hoekpand St. Annastraat 2 / Veemarktstraat , Halstraat, Sint Janstraat , Kraanstraat alleen met betrekking tot de horecaboot De Spinola, het Van Coothplein tot en met nr 35 en 24 (inclusief terraszijde Concordiastraat) en inclusief Keizerstraat 101.

Artikel 11

  • 1. Degene die het voornemen heeft een inrichting te exploiteren is verplicht dit te melden aan de burgemeester, ten minste een maand voorafgaand aan de datum van exploitatie.

  • 2. Degene die een inrichting in exploitatie heeft, is verplicht elke voorgenomen wijziging ten aanzien van het adres van de inrichting en de personalia van de leidinggevende(n) van de inrichting te melden aan de burgemeester, ten minste een maand voorafgaand aan de wijziging.

  • 3. De melding dient plaats te vinden door invulling van een daartoe door de burgemeester bestemd formulier en moet een opgave bevatten van:

    • a.

      het adres van de inrichting;

    • b.

      de datum waarop de exploitatie van de inrichting aanvangt dan wel is aangevangen;

    • c.

      de personalia van de leidinggevende(n) van de inrichting.

  • 4. De melding wordt geacht te hebben plaatsgevonden wanneer het meldingsformulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld en het ontvangstbewijs is uitgereikt.

  • 5. Degene die het meldingsformulier inlevert ontvangt daarvan een bewijs, waarin de datum van inlevering is vermeld.

  • 6. De meldingsplicht geldt niet voor degene die een inrichting als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet exploiteert dan wel gaat exploiteren.

Artikel 12 vervallen

Artikel 13

  • 1. De leidinggevende van een inrichting is verplicht:

    zorg te dragen, dat de inrichting, zolang zich daarin één of meer bezoekers bevinden, voor ambtenaren van de politie en van de brandweer vanaf de weg onbelemmerd toegankelijk is;

  • 2. bij het ontstaan van onregelmatigheden of ter voorkoming van ongelukken de inrichting op bevel van een ambtenaar van politie terstond te ontruimen, te sluiten en gesloten te houden, zolang zulks in het belang van de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid noodzakelijk is.

Artikel 14

  • 1. Het is verboden in een inrichting of in een onderdeel daarvan de orde te verstoren of de zedelijkheid te kwetsen of zich daarin in kennelijke staat van dronkenschap te bevinden.

  • 2. Degene die handelt in strijd met het bepaalde in het eerste lid en degene die als bezoeker aanwezig is in een inrichting of een onderdeel daarvan ten aanzien waarvan een bevel tot sluiting, als bedoeld in het vorig artikel is gegeven, is verplicht die inrichting of dat onderdeel daarvan op aanzegging van de beheerder van die inrichting of dat onderdeel daarvan of op bevel van een ambtenaar van de politie terstond te verlaten.

§ 2 Sluitingstijden

Artikel 15

  • 1. Het is de leidinggevende(n) verboden:

    • a.

      in zijn/haar Drank- en Horeca-inrichting of alcoholvrije inrichting die gelegen is binnen of buiten het uitgaansgebied zoals aangegeven is in artikel 10, lid 6, bezoekers te hebben of toe te laten tussen 02.00 en 07.00 uur;

    • b.

      in zijn/haar broodjeszaak bezoekers te hebben of toe te laten dagelijks tussen 04.30 en 07.00 uur en waarbij het verboden is om na 02.00 uur bezoekers op het terras te hebben of toe te laten;

    • c.

      In afwijking van artikel 1 onder a. kan de burgemeester voor Drank- en Horeca-inrichtingen die gelegen zijn in het uitgaansgebied ontheffing verlenen van het verbod om bezoekers in zijn of haar Drank- en Horeca-inrichting te hebben of toe te laten tussen 02.00 uur en 07.00 uur met dien verstande dat de ontheffing kan worden verleend voor de periode van 02.00 uur tot 04.00 uur, en dat het daarbij verboden is om tussen 02.00 uur en 04.00 uur bezoekers op het terras te hebben of toe te laten.

    • d.

      De ontheffingen onder c. genoemd worden geweigerd of ingetrokken als:

      • 1.

        de leidinggevende(n) van enig slecht levensgedrag is (zijn);

      • 2.

        de inrichting niet gelegen is binnen het uitgaansgebeid zoals omschreven in artikel 10 lid 6 van deze verordening;

      • 3.

        gevaar of bedreiging voor de openbare orde en veiligheid en zedelijkheid kan of is ontstaan dan wel ernstige vrees bestaat voor aantasting van het woon en leefklimaat;

      • 4.

        indien er vanaf 22.00 uur geen gecertificeerd beveiligingspersoneel werkzaam is;

      • 5.

        indien er een veiligheidsplan ontbreekt of dit niet deugdelijk is of dat niet door de burgemeester goedgekeurd is;

      • 6.

        indien niet langer wordt voldaan aan de aan de ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen;

      • 7.

        op schriftelijk verzoek van de exploitant.

    • e.

      De in artikel c. genoemde ontheffing wordt in eerste instantie voor de duur van 1 jaar verleend.

      Indien geen gevaar bestaat of bedreiging bestaat van aantasting van de openbare orde en veiligheid en zedelijkheid en het belang van bescherming van het woon- en leefklimaat verleent de burgemeester de ontheffing voor onbepaalde tijd.

    • f.

      Aan de in lid c. genoemde ontheffing kunnen door de burgemeester in het belang van de openbare orde en veiligheid en in het belang van bescherming van het woon- en leefklimaat nadere voorschriften en beperkingen worden gesteld.

    • g.

      De burgemeester is bevoegd nadere regels op te stellen met betrekking tot een nadere invulling van het in lid d. onder 5. genoemde veiligheidsplan.

    • h.

      Indien de onder c. genoemde ontheffing op basis van één of meer gronden zoals opgesomd onder d. punt 1, 3, 4, 5 of 6 is ingetrokken dan wordt niet eerder op een nieuwe aanvraag van de betreffende ondernemer voor een ontheffing zoals onder c. genoemd beslist dan zes maanden na het moment van intrekking of zoveel langer als de burgemeester in het belang van de openbare orde en veiligheid noodzakelijk acht.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid onder a is het de leidinggevende(n) van het Holland Casino Breda verboden bezoekers te hebben dagelijks tussen 03.00 en 06.00 uur in haar inrichting. Dit verbod geldt zolang dit Casino over een krachtens de Wet op de kansspelen vereiste geldige vergunning tot het organiseren van een speelcasino beschikt.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid onder a is het de leidinggevende(n) van een prostitutiebedrijf, die beschikt over een ontheffing krachtens artikel 3.2.3 van de Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2004, verboden bezoekers te hebben dagelijks tussen 04.00 en 07.00.

  • 4. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden te zijner beoordeling en bij openbaar bekend te maken besluit, tijdelijk hetzij voor alle hetzij voor de in de openbare bekendmaking aangeduide horeca-inrichting(en), de in het eerste lid vermelde tijdstippen wijzigen.

Artikel 16

Het is verboden zich als bezoeker in een inrichting te bevinden op een

tijdstip waarop het de leidinggevende(n) verboden is in diens inrichting

bezoekers te hebben of toe te laten.

Hoofdstuk IV Slot, straf - en overgangsbepalingen

Artikel 17

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 3, 4, 7, 11, 12, 14, 15 en 16 wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie. Bedoelde overtredingen kunnen bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke

uitspraak.

Artikel 18

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van burgemeester aangewezen personen.

Artikel 19

Met de zorg voor de nakoming van de bepalingen van de hoofdstukken II en III van deze verordening en met de opsporing van overtredingen genoemd in artikel 17 zijn naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde personen belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren van de gemeente Breda

Artikel 20

Zij die belast zijn met de zorg voor de nakoming van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 21

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als "Drank- en Horecaverordening Breda 2001”.

  • 2. Zij treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin de afkondiging heeft plaatsgevonden.

  • 3. Op dat tijdstip vervalt de Drank- en Horecaverordening Breda 1997.

  • 4. De toestemmingen, ontheffingen, aanwijzingen vergunningen, die zijn verleend ingevolge de in het vorige lid genoemde verordening dan wel, voorzover het betreft de voormalige gemeenten Teteringen, Prinsenbeek, Rijsbergen en Nieuw-Ginneken, ingevolge de desbetreffende Algemene plaatselijke verordening, worden geacht te zijn verleend ingevolge deze verordening, voor zover deze in hetzelfde onderwerp voorziet

Toelichting Drank- en Horecaverordening 2001

artikel 3 lid 3

afbeelding binnen de regeling

Artikel 10.

Door de wens van de gemeenteraad een onderscheid in openingstijden te maken is de term inrichting gesplitst in inrichtingen die wel en inrichtingen die geen alcohol mogen verstrekken voor gebruik ter plaatse.

Artikel 10 lid 7. Uitgaanscentrum Breda

Het gebied wijkt iets af van het gebied waarvoor het Convenant Veilig uitgaan is afgesloten.

Het Gebied waarvoor het convenant veilig uitgaan in Breda in 1999 is afgesloten:

Haven, Potkanstraat, Visserstraat, Nieuwstraat, Vismarktstraat, Havermarkt, Schoolstraat, Reigerstraat, Torenstraat, Kerkplein, Catharinastraat voor wat betreft het gedeelte tussen de Reigerstraat en de Sint Annastraat,Sint Annastraat,Grote Markt, Ridderstraat, Veemarktstraat, Halstraat, Sint Janstraat en de Molenstraat.

Het uitgaanscentrum betreft het gebied waar horecagelegenheden zijn geconcentreerd en waar in een deel via het convenant veilig uitgaan speciale afspraken zijn of worden gemaakt met politie, Openbaar Ministerie en de horecaondernemers.

De straten: Cingelstraat alleen m.b.t. De Spinola, Tolbrugstraat, Lange Brugstraat, Korte Brugstraat, zijn niet in het gebied van het convenant Veilig Uitgaan 1999 opgenomen, de Veemarktstraat is in het convenant in zijn geheel opgenomen maar hier nu enkel het deel vanaf de Grote Markt tot aan de kruising met de Annastraat en Molenstraat en het bijbehorende terras op het pleinvormig gedeelte nabij nr. 42.

De Nieuwstraat is in afwijking van het convenantsgebied niet opgenomen.

Het gebied rond het Van Coothplein is gelet op de aanloopfunctie en de concentratie van horecazaken ook meegenomen.

Artikel 15 Sluitingstijden

Sluitingsuur Holland Casino

In de Drank- en Horecaverordening van 1997 werd expliciet de straat genoemd waaraan het Holland Casino was gelegen. Bekend is dat (de stichting) Holland Casino op termijn zal gaan verhuizen.

Aangezien de bepaling concreet genoeg aangeeft om welke inrichting het gaat, wordt niet langer hetadres van het Holland Casino in het artikel vermeld.

Ontheffing sluitingsuur prostitutie

In het kader van de openingstijden voor prostitutiebedrijven geldt dat die bedrijven, die voor de inwerkingtreding van “het Rode licht in de schemer” gedoogd werden om tot 04.00 open te zijn, dit onder omstandigheden ook onder het nieuwe regime mogen. Hiervoor dienen zij wel over de benodigde exploitatievergunning (artikel 67 APV Breda 1997) alsmede over een ontheffing (artikel 69A APV Breda 1997) te beschikken. Wanneer enkele bedrijven gebruik maken van deze mogelijkheid, zou dit onder het regime van de huidige Drank-en Horecaverordening een vreemde situatie kunnen opleveren.

Immers, een dergelijk prostitutiebedrijf zou gerechtigd zijn haar prostitutie-activiteiten tot 04.00 voort te mogen zetten, terwijl de horeca-activiteiten die een inrichting in de zin van hoofdstuk III van de verordening zou hebben, men om 02.00 zou moeten staken.

Aangezien dit als een onwenselijke situatie wordt beschouwd, is hiervoor een aparte regeling opgenomen. Hierbij geldt dat de prostitutiebedrijven, die over een ontheffing (artikel 69A APV Breda 1997) beschikken, tevens als horeaca-inrichting tot 04.00 open mogen zijn.