Regeling vervallen per 18-07-2015

Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2012

Geldend van 18-07-2015 t/m 17-07-2015

Intitulé

Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2012

Burgemeester en wethouders van Breda;

gelet op artikel 156, eerste lid, van de Gemeentewet en de artikelen 1:2, tweede lid, 1:4, tweede lid, 2:1, derde lid, 5:2, vierde lid, 7:1, vijfde lid, van de Algemene subsidieverordening Breda 2011;

besluiten vast te stellen de Nadere regels subsidieverstrekking Gemeente Breda 2012​

1 Algemene bepalingen

1.1 Definities

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • 1.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht

  • 2.

    ASV: Algemene Subsidie Verordening Breda 2011.

  • 3.

    Subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen en diensten (artikel 4:21 Awb).

  • 4.

    Subsidieplafond: een bedrag dat gedurende een bepaald tijdvlak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift (artikel 4:22 Awb).

  • 5.

    Verantwoordelijkheidstrap: de vier treden waarlangs de Gemeente Breda de individuele verantwoordelijkheden van de burger in samenhang brengt met de verantwoordelijkheid van de gemeentelijke overheid.

  • 6.

    Vastgesteld beleidskader: een door de raad vastgesteld document waarin de beleidsdoelen op een bepaald terrein zijn vastgesteld. Het vormt het kader waarbinnen alle (keuzes voor) inspanningen en beoogde resultaten dienen plaats te vinden.

  • 7.

    Maatschappelijk effect: een op langere termijn beoogde verandering in een situatie of bij een doelgroep, die een positieve uitwerking heeft op verschillende delen van de samenleving.

  • 8.

    Beleidsdoel: een doel dat zich richt op binnen een termijn beoogde concrete (meetbare) veranderingen in een situatie of bij een doelgroep die een directe bijdrage leveren aan het realiseren van geformuleerde maatschappelijke effecten.

  • 9.

    Resultaat(afspraken): een concrete, waarneembare en toetsbare in woorden beschreven opbrengst, zonder gekwantificeerde normen, die een directe bijdrage leveren aan het beoogde beleidsdoel.

  • 10.

    Prestatie(afspraken): een prestatie die overeen komt met een resultaat, maar is aangevuld met een gekwantificeerde norm.

  • 11.

    Code of good governance: een code met daarin de waarborgen van samenhang en transparantie in het bestuur en toezicht van een organisatie, met het oog op een efficiënte en effectieve realisatie van beleidsdoelstellingen. Voor verschillende sectoren is in dit kader een eigen code ontwikkeld.

  • 12.

    Social Return: het koppelen van sociale doelstellingen aan het besteden van middelen voor allerlei diensten, werken en producten met als doel het bevorderen van werkgelegenheid voor werkzoekenden en het bevorderen van (on)betaalde stageplaatsen ten behoeve van het VMBO, VSO, MBO en de Bredase Praktijkschool.

  • 13.

    Duurzaam ondernemen: een vorm van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap waarbij mens, milieu en middelen in balans zijn.

  • 14.

    BOB: het Bestuurlijk Overleg Breda waarin zitting hebben de bestuurders uit het primair en voortgezet onderwijs in Breda.

  • 15.

    Sociaal-culturele accommodatie: een door het college als zodanig in het subsidieprogramma benoemde accommodatie.

  • 16.

    Subsidieprogramma: is het overzicht van alle subsidies welke in een jaar verstrekt worden per beleidsdoel. Hiermee stemt het college in met de subsidieverleningen.

  • 17.

    Culturele organisatie: een organisatie met een in de statuten verankerde culturele doelstelling en die niet valt onder de bepaling van de amateurkunst. Deze organisatie produceert zelf geen kunst maar bemiddelt tussen publiek en artiest en organiseert optreedmogelijkheden.

  • 18.

    Amateurkunstorganisatie: een organisatie met een artistiek inhoudelijke doelstelling waarvan de deelnemers een bepaalde kunstvorm beoefenen op niet-professionele basis.

  • 19.

    Artistieke leiding: de artistieke leiding (diligent, choreograaf, regisseur, docent) van een (amateur)kunstorganisatie die beschikt over professionele deskundigheid binnen de specifieke kunstdiscipline, aantoonbaar door diploma's van erkende opleiding(en).

  • 20.

    Culturele makers: mensen die op professionele basis een bepaalde kunstvorm beoefenen en daartoe een professionele opleiding hebben afgerond of op basis van ervaring de noodzakelijke culturele competenties hebben opgebouwd.

  • 21.

    Erfgoedorganisaties: organisaties die het cultureel erfgoed als hun aandachtsgebied beschouwen. Cultureel erfgoed omvat die materiële, immateriële, zichtbare en onzichtbare overblijfselen van onze maatschappelijke ontwikkeling, die het college waardevol vindt voor ons gemeenschappelijke geheugen en onze identiteit.

  • 22.

    Evenement: openbaar toegankelijke publieksgerichte activiteiten met minimaal een stedelijke uitstraling.

  • 23.

    Subsidiabele kosten monumenten: kosten die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om een beschermd monument in stand te houden.

  • 24.

    Restauratieplan: een plan waarin opgenomen een overzicht van de aard en omvang van de voorgenomen werkzaamheden, een omschrijving van de daarmee beoogde resultaten en een begroting. Deze begroting dient te zijn opgezet in STABU-systematiek.

  • 25.

    Inspectierapport: rapport met betrekking tot een beschermd monument dat de technische of fysieke staat van dat monument beschrijft, en dat is opgesteld door een naar het oordeel van het college ter zake deskundige persoon of instantie.

  • 26.

    Zelfstandig onderdeel: het onderdeel van een beschermd monument dat is aan te merken als een zelfstandige bouwkundige eenheid, deel is van een park- of tuinaanleg dat aan één eigenaar behoort.

  • 27.

    Aangewezen organisaties voor monumentenbehoud: een privaatrechtelijke rechtspersoon die ten minste tien beschermde monumenten in eigendom heeft, en naar het oordeel van het college beschikt over voldoende professionele deskundigheid.

2 Algemene nadere regels

Artikel 2:1 Algemene nadere regels

De bepalingen in dit hoofdstuk zijn van toepassing op alle subsidieaanvragen die de Gemeente Breda behandelt met uitzondering van de subsidies die direct en onverkort voortvloeien uit Europees, rijks- of provinciaal beleid.

Artikel 2:2 Verantwoordelijkheidstrap

De verantwoordelijkheidstrap is één van de leidende principes bij subsidieverlening. De verantwoordelijkheidstrap kent vier treden:

  • 1.

    eerste trede: eigen verantwoordelijkheid van de burger, mensen zorgen voor zichzelf.

    subsidierelatie: doorzetten van eenmalige impulsgelden van provincie, rijk en Brussel.

  • 2.

    tweede trede: mensen zorgen voor elkaar.

    subsidierelatie: de Gemeente Breda faciliteert indien een extra stimulans gewenst is met eenmalige subsidie, beleidsarm en vraag gestuurd.

  • 3.

    derde trede: noodzakelijke collectieve voorzieningen.

    subsidierelatie: hier liggen duidelijke beleidsdoelen die de gemeente proactief wil realiseren in samenwerking met maatschappelijke partners.

  • 4.

    vierde trede: de professionele inzet van de overheid als achtervang en sluitstuk.

    subsidierelatie: middelen worden ingezet voor het uitvoeren van wettelijke taken en het bieden van een specifiek aanbod voor individuele burgers die (tijdelijk) extra individuele ondersteuning nodig hebben.

Artikel 2:3 Beleidsdoelen

  • 1. Activiteiten dienen onderbouwd en aantoonbaar een bijdrage te leveren aan een of meerdere door de raad vastgestelde beleidsdoelen, welke verwoord zijn in vastgestelde beleidskaders.

  • 2. Uit de subsidieaanvraag wordt helder hoe de beoogde doelgroep(en) bereikt wordt/worden en met welk beoogd resultaat. Het resultaat is SMART omschreven en bevat in ieder geval het beoogd aantal gebruikers/bezoekers/deelnemers/leden en geeft inzicht in hoe het resultaat wordt vastgelegd.

  • 3. Bij de beoordeling van de subsidieaanvragen wordt getoetst in hoeverre zij voldoen aan de volgende criteria:

    • De mate van duurzaamheid van de beoogde resultaten, in hoeverre gaat het hier om langdurige effecten en inbedding in het reguliere activiteitenprogramma;

    • De mate van innovatie, in hoeverre is sprake van vernieuwing ten opzichte van het bestaande stedelijke aanbod;

    • De mate van uitvoerbaarheid, in hoeverre zijn activiteiten uitvoerbaar, is de begroting realistisch en is de organisatie solide.

Artikel 2:4 Doelmatigheid

  • 1. Voorwaarde is een realistische verhouding tussen de verwachte resultaten en gevraagde gemeentelijke bijdrage.

  • 2. De inzet van professionals is kwalitatief en kwantitatief in verhouding tot de te organiseren activiteiten en wordt ingezet tegen een realistische kostprijs.

  • 3. De kostprijs is bepaald op basis van een integrale kostprijs en is opgebouwd uit de volgende elementen: personele lasten, huisvestingslasten, overhead, activiteitlasten en organisatielasten.

  • 4. In de subsidieaanvraag wordt helder welke bijdrage van de beoogde doelgroep wordt gevraagd in financiële dan wel in personele zin.

Artikel 2:5 Samenwerking

  • 1. Bij een subsidieaanvraag en/of aanvrager dient te worden aangetoond dat wordt aangesloten bij en samengewerkt met voorzieningen en/of organisaties in de keten.

  • 2. De aanvrager dient aan te tonen dat de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd een antwoord biedt op de vraag dan wel behoefte van de beoogde doelgroep.

  • 3. Het college vraagt advies aan het Bestuurlijk Overleg Breda (BOB) voor wat betreft subsidieaanvragen voor activiteiten die in en om school plaatsvinden.

Artikel 2:6 Eenmalige subsidie

  • 1. We onderscheiden twee typen eenmalige subsidie:

    • Eenmalige subsidie zijnde een projectsubsidie, afgebakend in tijd en middelen waarvoor specifieke nadere regels zijn opgenomen.

    • Eenmalige subsidie zijnde een activiteitensubsidie voor organisaties op de tweede trede van de verantwoordelijkheidstrap die activiteiten ontplooien welke aantoonbaar bijdragen aan vastgestelde beleidsdoelen.

  • 2. Een activiteitensubsidie kan maximaal gelijk zijn aan de verstrekte subsidie van het voorgaande jaar minus de eventuele bijdrage in huisvestingslasten tot een maximum van € 5000,-.

  • 3. Het beschikbare budget voor alle eenmalige subsidie is het door het college vastgesteld subsidieplafond.

  • 4. Ten behoeve van een evenwichtige verdeling over het jaar van de projectsubsidies wordt dit budget verdeeld over vier kwartalen, waarbij geldt dat voor het eerste kwartaal maximaal 40% van het budget wordt besteed en er voor het vierde kwartaal nog minimaal 20% van het budget beschikbaar moet zijn.

Artikel 2:7 Jaarlijkse subsidie

  • 1. Jaarlijkse subsidie wordt alleen toegekend aan organisaties die een aantoonbare rol in de maatschappelijke keten innemen en naar het oordeel van de Gemeente Breda het meest optimaal bijdragen aan de beoogde resultaten.

  • 2. Voor organisaties die een jaarlijkse subsidie aanvragen van € 50.000,- of meer en professionele krachten in dienst hebben, gelden daarnaast in ieder geval de volgende criteria:

    • De organisaties passen de Code Good Governance voor de sector toe en verantwoorden deze ook in hun jaarverslag;

    • De organisaties nemen in hun aanvraag op, op welke wijze zij duurzaamheid en social return implementeren in hun bedrijfsvoering en verantwoorden dit in hun jaarverslag.

Artikel 2:8 Algemeen

  • 1. Activiteiten moeten beschikbaar zijn voor alle inwoners van Breda, uitgangspunt is zoveel mogelijk inclusief aanbod. Categorale subsidieaanvragen kunnen alleen worden gehonoreerd indien zij aantoonbaar bijdragen aan een vastgesteld beleidsdoel voor een expliciet omschreven doelgroep.

  • 2. Subsidieaanvragen worden ingediend bij het college.

  • 3. Voor alle subsidies boven de € 5000,- wordt maximaal 95% van de subsidie bevoorschot.

    De resterende 5% wordt uitgekeerd indien de definitieve vaststelling van de subsidie daar aanleiding toe geeft.

  • 4. Organisaties die jaarlijks voor hetzelfde project een eenmalige subsidieaanvraag indienen worden jaarlijks in samenhang met alle andere aanvragen beoordeeld.

  • 5. Aan een eerder toegekende eenmalige subsidie kunnen voor de volgende subsidieaanvraag geen rechten worden ontleend.

  • 6. Jubilea en reprises als zodanig kunnen niet in aanmerking komen voor subsidie.

  • 7. Organisaties dienen in hun communicatiemiddelen de Gemeente Breda als subsidiegever te vermelden waar mogelijk met vermelding van het logo.

Artikel 2:9 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen een of meerdere artikelen van deze nadere regels buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 2:10 Overgangsbepalingen

  • 1. Aanvragen voor een subsidie die betrekking hebben op het jaar 2011 worden afgedaan volgens de voorheen geldende subsidieregels.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid warden subsidies die zijn verleend voor de inwerkingtreding van deze nadere regels afgedaan volgens de voorheen geldende subsidieregels.

Artikel 2:11 Inwerkingtreding

De 'Nadere regels' treden in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 2:12 Evaluatie

De nadere regels warden voor de eerste maal vóór 1 april 2012 geëvalueerd, waar nodig bijgesteld en vervolgens iedere twee jaar gemonitord.

Artikel 2:13 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als 'Nadere regels subsidieverstrekking Gemeente Breda 2012'

3 Specifieke nadere regels Activiteitensubsidie

Artikel 3:1 Wet

Een activiteitensubsidie kan maximaal gelijk zijn aan de subsidie van het voorgaande jaar minus een eventuele bijdrage in huisvestingslasten tot een maximum van € 5000,-.

Artikel 3:2 Voor wie

Organisaties op de tweede trede van de verantwoordelijkheidstrap die activiteiten ontplooien welke aantoonbaar bijdragen aan vastgestelde beleidsdoelen kunnen in aanmerking komen voor een activiteitensubsidie.

Artikel 3:3 Criteria voor sociaal maatschappelijke activiteiten

  • 1. Er moet sprake zijn van minimaal 10 activiteiten per jaar.

  • 2. Per activiteit moet sprake zijn van minimaal 10 Bredase deelnemers.

  • 3. Organisaties met een eigen vermogen ≥ 1x de subsidie voor het jaar 2011 komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 3:4 Criteria voor wijk- en dorpsraden

  • 1. Als samenwerkingspartner inzake het algemeen belang van wijken en dorpen worden door het college in ieder geval wijk- en dorpsraden aangemerkt die het convenant van de samenwerkende wijk- en dorpsraden hebben ondertekend.

  • 2. Het activiteitenplan van de wijk- en dorpsraden richt zich op de taak- en zaakgerelateerde onderwerpen, zoals die zijn vastgelegd in het uitvoeringsakkoord.

  • 3. Voor zover wijk- en dorpsraden op tenminste twee taak- en zaakgerelateerde onderwerpen uit het uitvoeringsakkoord activiteiten ontwikkelen wordt een basissubsidie verleend van € 1.000,- voor de algemeen voorbereidende werkzaamheden.

Artikel 3:5 Criteria voor Amateurkunst

  • 1.

    De organisatie moet minimaal 1 jaar bestaan (bewijs inschrijving K.v.K.).

  • 2.

    Er is sprake van een artistiek inhoudelijke doelstelling op het gebied van kunstbeoefening als vrijetijdsbesteding in de statuten.

  • 3.

    Er is sprake van professionele artistieke leiding.

  • 4.

    De organisatie verzorgt tenminste 2x per jaar een openbaar optreden in Breda waarvan minstens 1x in samenwerkingsverband of evenement.

  • 5.

    Per discipline is er een maximum aan het eigen vermogen, peildatum: 31 december, twee jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 6.

    Er is een minimaal aantal contributiebetalende Bredase leden op basis van ledenlijst (zie tabel).

  • 7.

    Minimaal 60% van de leden is woonachtig in de Gemeente Breda.

  • 8.

    De regeling geldt voor organisaties in de disciplines muziek (vocaal, instrumentaal), dans en theater, beeldende kunst en multimedia/audiovisueel (fotografie/film/video/computer).

KUNSTDISCIPLINE

ONDERDEEL

MIN. AANTAL LEDEN

MAX. EIGEN VERMOGEN

Vocale Muziek

Zangkoor

25

1x subsidiebedrag voor het jaar 2011 minus huisvestingslasten

Kamerkoor

10

Opera/operette

10

Instrumentale Muziek

Hafabra

25 per onderdeel

3x subsidiebedrag voor het jaar 2011 per organisatieonderdeel minus huisvestingslasten

Overige orkesten

20 per onderdeel

Dans / Theater

Dans

20

2x subsidiebedrag voor het jaar 2011 minus huisvestingslasten

Toneel

10

AK visueel

Fotografie / Film / Video / Computer

25

1x subsidiebedrag voor het jaar 2011 minus huisvestingslasten

Artikel 3:6 Criteria voor Heemkundige en historische musea

  • 1. Heemkundige en historische musea dienen door het houden van wisselexposities, al dan niet in combinatie met een vaste expositie, bij te dragen aan de erfgoededucatie en erfgoedexposure binnen de Gemeente Breda. Doel van erfgoededucatie en erfgoedexposure is behoud en versterking van de identiteit van (delen van) de Gemeente Breda.

  • 2. De organisatie verzorgt jaarlijks tenminste twee wisselexposities die aansluiten bij bovenstaande doelstelling.

  • 3. De organisatie draagt tenminste 20x per jaar zorg voor opstelling van het museum voor publiek.

  • 4. Gezien het specifieke karakter van deze instellingen is het mogelijk een extra aanvulling op de huisvestingslasten te verstrekken.

Artikel 3:7 Aanvragen

Aanvragen voor activiteitensubsidies worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

4 Specifieke nadere regels Overgangsregeling Huisvesting sociaal culturele activiteiten

Artikel 4:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk is de Nota Welzijnsaccommodaties, de uitwerking van het gemeentelijk accommodatiebeleid, zoals vastgesteld door de raad op 3 november 2005.

Artikel 4:2 Wat

  • 1. Onder de hieronder genoemde voorwaarden vindt tegemoetkoming in de huisvestingslasten voor sociaal-culturele activiteiten plaats middels het ter beschikking stellen van maximaal 40 dagdelen gratis huisvesting per activiteit met een maximum van 400 dagdelen per organisatie in een gemeentelijke dan wel daarmee gelijk te stellen sociaalculturele accommodatie.

  • 2. De vergoeding per dagdeel voor ruimtes kleiner en groter dan 100 m2 van de gemeentelijke- en niet gemeentelijke accommodaties worden jaarlijks door het college in het subsidieprogramma vastgesteld.

  • 3. Indien er voor de in lid 1 vermelde activiteiten naar het oordeel van het college geen passende accommodatie voorhanden is, kan het college op basis van daadwerkelijke kosten een bijdrage verlenen in de huisvestingslasten tot een maximum van € 1500,- per jaar per activiteit met een maximum van € 15.000,- per organisatie.

Artikel 4:3 Voor wie

  • 1. Sociaal maatschappelijke organisaties die op basis van algemene nadere regels in beginsel aanmerking komen voor een (activiteiten) subsidie tot maximaal € 50.000,- en ook in 2011 in aanmerking kwamen voor gratis huisvesting dan wel een bijdrage in de huisvestingslasten, kunnen in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de huisvestingslasten op grond van dit hoofdstuk.

  • 2. Organisaties die in aanmerking komen voor een activiteitensubsidie maar naar aanleiding van hun vermogenspositie in 2012 geen activiteitensubsidie krijgen toegekend en in 2011 gebruik maakten van gratis huisvesting kunnen voor 2012 een beroep doen op deze overgangsregeling.

Artikel 4:4 Met welk doel

De bepalingen uit dit hoofdstuk zijn bedoeld als overgangsregeling, in afwachting van vaststelling van nieuw beleid ten aanzien van het accommoderen van sociaal-culturele activiteiten in Breda.

Artikel 4:5 Criteria

  • 1. Voor bestuursvergaderingen wordt geen huisvesting vergoed.

  • 2. Er wordt geen gratis huisvesting verleend indien de initiatiefnemer van de activiteit tevens het barbeheer voert.

  • 3. Activiteiten die in sportaccommodaties plaatsvinden komen niet voor gratis huisvesting in aanmerking.

  • 4. Organisaties die een jaarlijkse subsidie ontvangen van € 50.000,- komen niet in aamerking voor een separate bijdrage in de huisvestingslasten.

Artikel 4:6 Aanvragen

Aanvragen voor gratis huisvesting dan wel een bijdrage in de huisvestingslasten worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

5 Specifieke nadere regels Fonds cultuur en cultureel erfgoed

Artikel 5:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk zijn de Nota Factor C, zoals vastgesteld door de raad op 30 oktober 2008 en de Nota Erfgoed in context, zoals vastgesteld door de raad op 14 februari 2008.

Artikel 5:2 Wat

  • 1. De Gemeente Breda heeft een cultuurfonds voor incidentele culturele- en erfgoedprojecten.

  • 2. De subsidies uit dit hoofdstuk betreffen eenmalige subsidies voor culturele activiteiten met een maximum van € 20.000,-.

Artikel 5:3 Voor wie

Deze subsidie is bestemd voor: culturele (amateur)organisaties, erfgoedorganisaties en professioneel werkende individuele culturele makers. Deze organisaties dienen statutair gevestigd te zijn in de Gemeente Breda met uitzondering van de professionele culturele organisaties.

Artikel 5:4 Met welk doel

Projecten moeten voldoen aan één of meer van de volgende doelstellingen:

  • a.

    Het profileren van Breda als stad van beeldcultuur en/of erfgoed door het aangaan van verbindingen.

  • b.

    Het vergroten van de cultuur- en/of erfgoedparticipatie van Bredanaars, met name van die groepen die hier nog niet of nauwelijks in participeren.

  • c.

    Het vergroten van het aanbod van artistieke, respectievelijk cultuurhistorische (top) kwaliteit.

  • d.

    Het verbeteren van het culturele productieklimaat van Breda.

  • e.

    Het stimuleren van talentontwikkeling, deskundigheidsbevordering en kwaliteitsverbetering van de organisatiekracht binnen de cultuur- en erfgoedsector.

  • f.

    Het inbedden van cultuur in een wijk of dorp waarbij wordt aangesloten bij de specifieke kenmerken, de onderscheidende cultuurhistorische waarde en/of de voorzieningen van die wijk of dat dorp.

Artikel 5:5 Criteria

  • 1.

    De gemeentelijke bijdrage bedraagt maximaal 50% van de totale begroting van het project.

  • 2.

    Indien de hoogte van de aanvragen het subsidieplafond overschrijdt, wordt bij de toekenning van de subsidies voorrang gegeven aan de organisaties die geen deel uitmaken van de culturele hoofdstructuur of daaraan direct gelieerd zijn.

Artikel 5:6 Aanvragen

  • 1. Aanvragen voor subsidies op grond van dit hoofdstuk worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Aanvragen worden beoordeeld door de adviescommissie Cultuurfonds.

6 Specifieke nadere regels Monumenten

Artikel 6:1 Vigerend (beleids)kader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk is de Nota Erfgoed in Context zoals vastgesteld door de raad op 14 februari 2008.

Artikel 6:2 Wat

  • 1. Met inachtneming van het in artikel 6:1 genoemde beleidskader kan een bijdrage worden verleend in de kosten die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om een beschermd monument in stand te houden.

  • 2. Subsidie wordt slechts verleend voor zover deze noodzakelijk is voor de instandhouding van het beschermd monument en voor zover de werkzaamheden naar het oordeel van het college sober en doelmatig zijn.

Artikel 6:3 Voor wie

Voor subsidie op grond van dit hoofdstuk komen in aanmerking:

  • 1.

    natuurlijke personen of stichtingen die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht hebben op een gemeentelijk monument;

  • 2.

    aangewezen organisaties voor monumentenbehoud die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht hebben op een gemeentelijk- of rijksmonument.

  • 3.

    natuurlijke personen of stichtingen die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht hebben op maalvaardige molens (monumentnummers 30490 en 30511).

Artikel 6:4 Met welk doel

Het doel van de subsidieverstrekking is het behoud van het beschermd monumentenbestand van Breda.

Artikel 6:5 Criteria

  • 1. Subsidie wordt op aanvraag verleend voor een of meer beschermde monumenten of zelfstandige onderdelen.

  • 2. Per beschermd monument of per zelfstandig onderdeel kan slechts eenmaal voor de periode van 15 jaar subsidie worden verleend.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan binnen de periode 15 jaar opnieuw subsidie worden verleend wanneer deze aanvraag betrekking heeft op andere zaken dan waarvoor eerder subsidie is verleend.

  • 4. In aanvulling op het bepaalde in de ASV gaat de subsidieaanvraag vergezeld van:

    • a.

      een actueel inspectierapport per beschermd monument of per zelfstandig onderdeel wat de technische of fysieke staat van dat monument beschrijft, en dat is opgesteld door een naar het oordeel van het college ter zake deskundige persoon of instantie;

    • b.

      een restauratieplan per beschermd monument of per zelfstandig onderdeel waarin opgenomen een overzicht van de aard en omvang van de voorgenomen werkzaamheden, een omschrijving van de daarmee beoogde resultaten en een begroting. Deze begroting dient te zijn opgezet in STABU-systematiek;

    • c.

      een kopie van de verleende omgevingsvergunning voor de betreffende werkzaamheden.

  • 5. Het maximumbedrag aan subsidiabele kosten waarover per aanvraag subsidie kan worden verstrekt bedraagt € 100,000,-.

  • 6. De subsidie bedraagt per aanvraag 30% van de subsidiabele kosten monumenten.

  • 7. Subsidies worden niet verstrekt indien het bedrag, dat overeenkomstig de bepalingen van deze nadere regels zou worden verstrekt, lager is dan €3.000,-.

  • 8. Subsidies worden niet verstrekt indien naar oordeel van het college de restauratiebehoefte is ontstaan door onvoldoende onderhoud door de eigenaar van het beschermde monument.

  • 9. In afwijking van bovenstaande leden 1 tot en met 7 wordt voor de maalvaardige molens enkel subsidie beschikbaar gesteld voor het onderhoud van de molen in aanvulling op subsidie van het rijk. De Gemeente Breda stelt een subsidie van maximaal € 5000,- beschikbaar op basis van de volgende uitgangspunten:

    • de subsidie van de Gemeente Breda is nooit hoger dan de subsidie die de aanvrager van het rijk ontvangt;

    • de totale subsidie van rijk en Gemeente Breda bedraagt nooit meer dan 100%.

Artikel 6:6 Verplichtingen

  • 1. Het college kan de subsidieontvanger verplichten:

    • mee te werken aan een onderzoek naar de bouw- of ontstaansgeschiedenis van het beschermd monument,

    • mee te werken aan een onderzoek naar de uitvoering van het restauratieplan door een deskundige.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht voor de duur van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, een Casco-All-Risks verzekering af te sluiten.

  • 3. De subsidieontvanger is verplicht na afloop van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, op zijn kosten het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel te verzekeren dan wel verzekerd te houden tegen brand-, storm- en bliksemschade.

  • 4. Het college kan de subsidieontvanger verplichten het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel te voorzien van een of meer installaties ter beperking van schade als gevolg van brand of blikseminslag, ter bescherming van de monumentale waarde van het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel.

  • 5. De subsidieontvanger is verplicht na afloop van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel te bewaren en te onderhouden in de staat waarin het door de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, is gebracht.

Artikel 6:7 Aanvragen

Aanvragen voor een monumentensubsidie worden ingediend door middel van het door het college vastgestelde aanvraagformulier.

Hoofdstuk 7 Specifieke nadere regels Sportsubsidies 2012

Artikel 7:1 Definities

  • a. Schoolsporttoernooien: een- of meerdaagse sportwedstrijden met deelname van scholenteams bestaande uit leerlingen van het primair en/of voortgezet onderwijs, met een minimale deelname van 10 Bredase scholen voor primair onderwijs, of 4 Bredase scholen voor voortgezet onderwijs.

  • b. Side-events: sportactiviteiten die aangeboden worden naast het wedstrijdprogramma van een topsportevenement, die onder verantwoordelijkheid van dezelfde organisatie georganiseerd worden en die tot doel hebben een breed publiek met de betreffende sport kennis te laten maken.

  • c. Sportkennismakingsactiviteiten: activiteiten die specifiek gericht zijn op in de gemeente Breda woonachtige personen, die nog niet, slechts in beperkte mate, of niet meer aan sport deelnemen, met het doel deze personen kennis te laten maken met de sport en de organiserende sportvereniging(en) teneinde ze actief lid te laten worden van de vereniging. Sportkennismakingsactiviteiten zijn in tijd beperkt: ze duren maximaal 12 uur, eventueel te spreiden over meerdere dagen.

  • d. Sportvereniging: een vereniging die activiteiten organiseert die gericht zijn op de uitoefening van een sport die erkend is door NOC*NSF en die is aangesloten bij een overkoepelende organisatie, dan wel een vereniging die activiteiten organiseert die gericht zijn op het in algemene zin stimuleren van actieve lichaamsbeweging door middel van de uitoefening van sport- en spelactiviteiten onder deskundige leiding een en ander ter beoordeling van het college.

Artikel 7:2 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor subsidies uit dit hoofdstuk is de nota Sportimpuls Breda 2011-2014, zoals vastgesteld door de raad op 22 september 2011.

Artikel 7:3 Voor wie

Bredase sportverenigingen en andere sportorganisaties die activiteiten organiseren die gericht zijn op de uitoefening van een sport die erkend is door NOC*NSF, dan wel organisaties die activiteiten organiseren die gericht zijn op het in algemene zin stimuleren van actieve lichaamsbeweging door middel van de uitoefening van sport- en spelactiviteiten onder deskundige leiding een en ander ter beoordeling van het college en die met de activiteiten een aantoonbare bijdrage leveren aan de vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelen zoals opgenomen in het vigerend beleidskader.

Artikel 7:4 Met welk doel

Subsidie wordt verstrekt teneinde mede mogelijk te maken dat de vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelen zoals opgenomen in het vigerend beleidskader gerealiseerd worden.

Artikel 7:5 Wat

  • 1. Eenmalige subsidie kan worden verstrekt voor uitsluitend de volgende activiteiten c.q. maatregelen:

    • a.

      breedtesportevenementen;

    • b.

      topsportevenementen;

    • c.

      investeringen ten behoeve van minder valide sporters;

    • d.

      investeringen in duurzaamheid.

  • 2. Jaarlijkse subsidie kan alleen worden toegekend aan organisaties die een aantoonbare rol in de realisatie van de doelstellingen van het vigerend beleidskader vervullen en naar het oordeel van de gemeente Breda het meest optimaal bijdragen aan de beoogde resultaten.

  • 3. Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt op basis van de in de hieronder genoemde artikelen opgenomen criteria.

Artikel 7:6 Breedtesportevenementen

  • 1. Onder breedtesportevenementen vallen:

    • a.

      Schoolsporttoernooien waarvan er maximaal 2 toernooien per sport per jaar voor subsidie in aanmerking komen;

    • b.

      Side-events van Bredase topsportevenementen met minimaal 100 Bredase deelnemers aan de tot het side-event behorende activiteit;

    • c.

      Sportkennismakingsactiviteiten van Bredase sportverenigingen die in Breda plaatsvinden met minimaal 25 deelnemers per activiteit en waarbij maximaal 2 sportkennismakingsactiviteiten per vereniging, per jaar voor subsidie in aanmerking komen;

  • 2. De subsidie bedraagt maximaal een derde van de door het college aanvaardbaar en noodzakelijk geachte kostenbestanddelen op de begroting;

  • 3. Organisaties die gebruik (kunnen) maken van de inzet van het activiteitenbudget van een ‘combinatiefunctionaris sport en onderwijs’, komen niet voor aanvullende subsidie in aanmerking.

Artikel 7:7 Topsportevenementen

  • 1. Een evenement wordt aangemerkt als een topsportevenement als het voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      Het betreft een Nationaal Kampioenschap, Europees Kampioenschap, Wereld Kampioenschap, dan wel een sportevenement dat een aantoonbare bijdrage levert aan de promotie van de desbetreffende sport in Breda; en

    • b.

      Er zijn minimaal 3 deelnemers / deelnemende teams uit de top 8 ranking (Nationaal, Europees en Wereld).

  • 2. Er wordt geen subsidie verleend voor start- en prijzengelden;

  • 3. De subsidie bedraagt maximaal een derde van de door het college aanvaardbaar en noodzakelijk geachte kostenbestanddelen.

Artikel 7:8 Investeringen ten behoeve van mindervalide sporters

  • 1. Onder investering ten behoeve van mindervalide sporters vallen:

    • a.

      Investeringen in specifieke hulpmiddelen om mindervalide sporters te laten sporten, niet gericht op één individuele sporter;

    • b.

      Investeringen in aanpassingen aan de accommodatie (inclusief het terrein) die eigendom is van een sportvereniging met als doel deze toegankelijk te maken voor mindervalide sporters (bv minder valide toilet en kleed/wasvoorziening);

  • 2. Aanvragen voor subsidie voor investeringen ten behoeve van mindervalide sporters zijn voorzien van een recente aanbeveling van de desbetreffende sportbond, dan wel het Kenniscentrum van Gehandicaptensport Nederland;

  • 3. De subsidie bedraagt maximaal een derde van de door het college aanvaardbaar en noodzakelijk geachte kostenbestanddelen.

Artikel 7:9 Investeringen in duurzaamheid

  • 1. Onder investeringen in duurzaamheid worden verstaan investeringen gericht op energie- en/of waterbesparing op een (sport)accommodatie die eigendom is van een sportvereniging, waarbij sprake is van aantoonbare positieve effecten en de terugverdientijd langer is dan 5 jaar.

  • 2. Aanvragen voor subsidie voor investeringen in duurzaamheid zijn voorzien van een objectieve rapportage of meting (bijvoorbeeld een energiescan) waaruit de positieve effecten blijken.

  • 3. Aanvragen zijn voorzien van een planning waaruit blijkt dat de maatregelen binnen één jaar gerealiseerd worden.

  • 4. Er zijn twee periodes (tranches) waarbinnen een aanvraag voor subsidie ingediend kan worden:

    • 1 februari 2015 tot 1 mei 2015;

    • 1 augustus 2015 tot 1 november 2015.

  • 5. Sportverenigingen kunnen slechts één maal een beroep doen op subsidie op grond van artikel 7:9. Investeren in duurzaamheid van de Specifieke nadere regels sportsubsidies 2012.

  • 6. Bij de verdeling van subsidie krijgen voorrang, aanvragen/aanvragers die:

    • aantonen dat aan alle geldende wetgeving wordt voldaan door de adviezen uit de energiescan over te nemen en inmiddels investeringen te doen gericht op energie- en/of waterbesparing met een terugverdientijd korter dan 5 jaar (zgn. Quick-wins);

    • een overzicht bijvoegen van de gerealiseerde en nog te realiseren maatregelen en investeringen gericht op energie- en/of waterbesparing met een terugverdientijd korter dan 5 jaar;

    • aantonen dat binnen de vereniging op structurele wijze aandacht wordt geschonken aan energie- en waterbesparing.

  • 7. De subsidie per aanvraag bedraagt (in beginsel) maximaal € 30.000.

  • 8. Van het totaal beschikbare budget wordt 50% gereserveerd voor de eerste en 50% voor de tweede tranche. Wanneer het beschikbare budget in de eerste tranche niet wordt opgemaakt, dan wordt het restant overgeheveld naar de tweede tranche. Wanneer het totale budget voor investeringen in duurzaamheid niet wordt opgemaakt, dan wordt het restant naar rato verdeeld over subsidieaanvragen die, vanwege overschrijding van het maximale bedrag per aanvraag (€ 30.000) voor dat deel zijn afgewezen .

  • 9. De subsidie is aanvullend op andere (bovenlokale) subsidiemogelijkheden.

  • 10. Er wordt geen subsidie verstrekt voor horeca gerelateerde investeringen en maatregelen met een terugverdientijd korter dan 5 jaar (zgn. Quick-wins).

  • 11. De subsidie bedraagt maximaal een derde van de door het college aanvaardbaar en noodzakelijk geachte kostenbestanddelen.

Artikel 7:10 Aanvullende bepalingen

  • 1. Alle aanvragen voor subsidie worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Alle aanvragen voor subsidie zijn voorzien van een sluitende begroting.

Artikel 7:11 Looptijd

De artikelen 7:1 tot en met 7:13 vervallen per 1 januari 2016.

Artikel 7:12 Overgangsbepalingen

  • 1. Deze specifieke nadere regels blijven van toepassing op aanvragen die zijn ingediend gedurende de looptijd van deze nadere regels.

  • 2. Deze specifieke nadere regels blijven van toepassing op besluiten die op grond van deze nadere regels genomen zijn en die nog niet onherroepelijk zijn.

Artikel 7:13 Citeertitel

Deze specifieke nadere regels worden aangehaald als: Specifieke nadere regels sportsubsidies Breda 2012

Hoofdstuk 8 Specifieke nadere regels innovatieve Re-integratieproeftuin

Artikel 8:1 Vigerend (beleids)kader

Het beleidskader voor subsidies uit dit hoofdstuk is:

  • -

    Werken@Breda, Op weg naar werk, nota re-integratie/participatie 2013-2014;

  • -

    Het collegebesluit van 26 augustus 2013 (CO 41327), gebaseerd op de Motie re-integratie met innovatie, lef en creativiteit van 8 november 2012;

  • -

    Algemene Subsidieverordening Breda 2011 voor zover de artikelen bij deze specifieke nadere regels niet buiten werking zijn gesteld;

  • -

    Nadere Regels subsidieverstrekking Gemeente Breda 2012 voor zover de artikelen bij deze specifieke nadere regels niet buiten werking zijn gesteld.

Artikel 8:2 Wat

  • 1. Met inachtneming van het in artikel 8:1 genoemde beleidskader kan een subsidie worden verleend in de kosten die naar het oordeel van het college een bijdrage leveren aan innovatie en onderzoek in de re-integratie.

  • 2. Subsidie wordt slechts verleend voor zover deze een bijdrage levert aan het op innovatieve wijze (meer) Bredase werkzoekenden toeleiden/begeleiden naar de arbeidsmarkt.

Artikel 8:3 Voor wie

Voor subsidie op grond van dit hoofdstuk komen in aanmerking:

  • 1.

    Natuurlijke personen, onderwijsinstellingen en organisaties.

Artikel 8:4 Doel

Het doel van de subsidieverstrekking is het toeleiden/begeleiden van Bredase werkzoekenden naar de arbeidsmarkt. De initiatieven dienen gericht te zijn op innovatie en onderzoek in de re-integratie in samenwerking met overheden, onderwijs en ondernemers.

Artikel 8:5 Criteria

  • 1. Subsidie wordt op schriftelijk verzoek verleend voor zover het projectvoorstel vernieuwend is wat betreft inhoud, aanpak of werkwijze;

  • 2. Het projectvoorstel moet in samenwerking met diverse partijen (overheden, onderwijs en ondernemers etc.) tot stand zijn gekomen. Bij voorkeur vormgegeven met en door de doelgroep;

  • 3. Het projectvoorstel moet gericht zijn op concrete, realistische resultaten;

  • 4. De resultaten moeten in een realistische verhouding staan tot de gemeentelijke bijdrage;

  • 5. Het project moet uitvoerbaar zijn;

  • 6. De uitvoeringsperiode van een project is maximaal 1 jaar;

  • 7. Het projectvoorstel mag niet strijdig zijn met het regionaal beleid c.q. uitvoeringsplannen West-Brabant;

  • 8. Het projectvoorstel moet aansluiten bij het beleidskader/activiteiten Werken@Breda, Op weg naar werk;

Artikel 8:6 Voorwaarden

  • 1. Projectvoorstellen kunnen tot uiterlijk 1 juli 2014 worden ingediend;

  • 2. Projectvoorstellen zijn voorzien van een sluitende begroting waaruit de cofinanciering van de samenwerkende partners duidelijk wordt.

Artikel 8:7 Subsidieplafond

  • 1. Het beschikbare budget voor de uitvoeringsperiode tot 1 juli 2015 bedraagt EUR 300.000,-;

  • 2. Projectvoorstellen worden in volgorde van binnenkomst in behandeling genomen tot het subsidieplafond is bereikt.

Artikel 8:8 Buiten werking stelling van de artikelen in de Algemene Subsidieverordening Breda 2011

Ten behoeve van de uitvoering van deze Specifieke nadere regels worden de volgende bepalingen van de Algemene Subsidieverordening 2011 buiten werking gesteld:

  • 1.

    Artikel 3:1 lid 2: projectvoorstellen kunnen schriftelijk worden ingediend zonder een specifiek aanvraagformulier

  • 2.

    Artikel 3:1 lid 4: aanvragers, zijnde een rechtspersoon, die voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvragen kunnen volstaan met het projectvoorstel;

  • 3.

    Artikel 3:2 lid 1: de subsidies mogen tot uiterlijk 1 juli 2014 worden ingediend en zijn niet gebonden aan de uiterste indieningsdatum van 1 oktober 2013;

  • 4.

    Artikel 8:3: Omwille het innovatieve karakter van de regeling zijn uniforme kostenbegrippen en standaardberekeningswijzen van uurtarieven niet van toepassing;

Artikel 8:9 Buiten werking stelling van artikelen in de Nadere regels subsidieverstrekking Gemeente Breda 2012

Ten behoeve van de uitvoering van deze Specifieke nadere regels worden de volgende bepalingen van de Nadere regels subsidieverstrekking Gemeente Breda 2012 buiten werking gesteld:

  • 1.

    Artikel 2:3 lid 3 eerste bolletje: De innovatieve re-integratie proeftuin is niet gericht op het behalen van langdurige effecten en inbedding in het reguliere activiteitenprogramma;

  • 2.

    Artikel 2:4: De projectvoorstellen zijn vooralsnog niet gericht op doelmatigheid zoals dit in de nadere regels is opgenomen. Doel is het vinden van innovatieve manieren om mensen sneller en beter aan het werk te krijgen.

Artikel 8:10 In werking treden en looptijd

  • 1. Deze specifieke nadere regels treden in werking met terugwerkende kracht tot 1-1-2013 voor zover toepassing daarvan niet nadelig is voor de reeds ingediende aanvragen;

  • 2. Deze specifieke nadere regels vervallen per 1 juli 2015.

Artikel 8:11 Overgangsbepalingen

  • 1. Deze specifieke nadere regels blijven van toepassing op aanvragen die zijn ingediend gedurende de looptijd van deze nadere regels.

  • 2. Deze specifieke nadere regels blijven van toepassing op besluiten die op grond van deze nadere regels genomen zijn en nog niet onherroepelijk zijn.

Artikel 8:12 Citeertitel

Deze specifieke nadere regels worden aangehaald als: Specifieke nadere regels innovatieve Re-integratie proeftuin.

Hoofdstuk 9 Specifieke nadere regels bij wijze van experiment ter bevordering van burgerparticipatie Bredase Plus op armoede- en schuldenbeleid 2014-2015

Artikel 9:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor subsidies uit dit hoofdstuk is:

  • -

    De Bredase plus op armoede- en schuldenbeleid in 2014 en 2015, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Breda op 16 oktober 2014, raadsvoorstelnummer 42 707;

  • -

    Algemene Subsidieverordening Breda 2011 voor zover de artikelen bij deze specifieke nadere regels niet buiten werking zijn gesteld;

Artikel 9:2 Wat

  • 1. Met inachtneming van het in artikel 9:1 genoemde beleidskader kan een subsidie worden verleend aan natuurlijke personen en rechtspersonen die naar het oordeel van het college eenbijdrage leveren aan het ondersteunen van burgerparticipatie en activering voor kwetsbare Bredase burgers.

  • 2. Met inachtneming van het in artikel 9:1 genoemde beleidskader kan een subsidie worden verleend aan natuurlijke personen en rechtspersonen die naar het oordeel van het college een bijdrage leveren aan burgerparticipatie en activering van kwetsbare burgers door zelfstandig op basis van maatwerk een subsidie in te zetten in het betreffende huishouden.

Artikel 9:3 Wie

Voor subsidie op grond van dit hoofdstuk komen in aanmerking:

Natuurlijke personen en rechtspersonen.

Artikel 9:4 Doel

Het doel van subsidieverstrekking, als bedoeld in artikel 9:2, eerste en tweede lid van deze specifieke nadere regels, is het bevorderen van participatie en activering naar vermogen in de maatschappij van Bredase minima met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.

Artikel 9:5 Kennisdeling

Het nevendoel van subsidieverstrekking is het delen van kennis over het ondersteunen van burgerinitiatieven, waarbij de subsidieaanvrager de opdracht krijgt:

  • a.

    deel te nemen aan het Sterk Netwerk en op verzoek bereid de ervaringen binnen dit experiment breed te delen;

  • b.

    samen te werken met wijkteams en sociale teams;

  • c.

    te verantwoorden hoe de gevraagde middelen bij wijze van experiment worden besteed, over welke periode en met welk resultaat.

Artikel 9:6 Criteria

  • 1. Criteria m.b.t. artikel 9:2 lid 1

    • a.

      Subsidie wordt op schriftelijk verzoek verleend voor zover het initiatief vernieuwend is wat betreft inhoud, aanpak of werkwijze.

    • b.

      Het initiatief is in samenwerking met diverse partijen (organisaties Sterk Netwerk, overheden, ATEAgroep, wijkteams, ondernemers) tot stand gekomen. Bij voorkeur vormgegeven met en door de doelgroep.

    • c.

      Het initiatief draagt bij aan het creëren van activeringstrajecten en werkervaringstrajecten voor uitkeringsgerechtigden.

    • d.

      Het initiatief is gericht op concrete, realistische resultaten.

    • e.

      Er is sprake van cofinanciering. De gemeentelijke bijdrage bedraagt maximaal 50% van de totale begroting.

    • f.

      De resultaten staan in een realistische verhouding tot de gemeentelijke bijdrage.

    • g.

      Het initiatief past bij het beleidskader en/of de activiteiten voortvloeiend uit dit beleidskader.

  • 2. Criteria m.b.t. artikel 9:2 lid 2

    • a.

      Subsidie wordt op schriftelijk verzoek verleend.

    • b.

      De toekenning van de subsidie aan Bredase minima is gebaseerd op maatwerk en draagt bij aan participatie van het betreffende huishouden.

    • c.

      De toekenning van de subsidie aan Bredase minima is gericht op concrete, realistische resultaten.

    • d.

      Het toegekende budget dient volledig besteed te worden aan de kwetsbare burger. Er wordt geen bedrag voor uitvoeringskosten verstrekt.

    • e.

      Subsidieverlening aan huishoudens past bij het beleidskader en/of de activiteiten voortvloeiend uit dit beleidskader.

Artikel 9:7 Voorwaarden

  • 1. Voorwaarden voor artikel 9:2 lid 1

    • a.

      Verzoeken om subsidie kunnen tot uiterlijk 1 juli 2015 worden ingediend.

    • b.

      Verzoeken om subsidie zijn voorzien van een sluitende begroting waaruit de cofinanciering van de samenwerkende partners duidelijk wordt.

  • 2. Voorwaarden voor artikel 9:2 lid 2

    • a.

      Verzoeken om subsidie kunnen tot uiterlijk 1 juli 2015 worden ingediend.

    • b.

      Verzoeken om subsidie zijn voorzien van een sluitende begroting.

Artikel 9:8 Subsidieplafond experiment Bredase Plus

  • 1. Het beschikbare budget voor de burgerinitiatieven met uitvoeringsperiode 1 november 2014 tot en met 31 december 2015 is € 200.000,-.

  • 2. Het beschikbare budget voor bijstand door derden met uitvoeringsperiode 1 november 2014 tot en met 31 december 2015 is € 120.000,-.

  • 3. Verzoeken om subsidie worden in volgorde van binnenkomst in behandeling genomen tot het subsidieplafond van de Bredase Plus is bereikt.

Artikel 9:9 Buiten werking stelling van de artikelen in de Algemene Subsidieverordening Breda 2011

Ten behoeve van de uitvoering van deze Specifieke nadere regels worden de volgende bepalingen van de Algemene Subsidieverordening 2011 buiten werking gesteld:

  • 1.

    Een verzoek om subsidie wordt schriftelijk ingediend; hiervoor wordt gebruik gemaakt van bladzijde 1 van het aanvraagformulier subsidies (i.t.t. artikel 3:1 lid 2 ASV 2011);

  • 2.

    De verzoeken om subsidie kunnen gedurende de looptijd van deze specifieke nadere regels worden ingediend (i.t.t. artikel 3:2 lid 2, ASV 2011);

  • 3.

    Bij de beoordeling van een verzoek om subsidie zal artikel 4:1 sub e (ASV 2011) buiten beschouwing worden gelaten;

    Omwille van het vernieuwende karakter van de regeling zijn uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen van uurtarieven niet van toepassing (Artikel 8:3 ASV 2011).

Artikel 9:10 Buiten werking stelling van de artikelen in de Nadere regels subsidieverstrekking Gemeente Breda 2012

Ten behoeve van de uitvoering van deze specifieke nadere regels wordt een verzoek om subsidie niet beoordeeld op de mate van duurzaamheid van de beoogde resultaten, in hoeverre het hier gaat om langdurige effecten en inbedding in het reguliere activiteitenprogramma. Artikel 2:3 lid 3 eerste bolletje van de Nadere regels subsidieverstrekking Gemeente Breda 2012 blijft buiten werking.

Artikel 9:11 Overgangsbepalingen

Deze specifieke nadere regels blijven van toepassing op besluiten die op grond van deze specifieke nadere regels genomen zijn en nog niet onherroepelijk zijn.

Hoofdstuk 10 Specifieke nadere regels investeringen in Kleinschalige Bedrijfshuisvesting.

Artikel 10:1 Vigerend (beleids)kader

Het beleidskader voor subsidies uit dit hoofdstuk is:

  • -

    De nota Kleinschalige Bedrijfshuisvesting;

  • -

    Het collegebesluit van 2 december 2014 , waarbij de wijziging van de nadere regels subsidieverstrekking worden aangepast in het kader van uitvoering van Nota Kleinschalige Bedrijfshuisvesting

  • -

    De Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    De Algemene Subsidieverordening Breda 2011 voor zover de artikelen bij deze specifieke nadere regels niet buiten werking zijn gesteld;

  • -

    De Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2012 voor zover de artikelen bij deze specifieke nadere regels niet buiten werking zijn gesteld.

Artikel 10:2 Voor wie

Voor subsidie komen in aanmerking een kennis- of onderwijsinstelling of een onderneming. In het project dienen minimaal één kennis- of onderwijsinstelling en één onderneming te participeren.

Artikel 10:3 Wat

Subsidie kan worden aangevraagd voor het realiseren van initiatieven die bijdragen aan de ambitie van Breda om de economische structuur te versterken, in het bijzonder het faciliteren van meer samenwerking in Breda en het genereren van meer business om te komen tot een florerende creatieve beeldindustrie in Breda met verbindingen met de kansrijke sectoren zoals omschreven in de Nota Kleinschalige Bedrijfshuisvesting.

Artikel 10:4 Doel

Bedrijven en kennis- of onderwijsinstellingen staan niet op zichzelf, dit vertaalt zich ook in het opzetten van samenwerkingsverbanden. Het doel van de subsidieverstrekking is om initiatieven te stimuleren die zich richten op de mogelijkheid voor bedrijven, kennis- of onderwijsinstellingen om samenwerking te structureren om zodoende te komen tot clustervorming, kennis- en productontwikkeling en kennisvalorisatie, ook met andere sectoren om te komen tot crossovers. De subsidieverstrekking is bedoeld om dit proces in gang te zetten en om vooral in de ontwikkelingsfase van dergelijke initiatieven voor het verbinden van partijen, en voor het financieel bijdragen aan de onrendabele top tijdens de startfase.

Artikel 10:5 Criteria

Subsidie wordt op schriftelijk verzoek verleend en het project dient te voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • Gericht op bedrijven in de kansrijke sectoren zoals genoemd in de Nota Kleinschalige Bedrijfshuisvesting zijnde:

    • o

      Logistiek en Maintenance;

    • o

      Gezondheidszorg en Zorgeconomie;

    • o

      Creatieve Industrie, in het bijzonder Visual Design/Beeldcultuur

    • o

      Hospitality (retail, toerisme en horeca);

    • o

      Kennis en Onderwijs ;

    • o

      Agro/Food

    • o

      Technologie

  • Een inhoudelijk programma gericht op een of meer van de volgende doelstellingen:

    • o

      stimuleren van ondernemerschap

    • o

      kennisvalorisatie

    • o

      innovatiebevordering

    • o

      ontwikkeling van nieuwe producten en diensten;

  • Gericht op het stimuleren van ontmoeting en samenwerking tussen bedrijven onderling en bedrijven en kennisinstellingen;

  • Een minimale projectduur van 1 jaar, met uitzicht op een duurzame structurele samenwerking;

Artikel 10:6 Wanneer

  • 1. Subsidie kan aangevraagd worden vanaf het moment van inwerkingtreding van deze nadere regels;

  • 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 3:2, lid 3 van de Algemene subsidieverordening Breda 2011, mag subsidie korter dan 13 weken voorafgaande aan de realisatie van het product aangevraagd worden.

Artikel 10:7 Subsidieplafond

  • 1. Het totale subsidiebudget ten behoeve van deze regeling is € 150.000;

  • 2. De aanvragen zullen in volgorde van ontvangst worden behandeld;

  • 3. Indien de maximale subsidie van € 150.000 niet meer volledig beschikbaar is (als het subsidieplafond bijna is bereikt) wordt de aanvrager in kennis gesteld van het maximaal beschikbare bedrag en in de gelegenheid gesteld om de aanvraag aan te passen om tot een sluitendebegroting te komen.

Artikel 10:8 Aanvullende bepalingen

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 3.1 lid, 2 van de Algemene subsidieverordening Breda 2011, hoeft hiervoor geen specifiek aanvraagformulier te worden ingediend

  • 2. Conform het bepaalde in artikel 3.1 lid, 3 van de Algemene subsidieverordening Breda 2011 dient de aanvraag te bestaan uit minimaal een beschrijving van de activiteiten, de doelstellingen, resultaten en een begroting.

  • 3. De aanvrager dient bij communicatie over dit project de gemeente Breda als mede financier te noemen, waar mogelijk inclusief de beeldmerken.

Artikel 10:9 Inwerkingtreding

Deze specifieke nadere regels treden in werking met terugwerkende kracht tot 1 december 2014.

Artikel 10:10 Citeertitel

Deze specifieke nadere regels worden aangehaald als: Specifieke nadere regels investeringen in Kleinschalige Bedrijfshuisvesting.

Hoofdstuk 11: Specifieke nadere regels aanpak Wijkimpuls Breda 2015-2018

Artikel 11:1 vigerend beleidskader

Het beleidskader voor subsidies uit dit hoofdstuk is:

• Wijkimpuls Breda 2015-2018;

Artikel 11:2 wat

Met inachtneming van het in artikel 11:1 genoemde beleidskader kan als tijdelijke extra impuls een subsidie worden verleend voor initiatieven die naar het oordeel van het college uitgaan van en leiden tot actief burgerschap en een bijdrage leveren aan het doel genoemd onder artikel 11:4.

Artikel 11:3 aanvrager

  • 1. Subsidies kunnen worden aangevraagd door natuurlijke personen en rechtspersonen, met dien verstande dat subsidies groter dan € 5.000,- slechts kunnen worden aangevraagd door een rechtspersoon.

  • 2. Het college kan bij nadere regels afwijken van het gestelde in het eerste lid.

Artikel 11:4 doel

Subsidie kan worden verstrekt voor initiatieven die als doel hebben het verbeteren van de sociaal-economische situatie in de wijken genoemd in Wijkimpuls Breda 2015-2018. Onder sociaal-economische verbetering wordt verstaan verbetering op een of meer van de volgende drie gebieden:

a. leefbaarheid

een leefbare omgeving is een omgeving die schoon, heel en veilig is en aansluit bij de voorwaarden en behoeften die er door de bewoners, waaronder de jeugd, aan worden gesteld, bepaald op basis van:

  • -

    leefklimaat

  • -

    sociale samenhang

  • -

    veiligheid

  • -

    woongedrag

  • -

    aanzien van de wijk

  • -

    samenhangend aanbod van onderwijs, kinderopvang, sport en cultuur

  • -

    gebruik van het voorzieningenaanbod in de wijk

  • -

    mogelijkheden voor ontmoeting

  • -

    versterking netwerken van wijkbewoners.

b. participatie

mensen stijgen op de participatieladder door dat ze zich naar vermogen inzetten, ontwikkelen, in staat zijn hun eigen financiën te regelen en een maatschappelijke bijdrage leveren aan hun wijk, bepaald op basis van:

  • -

    lidmaatschap verenigingen;

  • -

    verrichten vrijwilligerswerk;

  • -

    verlenen mantelzorg;

  • -

    bezoek aan culturele en sportactiviteiten

  • -

    afstand tot de arbeidsmarkt;

  • -

    mensen die een beroep doen op armoedevoorzieningen;

  • -

    mensen met een beperking die deelnemen aan reguliere activiteiten in de wijk;

  • -

    het verrichten van betaald werk;

  • -

    deelname aan onderwijs.

c. werkgelegenheid

mensen werken zoveel mogelijk in een reguliere baan werken of zijn daarop voorbereid, bepaald op basis van:

  • -

    aantal mensen met een gemeentelijke uitkering;

  • -

    aantal mensen dat uit een uitkering stroomt;

  • -

    aantal mensen met een beperking met een baan;

  • -

    aantal jongeren met een startkwalificatie

  • -

    het aantal voortijdig schoolverlaters.

Artikel 11:5 criteria

Subsidie wordt op schriftelijk verzoek verleend voor zover het initiatief bijdraagt aan het doel zoals genoemd onder artikel 11:4 en uitgaat van actief burgerschap. Onder actief burgerschap wordt verstaan dat de resultaten die het initiatief beoogt mede worden bereikt en niet anders kunnen worden bereikt dan door inzet van bewoners uit de wijk. De aanvraag dient daarnaast te voldoen aan de volgende criteria:

  • -

    toegankelijkheid: het initiatief is gericht op en toegankelijk voor (groepen van) wijkbewoners en herkenbaar in de wijk aanwezig;

  • -

    tijdelijkheid: het initiatief geeft aan op welke wijze het binnen de termijn van de looptijd van het beleidskader Wijkimpuls Breda 2015-2018, of zoveel eerder als in de afzonderlijke jaarschijven behorend bij Wijkimpuls 2015-2018 is afgesproken:

    • *

      niet meer of in mindere mate afhankelijk is van subsidie onder Wijkimpuls of

    • *

      onder de reguliere subsidieuitvraag een aanvraag zal indienen of

    • *

      zelf in bestaansmiddelen kan voorzien, economisch zelfredzaam is;.

  • -

    meetbaarheid: het initiatief bevat concrete, realistische en toetsbare resultaten op basis van minstens een van de gebieden die onder artikel 11:4 worden genoemd;

  • -

    proportionaliteit: de resultaten staan in een realistische verhouding tot de gemeentelijke bijdrage;

  • -

    kennisdeling: het initiatief deelt de opgedane kennis en ervaringen volgens een nader af te spreken methode zodanig dat deze beschikbaar komen voor andere en vervolginitiatieven die al of niet in het kader van Wijkimpuls plaatsvinden (‘lerende aanpak’).

Artikel 11:6 wanneer

  • 1. Subsidie kan worden aangevraagd vanaf het moment van bekendmaking van deze nadere regels.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 3:2 lid 3 van de Algemene subsidieverordening Breda 2011, mag subsidie korter dan 13 weken voorafgaande aan 1 januari 2015 worden aangevraagd.

Artikel 11:7 subsidieplafond

  • 1. Het totale subsidiebudget voor de uitvoering van deze regeling bedraagt voor 2015 € 800.000,00. Voor de jaren 2016, 2017 en 2018 zal door het college per jaar maximaal € 1.000.000,00 beschikbaar worden gesteld in de betreffende begroting onder voorbehoud van het budgetrecht van de gemeenteraad. Per jaarschijf wordt door het college bepaald welk deel van dit budget beschikbaar is voor subsidie.

  • 2. De aanvragen, die volledig zijn, zullen in volgorde van ontvangst worden behandeld.

Artikel 11:8 buiten werking stelling van de artikelen in de Algemene subsidieverordening Breda 2011

De artikelen 3:1 en 8:2 in de Algemene subsidieverordening Breda 2011 zijn niet van toepassing bij toepassing van dit hoofdstuk.

Artikel 11:9 Inwerkingtreding

Deze specifieke nadere regels treden in werking vanaf 1 januari 2015 en vervallen per 1 januari 2019.

Artikel 11:10 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als Nadere regels Wijkimpuls Breda 2015-2018.

Toelichting op de nadere regels

HOOFDSTUK 2

Algemene nadere regels

Artikel 2:2 Verantwoordelijkheidstrap

De verantwoordelijkheidstrap is een belangrijke leidraad van het coalitieakkoord @Breda, waarin de gemeente verantwoordelijkheid neemt voor ondersteuning van burgers. De verdeling van de verantwoordelijkheidstrap is gebaseerd op 4 treden. Iedere subsidieaanvraag zal worden getoetst op welke trede van de verantwoordelijkheidstrap de activiteiten plaatsvinden.

Artikel 2:3 Beleidsdoelen

Subsidieaanvragen zijn voorzien van een duidelijke omschreven motivatie, die antwoord geeft op de criteria genoemd in dit artikel. De vastgestelde beleidsdoelen zijn beschikbaar op de website: www.breda.nl/subsidieloket.

Artikel 2:4 Doelmatigheid

Dit artikel geeft elementen weer op basis waarvan de doelmatigheid beoordeeld wordt.

Subsidie is altijd aanvullend op eigen inkomsten en bijdragen van derden als aannemelijk is dat van deelnemers niet tot maximaal de kostprijs als bijdrage kan worden gevraagd. De kostprijs kan bijvoorbeeld worden berekend volgens de methodiek in 'Het BCF-boek' van

Hordijk en Hordijk en Stade advies.

Artikel 2:5 Samenwerking

Keten is in relatie tot samenwerking alles waarbij de activiteiten raakvlakken heeft met gemeentelijk beleidskaders. De behoefte van de beoogde doelgroep moet altijd voorafgaand aan de subsidieaanvraag zijn getoetst. Specifiek voor de aanvragen in en om de school wordt advies gevraagd aan het Bestuurlijk Overleg Breda.

Artikel 2:6 Eenmalige subsidie

Uit dit artikel vloeit voort dat aanvullende voorwaarden voor een projectsubsidie altijd zijn vastgelegd in specifieke nadere regels. De verdeling van de beschikbare middelen voor projectsubsidies zijn zodanig over het jaar verspreid dat initiatieven gedurende het jaar kunnen worden beoordeeld en bekostigd.

Een activiteitensubsidie wordt verstrekt aan organisaties op de tweede trede van de verantwoordelijkheidstrap, die activiteiten verrichten die aantoonbaar bijdragen aan de realisatie van vastgestelde beleidsdoelen. De subsidie van het voorgaande jaar is de maximaal toe te kennen subsidie waarbij deze nooit meer kan bedragen dan € 5.000,-.

Artikel 2:7 Jaarlijkse subsidie

De maatschappelijke keten wordt gevormd door het geheel van activiteiten en organisaties welke samen de treden drie en vier van de verantwoordelijkheidstrap vullen. Door de Gemeente Breda wordt vooraf aangegeven welke beoogde resultaten voortvloeien uit vastgesteld beleid. De organisaties in de stad dienen vervolgens een aanvraag in waarin vermeld wordt hoe zij aan deze resultaten gaan bijdragen en tegen welke prijs.

Aan de naar het oordeel van het college meest resultaatgerichte partner kan vervolgens een jaarlijkse subsidie worden toegekend.

Voor organisaties die meer dan € 50.000,- aanvragen en welke medewerkers in loondienst of middels inhuur of detachering aan zich hebben verbonden gelden een aantal aanvullende criteria.

Artikel 2:8 Algemeen

Aanvragen voldoen altijd aan de anti-discriminatiebepalingen uit de ASV 2011. Alleen wanneer doelgroepen expliciet staan omschreven in beleidskaders kunnen deze doelgroepen exclusief worden gesubsidieerd.

Om integrale afstemming binnen de Gemeente Breda te bevorderen dienen organisaties alle aanvragen voor een bepaald tijdvak gelijktijdig in te dienen bij het college.

Het logo van de Gemeente Breda is digitaal beschikbaar op www.breda.nl/subsidieloket.

De artikelen 2:9 e.v. spreken voor zich.

HOOFDSTUK 3

Specifieke nadere regels Activiteitensubsidie

Artikel 3:1 Wat

Voor het bepalen van het subsidieniveau 2011 wordt alleen de subsidie voor activiteiten betrokken en niet een eventuele bijdrage in huisvestingslasten.

Artikel 3:2 Voor wie

De vastgestelde beleidsdoelen zijn beschikbaar op de website: www.breda.nl/subsidieloket.

Artikel 3:3 Criteria voor sociaal maatschappelijke activiteiten

Het college acht het van belang dat activiteitensubsidie wordt toegekend voor activiteiten die met een regelmatige frequentie gedurende het jaar plaatsvinden en waaraan steeds minimaal 10 mensen deelnemen.

Subsidie is te allen tijde aanvullend op andere middelen en ter dekking van een tekort in de totale begroting. Wanneer een organisatie over voldoende eigen middelen beschikt om de activiteit zonder gemeentelijke subsidie te organiseren wordt een subsidieaanvraag afgewezen.

Dit is ook vastgelegd in de ASV.

Artikel 3:4 Criteria voor wijk- en dorpsraden

Wijk- en dorpsraden behartigen het algemeen belang van de wijk of het dorp en haar inwoners. Voor zover deze belangenbehartiging betrekking heeft op de taak- en zaakgerelateerde onderwerpen die door het College zijn vastgesteld, kunnen wijk- en dorpsraden op basis van een in te dienen activiteitenplan voor subsidie in aanmerking komen.

Artikel 3:5 Criteria voor amateurkunst

Een amateurkunstorganisatie (stichting of vereniging) dient minimaal 1 jaar te bestaan, waarbij wordt uitgegaan van de datum van inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Een termijn van 1 jaar wordt gehanteerd omdat een organisatie solide dient te zijn en bewezen bestaansrecht moet hebben. Organisaties die minder dan een jaar bestaan kunnen projectsubsidie aanvragen bij het Fonds Cultuur & Erfgoed.

De activiteitensubsidie amateurkunst is nadrukkelijk bedoeld als een bijdrage in de reguliere kosten van amateurkunstorganisaties (verenigingen en stichtingen) die in hun statuten een artistieke doelstelling op het gebied van kunstbeoefening als vrijetijdsbesteding hebben opgenomen. Het college acht deze organisaties van belang vanwege hun bijdrage aan het culturele fundament van wijk en dorp en het cultureel burgerschap van Bredanaars. Om een bijdrage te kunnen leveren aan de artistieke ontwikkeling van een organisatie en de ontwikkeling en uitvoering van het repertoire of kunstproducten van deze organisatie wordt professionele artistieke leiding in de persoon van een regisseur, choreograaf, dirigent of docent, vereist.

Het college acht het van belang dat een amateurkunst zichtbaar is in de stad. Daarom wordt een minimum van 2 openbare optredens geeist, dat wil zeggen optredens die plaatsvinden in Breda en toegankelijk zijn voor een publiek en vooraf als zodanig worden aangekondigd. Om samenwerking en innovatie in het amateurkunstveld te stimuleren is het een voorwaarde om een van de optredens te verzorgen in samenwerkingsverband, dat kan bijvoorbeeld tijdens de KAM, maar ook tijdens een wijk- of buurtbijeenkomst of een van de vele festivals en evenementen in de Gemeente Breda.

Wanneer een organisatie over voldoende eigen middelen beschikt om de activiteit zonder gemeentelijke subsidie te organiseren wordt een subsidieaanvraag afgewezen. Dit is ook vastgelegd in de ASV.

Er wordt onderscheid gemaakt in de hoogte van het toegestane eigen vermogen per discipline, omdat kosten voor uitvoeringen per discipline uiteenlopen. Een harmonie of fanfare heeft uniformen en instrumenten nodig en een toneelvereniging kostuums en decor, terwijl een koor die niet of nauwelijks heeft. Voor afschrijvingen van uniformen en instrumenten worden landelijke richtlijnen gevolgd.

Om in aanmerking te komen voor subsidie moet een minimum aantal Bredase burgers worden bereikt. Dit is variabel per discipline, voor een koor geldt een hoger aantal vereiste leden dan voor toneel, aangezien de ene discipline populairder en laagdrempeliger is dan de andere. Indien organisaties regionaal samenwerken kunnen zij een aanvraag doen bij het fonds Cultuur & Cultureel Erfgoed. Onder actieve leden wordt verstaan leden die een jaarlijkse bijdrage (contributie) betalen en regelmatige deelnemen aan activiteiten.

De subsidie is gericht op de volgende disciplines: muziek (koorzang, harmonie/fanfare/overige orkesten), dans en toneel, beeldende kunst en multimedia/audiovisueel (fotografie/film/video/computer). Op de discipline Schrijven na, kunnen alle landelijk onderscheiden disciplines in de amateurkunst een aanvraag indienen voor activiteitensubsidie.

Artikel 3:6 Criteria voor heemkundige en historische musea

De heemkundige en historische musea spelen een belangrijke rol in het inzichtelijk maken van de lokale identiteit vanuit een historisch perspectief. Door middel van exposities worden bezoekers van de musea betrokken bij het erfgoed (exposure) en leren zij over het erfgoed (educatie).

De activiteitensubsidie heemkundige en historische musea is bedoeld als een bijdrage in de gebouwkosten en kosten voor openstelling. Deze subsidie is niet bedoeld voor collectievorming of personeelskosten ten behoeve van het museum.

Om te kunnen voldoen aan erfgoedexposure is voldoende toegankelijkheid noodzakelijk.

Daarom is gekozen voor 20 openstellingen per jaar. Dit aantal is gebaseerd op de helft van de weken per jaar dat het geen vakantie is. Om te kunnen voldoen aan erfgoededucatie is voldoende diversiteit van de exposities noodzakelijk. Gekozen is voor tenminste twee wisselexposities

Artikel 3:7 Aanvragen

Het aanvraagformulier is digitaal beschikbaar op www.breda.nl/subsidie.

HOOFDSTUK 4

Specifieke nadere regels Overgangsregeling Huisvesting sociaal culturele activiteiten

Artikel 4:1 Vigerend beleid kader

Artikel spreekt voor zich.

Artikel 4:2 Wat

Spreekt voor zich.

Artikel 4:3 Voor wie

Voor organisaties die in beginsel in aanmerking komen voor een activiteitensubsidie zoals omschreven in hoofdstuk 3 en tot en met 2011 ook in aanmerking kwamen voor gratis huisvesting dan wel een bijdrage in de huisvestingslasten.

Artikel 4:4 Met welk doel

Het betreft hier een overgangsregeling voor een jaar in afwachting van nieuw beleid ten aanzien wijk- en buurthuizen en de huisvesting van sociaal culturele activiteiten.

Artikel 4:5 Criteria

De criteria spreken voor zich. Er wordt geen additionele bijdrage in huisvestingslasten of gratis huisvesting in gemeentelijke accommodaties toegekend aan organisaties die € 50.0000- of meer subsidie ontvangen. Huisvestingslasten dienen voor deze organisaties onderdeel uit te maken van hun totale begroting.

Artikel 4:6 Aanvragen

Het aanvraagformulier is digitaal beschikbaar op www.breda.nl/subsidie.

HOOFDSTUK 5

Specifieke nadere regels Fonds cultuur en erfgoed

Artikel 5:1 Vigerend beleidskader

Artikel spreekt voor zich.

Artikel 5:2 Wat

Het fonds cultuur en cultureel erfgoed komt in plaats van: het fonds presentatie, het fonds productie, het fonds amateurkunst en het fonds professionalisering.

Artikel 5:3 Voor wie

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 5:4 Met welk doel

De doelstellingen zijn een afgeleide van de twee van toepassing zijnde beleidsnota's.

Artikel 5:5 Criteria

De subsidie kan maximaal € 20.000,- of 50% van de totale begroting bedragen.

Organisaties uit de culturele hoofdstructuur zoals benoemd in het uitvoeringsprogramma factor C 2011- 2012 ontvangen een jaarsubsidie. Bij aanvragen wordt bij dreigende overschrijding van het subsidieplafond de voorkeur gegeven aan aanvragers met wie geen vast subsidierelatie bestaat.

Artikel 5:6 Aanvragen

Het aanvraagformulier is digitaal beschikbaar op www.breda.nl/subsidieloket.

HOOFDSTUK 6

Specifieke nadere regels Monumenten

Artikel 6:1

Op 14 februari 2008 is de erfgoedvisie 'Erfgoed in Context' door de raad vastgesteld. Deze visie bepaalt de kaders op het gebied van erfgoed in de Gemeente Breda. In het hoofdstuk 'zorg voor het erfgoed' wordt nader ingegaan op de noodzaak om nadruk te leggen op het onderhoud in plaats van alleen op restauratie. Deze specifieke nadere regels geven uitwerking aan deze doelstelling.

Artikel 6:2

De subsidieverordening Bouwen en Wonen 1995 bood alleen mogelijkheden om restauraties van monumenten te subsidiëren. Middels het eerste lid wordt de mogelijkheid geboden om ook onderhoudswerkzaamheden te subsidiëren. Het achterliggende doel hiervan is dat gestructureerd onderhoud het moment van noodzakelijk restauratie kan uitstellen en dat op tennijn meer authentiek materiaal behouden zal blijven.

Het tweede lid regelt dat het college kan sturen op de wijze van instandhouding. Een instandhoudingsmethodiek

die naar oordeel van het college niet of onvoldoende bijdraagt aan bovengenoemde doelstelling van gestructureerd onderhoud zal niet worden gesubsidieerd.

Op een zelfde wijze als de rijksregeling voor rijksmonumenten (Brim) wordt enkel sober en doelmatig gesubsidieerd.

Artikel 6:3

Deze specifieke nadere regels zijn opgesteld om de gemeentelijke monumenten in Breda in stand te houden. Eigenaren van rijksmonumenten kunnen in beginsel geen beroep doen op een bijdrage op grond van deze specifieke nadere regels.

Onder a is opgenomen dat enkel natuurlijke personen en stichtingen de mogelijkheid te bieden om subsidie aan te vragen.

Een bijzondere positie nemen organisaties voor monumentenbehoud in. Dit zijn partijen die met hun eigen expertise op het gebied van erfgoed monumenten beheren en exploiteren. De Gemeente Breda heeft er belang bij om monumenten die door de reguliere markt niet worden opgepakt toch een toekomst te geven. Onder b is opgenomen dat organisaties voor monumentenbehoud ook voor rijksmonumenten in aanmerking kunnen komen voor gemeentelijke subsidie.

Onder c is opgenomen dat de eigenaren van de maalvaardige molens in aanmerking komen voor subsidie. Deze regeling vloeit direct voort uit een raadsbesluit van de voormalige gemeente Nieuw Ginneken.

Artikel 6:4

Uit de vaste rechtspraak blijkt dat het college gemeentelijke monumenten aan kan wijzen zonder hier financiële compensatie tegenover te stellen. Door het vaststellen van de specifieke nadere regels monumenten geeft het college categorieën van monumenteigenaren de

mogelijkheid een instandhoudingssubsidie aan te vragen.

Artikel 6:5

Het eerste lid regelt dat subsidie kan worden aangevraagd voor een gemeentelijk monument en in die gevallen dat een gemeentelijk monument bestaat uit verschillende objecten (bijvoorbeeld een boerderij met twee schuren) voor ieder object afzonderlijk subsidie kan worden aangevraagd.

Het tweede lid regelt dat slechts eens in de vijftien jaar subsidie kan worden aangevraagd.

Nadat subsidie is verleend wordt de eigenaar geacht de gerestaureerde onderdelen (of zaken van groot onderhoud) in dusdanige staat te houden dat de technische levensduur van materialen wordt gehaald.

De instandhoudingssubsidie is er op gericht om de meerkosten die samenhangen met het behoud van detaillering, materiaalgebruik en afwerking te compenseren. Het is echter niet de bedoeling om alle onderhoud (bijvoorbeeld iedere drie jaar regulier schilderwerk) te subsidiëren.

Het derde lid regelt dat wanneer er sprake is van geheel andere werkzaamheden geen termijn van 15 jaar geldt.

Het vierde lid benoemt de zaken die specifiek voor de toetsing van de aanvraag benodigd zijn.

De basis ligt in een inspectierapport. Deze dient te worden opgesteld door een ter zake deskundig persoon of instantie omdat het van groot belang is te starten met een juiste diagnose van de technische of fysieke staat van het monument. Om te kunnen beoordelen welke zaken subsidiabel zijn, wordt gevraagd om een begroting in STABU-systematiek. Dit is de algemene standaard van bouwend Nederland.

Het vijfde lid regelt dat de subsidiabele kosten worden ingeperkt tot maximaal € 100.000,-.

Grote restauratieprojecten kunnen op grond van het derde lid in een aantal fasen worden opgeknipt. Per fase kan er dan in de loop van de tijd subsidie worden aangevraagd.

Het zesde lid regelt dat de subsidie steeds 30% van de subsidiabele kosten bedraagt. Per aanvraag kan dus maximaal € 30.000,- subsidie worden verstrekt.

Het zevende lid is opgenomen omdat de administratieve lasten van een kleine aanvraag vrijwel gelijk zijn aan een grote aanvraag. Er kunnen echter veel meer kleine subsidies worden verstrekt uit een gelijkblijvend budget.

Door het invoeren van een drempel van minimale subsidiabele kosten van € 10.000,- worden eigenaren gedwongen om zich bewust te zijn van de onderhoudswerkzaamheden die in de loop van de tijd moeten worden uitgevoerd. Een eigen onderhoudsplan, waarbij uitvoering van werkzaamheden strategisch worden geclusterd, levert subsidiemogelijkheden op.

Het achtste lid geeft het college de mogelijkheid om geen subsidie te verstrekken wanneer er sprake is van onvoldoende onderhoud.

Het negende lid is specifiek gericht op de twee maalvaardige molens. De eigenaren van deze molens komen niet in aanmerking voor subsidie op grond van lid 1 tot en met 7. De eigenaar van een maalvaardige molen kan een matchingssubsidie van maximaal € 5000,- aanvragen voor het onderhoud van de molen.

Artike1 6:6

Dit artikel regelt de verplichtingen van de subsidieontvanger wanneer deze subsidie ontvangt.

Indien een subsidieontvanger niet voldoet aan deze verplichtingen kan op grond van de Algemene Subsidieverordening 2011 van de Gemeente Breda de subsidie worden ingetrokken.

Het eerste lid regelt dat het college nader onderzoek kan doen naar de bouw- of ontstaansgeschiedenis van het beschermd monument of naar de uitvoering van het restauratieplan. De subsidieontvanger is gehouden aan medewerking van deze onderzoeken. De kosten van dergelijke onderzoeken komen voor rekening van het college.

Het tweede lid regelt een verplichte Casco-All-Risk verzekering tijdens de uitvoering. Dit is noodzakelijk omdat de reguliere opstalverzekering hiervoor onvoldoende dekking kent. De Casco-All-Risk verzekering komt voor rekening van de subsidieontvanger.

Het derde lid regelt dat het monument na afronding van de uitvoering verzekerd is tegen brand-, storm- en bliksemschade. Hierdoor is zeker gesteld dat bij een calamiteit via de verzekeraar voldoende middelen voor herstel van de gesubsidieerde zaken voorhanden zal zijn.

Het vierde lid regelt dat de subsidieontvanger verplicht installaties aanbrengt ter bescherming van de monumentale waarden. Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan bliksembeveiliging op een boerderij met een rieten kap. Wanneer het college dergelijke installaties eist worden deze op grond van artikel 5.5 subsidiabel gesteld.

Het vijfde lid verplicht de subsidieontvanger zijn monument deugdelijk te onderhouden.

De technische of fysieke staat van het monument na afronding van de gesubsidieerde werkzaamheden is hierbij leidend.