Regeling vervallen per 01-01-2015

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2014

Intitulé

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2012

Het College, gelet op de bepalingen van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, besluit vast te stellen het volgende:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder

  • a.

    verordening : de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    persoonsgebonden budget: een geldbedrag als genoemd in artikel 1.1 sub p van de verordening;

  • c.

    financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming als genoemd in artikel 1.1 sub q van de verordening;

  • d.

    primaat van verhuizen: bij aanpassingskosten hoger dan € 3.000,-- wordt als uitgangspunt genomen dat verhuizing naar een geschikte woning de meest adequaat goedkoopste voorziening is, tenzij er individuele omstandigheden te noemen zijn waardoor verhuizen geen adequate oplossing is;

  • e.

    bruto-inkomen: inkomen zoals bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 450; 2006);

  • f.

    brutonorminkomen : bruto inkomen gerelateerd aan de bijstandsnorm.

Hoofdstuk 2. Persoonsgebonden budgetten, financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 2. Verstrekken van een nieuw persoonsgebonden budget

  • 1. Op basis van artikel 4.1 lid 5, artikel 5.3 lid 3 en artikel 6.1.lid 3 van de verordening wordt bepaald dat een persoonsgebonden budget voor een voorziening, zoals bedoeld in artikel 4.1. lid 2 sub b en c, artikel 5.1 lid 2 sub b en artikel 6.1 lid 2 sub c en d, geacht wordt toereikend te zijn voor de aanschaf van een voorziening en het onderhoud daarvan gedurende een redelijke afschrijvingstermijn, zoals aangeven in de toekenningbeschikking waarin het eerdere persoonsgebonden budget is verstrekt.

  • 2. Binnen een redelijke afschrijvingstermijn, zoals aangegeven in de toekenningbeschikking waarin het eerdere persoonsgebonden budget is verstrekt ,wordt voor dezelfde voorziening niet tweemaal een persoonsgebonden budget verstrekt. Dit geldt ook voor een financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening.

  • 3. Uitzonderingen op het gestelde in lid 2 zijn situaties waarin de beperkingen van de ondersteuningsvrager dusdanig zijn veranderd dat de reeds verstrekte voorziening niet meer adequaat is en een andere voorziening nodig is, tenzij de voorziening bij normaal gebruik eerder aan vervanging toe is.

  • 4. Als een voorziening na de in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoelde afschrijvingstermijn nog adequaat is, wordt geen nieuwe voorziening toegekend. Dit geldt ook voor een financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening.

  • 5. Als een voorziening, die aangeschaft is met een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming, niet langer gebruikt wordt door de ondersteuningsvrager moet deze ingeleverd worden bij de gemeente.

Artikel 3. Uitbetaling van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming

  • 1. De uitbetaling van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming gebeurt binnen vier weken na afgifte van de beschikking, waarin het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming wordt toegekend, behalve als bijzondere voorwaarden zijn opgelegd waaraan eerst voldaan moet worden.

  • 2. De uitbetaling van een periodiek persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming geschiedt maandelijks, achteraf op een vast tijdstip, met uitzondering van een periodiek persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging die achteraf per vier weken wordt betaald.

  • 3. Alleen als het achteraf betalen van het persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming, financieringsproblemen met zich meebrengt, wordt het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming vooraf uitbetaald.

Paragraaf 2. Huishoudelijke verzorging

Artikel 4. Persoonsgebonden budget en eigen bijdrage voor huishoudelijke verzorging

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging, zoals bedoeld in artikel 3.1 lid 1 sub b van de verordening, is gelijk aan het bedrag zoals opgenomen in bijlage III tabel 1, minus de eigen bijdrage als genoemd in lid 2 van dit artikel.

  • 2. Voor de eigen bijdrage huishoudelijke verzorging zoals genoemd in artikel 3.3 lid 1 van de verordening is bepaald dat:

    • a.

      de eigen bijdrage wordt berekend aan de hand van het bepaalde in het landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 450; 2006).

    • b.

      de maximale verschuldigde eigen bijdrage per vier weken is opgenomen in Bijlage I van dit Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Breda 2012 en is nooit hoger dan de kostprijs per uur ontvangen zorg;

    • c.

      voor HV1 is de eigen bijdrage nooit hoger dan € 18,00 per uur ontvangen zorg;

    • d.

      voor HV2 is de eigen bijdrage nooit hoger dan € 19,00 per uur ontvangen zorg.

Artikel 5. Gebruikelijke zorg

Met betrekking tot gebruikelijke zorg zoals genoemd in artikel 3.3 lid 2 van de verordening is bepaald dat:

  • 1.

    dit de normale, dagelijkse zorg betreft die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden;

  • 2.

    als een huisgenoot of partner zodanige gezondheidsproblemen heeft dat deze de betreffende taken van gebruikelijke zorg niet kan uitvoeren, wel aanspraak op zorg bestaat;

  • 3.

    als een persoon door het leveren van gebruikelijke zorg overbelast dreigt te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot, op de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke zorg worden gerekend een voorziening kan worden verstrekt;

  • 4.

    iedere volwassen burger verondersteld wordt naast een volledige baan of opleiding een huishouden te kunnen voeren;

  • 5.

    gebruikelijke zorg voor gaat op andere activiteiten van leden van de leefeenheid in het kader van hun maatschappelijke participatie;

  • 6.

    als de huisgenoot van een ondersteuningvrager vanwege zijn/ haar werk fysiek niet aanwezig is hiermee rekening wordt gehouden indien het om een aaneengesloten perioden van ten minste zeven etmalen gaat. De afwezigheid moet dan een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan werk.

  • 7.

    als de ondersteuningsvrager een korte levensverwachting heeft, ter ontlasting van de huisgenoot/ partner afgeweken kan worden van de normering gebruikelijke zorg;

  • 8.

    kinderen tot 5 jaar geen bijdrage leveren aan de huishouding;

  • 9.

    kinderen tussen de 5 en 12 jaar naar hun eigen mogelijkheden worden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, boodschap doen, kleding in de wasmand gooien;

  • 10.

    kinderen vanaf 13 jaar, naast bovengenoemde taken voor een kind van 5 tot 12, hun eigen kamer op orde kunnen houden, d.w.z. rommel opruimen stofzuigen en bed verschonen;

  • 11.

    een 18-23 jarige verondersteld wordt een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren, waarbij de volgende taken te onderscheiden zijn: schoonhouden van sanitaire ruimte, keuken en een kamer, de was doen, boodschappen doen, maaltijd verzorgen, afwassen en opruimen, te normeren naar 2 uur uitstelbare, zware huishoudelijke taken en 3 uur lichte, niet uitstelbare huishoudelijke taken per week;

  • 12.

    van een volwassen gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze de huishoudelijke taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt. Als in redelijkheid niet (meer) kan worden verondersteld dat een nieuwe taak als het huishouden nog is te trainen of aan te leren, zoals bij ouderen op hoge leeftijd (>75 jaar) kan, indien nodig, hulp voor de zwaar huishoudelijke taken worden geïndiceerd die anders tot de gebruikelijke zorg zouden worden gerekend.

Artikel 6. Controle en uitbetaling persoonsgebonden budget voor huishoudelijk verzorging

  • 1. Op grond van artikel 3.1 lid 2 van de verordening vindt er geen controle op het uitbetaalde persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging plaats.

  • 2. De uitbetaling van het verstrekte persoonsgebonden budget is achteraf per vier weken.

  • 3. Alleen als het achteraf betalen van het persoonsgebonden budget financieringsproblemen met zich meebrengt, wordt het persoonsgebonden budget vooraf per vier weken uitbetaald.

Paragraaf 3. Woonvoorziening

Artikel 7. Persoonsgebonden budget, drempelbedragen voor een woonvoorziening

  • 1. Een persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in artikel 4.1 lid 2 sub b van de verordening, bedraagt 100% van de noodzakelijke kosten om de beperkingen op het gebied van het normale gebruik van de woning te compenseren zoals bepaald in de toekenningbeschikking.

  • 2. Een persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in artikel 4.1 lid 2 sub c en d van de verordening, is gelijk aan het bedrag dat het College zou moeten betalen voor de meest adequaat goedkoopst compenserende naturaverstrekking.

  • 3. Het bedrag genoemd in artikel 1.1 onder v van de verordening bedraagt € 45.378,-.

  • 4. Het bedrag genoemd in de artikelen 4.2 lid 2, in artikel 4.2 lid 3 en in artikel 11.3 lid 3 van de verordening betreft een bedrag van € 3.000,-.

  • 5. De restitutie als bedoeld in artikel 4.3 lid 17 bedraagt:

    voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde,

    voor het tweede jaar 90% van de meerwaarde,

    voor het derde jaar 80% van de meerwaarde,

    voor het vierde jaar 70% van de meerwaarde,

    voor het vijfde jaar 60% van de meerwaarde,

    voor het zesde jaar 50% van de meerwaarde,

    voor het zevende jaar 40% van de meerwaarde,

    voor het achtste jaar 30% van de meerwaarde

    voor het negende jaar 20% van de meerwaarde en

    voor het tiende jaar 10% van de meerwaarde

    in alle gevallen minus het percentage van de kosten van getroffen voorzieningen, dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.

  • 6. Het bedrag genoemd in artikel 4.3 lid 17 van de Verordening betreft een bedrag van € 7.500,-.

Artikel 8. Aanpassingen van gemeenschappelijke ruimten

Op grond van artikel 4.3 lid 6 van de Verordening kan een persoonsgebonden budget voor het treffen van de volgende voorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte (niet zijnde in wooncomplexen die specifiek bedoeld zijn voor mensen met een beperking of problemen of ouderen) worden verstrekt als zonder deze woningaanpassing de woonruimte voor de ondersteuningsvrager ontoegankelijk blijft:

  • a.

    het verbreden van toegangsdeuren;

  • b.

    het aanbrengen van elektrische deuropeners;

Deze bepaling geldt niet als de aanpassing bij (nieuw)bouw of renovatie, zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden. In die gevallen worden geen voorzieningen verstrekt.

Artikel 9. Aanpassingen van woonwagens en woonschepen

  • 1. Er wordt slechts een persoonsgebonden budget in de aanpassingskosten van een woonwagen verstrekt als:

    • a.

      de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal 5 jaar is;

    • b.

      de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

    • c.

      de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op de standplaats stond; en

    • d.

      de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woningwet.

  • 2. Er wordt slechts een persoonsgebonden budget in de aanpassingskosten van een woonschip verstrekt als:

    • a.

      de technische levensduur van het woonschip nog minimaal vijf jaar is;

    • b.

      het woonschip nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen;

  • 3. Als de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, kan in uitzondering op lid 1 en 2 toch een persoonsgebonden budget verstrekt worden. De maximale aanpassingskosten mogen dan niet meer bedragen dan € 1.000,-.

Artikel 10. Eigen bijdrage voor een woonvoorziening

Voor de eigen bijdrage woonvoorzieningen zoals genoemd in artikel 4.3 lid 19 van de verordening is bepaald dat:

  • 1.

    de eigen bijdrage wordt berekend aan de hand van het bepaalde in het landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 450; 2006).

  • 2.

    De maximale verschuldigde eigen bijdrage per vier weken is opgenomen in bijlage I van dit Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Breda 2012 en is nooit hoger dan de kostprijs van de voorziening.

Artikel 11. Controle en betaling persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen

Op basis van artikel 4.1 lid 5 van de verordening wordt bepaald dat

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor onroerende woonvoorzieningen zoals genoemd in artikel 4.1, tweede lid, onder b en d wordt uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget genoemd in artikel 4.1, tweede lid, onder b wordt uitbetaald aan de ondersteuningsvrager die huurder is van de woonruimte als de woningeigenaar toestemming heeft gegeven aan de ondersteuningsvrager om de aanpassing zelf te regelen.

  • 3.

    Het persoonsgebonden budget genoemd in artikel 4.1, tweede lid, c wordt uitbetaald aan de ondersteuningsvrager.

  • 4.

    Met betrekking tot het persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in hoofdstuk 4 van de verordening, is bepaald dat:

    • a.

      als het budget lager is dan € 3.000,- er geen controle plaatsvindt op het persoonsgebonden budget; de betaling is vooraf;

    • b.

      als het verstrekte persoonsgebonden budget hoger is dan € 3.000,- er volledige controle komt en de betaling in dat geval achteraf is, tenzij aangetoond wordt dat dit financieringsproblemen met zich meebrengt;

    • c.

      uitzondering op het gestelde in lid 4 sub a is de onroerende woningaanpassingen, waarbij de ondersteuningsvrager geen eigenaar is van de woning. Bij woningaanpassingen voor een ondersteuningsvrager die huurder is, wordt het toegekende persoonsgebonden budget achteraf betaald aan de woningeigenaar, na controle of de aanpassing goed is aangebracht, voor zover dat niet tot aantoonbare financieringsproblemen leidt;

    • d.

      de uitbetaling van een persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen achteraf gebeurt, als het bedrag van het persoonsgebonden budget hoger is dan € 3.000,-, tenzij dit tot financieringsproblemen leidt;

    • e.

      De uitbetaling van een persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen lager dan € 3.000,- gebeurt, voor zover dit niet tot financieringsproblemen leidt, achteraf als het gaat om een woningaanpassing waarbij de ondersteuningsvrager huurder is, tenzij de ondersteuningsvrager met de woningeigenaar heeft afgesproken dat de ondersteuningsvrager de aanpassing zelf regelt.

Artikel 12. Financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten

  • 1. De tegemoetkoming, als bedoeld in artikel 4.1 tweede lid, sub a, van de verordening, bedraagt € 2.145,-.

  • 2. De financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten wordt uitbetaald aan de ondersteuningsvrager zodra deze verhuist naar een geschikte woning.

Paragraaf 4. Rolstoelen en vervoersvoorzieningen

Artikel 13. Persoonsgebonden budget, drempelbedragen en eigen bijdrage voor rolstoelen en vervoersvoorzieningen

Met betrekking tot het persoonsgebonden budget zoals bedoeld in hoofdstuk 5 en 6 van de verordening is bepaald dat:

  • 1.

    een persoonsgebonden budget voor een scootmobiel of een ander vervoermiddel gelijk is aan het bedrag dat het College zou moeten betalen voor de goedkoopst compenserende naturaverstrekking. Dit komt overeen met 75% van de nieuwwaarde van de voorziening.

  • 2.

    een persoonsgebonden budget voor een rolstoel gelijk is aan het bedrag dat het College zou moeten betalen voor de goedkoopst compenserende naturaverstrekking. Dit komt overeen met 75% van de nieuwwaarde van de voorziening.

  • 3.

    het te verstrekken persoonsgebonden budget voor rolstoelen en vervoersvoorzieningen mede is bestemd voor aanpassing, onderhoud, reparatie en service van de voorziening.

  • 4.

    de hoogte van het persoonsgebonden budget voor de kosten van onderhoud, reparaties en service voor rolstoelen en vervoersvoorzieningen gelijk is aan de bedragen genoemd in bijlage II van dit besluit.

  • 5.

    de noodzakelijke individuele aanpassingen voor 100% worden vergoed.

Artikel 14. Controle en betaling persoonsgebonden budget voor rolstoelen en vervoersvoorzieningen

Met betrekking tot het persoonsgebonden budget zoals bedoeld in hoofdstuk 4 en 5 van de verordening is bepaald dat:

  • 1.

    voor rolstoelen en vervoersvoorzieningen duurder dan € 3.000,- het persoonsgebonden budget achteraf wordt betaald voor zover dat niet tot financieringsproblemen leidt.

  • 2.

    voor rolstoelen en vervoersvoorzieningen goedkoper dan € 3.000,- wordt persoonsgebonden budget vooraf wordt uitbetaald.

  • 3.

    als het persoonsgebonden budget lager is dan € 3.000,- er geen controle op de uitgave van het persoonsgebonden budget plaatsvindt. Als het een verblijfsrolstoel betreft is wel een selectierapport vereist.

  • 4.

    als het verstrekte persoonsgebonden budget hoger is dan € 3.000,- er volledige controle op de uitgave van het persoonsgebonden budget plaatsvindt, mede op basis van het selectierapport.

Artikel 15. Betaling deeltaxivervoer

Met betrekking tot het collectief systeem artikel 6.1 lid 2 sub a van de verordening is bepaald dat:

  • 1.

    de ondersteuningsvrager een betaling verschuldigd is voor het vervoer met de deeltaxi, waarbij het tarief gebaseerd is op het reizigerstarief van het openbaar vervoer;

  • 2.

    de betaling van de ondersteuningsvrager door de vervoerder in ontvangst wordt genomen, in naam en voor rekening van de gemeente die het vervoer aanbiedt.

Artikel 16. Persoonsgebonden budget voor autoaanpassing en vervoerskosten

  • 1. Een persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in artikel 6.1 lid 2 sub c punt 1 van de verordening, bedraagt 100% van de noodzakelijke kosten om de beperkingen op het gebied van het lokaal verplaatsen per vervoermiddel te compenseren, zoals bepaald in de toekenningbeschikking.

  • 2. Met betrekking tot het persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in artikel 6.1 tweede lid sub c onder punt 2 van de verordening, is bepaald dat:

    • a.

      rekening wordt gehouden met de reële individuele vervoersbehoefte van de ondersteuningsvrager;

    • b.

      bij de berekening van het persoonsgebonden budget voor vervoer met een andere auto dan de (deel)taxi, een bedrag van € 0,45 per kilometer gerekend wordt, minus de betaling die een ondersteuningsvrager verschuldigd is die gebruik maakt van de deeltaxi;

    • c.

      bij de berekening van het persoonsgebonden budget een bedrag van € 2,20 per kilometer gerekend wordt voor vervoer met de reguliere taxi, minus de betaling die een ondersteuningsvrager verschuldigd is die gebruik maakt van de deeltaxi. Hierbij wordt rekening gehouden met een starttarief van € 5,38.

  • 3. Met betrekking tot het persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in artikel 6.1 tweede lid onder c, punt 3 van de verordening is bepaald dat:

    • a.

      rekening wordt gehouden met de individuele vervoersbehoefte van de ondersteuningsvrager;

    • b.

      bij de berekening van het persoonsgebonden budget een bedrag van € 2,51 per kilometer gerekend wordt, minus de betaling die een ondersteuningsvrager verschuldigd is die gebruik maakt van de deeltaxi, waarbij rekening wordt gehouden met een starttarief van € 8,65.

  • 4. Bij een bruto-inkomen hoger dan 1,5 maal het brutonorminkomen is er geen recht op een persoonsgebonden budget voor vervoerskosten.

Artikel 17. Eigen bijdrage voor een vervoersvoorziening

Voor de eigen bijdrage vervoersvoorziening zoals genoemd in artikel 6.3 lid 6 van de verordening is bepaald dat:

  • 1.

    de eigen bijdrage wordt berekend aan de hand van het bepaalde in het landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 450; 2006).

  • 2.

    De maximale verschuldigde eigen bijdrage per vier weken is opgenomen in bijlage I van dit Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Breda 2012 en is nooit hoger dan de kostprijs van de voorziening.

Artikel 18. Weigering deeltaxivervoer

Er wordt geen vervoersvoorziening in de vorm van collectief vervoer verstrekt als de ondersteuningsvrager beschikt over een eigen auto en daar gebruik van kan maken. De eigen auto wordt dan als een voorliggende voorziening gezien. Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Breda 6

Paragraaf 5. Sportvoorziening

Artikel 19. Financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening

Met betrekking tot de financiële tegemoetkoming, zoals bedoeld in artikel 7.1 lid 2 van de verordening, is bepaald dat:

  • 1.

    voor een sportvoorziening uitsluitend een gemaximeerde financiële vergoeding wordt verstrekt. De hoogte van deze vergoeding is, ongeacht het inkomen, gelijk aan de werkelijke kosten van de sportvoorziening tot een maximum van € 2.000,-.Tegelijk met de verstrekking van de aanschafkosten wordt een financiële tegemoetkoming in de vorm van een forfaitair bedrag verstrekt van maximaal € 450,00, waarmee voor een periode van drie jaar een rolstoel, aangepast, verzekerd, gerepareerd en onderhouden dient te worden;

  • 2.

    deze voorziening slechts een keer in de drie jaar wordt verstrekt;

  • 3.

    als de ondersteuningsvrager nog steeds actief lid van een sportvereniging is, kan aansluitend aan de in het tweede lid bedoelde periode van drie jaar, jaarlijkse een financiële tegemoetkoming in de vorm van een forfaitair bedrag verstrekt worden van € 200,00 in de kosten van aanpassing, verzekering, onderhoud en reparatie van de sportrolstoel;

  • 4.

    als vanwege medische redenen binnen drie jaar opnieuw een vergoeding voor een sportvoorziening wordt aangevraagd kan deze verstrekt worden minus het bedrag van de restwaarde van de eerder verstrekte sportvoorziening.

Paragraaf 6. Alternatieve voorziening

Artikel 20. Eigen bijdrage voor een alternatieve voorziening

Voor de eigen bijdrage van een alternatieve voorziening zoals genoemd in artikel 8.3 van de verordening is bepaald dat:

  • 1.

    de eigen bijdrage wordt berekend aan de hand van het bepaalde in het landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 450; 2006).

  • 2.

    De maximale verschuldigde eigen bijdrage per vier weken is opgenomen in bijlage I van dit Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Breda 2012 en is nooit hoger dan de kostprijs van de voorziening.

  • 3.

    De ondersteuningsvrager is voor de alternatieve voorziening geen eigen bijdrage verschuldigd als de alternatieve voorziening goedkoper is dan € 300,-.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 21. Citeertitel en inwerkingtreding.

Dit besluit kan worden aangehaald als het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Breda 2012 en treedt in werking op 1 januari 2012.

Bijlage I Maximale eigen bijdrage per periode (van 4 weken):

 

ongehuwd

ongehuwd

gehuwd

gehuwd

leeftijd

≥ 65

< 65

≥ 65

< 65

Inkomen

 

 

 

 

≤ € 15,256

€ 18,00

€ 18,00

€ 25,80

€ 25,80

€ 16.000,00

€ 18,00

€ 18,00

€ 25,80

€ 25,80

€ 16.007,00

€ 18,00

€ 18,00

€ 25,80

€ 25,80

€ 17.000,00

€ 29,46

€ 18,00

€ 25,80

€ 25,80

€ 18.000,00

€ 41,00

€ 18,00

€ 25,80

€ 25,80

€ 19.000,00

€ 52,53

€ 18,00

€ 25,80

€ 25,80

€ 20.000,00

€ 64,07

€ 18,00

€ 25,80

€ 25,80

€ 21.000,00

€ 75,61

€ 18,00

€ 25,80

€ 25,80

€ 22.000,00

€ 87,15

€ 18,00

€ 25,80

€ 25,80

€ 22.319,00

€ 90,83

€ 18,00

€ 25,80

€ 25,80

€ 22.905,00

€ 97,59

€ 18,00

€ 32,56

€ 25,80

€ 23.000,00

€ 98,69

€ 19,10

€ 33,66

€ 25,80

€ 24.000,00

€ 110,23

€ 30,63

€ 45,20

€ 25,80

€ 25.000,00

€ 121,77

€ 42,17

€ 56,73

€ 25,80

€ 26.000,00

€ 133,30

€ 53,71

€ 68,27

€ 25,80

€ 27.000,00

€ 144,84

€ 65,25

€ 79,81

€ 25,80

€ 28.000,00

€ 156,38

€ 76,79

€ 91,35

€ 25,80

€ 28.306,00

€ 159,91

€ 80,32

€ 94,88

€ 25,80

€ 29.000,00

€ 167,92

€ 88,33

€ 102,89

€ 33,81

€ 30.000,00

€ 179,46

€ 99,87

€ 114,43

€ 45,35

€ 35.000,00

€ 237,15

€ 157,56

€ 172,12

€ 103,04

€ 40.000,00

€ 294,84

€ 215,25

€ 229,81

€ 160,73

€ 45.000,00

€ 352,53

€ 272,94

€ 287,50

€ 218,42

€ 50.000,00

€ 410,23

€ 330,63

€ 345,20

€ 276,12

€ 55.000,00

€ 467,92

€ 388,33

€ 402,89

€ 333,81

 Bij de berekening van de maximale eigen bijdrage wordt de onderstaande rekenregel gehanteerd. Dit geldt ook voor een inkomen boven de € 55.000,-

 

Berekening maximale eigen bijdrage per periode van vier weken*:

  • -

    Ongehuwd ≥ 65: (bruto-inkomen - € 16.007,-)/13 x 15% + € 18,00

  • -

    Ongehuwd < 65: (bruto-inkomen - € 22.905,-)/13 x 15% + € 18,00

  • -

    Gehuwd en beide ≥ 65: (brutoverzamelinkomen - € 22.319,-)/13x15%+ € 25,80

  • -

    Gehuwd en beide of een van beide < 65: (brutoverzamelinkomen - € 28.306,-)/13x15%+ € 25,80

* Als de ondersteuningsvrager voor meerdere voorzieningen een eigen bijdrage moet betalen mag de totale eigen bijdrage per periode van 4 weken niet meer bedragen dan de bijdrage zoals opgenomen in bovenstaande tabel.

NB. Bovenstaande bedragen komen voort uit het landelijke besluit maatschappelijke ondersteuning. Deze bedragen worden jaarlijks door de wetgever aangepast.

Wijziging van deze bedragen in het landelijke besluit maatschappelijke ondersteuning betekent automatisch een wijziging hieromtrent in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Breda.

Bijlage II Persoonsgebonden budget voor onderhoud, service en reparatie *

Voorziening

All-in Onderhoud per jaar exclusief btw

All-in Onderhoud per jaar inclusief btw

1

Rolstoelen voor incidenteel gebruik

€ 60,00

€ 71,40

2

Rolstoelen voor semi-permanent gebruik

€ 85,00

€ 101,15

3

Rolstoelen voor permanent gebruik (kantel)

€ 90,00

€ 107,10

4

Rolstoelen voor permanent gebruik (actief)

€ 90,00

€ 107,10

5

Elektrische rolstoelen (binnen; inclusief WA-verzekering)

€ 410,00

€ 487,90

6

Elektrische rolstoelen (binnen – buiten; inclusief WA-verzekering)

€ 410,00

€ 487,90

7

Elektrische rolstoelen (buiten; inclusief WA-verzekering)

€ 410,00

€ 487,90

8

Driewielers fietsen (zonder hulp aandrijving)

€ 90,00

€ 107,10

9

Kinderrol (-stoel) voorzieningen (permanent)

€ 235,00

€ 279,65

10

Kinderrol (-stoel) voorzieningen (elektrisch)

€ 525,00

€ 624,75

11

Scootmobielen (inclusief WA-verzekering)

€ 350,00

€ 416,50

* Het eerste jaar van de verstrekking is het garantiejaar en komt om die reden niet voor onderhoud en reparatie in aanmerking.

Bijlage III Persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging

Het persoonsgebonden budget (pgb) voor huishoudelijke verzorging wordt uitbetaald op basis van geïndiceerde uren. De volgende uurtarieven worden hierbij onderscheiden:

Tabel 1:

Persoonsgebonden budget per uur voor zorg geleverd via de alfacheque

€ 12,80

Persoonsgebonden budget per uur bedoeld voor zorg geleverd door een alfahulp (HV1) en pgb voor HV1 die niet wordt afgenomen van een professionele organisatie

€ 12,80

Persoonsgebonden budget per uur HV1 die wordt afgenomen van een professionele organisatie

€ 18,40

Persoonsgebonden budget per uur HV2

€ 18,40

De huishoudelijke verzorging in natura wordt geïndiceerd op basis van de noodzakelijke uren en minuten.

Voor de huishoudelijke verzorging is een indeling in activiteiten te maken

Huishoudelijke verzorging

Aard van de activiteiten

Activiteiten

Personeel

Huishoudelijke werkzaamheden

Boodschappen doen

HV1

Broodmaaltijd bereiden

Warme maaltijd bereiden

Licht huishoudelijk werk

Zwaar huishoudelijk werk

De was doen

Huishoudelijke spullen in orde houden

Organisatie van het huishouden

Anderen helpen in huis met zelfverzorging

HV2

Anderen helpen in huis bij bereiden maaltijd

HV2

Dagelijkse organisatie van het huishouden

HV2

Hulp bij ontregelde huishouding i.v.m. psychische stoornis

Advies, instructie, voorlichting

HV2

Naast de indeling in activiteiten is er ook een tijdnormering huishoudelijke verzorging.

De tijdnormering is indicatief. Er moet altijd een individuele afweging gemaakt worden. Als er reden is om af te wijken van de normering kan dat, mits onderbouwd, altijd.

HV alleenstaande (seniorenwoning/flat)

Nr.

Activiteiten

Minuten

Uren

1.1

Boodschappen doen voor het dagelijks leven

60 p week

1u

1.2

Broodmaaltijd bereiden

15 p keer

1u45

1.3

Warme maaltijd bereiden

30 p keer

3u30

1.4

Licht huishoudelijk werk (kamers opruimen etc.)

60 p week

1u

1.5

Zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen etc.)

90 p week

1u30

1.6

De was doen (kleding/linnengoed wassen)

60 p week

1u

1.7

Huishoudelijke spullen in orde houden

-

-

Veel voorkomende combinaties

Minuten

Uren

1.4 + 1.5

Licht + zwaar

150

2u30

1.4 + 1.6

Licht + was

120

2u

1.5 + 1.6

Zwaar + was

150

2u30

1.4 + 1.5 + 1.6

Licht + zwaar + was

210

3u30

1.2 + 1.4 + 1.5 + 1.6

Brood (7x) + licht + zwaar + was

315

5u15

HV alleenstaande (eengezinswoning)

Nr.

Activiteiten

Minuten

Uren

1.1

Boodschappen doen voor het dagelijks leven

60 p week

1u

1.2

Broodmaaltijd bereiden

15 p keer

1u45

1.3

Warme maaltijd bereiden

30 p keer

3u30

1.4

Licht huishoudelijk werk (kamers opruimen etc.)

60 p week

1u

1.5

Zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen etc.)

180 p week

3u

1.6

De was doen (kleding/linnengoed wassen)

60 p week

1u

1.7

Huishoudelijke spullen in orde houden

-

-

Veel voorkomende combinaties

Minuten

Uren

1.4 + 1.5

Licht + zwaar

240

4u

1.4 + 1.6

Licht + was

180

3u

1.5 + 1.6

Zwaar + was

240

4u

1.4 + 1.5 + 1.6

Licht + zwaar + was

300

5u

1.2 + 1.4 + 1.5 + 1.6

Brood (7x) + licht + zwaar + was

405

6u45

HV twee- of meerpersoonshuishouden (woonsituatie niet van belang)

Nr.

Activiteiten

Minuten

Uren

1.1

Boodschappen doen voor het dagelijks leven

60 p week (evt + )

1u

1.2

Broodmaaltijd bereiden

15 p keer (evt + )

1u45

1.3

Warme maaltijd bereiden

30 p keer (evt + )

3u30

1.4

Licht huishoudelijk werk (kamers opruimen etc.)

90 p week (evt + )

1u30

1.5

Zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen etc.)

180 p week (evt + )

3u

1.6

De was doen (kleding/linnengoed wassen)

90 p week (evt + )

1u30

1.7

Huishoudelijke spullen in orde houden

-

-

Veel voorkomende combinaties

Minuten

Uren

1.4 + 1.5

Licht + zwaar

270

4u30

1.4 + 1.6

Licht + was

180

3u

1.5 + 1.6

Zwaar + was

270

4u30

1.4 + 1.5 + 1.6

Licht + zwaar + was

360

6u

1.2 + 1.4 + 1.5 + 1.6

Brood (7x) + licht + zwaar + was

465

7u45

'evt. +’ houdt in, dat extra tijd geïndiceerd kan worden bij grotere leefeenheden, aanwezigheid kleine kinderen, extra bewassing, etc.

HV overige activiteiten alleenstaande/twee- of meerpersoonsleefeenheden

Nr.

Activiteiten

Minuten

Uren

2.1

Anderen helpen in huis met zelfverzorging

Tot max 40 uur per week

1u

2.2

Anderen helpen in huis bij bereiden maaltijd

Tot max 40 uur per week

1u45

2.3

Dagelijkse organisatie van het huishouden

30 p week

3u30

3.1

Advies, instructie, voorlichting *

30 p keer (max 3 keer p week, 6 weken)

1u30

* Als het gaat om het aanleren van het huishouden, dan geen tijd indiceren, maar aan te leren activiteiten indiceren in tijd en aangeven dat het om aanleren van die activiteiten gaat.

Normtijden:

Bij de bepaling van de omvang van de indicatie worden de onderstaande normen gehanteerd.

  • a.

    De tijd waarmee de huishoudelijke verzorging wordt geïndiceerd is noodzakelijk en niet meer dan nodig om verantwoorde huishoudelijke zorg (op het gebied van hygiëne, voeding en dergelijke) te bieden in de directe leefruimten van de verzekerde.

  • b.

    De normtijden zijn gebaseerd op ‘normale’ huishoudens. Als er sprake is van bijvoorbeeld medische of praktische problematiek bij de verzekerde en/of zijn huishouden, zoals dieet, (ernstige) vervuiling van het huis, incontinentie, speekselvloed, overmatige transpiratie, allergie, COPD en dergelijke, wordt aanvullend op de basisminuten extra tijd berekend.

  • c.

    Het is niet mogelijk om extra tijd te berekenen vanwege de persoonlijke voorkeur van de ondersteuningsvrager zonder dat daar een noodzaak voor is.

Factoren meer/ minder huishoudelijke hulp:

1.1 Boodschappen doen

Activiteiten: Boodschappenlijst samenstellen

Boodschappen inkopen en opslaan - wekelijks

Factoren meer/minder hulp

Als het gezin/leefeenheid bestaat uit meer dan 4 personen, en/of er zijn kinderen jonger dan 12 jaar, dan kan er een indicatie gesteld worden voor twee keer per week boodschappen; + 30 minuten, wanneer de afstand tot de winkels groot is.

1.2 + 1.3 Broodmaaltijd bereiden en warme maaltijd bereiden

Activiteiten: Broodmaaltijd klaarzetten

Tafel dekken en afruimen

Koffie/thee zetten

Afwassen (machine – handmatig)

Eten bereiden - voorbereiden

- koken

Opslaan en beheer levensmiddelenvoorraad

Afwassen en opruimen

Factoren meer/ minder hulp

Aanwezigheid kinderen jonger dan 12 jaar: + 20 minuten per keer.

1.4 Licht huishoudelijk werk

Activiteiten: Afwassen, als er geen indicatie is voor maaltijdvoorbereiding, handmatig 15-30 min per keer

Machine in- en uitruimen: 10 minuten per keer

Hand- en spandiensten

Opruimen: totaal dagelijkse beurt interieur is afhankelijk van de grootte van de woning en de specifieke kenmerken van het gezin/leefeenheid: 15 tot 40 minuten per keer.

Stof afnemen/ragen

Bedden opmaken

Factoren meer/ minder hulp

- Persoonsgebonden problematiek/ communicatieproblemen

- Aantal kinderen onder de 12 jaar

- Huisdieren (bij allergie eerst sanering)

- Allergie voor huisstofmijt, COPD: in gesaneerde woning

- Ernstige beperkingen in gebruik van armen en handen

- Alleen de kamers die in gebruik zijn, worden schoongehouden. Voor een cliënt zonder kinderen max. 20 minuten per keer, voor een cliënt met kinderen jonger dan 12 jaar maximaal 30 minuten per keer

Frequentie: in principe maximaal 3 maal per week 20-30 minuten

1.5 Zwaar huishoudelijk werk

De hoeveelheid ondersteuning is meer afhankelijk van de grootte en inrichting van de woning, dan van de aanwezigheid van een extra persoon.

Activiteiten: Stofzuigen

Schrobben, dweilen, soppen: sanitair en keuken

Beden opmaken/ verschonen

Opruimen huishoudelijk afval

Hier worden de wekelijkse activiteiten bedoeld.

Factoren meer/ minder hulp:

In grote woningen met veel bewoners, meer vervuiling, COPD-problematiek (na sanering) of aanwezigheid van jonge kinderen kan extra zorg worden geïndiceerd.

1.6 De was doen

Activiteiten: Kleding en linnengoed sorteren en wassen in wasmachine

Centrifugeren, ophangen, afhalen.

Was drogen in droogmachine Ophangen, afhalen wasgoed.

Factoren meer/minder hulp:

- Aantal kinderen jonger dan 16 jaar: + 30 minuten per kind per week

- Bedlegerige patiënten: + 30 minuten

- extra wassen i.v.m. overmatige transpiratie, incontinentie, speekselverlies enz.: + 30 minuten

Frequentie: eenmaal per week, huishoudens met kleine kinderen maximaal 3 keer per week.

2.1 en 2.2 Opvang en/of verzorging van kinderen/volwassen huisgenoten (anderen helpen met zelfverzorging) en anderen helpen bij het bereiden van maaltijden

Activiteiten: Wassen en aankleden

Hulp bij eten en/of drinken

Maaltijden voorbereiden

Sfeer scheppen, spelen

Opvoedingsactiviteiten

Factoren meer/minder hulp:

- Aantal kinderen

- Leeftijd kinderen

- Gezondheidssituatie/ functioneren kinderen/huisgenoten

- Aanwezigheid gedragsproblematiek

- Samenvallende activiteiten

De indicatie is afhankelijk van de situatie, indien kinderen jonger zijn dan 6 jaar gecombineerd met HV-activiteiten tot maximaal 40 uur per week.

2.3 Dagelijkse organisatie van het huishouden

Activiteiten: Administratieve werkzaamheden t.b.v. de klant (alleen in combinatie met andere

huishoudelijke activiteiten, valt bij beperkt regelvermogen onder ondersteunende

begeleiding).

Organisatie huishoudelijke activiteiten

Plannen en beheren van middelen m.b.t. het huishouden

Factoren meer/minder hulp:

- Communicatieproblemen

- Aantal huisgenoten, vooral kinderen jonger dan 16

- (Psychosociale) problematiek bij meerdere gezinsleden

Frequentie: 1 keer per week.

3.1 Advies, instructie, voorlichting, gericht op het huishouden

Activiteiten: Instructie omgaan met hulpmiddelen

Instructie licht huishoudelijk werk

Instructie textielverzorging

- boodschappen doen

- koken

Factoren meer/minder hulp:

Communicatieproblemen

Frequentie: 3 keer per week maximaal 6 weken