Regeling vervallen per 01-01-2015

Beleidsregels Bijzondere Bijstand Breda 2013

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

Beleidsregels Bijzondere Bijstand Breda 2013

Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Breda,

gelet op de Wet Werk en Bijstand, overwegende dat in het kader van artikel 35 van deze wet het wenselijk is de beleidsregels met betrekking tot bijzondere bijstand in een afzonderlijke richtlijn bijeen te brengen en gelet op de zorg van het college van burgemeester en wethouders voor een doeltreffende voorlichting aangaande de verlening van bijstand,

stellen vast de volgende

Beleidsregels Bijzondere Bijstand Breda 2013

De begripsbepalingen van de Wet Werk en Bijstand (WWB) zijn onverkort op deze beleidsregels van toepassing.

1 Algemene bepalingen  

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Breda;

    • b.

      de WWB: de Wet Werk en Bijstand (WWB);

    • c.

      de bijzondere bijstand (artikel 35 van de WWB): bijstand die bestemd is voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten, die niet kunnen worden voldaan uit het inkomen tot 110% van de toepasselijke bijstandsnorm of inkomensvoorziening en/of uit het aanwezige vermogen en/of uit de langdurigheidstoeslag;

    • d.

      de vrijlatingen op grond van artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid van de WWB gelden niet voor de bijzondere bijstand;

    • e.

      de bijstandsnorm: zoals bedoeld in artikel 20 tot en met 30 van de WWB;

    • f.

      de voorliggende voorziening: een voorziening die naar aard en doel geacht wordt passend te zijn voor een belanghebbende, waardoor geen recht op bijzondere bijstand bestaat;

    • g.

      de eigen verantwoordelijkheid: de mate waarin de belanghebbende zelf verantwoordelijk is voor de bekostiging van zijn kosten, via zijn eigen netwerk, sociale omgeving of andere voorliggende voorzieningen;

    • h.

      maatwerk: bijzondere bijstand wordt primair op grond van de wettelijke bepalingen en deze beleidsregels vastgesteld, maar bij (zeer) bijzondere individuele omstandigheden die de persoon, zijn sociale omgeving of zijn gezin of kinderen kan raken kan de bijstand afwijkend worden vastgesteld.

Artikel 2 Bijstand om niet of geldlening

  • 1. Tenzij deze beleidsregels anders bepalen, wordt de bijzondere bijstand verstrekt als een uitkering om niet (zonder terugbetaalverplichting).

  • 2. De bijstand wordt verstrekt als de belanghebbende voldoende besef van eigen verantwoordelijkheid heeft getoond en een beroep op eigen netwerk, de sociale omgeving of voorliggende voorzieningen niet mogelijk is geweest.

  • 3. In geval van tekortschietend besef van eigen verantwoordelijkheid kan de gevraagde bijstand gedeeltelijk of volledig worden geweigerd.

  • 4. Voordat maatwerk toegepast wordt, is eerst rekening gehouden met de bijzondere noodzaak, eigen verantwoordelijkheid en voorliggende voorzieningen.

  • 5. De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt in de gevallen die worden genoemd in artikel 48, tweede lid van de WWB en indien het bijstand voor de kosten van noodzakelijk duurzame gebruiksgoederen betreft als bedoeld in artikel 51 van de WWB.

  • 6. Periodieke bijzondere bijstand wordt toegekend voor de duur van maximaal één jaar.

  • 7. Aan de belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning met bijbehorend erf verleent het college, rekening houdend met artikel 50 van de WWB, de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening, als de bijzondere bijstand over de periode van een jaar naar verwachting meer bedraagt dan het netto minimumloon over een maand, als bedoeld in artikel 37 van de WWB.

Artikel 3 Moment van aanvraag

  • 1. Bijzondere bijstand wordt op aanvraag verstrekt. Kosten die zijn gemaakt voordat de aanvraag is ingediend, komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

  • 2. Van het eerste lid kan worden afgeweken indien:

    • a.

      de aanvrager redelijkerwijs de aanvraag niet vooraf heeft kunnen indienen; of

    • b.

      indien er andere bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om voor de reeds gemaakte kosten bijstand te verstrekken.

  • 3. Wanneer het genoemde in het tweede lid zich voordoet kan bijstand warden verleend met terugwerkende kracht tot maximaal 6 maanden.

  • 4. Een aanvraag voor bijzondere bijstand wordt slechts in behandeling genomen als de gevraagde gegevens compleet zijn en/of de gevraagde bewijsstukken zijn overgelegd. Het (na een geboden hersteltermijn) niet (tijdig) aanleveren van de gevraagde gegevens en/of bewijsstukken leidt tot buiten behandelingstelling van de aanvraag.

Artikel 4 Uitbetaling

De bijzondere bijstand wordt betaald nadat de betalingsbewijzen of offertes zijn overlegd. In situaties waarin de belanghebbende het bedrag niet kan voorschieten, wordt rechtstreeks aan de leverancier betaald op basis van een proforma nota van de betreffende leverancier.

2 Toeslagen

Artikel 5 Jongerentoeslag

  • 1. Bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten van zelfstandig wonende jongeren van 18 tot 21 jaar wordt verleend als en voor zover:

    • a.

      de noodzakelijke kosten van bestaan uitgaan boven de geldende bijstandsnorm en in de hogere bestaanskosten niet kan worden voorzien door het delen van deze kosten met (een) ander(en);

    • b.

      voor de kosten geen beroep kan warden gedaan op de ouders, omdat:

      • de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn; of

      • de jongere redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken.

  • 2. De jongere bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval geacht zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde te kunnen maken als:

    • a.

      de ouder(s) is/zijn overleden of in het buitenland woont /wonen;

    • b.

      de jongere in het kader van de Wet op de jeugdhulpverlening buiten het gezin is geplaatst;

    • c.

      de jongere op de ingangsdatum van de bijstandverlening 12 maanden of langer zelfstandig woont;

    • d.

      er sprake is van een acute crisissituatie, waarin door de minderjarige zelf geen verandering kan worden gebracht. Hiertoe dient een indicatie te worden gegeven door een hulpverlenende instantie.

  • 3. De noodzakelijke kosten van het bestaan van de zelfstandig wonende alleenstaande jongere van 18 tot 21 jaar, zoals bedoeld in het eerste lid, warden gesteld op de basisnorm van de WWB. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op het verschil tussen het hier van toepassing zijnde bedrag en de bijstandsnorm.

  • 4. De noodzakelijke kosten van het bestaan van de jongere zelfstandig wonende alleenstaande ouder van 18 tot 21 jaar, zoals bedoeld in het eerste lid, worden gelijk gesteld aan die van de alleenstaande ouder van 21 jaar en ouder. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op het verschil tussen de hier van toepassing zijnde bedragen en de bijstandsnorm.

Artikel 6 Woonkostentoeslag

  • 1. Onder woonkosten in dit artikel wordt verstaan:

    • a.

      Indien een woning in huur wordt bewoond: de per maand geldende rekenhuur als omschreven in artikel 5, van de Wet op de huurtoeslag;

    • b.

      Indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.

  • 2. Woonkostentoeslag voor een huurwoning of gehuurde woonwagen:

    • a.

      Indien belanghebbende een woning bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering vormt voor toekenning van de huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag, wordt een woonkostentoeslag verstrekt tot de datum waarop de betrokkene wel in aanmerking komt voor huurtoeslag.

    • b.

      De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende gelet op zijn financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag voor de woonkosten per maand zou ontvangen.

  • 3. Woonkostentoeslag bij een woning in eigendom:

    • a.

      Indien belanghebbende een eigen woning bezit, waar hij tevens woont, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering zou vormen voor toekenning van huurtoeslag wordt een toeslag verstrekt.

    • b.

      De toeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende op grond van de Wet op de huurtoeslag gelet op zijn financiële situatie voor de woonkosten per maand zou ontvangen.

    • c.

      Het deel van de (achteraf) te ontvangen belastingteruggaaf dat betrekking heeft op de kosten waarvoor de woonkostentoeslag is verleend, wordt van de belanghebbende teruggevorderd.

  • 4. Woonkostentoeslag voor woonkosten boven de maximale huurprijs, waarvoor men nog in aanmerking komt voor huurtoeslag zoals omschreven in artikel 13 van de Wet op de Huurtoeslag:

    • a.

      Indien belanghebbende een woning in huur of eigendom bewoont waarvan de hoogte van de woonkosten op grond van artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag een belemmering vormt voor toekenning van huurtoeslag verstrekt de Gemeente Breda voor de woonkosten tot en boven de maximale huurprijs een toeslag, voor zover het bedrag van de toeslag maatschappelijk aanvaardbaar is.

  • 5. De woonkostentoeslag wordt om niet verstrekt tot de datum waarop de betrokkene wel in aanmerking komt voor huurtoeslag en, als huurtoeslag niet aan de orde is, voor een periode van maximaal een jaar.

  • 6. Aan de woonkostentoeslag is de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende naar vermogen tracht goedkopere woonruimte te vinden (verhuisplicht). Dit wordt halfjaarlijks gecontroleerd.

  • 7. Als de belanghebbende naar het oordeel van het college naar vermogen heeft getracht goedkopere woonruimte te vinden, maar dit niet is gelukt, dan kan de woonkostentoeslag worden verlengd met maximaal een jaar.

  • 8. Tijdens deze verlenging, zoals bedoeld in lid 6, wordt de woonkostentoeslag in de vorm van een lening uitgekeerd, tenzij bijzondere individuele omstandigheden aanleiding geven anders te besluiten.

  • 9. De verhuisplicht wordt niet opgelegd aan:

    • personen met een beperking, als de hoge huur wordt veroorzaakt door voorzieningen die in de woning zijn aangebracht vanwege de beperking;

    • personen van 65 jaar en ouder, als een goedkoper redelijk woonalternatief, gelet op medische en sociale omstandigheden, niet voorhanden is;

    • aan huishoudens die bestaan uit 8 personen of meer;

    • aan zelfstandigen die gedurende korte tijd een beroep doen op het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen. De verhuisplicht geldt wel voor zelfstandigen die hun bedrijf beëindigen.

  • 10. Jongeren onder de 27 jaar zonder kinderen, die een beroep doen op woonkostentoeslag, omdat zij een woning bewonen met een rekenhuur boven de voor hen geldende huurgrens waardoor geen beroep op de huurtoeslag mogelijk is, komen niet in aanmerking voor een woonkostentoeslag.

3 Individuele verstrekkingen

Artikel 7 Algemeen

  • 1. Bijzondere bijstand is in principe mogelijk als:

    • a.

      geen beroep kan worden gedaan op een eigen netwerk, de sociale omgeving of voorliggende voorzieningen en de belanghebbende daarin voldoende eigen verantwoordelijkheid heeft getoond;

    • b.

      geen beroep kan worden gedaan op de eigen reserveringscapaciteit voor algemene (duurzame) gebruiksgoederen;

    • c.

      sprake is van noodzakelijke kosten door bijzondere individuele omstandigheden;

    • d.

      een (wettelijke) voorliggende voorziening ontbreekt.

  • 2. Een geldlening van de Kredietbank West-Brabant en de langdurigheidstoeslag worden als voorliggende voorzieningen beschouwd voor de kosten van (duurzame) gebruiksgoederen, tenzij deze beleidsregels anders bepalen.

  • 3. Bij het vaststellen van het bedrag van de bijzondere noodzakelijke kosten wordt aangesloten bij normbedragen zoals opgenomen in de gemeentelijke Financiële Uitvoeringsrichtlijnen.

  • 4. Indien het bedrag niet is opgenomen in de gemeentelijke Financiële Uitvoeringsrichtlijnen gelden de bedragen van de Prijzengids van Nibud als maximale bedragen.

  • 5. Op de verstrekking van de bijzondere noodzakelijke kosten, worden altijd de kosten die voor een ieder algemeen gebruikelijk zijn in mindering gebracht.

Artikel 8 Draagkracht

  • 1. Geen draagkracht hebben belanghebbenden die een netto maandinkomen (exclusief vakantiegeld) hebben tot 110% van de voor hen geldende bijstandsnorm (exclusief vakantiegeld) en die geen vermogen hebben boven de voor hen in artikel 34, derde lid, van de WWB genoemde vermogensgrens.

  • 2. In afwijking van het eerste lid zijn te maken noodzakelijke kosten, die gezien de individuele omstandigheden niet uit het inkomen kunnen worden betaald, aftrekkosten die forfaitair worden vastgesteld.

Artikel 9 (Para)medische kosten

  • 1. Voor bijzondere bijstandsverlening komen mogelijk de volgende (para)medische noodzakelijke kosten in aanmerking:

    • a.

      de meerkosten van een medisch noodzakelijk dieet;

    • b.

      de bijkomende kosten ten behoeve van dialyse bij nierpatiënten tot een maximum bedrag per maand;

    • c.

      de ten gevolge van langdurige ziekte of beperking ontstane meerkosten van slijtage van kleding en/of beddengoed en bewassing;

    • d.

      de meerkosten van verwarming tengevolge van een beperking of langdurige ziekte;

    • e.

      de meerkosten van medisch noodzakelijk aangepast schoeisel;

    • f.

      in afwijking van artikel 3, tweede lid, komt de eigen bijdrage in de kosten van duurzame gebitstoepassingen slechts in aanmerking indien deze kosten medisch noodzakelijk zijn en vóór de plaatsing zijn aangevraagd.

Artikel 10 Zelfstandig functioneren ouderen en mensen met een beperking

Voor bijzondere bijstandsverlening komen slechts de volgende kosten in aanmerking, als zij noodzakelijk zijn om het zelfstandig functioneren van ouderen en mensen met een beperking te bevorderen en aansluiten op artikel 8, tweede lid:

  • a.

    de eigen bijdrage van dagopvang van ouderen;

  • b.

    de extra kosten verbonden aan een maaltijdvoorziening voor ouderen vanaf 65 jaar;

  • c.

    de eigen bijdrage in de kosten van een tijdelijke opname in een AWBZ-instelling;

  • d.

    de eigen bijdrage in de kosten van professionele alarmering;

  • e.

    de lage eigen bijdrage in de kosten van extramurale zorg en begeleiding in het kader van GGZ-problematiek.

Artikel 11 Kosten van bijzondere sociale en financiële omstandigheden

  • 1. Voor bijzondere bijstandsverlening komen mogelijk de volgende kosten in aanmerking, als zij noodzakelijk zijn op grond van bijzondere sociale of financiële omstandigheden:

    • a.

      de kosten van een begrafenis of crematie in Nederland, gerekend naar de kosten van de goedkoopste adequate mogelijkheid;

    • b.

      de kosten van het noodzakelijk verhuizen;

    • c.

      de dubbele woonkosten als gevolg van het noodzakelijk verhuizen;

    • d.

      de kosten voor de eenmalige vervanging of aanschaf van een garderobe na ongeval, ziekte of revalidatie of andere bijzondere omstandigheden;

    • e.

      reiskosten in Nederland in bijvoorbeeld de volgende gevallen:

      • -

        ziekenbezoek aan gezinsleden of naaste familieleden die thuis of in instelling worden verpleegd;

      • -

        bezoeken van uit huis geplaatste kinderen;

      • -

        bezoeken van een naast familielid die in de gevangenis zit.

      De bijzondere bijstand voor reiskosten wordt in het algemeen voor maximaal 2 maal per week en voor maximaal 2 personen verstrekt op basis van het reizen per openbaar vervoer, 2e klas.

    • f.

      voor zover de belanghebbende een BredaPashouder is, de eigen bijdrage in energiebesparende maatregelen, voor zover bedoelde voorzieningen zijn aangebracht door het Energieteam. Dit eenmalig tot een maximum bedrag per woning per jaar.

    • g.

      voor zover de belanghebbende een BredaPashouder is, de eigen bijdrage in inbraakpreventieve maatregelen, voor zover bedoelde voorzieningen zijn aangebracht door het Energieteam. Dit eenmalig tot een maximum bedrag per woning per jaar.

    • h.

      de te betalen eigen bijdrage in de kosten van rechtshulp en/of rechtsbijstand.

    • i.

      eenmalig de kosten van een legitimatiebewijs aan personen zonder vaste woon- of verblijfplaats die niet over een geldig legitimatiebewijs beschikken.

    • j.

      in bijzondere gevallen eenmalig de legeskosten van een verblijfsvergunning voor vluchtelingen en hun gezinsleden.

    • k.

      in bijzondere gevallen eenmalig de vaste lasten tijdens een kortdurende detentie van maximaal 6 maanden.

    • l.

      de kosten van kinderopvang in geval van sociale/medische indicatie of re-integratie, zolang de Wet Kinderopvang of kinderopvangtoeslag of kindgebondenbudget geen voorliggende voorzieningen zijn.

    • m.

      de eigen bijdrage van professionele bewindvoering, indien er geen bewindvoering kan worden geboden vanuit het eigen netwerk, sociale omgeving of andere voorliggende voorzieningen en door de bewindvoerder een plan van aanpak is opgesteld om de financiële zelfredzaamheid van de onder bewindvoering gestelde te bevorderen binnen een redelijke periode.

Artikel 12 Algemene (duurzame) gebruiksgoederen

  • 1. Voor verstrekking van bijzondere bijstand voor algemene (duurzame) gebruiksgoederen komen mogelijk de goederen in aanmerking die zijn opgenomen in de gemeentelijke Financiële Uitvoeringsrichtlijnen. Indien het kosten betreft die niet in deze richtlijnen zijn genoemd, kan op grond van bijzondere individuele omstandigheden bijzondere bijstand warden verleend.

  • 2. Een persoonlijke lening van de Kredietbank West-Brabant geldt als voorliggende voorziening voor de kosten van de algemene (duurzame) gebruiksgoederen.

  • 3. Indien een belanghebbende een langdurigheidstoeslag heeft ontvangen en in dezelfde periode van 12 maanden een aanvraag bijzondere bijstand doet voor algemene (duurzame) gebruiksgoederen dan geldt de langdurigheidstoeslag als reservering en is een voorliggende voorziening.

  • 4. Indien de belanghebbende niet zelf in de kosten kan voorzien door geen beroep te kunnen doen op zijn eigen netwerk, de sociale omgeving en voorliggende voorzieningen en een geldlening van de Kredietbank Breda niet mogelijk is, wordt bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening verstrekt, tenzij deze beleidsregels anders bepalen.

  • 5. Bij de beoordeling van de hoogte van het toe te kennen bedrag wordt rekening gehouden met de reserveringsruimte in het inkomen dat wordt afgetrokken van het toe te kennen bedrag.

  • 6. De reserveringsruimte in het inkomen wordt vastgesteld op 5% per maand van de van toepassing zijnde bijstandsnorm

  • 7. De noodzaak van de bijstandsverlening voor duurzame gebruiksgoederen wordt beoordeeld aan de hand van:

    • a.

      de feitelijke toestand van te vervangen duurzame gebruiksgoederen;

    • b.

      de grootte van de woning van de belanghebbende;

    • c.

      de grootte van het gezin van de belanghebbende;

    • d.

      de getoonde eigen verantwoordelijkheid van de belanghebbende;

    • e.

      overige feiten en omstandigheden die van belang zijn.

4 Bredase minimaregelingen

Artikel 13 Seniorentoeslag

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 12 wordt bijzondere bijstand in de jaarlijkse kosten van algemene (duurzame) gebruiksgoederen of zorgkosten om niet verstrekt aan de oudere alleenstaande van 65 jaar of ouder of de gehuwden waarvan een van de echtgenoten 65 jaar of ouder is, die op een peildatum tenminste 3 aaneengesloten jaren zijn aangewezen op een netto maandinkomen tot 110% van de geldende bijstandsnorm.

  • 2. Het bedrag voor de bijzondere bijstand, als genoemd in het eerste lid, is opgenomen in de gemeentelijke Financiële Uitvoeringsrichtlijnen.

  • 3. Voor de in het eerste lid genoemde categorieën van personen wordt een lening van de Kredietbank West-Brabant, in afwijking van artikel 12, tweede lid, niet als voorliggende voorziening aangemerkt.

  • 4. Personen behorend tot de doelgroep van de regeling duurzame gebruiksgoederen die beschikken over een meer dan bescheiden vermogen, gebonden in de eigen woning, kunnen toch in aanmerking komen voor een in dit artikel bedoelde bijdrage, als de totale bijstandsverlening op jaarbasis, te rekenen vanaf de ingangsdatum van de bijstandsverlening, naar verwachting niet meer zal bedragen dan het netto minimumloon over een maand, als bedoeld in artikel 37 van de WWB. Als de hiervoor bedoelde grens wordt overschreden door verstrekking van de in dit artikel bedoelde bijdrage, zal voor de volledig verstrekte bijzondere bijstand een krediethypotheek gevestigd moeten worden.

Artikel 14 Collectieve ziektekostenverzekering

  • 1. Belanghebbenden met een netto maandinkomen tot 110% van de geldende bijstandsnorm kunnen op aanvraag deelnemen aan de collectieve ziektekostenverzekering van CZ zorgverzekeringen, het Gemeentepakket extra.

  • 2. Voor de premie van het aanvullende gedeelte van de verzekering wordt gedeeltelijk bijzondere bijstand verstrekt

  • 3. De hoogte van dit bedrag wordt jaarlijks vastgesteld en opgenomen in de gemeentelijke Financiële Uitvoeringsrichtlijnen.

  • 4. Het Gemeentepakket extra vergoedt alle noodzakelijke medische kosten. Dit gemeentepakket is voor medische kosten een voorliggende voorziening.

  • 5. Studenten of scholieren met een inkomen uit de Wet Studiefinanciering zijn van de collectieve ziektekostenverzekering uitgesloten.

Artikel 15 Schoolstartpakket

  • 1. Belanghebbenden met een netto maandinkomen tot 110% van de geldende bijstandsnorm en ten laste komende schoolgaande kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar komen op aanvraag in aanmerking voor een bijdrage in een schoolstartpakket per kind per kalenderjaar.

  • 2. De hoogte van dit bedrag is voor schoolgaande kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar € 150,- per kind per jaar.

  • 3. De hoogte van dit bedrag is voor schoolgaande kinderen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar € 250,- per kind per jaar.

  • 4. De aanvraag kan met terugwerkende kracht tot 1 januari 2014 worden ingediend vanaf1 november 2014 tot en met 31 december 2014.

  • 5. Indien een belanghebbende reeds een aanvraag heeft gedaan in 2014, kan de belanghebbende alsnog voor het resterende bedrag een aanvraag indienen.

Artikel 16 BredaPas

  • 1. Belanghebbenden met een netto maandinkomen tot 110% van de geldende bijstandsnorm een vermogen tot de vermogensgrens van de Wet Werk en Bijstand kunnen deelnemen aan de BredaPas.

  • 2. Net recht op bijzondere bijstandsverlening voor uitgaven die in het kader van de BredaPas ten behoeve van BredaPashouders worden gemaakt, bestaat slechts voor het kalenderjaar waarvoor de BredaPas is afgegeven.

  • 3. Als ten gevolge van beëindiging van de bijstandsuitkering of verkrijging van een inkomen hoger dan 110% van de geldende bijstandsnorm, niet langer aan de voorwaarden tot verkrijging van een BredaPas wordt voldaan, blijft het recht op verstrekking van een BredaPas bestaan tot het einde van het kalenderjaar. Uitzondering hierop zijn de verstrekkingen voor sport en participatie. Deze declaraties worden vanaf het moment dat er niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden BredaPas niet meer betaalbaar gesteld.

  • 4. Kinderen tot en met 17 jaar in gezinsvervangende tehuizen of pleeggezinnen hebben recht op een BredaPas.

  • 5. Studenten of scholieren met een inkomen uit de Wet Studiefinanciering zijn van de BredaPas uitgesloten. Uitzondering hierop zijn studenten en scholieren met inkomsten uit de Wet Studiefinanciering met ten taste komende kinderen. In dat geval ontvangen studenten of scholieren wel een BredaPas.

  • 6. Kinderen tot en met 17 jaar in de WSNP en hun ouders kunnen gebruik maken van de BredaPas. Ouders en kinderen in overige schuldensituaties kunnen gebruik maken van de BredaPas indien ze binnen de gestelde inkomensgrens van 110% netto maandinkomen van de geldende bijstandsnorm en een vermogen tot de vermogensgrens van de Wet Werk en Bijstand vallen.

  • 7. BredaPashouders van 18 jaar en ouder ontvangen op aanvraag 50% korting op de contributie van deelname aan sportactiviteiten bij een Bredase sportvereniging of sportschool tot een maximum van € 75,- per persoon per kalenderjaar.

  • 8. BredaPashouders van 18 jaar en ouder ontvangen op aanvraag 50% korting op het lidmaatschap, les- of cursusgeld bij deelname aan activiteiten bij aan de BredaPas gelieerde organisaties, die leiden tot maatschappelijke participatie, tot een maximum van € 75,- per persoon per kalenderjaar.

  • 9. BredaPashouders tot en met 17 jaar ontvangen op aanvraag 90% korting op de contributie van deelname aan sportactiviteiten bij een sportvereniging of sportschool tot een maximum van € 150,- per persoon per kalenderjaar.

  • 10. BredaPashouders tot en met 17 jaar ontvangen op aanvraag 90% korting op het lidmaatschap, les- of cursusgeld bij deelname aan activiteiten bij aan de BredaPas gelieerde organisaties, die leiden tot maatschappelijke participatie, tot een maximum van € 150,- per persoon per kalenderjaar.

  • 11. BredaPashouders tot en met 17 jaar ontvangen op aanvraag 90% korting op lidmaatschap van de scouting tot een maximum van € 150,- per persoon per kalenderjaar.

  • 12. BredaPashouders tot en met 17 jaar ontvangen op aanvraag 90% korting op deelname aan (zomer)kampen.

  • 13. Leerlingen met een BredaPas die deelnemen aan sportklassen van het Prisma College, De Rotonde of Graaf Engelbrecht ontvangen op aanvraag 90% korting op het lesgeld tot een maximum van € 150,- per persoon per kalenderjaar.

  • 14. BredaPashouders ontvangen op aanvraag € 45,- kleedgeld per persoon per kalenderjaar ten behoeve van sportbeoefening of andere activiteiten waar materiaal voor nodig is.

  • 15. Leerlingen met een BredaPas die deelnemen aan sportklassen van het Prisma College, De Rotonde of Graaf Engelbrecht ontvangen op aanvraag € 45,- kleedgeld per persoon per kalenderjaar.

5 Schuldhulpverlening

Artikel 17 Borgstelling

  • 1. Bijzondere bijstand voor schulden is op grond van artikel 13, eerste lid sub f van de WWB, in combinatie met artikel 49 van de WWB mogelijk, voor zover vermeld in dit artikel.

  • 2. Bijzondere bijstand voor schulden, in de vorm van een borgstelling, wordt slechts verleend als

    • deze gericht is op kredietverstrekking door de Kredietbank West-Brabant ter sanering van de gehele schuldsituatie én

    • er perspectief bestaat op een hanteerbare schuldensituatie, waarbij aandacht wordt besteed aan (maatschappelijke) begeleiding én

    • de weigering van die bijstand een directe bedreiging voor de bestaansvoorziening van de belanghebbende zou opleveren.

    Aan de bijstandverlening kan de voorwaarde worden verbonden om mee te werken aan een budgetteringsmaatregel.

  • 3. Periodieke bijstand voor rente en aflossing van een saneringskrediet, verstrekt door de Kredietbank West-Brabant, wordt op indicatie van de Kredietbank West-Brabant verleend als de weigering van die bijstand een directe bedreiging voor de bestaansvoorziening van de belanghebbende oplevert. Hiervan is in leder geval sprake bij dreigende uithuiszetting en/ of afsluiting van nutsvoorzieningen. Deze bijstand wordt uitsluitend verleend, als het krediet is gericht op sanering van de gehele schuldsituatie. Deze bijstand wordt eenmalig verleend.

  • 4. Als de schuldsituatie te wijten is aan tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, kan aan de bijstandverlening de voorwaarde worden verbonden, om mee te werken aan een budgetteringsmaatregel.

Artikel 18 Bijstand voor schulden

  • 1. In zeer dringende omstandigheden kan, bij gebrek aan een voorliggende voorziening, bijzondere bijstand worden verleend voor schulden, die zijn ontstaan door een verminderd besteedbaar inkomen tengevolge van een wettelijke sanctie- of invorderingsmaatregel. Deze bijstand wordt als geldlening verleend.

  • 2. Bijstand in de kosten van een schuld, waardoor uithuiszetting en/of afsluiting van nutsvoorzieningen dreigt, wordt op indicatie van de Kredietbank West-Brabant verleend in een bedrag om niet, als

    • a.

      hierin niet op andere wijze of door een andere voorziening kan worden voorzien én

    • b.

      de financiële situatie van de belanghebbende, gebaseerd op de Gedragscode Schuldregeling van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet en de daaraan gerelateerde berekeningssystematiek, bijstand in de vorm van een geldlening niet toelaat én

    • c.

      er perspectief bestaat op een hanteerbare schulden situatie, waarbij aandacht wordt besteed aan (maatschappelijke) begeleiding.

    • d.

      Aan de bijstandverlening worden voorwaarden verbonden.

  • 3. Bijstand in de kosten van een schuld, die is veroorzaakt doordat men in de periode waarin de schuld is ontstaan niet beschikte over voldoende bestaansmiddelen, wordt, tot het bedrag waarop recht op bijstand zou hebben bestaan in de periode waarin men onvoldoende bestaansmiddelen had, om niet verleend. Deze bijstand wordt enkel verleend als en voorzover de noodzaak van de kosten nog is vast te stellen. Bijstand in de meerkosten wordt verstrekt in de vorm van een geldlening.

  • 4. Bij aanvang van budgetbeheer door de Kredietbank West-Brabant wordt, alleen in zeer uitzonderlijke gevallen om stagnatie in het budgetbeheer te voorkomen, tot een maximum bedrag eenmalig bijzondere bijstand verleend voor de noodzakelijke reserve ten behoeve van het voorkomen van een schuld.

6 Slotbepalingen

Artikel 19

De bevoegdheid tot (periodieke) aanpassing van de in deze beleidsregels bedoelde bedragen berust bij de directeur van de Directie Ontwikkeling.

Artikel 20

In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels beslist de directeur van de Directie Ontwikkeling namens het college.

Artikel 21

Deze beleidsregels worden aangehaald als 'Beleidsregels Bijzondere Bijstand Breda 2013'.

Artikel 22

Deze beleidsregels treden één dag na bekendmaking in werking en werken terug tot 1 januari 2013. Met de inwerkingtreding worden de Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2011 ingetrokken. 

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Burgemeester en Wethouders van Breda, gehouden op 5 februari 2013.

Bijlage gemeentelijke financiële uitvoeringsrichtlijnen 2013

De bevoegdheid tot (periodieke) aanpassing van de in deze beleidsregels genoemde bedragen berust bij de directeur van de directie Ontwikkeling.

De bedragen die zijn gebaseerd op de Nibud Prijzengids worden per september van ieder jaar aangepast.

De Nibud Prijzengids verschijnt jaarlijks in augustus en heeft een gelding van een jaar.

Bedragen artikelgewijs

Artikel 9 (Para)medische kosten

Kosten

Kosten dialyse nierpatiënten per mnd

125,-

Kosten aanvullende premie CZM per mnd

6,-

Artikel 11 Kosten van bijzondere sociale en financiële omstandigheden

Kosten

Kosten begrafenis

4.637,-

Kosten crematie

4,282,-

Kosten energiebesparende maatregelen per jaar

100,-

Kosten inbraakpreventiemaatregelen per jaar

100,-

Artikel 12 Duurzame gebruiksgoederen

Maximale bedragen voor een complete woninginrichting tot 70% van Nibud

Kosten

Alleenstaande

2.626,-

Alleenstaande kamerbewoner

1.313,-

Echtpaar

2.973,-

Per kind in het huishouden

527,-

Bovenstaande bedragen zijn maximale bedragen voor het inrichten van een complete woning. In dit bedrag is niet alleen inventaris (meubels voor alle kamers, keukeninventaris, huishoudelijke apparatuur) opgenomen, maar ook de stoffering van de woning (verf, vloerbedekking, behang). De bedragen gelden tot en met augustus 2013. Per september 2013 geldt de nieuwe Prijzengids 2013-2014.

Individuele bedragen woninginrichting

Als een belanghebbende nog wel (een deel van de) inventaris heeft, dan wordt beoordeeld welke noodzaak er is om bijstand te verlenen in de benodigde inventaris. Voor de kosten worden de vergoedingen zoals genoemd in de Prijzengids van Nibud gebruikt. Hierbij wordt rekening gehouden met het aantal personen in het huishouden.

Huishoudelijke apparatuur

De volgende richtprijzen voor huishoudelijke apparaten worden gehanteerd. Genoemde prijzen zijn maximale vergoedingen (tot 70% Nibud). Afwijken van deze prijzen is mogelijk indien dit in het individuele geval noodzakelijk is.

Kosten

Nibud

70%

Wasmachine

€ 385,-

€ 270,-

Koelkast met vriesvak

€ 245,-

€ 172,-

Gasfornuis (4 pits) + oven

€ 300,-

€ 210,-

Kookplaat gas (4 pits)

€ 170,-

€ 119,-

Kookplaat electrisch/keramisch + oven

€ 360,-

€ 252,-

Kookplaat electrisch/keramisch

€ 150,-

€ 105,-

Stofzuiger

€ 120,-

€ 84,-

Artikel 12 lid 3 Langdurigheidstoeslag

In 2013 gelden de volgende bedragen:

Kosten

Alleenstaande

250,-

Alleenstaande ouder

250,-

Echtpaar/samenwonenden

250,-

Artikel 13 Seniorentoeslag

Zolang aan de voorwaarden van het gestelde in het eerste lid wordt voldaan komt een belanghebbende ouder dan 65 jaar in aanmerking voor een (jaarlijkse) bijdrage van € 250,-.

Artikel 15 Bijdrage schoolstartpakket

De bijdrage in het schoolstartpakket bedraagt per kalenderjaar maximaal € 150,- per kind.

Artikel 18 Bijstand voor schulden

Bij aanvang van budgetbeheer door de Kredietbank West-Brabant wordt, in zeer uitzonderlijke gevallen, tot een bedrag van maximaal € 500,- eenmalig bijzondere bijstand verleend voor de noodzakelijke reserve ten behoeve van het voorkomen van een schuld en stagnatie in budgetbeheer.