Regeling vervallen per 20-06-2013

Coffeeshopbeleid@Breda maart 2012

Geldend van 20-06-2013 t/m 19-06-2013

Intitulé

Coffeeshopbeleid@Breda maart 2012

De burgemeester van Breda,

Gelet op artikel 174 Gemeentewet en artikel 13b Opiumwet.

Besluit:

  • 1.

    Vast te stellen deze nota ‘Coffeeshopbeleid@Breda maart 2012’ met de daarbij behorende bijlagen;

  • 2.

    Te bepalen dat de onder punt 1 bedoelde nota inwerking treedt één dag na bekendmaking onder gelijktijdige intrekking van de op 20 oktober 2009 vastgestelde nota ‘Coffeeshopbeleid Breda 2005: herziene versie 2009’

1. Inleiding

In het regeerakkoord heeft het kabinet Rutte gemeld te staan voor een daadkrachtige aanpak van overlast en (georganiseerde) criminaliteit. Mede op basis van de adviezen van de commissie Van de Donk1 heeft het kabinet aangegeven dat het Nederlandse drugsbeleid toe is aan een nieuwe impuls. In de brief van 27 mei 2011 hebben de ministers Opstelten (Veiligheid en Justitie) en Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) uiteengezet hoe deze nieuwe impuls wordt vormgegeven.2

Het Nederlandse drugsbeleid steunt op twee pijlers: de bescherming van de volksgezondheid en de bestrijding van overlast en criminaliteit.

Om overlast en criminaliteit die verband houden met coffeeshops en de handel in verdovende middelen tegen te gaan, zal een einde worden gemaakt aan het huidige ‘open-deur-beleid’ van de coffeeshops. Coffeeshops moeten kleiner en meer beheersbaar worden gemaakt. De aantrekkingskracht van het Nederlandse drugsbeleid op gebruikers uit het buitenland moet worden teruggedrongen. Coffeeshops worden klein en besloten en zullen zich in hun verkoop moeten gaan richten op de lokale markt.

Bovengenoemde verscherpte landelijke aanpak is bij brief d.d. 26 oktober 2011 en 22 december 2011 door de minister van Veiligheid en Justitie aangekondigd. Het nieuwe landelijke coffeeshopbeleid wordt gekenmerkt door de volgende hoofdpunten:

  • .

    Coffeeshops worden besloten clubs die uitsluitend toegankelijk zijn voor leden

  • .

    Een coffeeshop heeft maximaal 2000 leden

  • .

    Alleen meerderjarige ingezetenen van Nederland kunnen lid worden van een coffeeshop

  • .

    Er geldt een minimale afstand van ten minste 350 meter tussen middelbare scholen en coffeeshops

  • .

    De minister ziet erop toe dat gemeenten het afstandscriterium en de overige relevante delen van het landelijk beleid in hun vergunningen handhaven

  • .

    Er gelden zwaardere straffen op de (voorbereiding van) in- en uitvoer, teelt en (georganiseerde) handel van drugs en er zullen aanpassingen komen in het onderscheid tussen harddrugs en softdrugs

  • .

    De inzet van de Wet Bibob bij coffeeshops wordt geïntensiveerd

  • .

    De bestrijding van georganiseerde (drugs)criminaliteit wordt sterk geïntensiveerd

  • .

    Zware cannabis wordt een harddrug (THC gehalte van 15% of meer)

  • .

    De aanwijzing van toezichthouders die de Opiumwet mogen handhaven, wordt uitgebreid

Deze nota coffeeshopbeleid@Breda bevat de lokale uitwerking van een groot aantal hoofdpunten van het nieuwe landelijke coffeeshopbeleid. De nota vervangt de eerdere versie van het beleid op dit vlak: “Coffeeshopbeleid Breda 2005, herziene versie 2009”. In het Bredase coffeeshopbeleid staat de handhaving van de openbare orde en veiligheid centraal. Het volksgezondheidsaspect komt zijdelings aan de orde.

Uitdrukkelijk wordt hier vermeld dat het beleid zoals vastgelegd in deze nota, alleen ziet op de handel in softdrugs vanuit de gedoogde coffeeshops. Bij overtredingen van de gedoogvoorwaarden door een coffeeshop wordt opgetreden op grond van art. 13b Opiumwet. Voor de handel in drugs vanuit niet-gedoogde verkooppunten is specifiek handhavingsbeleid van toepassing, waarbij er aparte beleidsregels gelden voor woningen en niet-woningen. Ook de illegale hennepteelt valt niet onder het coffeeshopbeleid.

1 “Geen deuren maar daden” verschenen in juli 2009

2 Kamerstukken II 2010-2011, 24077, nr. 259

2. Gedoogbeleid

Het Nederlandse gedoogbeleid

In het Nederlandse drugsbeleid en de Opiumwet wordt een onderscheid gemaakt tussen verdovende middelen met een onaanvaardbaar risico voor de volksgezondheid (harddrugs) en andere middelen (softdrugs). De wetgever heeft dat onderscheid gemaakt met het oog op de gebruiksrisico’s van de twee soorten drugs en om een duidelijke scheiding aan te brengen tussen beide markten. Het telen, verwerken, bezitten, verkopen, im- en exporteren van alle drugs, waaronder softdrugs (hasj en wiet), is sinds 1928 strafbaar. Dergelijke strafbare feiten kunnen dus door de officier van justitie worden vervolgd. In de zestiger en zeventiger jaren wordt echter voor softdrugs in Nederland de basis gelegd voor het gedoogbeleid. Worden eerst alleen huisdealers gedoogd, later strekt het gedoogbeleid zich uit over de commerciële coffeeshops.

Coffeeshops zijn alcoholvrije horecagelegenheden waar handel in en gebruik van softdrugs wordt gedoogd. De achterliggende gedachte hiervan is dat voorkomen moet worden dat de cannabisgebruiker in aanraking komt met drugs met een groter gezondheidsrisico (harddrugs). In 1991 worden landelijk de zogenaamde AHOJ-G criteria formeel van kracht. De verkoop van hasj en marihuana blijft echter als zodanig strafbaar. Bij het gedogen gaat het erom dat het openbaar ministerie afziet van vervolging. Buiten de gedoogde coffeeshops is de verkoop van cannabis verboden. Overigens blijft het een complexe situatie dat de verkoop van softdrugs vanuit coffeeshops wordt gedoogd maar de inkoop van softdrugs niet (achterdeurproblematiek).

In de aanwijzing Opiumwet is aangegeven dat het gedoogbeleid nadrukkelijk niet geldt voor de verkoop van hennepproducten vanuit andere bedrijfspanden als bijvoorbeeld café’s, winkels of afhaalcentra, via ene koeriers- of taxibedrijf, een 06-nummer, postorderbedrijf of vanuit woningen.

Gedoogbeleid in Breda

De coffeeshops in de gemeente Breda moeten voldoen aan de strikte gedoogvoorwaarden zoals die gesteld zijn in het Bredase coffeeshopbeleid. De eerste versie van dit beleid werd gevormd door de nota “Koffieshopbeleid Gemeente Breda 1999”. Uitgangspunt van de nota uit 1999 was beperking van de aantasting van de openbare orde en het woon- en leefklimaat als gevolg van het gedoogbeleid. In 2005 is het coffeeshopbeleid op enkele punten gewijzigd (“Coffeeshopbeleid Breda 2005”):

  • .

    Het maximum aantal coffeeshops werd verminderd van 10 naar 9

  • .

    Invoering van een ontheffingsmogelijkheid voor de burgemeester op de criteria inzake situering, indien de situatie daartoe aanleiding geeft

  • .

    Invoering van een gedoogverklaring voor exploitanten van een gedoogde coffeeshop

  • .

    De geldigheidsduur van een waarschuwing werd beperkt tot 5 jaar

  • .

    Handhaven van de sluitingstijd op 23.00u, met de mogelijkheid tot verlenging van de openingstijd door de burgemeester voor 2 coffeeshops in de binnenstad op vrijdag en zaterdag tot uiterlijk 24.00 uur.

  • .

    Invoering van een handhavingsmatrix om een strikte, eenduidige handhaving te bevorderen

In verband met het beëindigen van het gedoogbeleid in september 2009 door de gemeenten Roosendaal en Bergen op Zoom en de onduidelijkheid voor wat betreft de gevolgen hiervan, is het maximum aantal coffeeshops in Breda in oktober 2009 bevroren op het op dat moment bestaande aantal gedoogde coffeeshops, namelijk 8. Deze wijziging is vastgelegd in de nota “Coffeeshopbeleid Breda 2005, herziene versie 2009”.

In het beleid uit 2009 is tevens overgangsrecht opgenomen voor de coffeeshops die op het moment van het vaststellen van het coffeeshopbeleid in strijd met het vestigingscriterium in de buurt van een school en/of jongerencentrum gelegen waren (3 coffeeshops die met name genoemd worden in het beleid). Op deze coffeeshops is overgangsrecht van toepassing: er zal niet met een sluitingsbevel worden opgetreden zolang er in de exploitatie, zoals aangegeven in bijlage I van het coffeeshopbeleid danwel in de te verlenen gedoogverklaring, geen wijziging komt (uitsterfbeleid).

Gedoogverklaring

Om de exploitatie van coffeeshops in Breda te reguleren, worden aan de exploitanten van de gedoogde coffeeshops gedoogverklaringen afgegeven. Een vergunning is niet mogelijk aangezien drugshandel formeel nog steeds een illegale activiteit is. Het afgeven van gedoogverklaringen biedt de mogelijkheid om nadere, specifieke eisen aan exploitanten en locaties te stellen. Ook kunnen in de gedoogverklaring maximaal twee leidinggevenden, niet-zijnde de exploitant, worden aangewezen aan wie de algemene dagelijkse bedrijfsvoering kan worden overgedragen. De coffeeshopexploitant blijft daarbij overigens altijd eindverantwoordelijk. Bij het afgeven van een gedoogverklaring wordt vooraf een integriteittoets uitgevoerd op alle personen zoals vermeld op de gedoogverklaring. Een afgegeven gedoogverklaring is niet overdraagbaar. Bij vestiging van een nieuwe coffeeshop zal een nieuwe gedoogverklaring moeten worden aangevraagd. Bij de beoordeling of wel of niet een gedoogverklaring wordt afgegeven wordt getoetst op alle hierna genoemde gedoogcriteria.

De eerste gedoogverklaringen zijn ruim drie jaar geleden afgegeven en moeten worden vernieuwd. Op basis van het nieuwe coffeeshopbeleid zullen voor de bestaande coffeeshops nieuwe gedoogverklaringen worden afgegeven. Voorwaarde is natuurlijk wel dat zij (nog steeds) voldoen aan de hierna gestelde eisen.

Aan een gedoogverklaring zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • .

    Bij de exploitatie wordt het geldende coffeeshopbeleid van de gemeente Breda in acht genomen;

  • .

    Bij de exploitatie worden de “Richtlijnen voor het opsporings- en strafvorderingsbeleid inzake strafbare feiten van de Opiumwet” van de procureurs-generaal van het OM in acht genomen;

  • .

    Een gedoogverklaring geldt in beginsel voor een periode van vijf jaar (dit was drie jaar maar wordt gelijk getrokken met de verjaringstermijn van overtredingen gedoogcriteria). Uitgezonderd hierop zijn de coffeeshops in een overgangssituatie. Deze gedoogverklaringen worden afgegeven voor zolang de overgangsperiode duurt;

  • .

    Indien de woon- en leefklimaatregeling voor de betreffende locatie van toepassing is dan dient de exploitant over een exploitatievergunning te beschikken. Hierop is de Bibob-toetsing van toepasssing;

  • .

    Er worden alleen gedoogverklaringen afgegeven voor coffeeshops met een exploitatievergunning, die op slechts één naam staat (eenmanszaken), niet voor andere rechtsvormen (dit om ondoorzichtige constructies te voorkomen waardoor niet duidelijk meer is wie de zeggenschap heeft);

  • .

    Alle personeelsleden dienen in de gedoogverklaring te worden vermeld; iedere wijziging in het personeelsbestand dient te worden doorgegeven.

  • .

    Algemene voorwaarden gedoogverklaring coffeeshop zoals opgenomen in de gedoogverklaring zelf.

In de gedoogverklaring wordt aangegeven in welke gevallen de gedoogverklaring vervalt of wordt ingetrokken.

3. Coffeeshopbeleid gemeente Breda

Uitgangspunten

Het algemene uitgangspunt van het Bredase coffeeshopbeleid is het beschermen van de openbare orde en veiligheid en het beperken van de negatieve effecten op het woon- en leefklimaat. Op basis van het nieuwe landelijke beleid worden coffeeshops gedefinieerd als besloten clubs met maximaal 2000 leden, die alleen toegankelijk zijn voor meerderjarige ingezetenen van Nederland. Toegang tot de coffeeshop kan uitsluitend worden verleend na het tonen van een geldig identiteitsbewijs en op basis van een lidmaatschap van de coffeeshop. Het aantal coffeeshops in Breda blijft gemaximeerd. Om de situatie rond de shops beheersbaar te houden en te voorkomen dat de exploitatie onevenredig zwaar drukt op het woon- en leefklimaat, worden coffeeshops in beginsel in de binnenstad gevestigd. Daarnaast moeten de shops op minimaal 350 meter loopafstand van scholen voor voortgezet of middelbaar beroepsonderwijs zijn gevestigd.

Om de openbare orde en veiligheid optimaal te kunnen waarborgen, dient de coffeeshop zich te houden aan de zogenaamde gedoogcriteria. Overtreding van deze voorwaarden leidt tot sancties. De gedoogcriteria worden nader uitgewerkt in paragraaf 4.

Doelstellingen beleid

Met het coffeeshopbeleid worden de volgende doelstellingen nagestreefd:

  • .

    het bestrijden en voorkomen van negatieve effecten op het woon- en leefklimaat

  • .

    het middelengebruik van jeugdigen in de leeftijd onder de 18 jaar tegengaan

  • .

    de groothandel in (soft)drugs voorkomen

  • .

    (soft)drugstoerisme en de negatieve effecten daarvan tegengaan

  • .

    de illegale handel in (soft en hard)drugs vanuit niet-gedoogde verkooppunten voorkomen

  • .

    overlast en georganiseerde misdaad tegengaan

4. Gedoogcriteria

De verkoop van softdrugs in coffeeshops wordt in Breda toegestaan onder strikte voorwaarden alleen in die inrichtingen, waarvan de exploitant beschikt over een gedoogverklaring. De burgemeester van Breda neemt geen bestuurlijke maatregelen zolang de exploitant van de coffeeshop de hierna genoemde voorwaarden niet overtreedt. De burgemeester is bevoegd om gemotiveerd van deze voorwaarden af te wijken. Voor de volledigheid wordt hier nog vermeld dat de gedoogcriteria alleen gelden voor gedoogde coffeeshops. Voor niet-gedoogde verkooppunten is ander specifiek handhavingsbeleid van toepassing.

Getalscriterium

  • 1.

    Het totaal aantal coffeeshops in de gemeente Breda bedraagt maximaal 8.

Besloten club

  • 2.

    De coffeeshop is alleen toegankelijk voor meerderjarige ingezetenen van Nederland, op vertoon van een geldig identiteitsbewijs en op basis van een lidmaatschap van de betreffende shop.

  • 3.

    Er mogen per kalenderjaar maximaal 2000 individuele, natuurlijke personen lid zijn van de coffeeshop.

  • 4.

    De coffeeshopexploitant mag niet meer dan 5 gram softdrugs per lid per dag verkopen.

Lidmaatschap

  • 5.

    Een lidmaatschap mag alleen worden verleend na controle door de coffeeshopexploitant dat de betrokkene meerderjarig is en ingezetene is van Nederland. Dit controleert de coffeeshopexploitant aan de hand van een geldig identiteitsbewijs en een uitreksel van de Gemeentelijke Basisadministratie van de woonplaats dat bij het aangaan van het lidmaatschap niet ouder is dan vier weken.

  • 6.

    Per kalenderjaar mogen per coffeeshop niet meer dan 2000 lidmaatschappen worden uitgegeven. Dit wordt gedocumenteerd in de vorm van een controleerbare ledenlijst. De ledenlijst moet een verschijningsvorm hebben zodat deze kan worden ingezien of fysiek kan worden overhandigd ter controle. Bij controle dient de ledenlijst onmiddellijk te worden overlegd . Op de ledenlijst zijn per lid de volgende gegevens opgenomen (conform geldig legitimatiebewijs):

    • -

      voorletters

    • -

      Achternaam

    • -

      geboortedatum

    • -

      woonplaats

    • -

      ingangsdatum en vervaldatum lidmaatschap

De ledenlijst is genummerd van 1 tot en met 2000 met de leden op alfabetische volgorde qua achternaam.

Criteria met betrekking tot situering

  • 7.

    De coffeeshop mag niet gevestigd zijn binnen 350 meter loopafstand van een school voor voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs.

  • 8.

    De directe omgeving van de coffeeshop mag niet uit bebouwing bestaan die uitsluitend of in overwegende mate is bestemd of wordt gebruikt voor bewoning.

  • 9.

    De coffeeshop mag alleen gevestigd zijn in het gedeelte van de stad dat wordt omsloten door het water van de stadssingels (de binnenstad) en in de spoorbuurt;

  • 10.

    Er mag geen sprake zijn van een zodanige concentratie van coffeeshops, al dan niet gecombineerd met andere handelsplaatsen gerelateerd aan drugs en/of andersoortige horecabedrijven in een bepaald gebied, dat redelijkerwijs verwacht mag worden dat als gevolg van deze concentratie het woon- en leefklimaat in het betrokken gebied in ontoelaatbare mate wordt belast. Van een dergelijke belasting is in ieder geval sprake als 3 of meer coffeeshops binnen een straal van 300 meter van elkaar zijn gelegen. Voor kwetsbare gebieden kan de burgemeester gemotiveerd van dit criterium afwijken. Hiervan is in ieder geval sprake voor het gebied Spoorbuurt: daar is sprake van een concentratie als 2 of meer coffeeshops binnen een straal van 300 meter van elkaar zijn gelegen.

Criteria inzake activiteiten/gedragingen

  • 11.

    De coffeeshop dient zich te onthouden van reclame/affichering dan wel andere activiteiten waardoor mensen ongewild met de (soft)drugshandel kunnen worden geconfronteerd. Dit betekent onder andere geen borden langs de weg en geen reclame gericht op bezoekers uit andere steden. Alleen een summiere aanduiding op de shop is toegestaan.

  • 12.

    Er mogen geen harddrugs worden verkocht in of vanuit de coffeeshop en/of aanwezig zijn in de coffeeshop.

  • 13.

    Door de coffeeshop mag geen ernstige overlast worden veroorzaakt danwel een zodanig ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat in de directe omgeving van de coffeeshop, dat de gedoogsituatie niet langer kan voortduren.

  • 14.

    Het is verboden in de coffeeshop en/of de aangrenzende ruimte (binnen het gehele pand) een handelsvoorraad softdrugs van meer dan 500 gram aanwezig te hebben.

  • 15.

    Voor wat betreft de leidinggevende(n) dan wel anderen die in de coffeeshop werkzaam zijn, mag er geen sprake zijn van slecht levensgedrag, waaronder in elk geval wordt verstaan een crimineel verleden.

  • 16.

    Het is niet geoorloofd vanuit de coffeeshop of in de directe omgeving doch in relatie tot de coffeeshop criminele activiteiten te ondernemen.

  • 17.

    Het is verboden op of aan de weg danwel in de buurt van een school (soft)drugs te verkopen of te leveren, waarbij is geconstateerd danwel een redelijk vermoeden bestaat dat deze verkoop of levering in relatie staat met de exploitatie van de coffeeshop.

  • 18.

    Buiten de openingstijden, dat wil zeggen tussen 23.00u en 9.00u, mogen geen bezoekers in de coffeeshop aanwezig zijn danwel worden toegelaten. De burgemeester is bevoegd gemotiveerd van dit sluitingscriterium af te wijken.

  • 19.

    Het is verboden alcoholhoudende drank aanwezig te hebben in de coffeeshop dan wel te verkopen in of vanuit de shop.

  • 20.

    Er dient te allen tijde een leidinggevende, die met name genoemd is in de gedoogverklaring, aanwezig te zijn in de coffeeshop.

Overgangsregeling

  • a.

    Tegen bestaande coffeeshops die voor sluiting in aanmerking komen uitsluitend op grond van overtreding van gedoogcriterium 8 en 9 zal niet met een sluitingsbevel worden opgetreden zolang in de exploitatie zoals aangegeven in bijlage 1 danwel in de te verlenen gedoogverklaring, geen wijziging komt.

  • b.

    Gedoogcriterium 7 treedt in werking op 1 januari 2014. Vanaf de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels tot 1 januari 2014 moet de minimale afstand van een coffeeshop tot een school voor voortgezet onderwijs of middelbaar onderwijs hemelsbreed 250 meter zijn.

  • c.

    Tegen een bestaande coffeeshop die voor sluiting in aanmerking komt uitsluitend op grond van overtreding van gedoogcriterium 8, 9 en overgangsbepaling b, wordt tot 1 januari 2014 niet met een sluitingsbevel opgetreden zolang in de exploitatie zoals aangegeven in bijlage 1 danwel in de gedoogverklaring geen wijziging komt.

  • d.

    Gedoogcriterium 3 (maximaal 2000 leden per coffeeshop) treedt in werking op 1 januari 2013. De bepalingen dat per kalenderjaar per coffeeshop maximaal 2000 lidmaatschappen mogen worden uitgegeven en dat de ledenlijst moet zijn genummerd tot maximaal 2000, als is aangegeven in criterium 6, gaan eveneens pas in op 1 januari 2013.

5. Toelichting gedoogcriteria

Gedoogcriterium 1: maximaal 8 coffeeshops

De minister heeft aangegeven dat coffeeshops besloten clubs moeten worden voor de lokale markt. Met lokale markt wordt Nederland bedoeld. Het Bredase gedoogbeleid is in principe bedoeld voor Breda. In beginsel kunnen in de gemeente Breda met de huidige 8 coffeeshops 8x2000= 16.000 gebruikers bediend worden (aantal shops op maart 2012).

Op grond van de Nationale Drug Monitor 2010 van het Trimbos-instituut/WODC heeft 6.9% van de bevolking van 15 tot en met 64 jaar recent cannabis gebruikt (stedelijke omgeving). Het aantal inwoners in de gemeente Breda in deze leeftijdscategorie is ongeveer 118.000 inwoners. Op basis van het percentage uit de Drug monitor zou dit inhouden dat in de gemeente Breda zo’n 8.250 inwoners regelmatig softdrugs gebruiken. Daarnaast kunnen tot de lokale markt ook gebruikers uit de direct aangrenzende kleinere op de gemeente Breda georiënteerde gemeenten worden gerekend (centrumfunctie Breda). Uitgaande van maximaal 2000 klanten per coffeeshop betekent dit dat er in Breda met 8 coffeeshops ruim voldoende coffeeshops zijn om de lokale markt te bedienen. Daarom blijft het aantal coffeeshops in Breda gemaximeerd op 8 shops in totaal.

Opgemerkt wordt dat eventuele aanloop vanuit Oosterhout en/of Bergen op Zoom en Roosendaal en directe omgeving niet is meegenomen, aangezien deze gemeenten zelf de keuze hebben gemaakt om geen coffeeshops (meer) toe te staan op hun grondgebied. Gebruikers uit Etten-Leur en omgeving kunnen terecht bij de coffeeshop in Etten-Leur.

Gedoogcriterium 2: toegang coffeeshop

De coffeeshop is alleen toegankelijk voor meerderjarige ingezetenen van Nederland, die lid zijn van de coffeeshop. Toegang kan uitsluitend worden verleend na het tonen van een geldig identiteitsbewijs en op basis van een lidmaatschap van die coffeeshop. Alleen leden mogen dus worden toegelaten tot de shop. Personen die geen lid zijn van de coffeeshop hebben geen toegang, ook niet wanneer zij iemand willen vergezellen die wel lid is of indien zij alleen gebruik willen maken van de faciliteiten van de droge horeca-inrichting (eten, drinken). Het verlenen van de toegang en controle van de benodigde documenten is de verantwoordelijkheid van de exploitant.

Het ingezetenencriterium heeft niet tot gevolg dat niet-ingezetenen van Nederland, die werkzaam zijn in een coffeeshop geen toegang meer hebben tot de coffeeshops. Immers, werknemers zijn in beginsel geen leden en kunnen dus geen cannabis kopen in de coffeeshop. De werknemers dienen te worden opgenomen in de werkgeverslijst, die onderdeel vormt van de gedoogverklaring.

Gedoogcriterium 3: maximaal 2000 leden per shop

Het vereiste van maximaal 2000 leden per coffeeshop is opgenomen in het landelijke beleid. Conform het landelijke beleid wordt dit criterium pas vanaf 1 januari 2013 gehandhaafd. Tot die tijd mag de coffeeshop een onbeperkt aantal lidmaatschappen uitgeven (zie ook overgangsbepalingen). De minister heeft aan de gemeenten de keuze gelaten om dit aantal desgewenst naar beneden bij te stellen. De gemeente Breda heeft ervoor gekozen om het aantal van 2000 leden per shop aan te houden. Het aantal van 2000 leden geldt per kalenderjaar (zie ook gedoogcriterium 6).

Gedoogcriterium 4: grote transacties

De verkoop van grote hoeveelheden per transactie is niet toegestaan. Dit criterium is ingegeven door het Nederlandse drugsbeleid, onder andere met als doel het beperken van het softdrugstoerisme en het gedogen van de handel en het gebruik van softdrugs op kleine schaal. Grootschalige handel heeft eveneens een negatieve invloed op het woon- en leefklimaat en kan leiden tot overlastsituaties.

Gedoogcriterium 5: verlenen lidmaatschap

Een lidmaatschap kan niet zomaar aan eenieder worden verstrekt. Voorwaarden voor het verlenen van een lidmaatschap zijn (cumulatief):

  • .

    De betrokkene is meerderjarig (18 jaar of ouder)

  • .

    De betrokkene is ingezetene van Nederland.

Bij een aanvraag voor een lidmaatschap is de coffeeshopexploitant verantwoordelijk om te controleren of betrokkene aan deze eisen voldoet. Dit doet de exploitant aan de hand van een geldig identiteitsbewijs en een bewijs van ingezetenschap. Het ingezetenschap is door het ministerie van Veiligheid en Justitie als volgt gedefinieerd: de betrokkene heeft zijn adres in een gemeente van Nederland. Het ingezetenschap wordt aangetoond door middel van een uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie van de woonplaats van de betreffende persoon, dat bij het aangaan van het lidmaatschap niet ouder is dan vier weken. Het adres dient een woonadres te betreffen.

De controle van bovenstaande punten op juistheid is en blijft de verantwoordelijkheid van de coffeeshophouder. Ingezetenschap kan tussentijds veranderen. Omdat een coffeeshophouder per kalenderjaar maximaal 2000 lidmaatschappen mag uitgegeven (een lidmaatschap is dus minimaal voor een jaar), zijn er gemeenten die van de coffeeshophouder verlangen dat na een jaar opnieuw een recent uitreksel GBA moet worden gevraagd aan het clublid. In het Bredase coffeeshopbeleid wordt het aan de coffeeshophouder gelaten hoe hij periodiek toetst of een clublid nog aan de vereisten voldoet. Naarmate een coffeeshophouder een dergelijke tussentijdse toetsing bij lidmaatschap langer dan een jaar achterwege laat neemt hij uiteraard een risico. Dit risico komt voor rekening van de coffeeshophouder.

Gedoogcriterium 6: ledenadministratie

De coffeeshopexploitant is verplicht een controleerbare administratie bij te houden waarin alle leden van de coffeeshop zijn opgenomen. De administratie moet in ieder geval omvatten een controleerbare ledenlijst die een verschijningsvorm moet hebben die kan worden ingezien of fysiek kan worden overhandigd ter controle. Op de ledenlijst zijn per lid de volgende gegevens opgenomen:

  • -

    Voorletters en achternaam,

  • -

    geboortedatum

  • -

    woonplaats,

  • -

    ingangsdatum en vervaldatum lidmaatschap.

Bij controle dient, aan de hand van het legitimatiebewijs, te kunnen worden vastgesteld dat de personen die in de coffeeshop aanwezig zijn, lid van de coffeeshop zijn en dus voorkomen op de ledenlijst. Er is te allen tijde een fysiek exemplaar van de actuele ledenlijst, genummerd en gerangschikt op alfabetische volgorde, aanwezig in de coffeeshop. De coffeeshophouder is verplicht de ledenlijst bij een controle aan de controlerende instantie in te laten zien. De coffeeshopexploitant is verantwoordelijk voor een goed controleerbare ledenlijst. Het maximum van 2000 clubleden op de ledenlijst gaat pas in op 1 januari 2013 (zie gedoogcriterium 3). De ledenlijst van de coffeeshophouder of een afschrift daarvan wordt bij controle niet meegenomen.

Gedoogcriterium 7: vestiging in de buurt van scholen

Dit gedoogcriterium heeft betrekking op de vestiging van coffeeshops in de nabijheid van middelbare scholen. Het nieuwe afstandscriterium is één van de hoofdpunten van het gewijzigde landelijke coffeeshopbeleid. Door coffeeshops uit de buurt van scholen te weren, wordt voorkomen dat jeugdigen ongewenst in aanraking komen met (soft)drugs en de wereld rondom de handel in drugs. Conform het landelijke beleid wordt het nieuwe afstandscriterium per 1 januari 2014 van kracht. Voor de tussenliggende periode is overgangsrecht opgenomen.

Het afstandscriterium wordt per 1 januari 2014 aangepast naar 350 meter tussen coffeeshop en school. Om die afstand te meten geldt de reëel af te leggen afstand te voet over de openbare weg tussen de voordeur van de coffeeshop tot de hoofdingang van de school. Onder middelbare scholen wordt verstaan een school van voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs:

  • .

    Voortgezet onderwijs: onderwijs dat volgt op het basisonderwijs. Bestaat uit het praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo voor scholieren tot 18 jaar;

  • .

    Middelbaar beroepsonderwijs: beroepsgericht onderwijs dat gevolgd mag worden na het behalen van een vmbo-diploma of hoger voor scholieren tot 18 jaar.

Op basis van het landelijke beleid geldt het vestigingscriterium niet voor nabijgelegen jongerencentra. Dit betekent dat dit vervalt in het Bredase beleid (in het oude beleid werden ook jongerencentra meegeteld).

Indien na 1 januari 2014 een nieuwe school wordt gevestigd op een afstand van minder dan 350 meter loopafstand van een coffeeshop dan kan de coffeeshop geen cannabis meer verkopen. Indien de coffeeshop de verkoop van softdrugs wil continueren dan dient de betreffende shop op zoek te gaan naar een nieuwe locatie.

Anno maart 2012 zijn er 3 coffeeshops gevestigd in strijd met dit gedoogcriterium: Fly ’n Hy, The Cat en Sky. Deze coffeeshops dienen vóór 1 januari 2014 een nieuwe locatie te zoeken indien zij de verkoop van cannabis willen voortzetten. Dit geeft de exploitanten circa 2 jaar de tijd om voorbereidingen te treffen. Voor deze drie coffeeshops en eventuele nieuwe gevallen die in de toekomst ontstaan, is overgangsrecht opgenomen. Zie hiervoor de navolgende paragraaf (overgangsbepalingen).

Gedoogcriterium 8: vestiging in een woonomgeving

Om de negatieve effecten op het niveau van de buurt en straat te beperken is dit gedoogcriterium opgenomen in het coffeeshopbeleid. De vestiging van een coffeeshop kan leiden tot aantasting van het woon- en leefklimaat en zeker in woonbuurten kan dit onwenselijk zijn. Vandaar dat coffeeshops uit woonbuurten geweerd moeten worden.

Gedoogcriterium 9: vestiging binnenstad

In de binnenstad is een concentratie van horeca en aanverwante ondernemingen gevestigd, waaronder coffeeshops. De tolerantiegrenzen ten aanzien van horecazaken en coffeeshops liggen in het algemeen in de binnenstad hoger dan in het gebied buiten de singels waar hoofdzakelijk woonfuncties zijn geconcentreerd. Deze hogere tolerantiegrens is gelegen in de gecombineerde werk-, winkel- en uitgaansfunctie van de binnenstad naast de woonfunctie. Dit wordt anders indien er sprake is van een concentratie van coffeeshops of andere handelsplaatsen gerelateerd aan drugs en/of andersoortige horecabedrijven in de nabijheid zijn gevestigd.

Gedoogcriterium 10: concentratie coffeeshops

Om de overlast en negatieve effecten vanuit coffeeshops voor de buurt te beperken is het wenselijk, zeker gezien het beperkte vestigingsgebied, om coffeeshops in een grote concentratie te voorkomen. Dit gedoogcriterium is al sinds 1992 opgenomen in het coffeeshopbeleid van Breda. Het criterium, dat er sprake is van een concentratie indien drie of meer coffeeshops zijn gevestigd binnen een straal van 300 meter blijft gehandhaafd.

De burgemeester kan gemotiveerd van dit criterium afwijken waar het gaat om kwetsbare gebieden. Hiervan is in ieder geval sprake voor het gebied Spoorbuurt. In de nabije toekomst komt er een HSL shuttle verbinding naar Antwerpen en Rotterdam. Nu er een rechtstreekse verbinding met België wordt gerealiseerd brengt de aanwezigheid van coffeeshops nabij het station het risico met zich mee van een aantrekkende werking op drugstoeristen uit België en Frankrijk. De ernstige overlast die elders wordt ervaren met dit soort van toerisme via het spoor, zoals bijvoorbeeld in de gemeente Roosendaal, geeft aan dat dit een reële bedreiging vormt c.q. kan vormen voor het woon- en leefklimaat in de Spoorbuurt. Nu buitenlandse gebruikers geen cannabis meer kunnen kopen in de gedoogde coffeeshops ontstaat de kans op tussenhandel met daarmee gepaard gaande overlast in dit gebied. De aanwezigheid van het centraal station met de komst van de HSL shuttle brengt daarom met zich het risico dat bij de aanwezigheid van meerdere coffeeshops in deze omgeving – er is al één coffeeshop gevestigd – het woon- en leefklimaat in deze buurt ernstig zal worden aangetast.

Daarnaast is de Spoorbuurt gelegen in het werkingsgebied van het project Vast. Dit is een project dat door de gemeente is opgezet om de al jaren voortdurende ernstige overlast van onder andere zwervers, drugs- en alcoholverslaafden in de omgeving van het station, waaronder de Spoorbuurt te verminderen. De gemeente heeft samen met haar partners al veel geïnvesteerd in het terugdringen van de overlast. De vestiging van een tweede coffeeshop in dit gebied draagt niet bij aan de doelen die met het project worden nagestreefd.

Voor wat betreft deze specifieke omgeving (Spoorbuurt) wordt daarom al bij twee coffeeshops binnen een straal van 300 meter gelegen van elkaar gesproken van een ongewenste concentratie van coffeeshops.

Gedoogcriterium 11: geen reclame

Dit gedoogcriterium heeft tot doel ongewenste confrontaties met de handel in (soft)drugs te voorkomen. In dit kader is enkel een summiere aanduiding op de coffeeshop toegestaan. Niet toegestaan is onder andere het verspreiden van reclamemateriaal, adverteren en het maken van reclame waaronder het bekendmaken van prijslijsten naar buiten toe of via internet.

Gedoogcriterium 12: geen harddrugs

De constatering van gebruik en handel in harddrugs in of vanuit een coffeeshop is voldoende om te spreken van verstoring van de openbare orde of een aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving van de inrichting. Dit is vaste jurisprudentie van de Raad van State. Gezien de grote impact van handel in harddrugs op de omgeving is een strenge handhaving noodzakelijk. Bij de constatering van harddrugs in een coffeeshop wordt dan ook onmiddellijk tot sluiting van de inrichting overgegaan. Ook indien harddrugshandel elders plaatsvindt maar blijkt dat deze in relatie staat tot de coffeeshop.

Gedoogcriterium 13: geen ernstige overlast

De vestiging van coffeeshops kan gevolgen hebben voor het woon- en leefklimaat in de omgeving van de coffeeshop. Als er sprake is van een aantasting in zodanige mate dat ernstige overlast ontstaat dan kan de gedoogsituatie niet langer voortduren.

Onder overlast danwel aantasting van het woon- en leefklimaat wordt onder andere verstaan (niet limitatief) parkeer- en verkeersoverlast rond de coffeeshop, geluidshinder vanuit de shop of van klanten, vervuiling voor of nabij de coffeeshop in bijvoorbeeld tuinen en portieken, rondhangende klanten voor en/of in de omgeving van de shop.

Gedoogcriterium 14: grote handelsvoorraad

Doelstelling van het (Bredase) coffeeshopbeleid is onder andere het voorkomen van de groothandel in (soft)drugs. Coffeeshops zijn gericht op de kleinschalige handel in cannabis.

Door het college van procureurs-generaal is landelijk de maximale handelsvoorraad gesteld op 500 gram. In de lokale driehoek kan een lager maximum worden vastgesteld. In de nota “Omgaan met drugs in de regio” (1997) voor Midden en West Brabant is voor het maximum van 500 gram gekozen. In aansluiting hierop heeft de lokale driehoek ook bewust gekozen om het maximum van 500 gram aan te houden.

De hoeveelheid van 500 gram handelsvoorraad is inclusief de aanwezige joints in de coffeeshops. Per joint wordt een hoeveelheid van 0,2 gram cannabis gerekend.

Gedoogcriterium 15: slecht levensgedrag

Om aansluiting te vinden bij de Drank- en horecawetgeving wordt gebruik gemaakt van het ruime begrip ‘slecht levensgedrag’. Dit houdt onder andere in het hebben van een crimineel verleden, zoals ook expliciet in het gedoogcriterium wordt aangegeven. Er is in ieder geval sprake van slecht levensgedrag als er sprake is van een crimineel verleden verband houdende met drugshandel, heling, geweldsdelicten of (vuur)wapenhandel.

De beoordeling van slecht levensgedrag heeft betrekking op alle strafbare feiten (overtredingen en misdrijven) gepleegd door betrokkene en alle veroordelingen en transacties gedurende de afgelopen 10 jaar.

Dit gedoogcriterium is van toepassing op de leidinggevenden van de coffeeshop en anderen die werkzaam zijn in de shop. Voor de definitie van leidinggevende wordt aangesloten bij de definitie in de Drank- en Horecaverordening Breda 2001.

Gedoogcriterium 16: criminele activiteiten

Uit landelijke onderzoeken is gebleken dat de cannabisbranche gevoelig is voor (georganiseerde) criminaliteit. Criminele activiteiten vanuit een coffeeshop hebben direct of indirect een negatieve uitstraling naar het woon- en leefklimaat in de omgeving van de coffeeshop. Hierdoor ontstaat er een aantasting van de openbare orde en veiligheid. Tegen criminele activiteiten wordt daarom streng opgetreden.

Gedoogcriterium 17: verkoop op of aan de weg of in de buurt van een school

Uit ervaringen in het verleden is gebleken dat het voorkomt dat drugshandelaren trachten softdrugs te verkopen op of aan de weg of in de buurt van scholen. Deze drugshandelaren halen hun voorraad vaak bij de coffeeshops. Indien dat het geval is dan dient dit consequenties te hebben.

Zeker nu buitenlanders niet meer in Nederlandse coffeeshops terecht kunnen en de coffeeshops maar een beperkt aantal leden kunnen bedienen, is er een grote kans dat de straathandel gaat toenemen. Op de straathandel is geen kwaliteitscontrole mogelijk, daarnaast brengt de straathandel vaak overlast en criminaliteit met zich mee. Daarom dient straathandel, die in relatie staat tot de exploitatie van de coffeeshop, te allen tijde te worden voorkomen.

Ook moet voorkomen worden dat jeugdigen in aanraking komen met softdrugs gezien de schadelijke effecten. De handel in de nabijheid van scholen moet dan ook worden afgewend.

Gedoogcriterium 18: overtreding sluitingstijden

Voor coffeeshops zijn strikte openingstijden vastgesteld om aantasting van het woon- en leefklimaat door overlast van aan- en afrijdende auto’s en bezoekers te voorkomen. De openingstijden voor de Bredase coffeeshops zijn van 09.00u tot 23.00u.

De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd van 23.00u. Deze ontheffingsmogelijkheid betreft het verruimen van de sluitingstijd op vrijdag- en zaterdagavond tot 24.00u. Alleen coffeeshops gelegen in de binnenstad en de spoorbuurt komen in aanmerking voor een dergelijke ontheffing. Bovendien wordt aan slechts twee coffeeshops binnen de gemeente Breda een ontheffing sluitingstijden verleend. Bij het vaststellen van deze beleidsnotitie is reeds aan twee coffeeshops een ontheffing verleend (Fly ’n Hy en De Baron). Op dit moment is er dus geen ruimte meer om ontheffingen te verstrekken. De ontheffingsmogelijkheid geldt slechts zolang in de exploitatie (zoals opgenomen in bijlage I danwel in de te verlenen gedoogverklaring) geen wijziging komt. Bij een dergelijke wijziging kunnen de leden van de Actieve Bredase Coffeeshops (ABC) in gezamenlijk overleg een nieuwe coffeeshop voordragen.

Een verruiming van de sluitingstijd wordt vastgelegd in de gedoogverklaring. Een ontheffing geldt zolang er geen sprake is van overlast of een geringe overlast vanuit de coffeeshop. Bij toenemende onacceptabele overlast zal de ontheffing worden ingetrokken.

Gedoogcriterium 19: geen alcoholhoudende drank

De verkoop van softdrugs wordt alleen gedoogd vanuit droge horeca-inrichtingen. Dit criterium is ingegeven vanwege het versterkende effect van alcohol op de werking van drugs. Bij constatering van de aanwezigheid of verkoop van alcoholhoudende drank in de coffeeshop zal worden opgetreden.

Gedoogcriterium 20: afwezigheid leidinggevende

Het gedogen van de coffeeshop, opgenomen in de lijst van bijlage 1, is verbonden aan de exploitant zoals vastgelegd in deze lijst. De exploitant is volledig verantwoordelijk voor hetgeen er gebeurt in zijn inrichting. Ook als er een leidinggevende, niet zijnde de exploitant, is aangesteld dan blijft de exploitant volledig verantwoordelijk voor zijn inrichting. De exploitant kan zich nooit aan zijn verantwoordelijkheid onttrekken door afwezig te zijn.

Op de gedoogverklaring mag naast de exploitant maximaal twee andere leidinggevenden worden vermeld. De exploitant en/of één van de leidinggevenden dient dagelijks aanwezig te zijn in de coffeeshop, zodat hij ook de algemene dagelijkse leiding heeft over de coffeeshop en ook werkelijk invulling kan geven aan (de afgeleide) verantwoordelijkheid van de exploitant.

Voor de definitie van leidinggevende wordt aangesloten bij de definitie zoals die is opgenomen in de Drank- en Horecaverordening Breda 2001.

6. Overgangsbepalingen

Voor een beperkt aantal situaties die bij het vaststellen van dit beleid of op een later tijdstip in strijd zijn met de gedoogcriteria, worden de navolgende overgangsbepalingen vastgesteld.

Situering coffeeshop

Tegen bestaande coffeeshops die voor sluiting in aanmerking komen uitsluitend op grond van overtreding van gedoogcriterium 8 en 9 zal niet met een sluitingsbevel worden opgetreden zolang in de exploitatie zoals aangegeven in bijlage 1 danwel in de te verlenen gedoogverklaring, geen wijziging komt.

Afstandscriterium

De minister van Veiligheid en Justitie heeft vastgesteld dat het afstandscriterium tussen een coffeeshop en scholen voor voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs op 1 januari 2014 in werking treedt. Dat wil zeggen dat alle coffeeshops, die op die datum niet voldoen aan het afstandscriterium zoals genoemd in deze beleidsnota de verkoop van cannabis dienen te staken. Zo niet dan zijn zij in overtreding en volgen sancties op basis van het handhavingsbeleid voor niet-gedoogde verkooppunten, niet zijnde woningen.

Het huidige criterium uit het Bredase coffeeshopbeleid van een minimale afstand van 250 meter ten opzichte van jongerencentra komt te vervallen.

Op het moment van vaststellen van deze beleidsnotitie zijn de volgende coffeeshops gelegen binnen het afstandscriterium van 350 meter loopafstand van een school voor voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs: Fly ’n Hy, the Cat en Sky.

Indien voor de drie genoemde coffeeshops op een eerder tijdstip dan 1 januari 2014 een wijziging in de exploitatie optreedt, dan zal geen nieuwe gedoogverklaring meer worden verleend voor de huidige locatie.

Voor nieuwe gevallen die ontstaan na vaststelling van deze beleidsnotitie wordt overgangsbeleid geformuleerd. Indien een nieuwe (middelbare) school wordt gevestigd op minder dan 350 m. loopafstand van een bestaande coffeeshop (conform bijlage 1 van deze notitie) dan wordt aan de exploitant een termijn van 1 jaar gegund om een nieuwe locatie te zoeken voor de coffeeshop. De termijn van 1 jaar begint te lopen op het moment dat de vestiging van de school door de burgemeester aan de exploitant wordt gemeld.

Maximum aantal leden

Gedoogcriterium 3 (maximaal 2000 leden per coffeeshop) treedt conform het landelijke beleid pas op 1 januari 2013 in werking. Tot die tijd mag de coffeeshop een onbeperkt aantal lidmaatschappen uitgeven.

7. Sluiting

Waarschuwing

In beginsel wordt na overtreding van één van de gedoogcriteria onmiddellijk tot sluiting overgegaan. Bij enkele overtredingen wordt de exploitant door of vanwege de burgemeester eerst schriftelijk gewaarschuwd. In bijlage 2 wordt weergeven voor welke overtredingen eerst een waarschuwing wordt gegeven. Bij een volgende overtreding volgt in dat geval sluiting.

Een waarschuwing gegeven voor overtreding van één of meer van de gedoogcriteria geldt ook als waarschuwing voor elk van de andere gedoogcriteria. Bijvoorbeeld: na een waarschuwing wegens overtreding van gedoogcriterium 14 wordt een overtreding van gedoogcriterium 24 geconstateerd. Er kan dan direct tot sluiting worden overgegaan voor een periode van drie maanden.

De geldigheidsduur van een waarschuwing is vijf jaar. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven kan de burgemeester altijd gemotiveerd van het geven van een waarschuwing afzien en direct tot sluiting overgaan.

Termijn

Sluiting van een coffeeshop vindt in de regel plaats voor een periode van 3 tot maximaal 24 maanden, zoals beschreven in de handhavingsmatrix (bijlage 2). Bij herhaalde overtreding van de genoemde gedoogcriteria vindt sluiting plaats voor een langere periode of voor onbepaalde tijd. Ook dit is opgenomen in de handhavingsmatrix.

De burgemeester kan een andere sluitingstermijn vaststellen indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven.

8. Bibob toetsing

Criminele activiteiten kunnen zich overal manifesteren. Bijvoorbeeld in of vanuit de horeca, coffeeshops, belwinkels maar ook in woningen en bedrijven. Om activiteiten te ontplooien is de georganiseerde misdaad aangewezen op lokale infrastructuren en faciliteiten. Het uitvoeren van illegale activiteiten is vrijwel onmogelijk zonder gebruik te maken van diensten van de legale markt (zoals distributie, financiële handelingen, vergunningen en huisvesting). Daarnaast zijn criminele groeperingen altijd op zoek naar manieren om crimineel vermogen wit te wassen, bijvoorbeeld door te investeren in vastgoed. De georganiseerde misdaad bestaat dus voor een deel niet ondanks maar dankzij de wet- en regelgeving van (lokale) overheden. Zo kunnen overheden (zoals door vergunningen en subsidieregels) onbewust illegale activiteiten faciliteren.

Om gemeenten de noodzakelijke instrumenten in handen te geven om preventief in te grijpen is de Wet Bibob ontwikkeld. De Wet Bibob maakt het mogelijk om het bonafide karakter en de integriteit van vergunningaanvragers of opdrachtnemers te ‘screenen’ alvorens te beslissen of een vergunning moet worden geweigerd of ingetrokken. Op grond van artikel 3 van de Wet Bibob kan een beschikking (vergunning of subsidie) geweigerd worden of ingetrokken wanneer:

  • .

    Er sprake is van een ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten (bijvoorbeeld witwassen van zwart geld);

  • .

    Er sprake is van een ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het plegen van strafbare feiten (bijvoorbeeld als dekmantel)

  • .

    Feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel verkregen beschikking een strafbaar feit is gepleegd (bijvoorbeeld valsheid in geschrifte of omkoping)

Voor het vaststellen van de mate van gevaar kan de gemeente zich laten bijstaan door het landelijke Bureau Bibob van het ministerie van Veiligheid en Justitie. In het nieuwe drugsbeleid is de inzet van de Wet Bibob bij coffeeshops geïntensiveerd. Gemeenten met veel coffeeshops worden opgeroepen om deze te laten screenen door het Landelijk Bureau Bibob.

De gemeente Breda toetst alle gedoogverklaringen voor coffeeshops op integriteit. Om het Bibob instrument in volle omvang toe te kunnen passen, worden alle coffeeshops onder de werking gebracht van de woon- en leefklimaatregeling APV (exploitatievergunning). Om te voorkomen dat als gevolg van de achterdeurproblematiek het toepassen van het bibob beleid op coffeeshops een ongewenst effect heeft, wordt, in navolging van andere gemeenten (waaronder Den- Haag), de navolgende gedragslijn gehanteerd:

Indien door het LBB (Landelijk Bureau Bibob) wordt geconstateerd:

  • .

    Dat er sprake is van ernstig gevaar, dat de vergunning zal worden misbruikt als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet Bibob;

  • .

    Dat deze conclusie uitsluitend is gebaseerd op strafbare feiten, welke inherent zijn aan de exploitatie van de coffeeshop (de inkoop en aanvoer van voorraad en het aanhouden van een handelsvoorraad buiten de coffeeshop). De exploitant moet bij twijfel kunnen bewijzen dat de voorrad niet grote is dan noodzakelijk voor de exploitatie van de coffeeshop.

  • .

    Dat er geen sprake is van verwevenheid met georganiseerde of andere vormen van zware criminaliteit;

  • .

    dan zal de verleende vergunning niet worden ingetrokken c.q. aangevraagde vergunning worden geweigerd.

9. Handhaving

Handhaving gedoogcriteria

De handhaving van het coffeeshopbeleid is in beginsel een bestuurlijke aangelegenheid. Het strafrecht is slechts ondersteunend.

Voor een goede naleving van het beleid is regelmatige controle en een strikte handhaving noodzakelijk. De partners van de lokale driehoek (burgemeester, officier van justitie en korpschef van de politie) hebben afspraken gemaakt over een goede afstemming en een geïntegreerde inzet van het strafrechtelijk en bestuursrechtelijk instrumentarium. Overigens met behoud van de eigen verantwoordelijkheden.

De regie over de controle en handhaving van het coffeeshopbeleid is in handen van de gemeente. In de lokale driehoek worden regelmatig de ontwikkelingen besproken en de resultaten van controles. Ook worden hier de effecten van het beleid gevolgd. De bestuurlijke aanpak van overtredingen is vastgelegd in een handhavingsmatrix (zie bijlage 2).

De handhavingsmatrix heeft tot doel:

  • .

    De handhavingsactiviteiten van de gemeente, politie en justitie op elkaar af te stemmen en zoveel mogelijk complementair te laten zijn

  • .

    De zwaarte van de maatregel qua intensiteit zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de ernst van de overtreding

  • .

    Duidelijkheid en kenbaarheid geven richting coffeeshopexploitanten over de maatregelen die genomen kunnen worden bij overtreding van de gedoogcriteria

Toezicht

De gedoogde coffeeshops worden regelmatig gecontroleerd. Indien er aanleiding toe bestaat, zoals klachten of signalen uit de buurt met betrekking tot overlast, wordt er intensiever toezicht uitgeoefend. Daarnaast worden mormaliter vier maal per jaar coffeeshopcontroles gehouden. Deze controles maken deel uit van de integrale handhavingsacties onder regie van het BIT (Bredaas Integraal Toezicht) team. Mogelijk dat in de aanvang van het aangescherpte gedoogbeleid intensiever zal worden gecontroleerd.

Controle lidmaatschap

Softdrugs mogen in een coffeeshop alleen verkocht worden aan houders van een lidmaatschap van de betreffende shop. De coffeeshophouder is verplicht om een ledenadministratie bij te houden. Bij controles worden de ledenadministratie en paspoorten van de aanwezigen gecontroleerd. Dit betekent een uitvoerige controle die meer tijd in beslag zal nemen dan tot nu toe.

Sluitingsbeleid ten aanzien van gedoogde coffeeshops

Bij het overtreden van de gedoogcriteria zal de burgemeester in principe overgaan tot sluiting; in sommige gevallen krijgt de ondernemer door een kans in de vorm van een waarschuwing (zie paragraaf 7). Grondslag voor de sluiting is de Opiumwet (artikel 13b), de algemene sluitingsbevoegdheid van artikel 174 lid 2 of 3 Gemeentewet en/of art. 2.3.1 van de APV Breda. Sluiting wordt beschouwd als het meest effectieve middel om overtreding door coffeeshops te beëindigen en herhaling te voorkomen.

Bestrijding neveneffecten

De invoering van het ingezetenencriterium leidt ertoe dat buitenlandse toeristen geen wiet meer kunnen kopen in de Nederlandse coffeeshops. Vanwege prijs, kwaliteit en de tolerante houding tegenover cannabisgebruikers blijft Nederland desondanks aantrekkelijk voor niet-ingezetene consumenten. Lokale kleinhandelaren zullen actief gaan inspelen op de vraag en verhogen het aanbod op straat. Dit kan leiden tot een (aanzienlijke) groei van de straathandel. Daar komt bij dat Breda een grensgemeente is en de eerste grote stad die buitenlandse potentiële bezoekers aan coffeeshops tegenkomen. Met steden als Antwerpen (53 kilometer) en Brussel (107 kilometer) op relatief korte afstand is de kans groot dat vooral Belgische bezoekers richting Breda (blijven) komen. Ook de voorgenomen directe treinverbinding Breda-Antwerpen kan leiden tot een continue stroom van buitenlandse gebruikers.

Het is van belang om deze ‘neveneffecten’ van meet af aan de kop in te drukken door effectief te handhaven. Het is immers moeilijker een eenmaal op gang gekomen ontwikkeling om te buigen dan deze vanaf het begin te voorkomen. Daartoe is door de lokale driehoek een operationeel handhavingsplan politiedistrict Breda vastgesteld. Voor nadere inhoudelijke informatie wordt naar dit plan verwezen. De ontwikkelingen in de neveneffecten zullen scherp worden gevolgd.

10. Volksgezondheidsaspecten

Een belangrijke insteek van het Nederlandse drugsbeleid is bescherming van de volksgezondheid. Het drugsgebruik onder Nederlanders is het afgelopen decennium nagenoeg gelijk gebleven. Het cannabisgebruik onder jongeren vertoont zelfs een lichte daling. Ondanks deze dalende trend neemt de hulpvraag als gevolg van cannabisgebruik toe, zowel onder jongeren als onder ouderen3. Specifieke aandachtsgroepen zijn het uitgaanspubliek en probleemjongeren.

Landelijk wordt de aanpak van de drugsproblematiek vanuit het gezondheidsaspect voortgezet waarbij nadrukkelijk de aandacht wordt gericht op de jeugd. Middelengebruik op jonge leeftijd vergroot het risico op verslaving, is schadelijk voor de hersenen, die nog in ontwikkeling zijn, en kan leiden tot verminderd denkvermogen, concentratiestoornissen, schooluitval en werkeloosheid. Het risico hierop is groter naarmate er op jongere leeftijd mee wordt gestart. Bij kwetsbare jongeren maakt overmatig middelengebruik vaak deel uit van een bredere problematiek zoals psychosociale en gedragsstoornissen, frequent schoolverzuim en crimineel gedrag. Daarom is het belangrijk dat op tijd gesignaleerd wordt, dat bij jongeren sprake is van problematisch middelengebruik en snel hulp wordt geboden.

Preventie

Door de jaren heen is er door de verslavingszorg met veel coffeeshops een breed preventiebeleid opgezet. Belangrijke onderdelen daarvan zijn: het systematisch monitoren van middelengebruik onder de doelgroep en het vroegtijdig signaleren van vervuilingen, nieuwe trends en nieuwe middelen. Dit preventiebeleid is essentieel, omdat het belangrijke beleidsinformatie oplevert voor alle partijen die een rol spelen in het omgaan met middelenmisbruik en de risico’s.

Preventieve interventies voor het verminderen van cannabisgebruik en het in een vroeg stadium signaleren van problemen zijn nog steeds van groot belang. Daarom wordt door de gemeente Breda de verplichting tot preventie gekoppeld aan de gedoogverklaring om een coffeeshop te exploiteren. Bij de aanvraag van een gedoogverklaring dient de ondernemer aan te geven welke preventieve maatregelen hij neemt.

Kwaliteit van cannabis en gezondheidseffecten

Met de invoering van de wietpas wordt een deel van de cannabisgebruikers aangewezen op de illegale markt. Zij kunnen geen wiet meer halen bij de gedoogde coffeeshops en worden afhankelijk van de straathandel of tussenpersonen.

Bij de gedoogde coffeeshops is het leveren van goede kwaliteit wiet en hasj uitermate belangrijk. De onderlinge concurrentie tussen shops is groot en bij het niet voldoen aan de kwaliteitseisen kan de burgemeester de zaak sluiten. Coffeeshops hebben belang bij een positief imago en zullen geen drugs verkopen aan jongeren of andere risicovolle drugs slijten.

Bij de illegale straathandel valt deze regulerende werking weg; kwaliteitseisen zijn niet of minder relevant en jongeren zal niet gevraagd worden naar hun legitimatie. Op die manier is de kans groot dat gebruikers geconfronteerd worden met kwalitatief slechte drugs. Met alle gezondheidsrisico’s van dien.

Ook dit vormt een belangrijke reden om de illegale straathandel aan te pakken en sterk in te zetten op toezicht en handhaving. Daarnaast zal in het communicatietraject rondom het ontmoedigen van de illegale handel aandacht worden besteed aan de gevolgen van het gebruik van slechte kwaliteit wiet. Gebruikers, en met name jongeren, moeten erop worden gewezen dat het gebruiken van slechte kwaliteit drugs ernstige gezondheidsklachten tot gevolg kan hebben.

Verslavingsproblemen

Naast alcohol heeft cannabis een grote invloed op de ontwikkeling van jongeren. Middelengebruik op jonge leeftijd vergroot het risico op verslaving. Veel verslaafden hebben naast verslavingsproblemen ook psychiatrische stoornissen en problemen op het gebied van huisvesting, inkomen en op het justitiële vlak. Uit onderzoek blijkt dat het aantal cannabisgebruikers dat hulp zoekt landelijk stijgt. Ook in Breda is deze ontwikkeling te zien4.

Het aanpakken van verslavingsproblemen blijft om aandacht vragen. Via de coffeeshops wordt sterk ingezet op preventie. Door preventieve maatregelen verplicht te stellen bij het afgeven van de gedoogverklaring wordt dit geborgd.

Als de illegale handel en thuisteelt toeneemt, bestaat de kans dat verslavingen minder snel worden geconstateerd. Via campagnes en voorlichting op scholen wordt drugsgebruik door jongeren tegengegaan. Ook voor oudere gebruikers speelt voorlichting een cruciale rol. In deze campagnes kan ook de problematiek rondom andere uitgaansdrugs zoals GHB worden meegenomen.

3 Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (LADIS): kerncijfers 2009

4 Cijfers van Novadic-Kentron

11. Besluit

De burgemeester van Breda,

Gelet op artikel 174 Gemeentewet en artikel 13b Opiumwet.

Besluit:

  • 3.

    Vast te stellen deze nota ‘Coffeeshopbeleid@Breda maart 2012’ met de daarbij behorende bijlagen;

  • 4.

    Te bepalen dat de onder punt 1 bedoelde nota inwerking treedt één dag na bekendmaking onder gelijktijdige intrekking van de op 20 oktober 2009 vastgestelde nota ‘Coffeeshopbeleid Breda 2005: herziene versie 2009’

Ondertekening

Aldus vastgesteld, Breda, 27 april 2012
P.A.C.M. van der Velden
Burgemeester van Breda

Bijlage 1 Overzicht gedoogde coffeeshops

Hieronder wordt een overzicht gegeven van de bij de gemeente Breda en de politie Midden en West Brabant, district Breda geregistreerde coffeeshops met exploitanten van de op 1 maart 2012 gedoogde coffeeshops in de gemeente Breda.

 

Naam coffeeshops

Adres

Exploitant

De Baron

Boschstraat 127

Dhr. H.J.W. Brand

Majestik

Boschstraat 154

Dhr. A. Amali

Fly ‘n Hy

Houtmarkt 23

Dhr. P.W.R.M. Zweers

Pax

Nijverheidssingel 8

Dhr. C.G.J.M. Siegenthaler

Het Paradijs

Sint Annastraat 3

Dhr. E.H. Pattché

Purple Rain

Willemstraat 12

Dhr. N. Bouttellis

The Cat

Marterring 1

Dhr. R. Geo

Sky

Haagweg 56

Dhr. M. El Madani

Bijlage 2 Handhavingsmatrix

Onderstaande matrix wordt gehanteerd voor de bestuursrechtelijke handhaving van het coffeeshopbeleid voor gedoogde coffeeshops. Indien een sanctie leidt tot het einde van de gedoogstatus dan is vanaf dat moment het handhavingsbeleid voor niet-gedoogde verkooppunten, niet zijnde woningen van toepassing.

Overtreding

1e constatering

2e constatering

3e constatering

4e overtreding

Gedoogcriterium 1

Einde gedoogstatus

 

 

 

Gedoogcriterium 2

Schriftelijke waarschuwing

Sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd en einde gedoogstatus

Gedoogcriterium 3

Sluiting voor onbepaalde tijd en einde gedoogstatus

 

 

 

Gedoogcriterium 4

Schriftelijke waarschuwing

Sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd en einde gedoogstatus

Gedoogcriterium 5

Schriftelijke waarschuwing

Sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd en einde gedoogstatus

Gedoogcriterium 6

Schriftelijke waarschuwing

Sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd en einde gedoogstatus

Gedoogcriterium 7

Einde gedoogstatus

 

 

 

Gedoogcriterium 8

Einde gedoogstatus

 

 

 

Gedoogcriterium 9

Einde gedoogstatus

 

 

 

Gedoogcriterium 10

Einde gedoogstatus

 

 

 

Gedoogcriterium 11

Schriftelijke waarschuwing

Sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd en einde gedoogstatus

Gedoogcriterium 12

Sluiting voor onbepaalde tijd en einde gedoogstatus

 

 

 

Gedoogcriterium 13

Schriftelijke waarschuwing

Sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd en einde gedoogstatus

Gedoogcriterium 14

Schriftelijke waarschuwing

Sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd en einde gedoogstatus

Gedoogcriterium 15

Sluiting voor onbepaalde tijd en einde gedoogstatus bij crimineel verleden leidinggevende

 

 

 

 

Schriftelijke waarschuwing bij crimineel verleden werknemer

Sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd en einde gedoogstatus

Gedoogcriterium 16

Schriftelijke waarschuwing

Sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd en einde gedoogstatus

Gedoogcriterium 17

Schriftelijke waarschuwing

Sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd en einde gedoogstatus

Gedoogcriterium 18

Schriftelijke waarschuwing

Sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd en einde gedoogstatus

Gedoogcriterium 19

Schriftelijke waarschuwing

Sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd en einde gedoogstatus

Gedoogcriterium 20

Schriftelijke waarschuwing

Sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd en einde gedoogstatus

Einde gedoogstatus: Nadat de gedoogstatus is komen te vervallen valt de inrichting niet meer onder de werking van deze notitie en wordt, bij constatering van overtreding van de Opiumwet, bestuursrechtelijk opgetreden overeenkomstig het door de burgemeester op basis van artikel 13b Opiumwet vastgestelde handhavingsbeleid voor niet gedoogde verkooppunten.