Regeling vervallen per 31-08-2012

Beleidsregels gebiedsverboden Breda 2011

Geldend van 31-08-2012 t/m 30-08-2012

Intitulé

Beleidsregels gebiedsverboden Breda 2011

De burgemeester van de gemeente Breda,

Gelet op art. 2.3.13 van de Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2004,

Het navolgende overwegend:

Juridisch kader

Op grond van art. 2.3.13 van de Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2004 (APV) kan de burgemeester iemand een verblijfsontzegging opleggen: een bevel om zich te verwijderen en verwijderd te houden uit een door hem aangewezen gebied gedurende een bepaalde tijd. In de rest van deze beleidsregel en bij de uitvoering van het beleid wordt de verblijfsontzegging met de term gebiedsverbod aangeduid. Een gebiedsverbod kan worden opgelegd voor maximaal 12 weken. Het verbod kan de burgemeester alleen opleggen voor zijn eigen gemeente. Gezien de tekst van de APV (“namens de burgemeester”) is mandaat mogelijk.

Voor voetbalgerelateerde ordeverstoringen geldt een apart regime. Bij verstoring van de openbare orde in of rondom het Rat Verleghstadion op een wedstrijddag van NAC Breda (of bij een wedstrijd in dit stadion van een andere organisator) kan de burgemeester een stadionomgevingsverbod opleggen (art. 2.2b.9 APV). Dit is een verbijzondering van het gebiedsverbod. Het beleid met betrekking tot de stadionomgevingsverboden is vastgelegd in de “Beleidsregels stadionomgevingsverboden Breda 2010”.

Inmiddels is ook de “Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast” in werking getreden (Wet MBVEO of Voetbalwet). In deze wet zijn nieuwe bevoegdheden opgenomen voor de burgemeester en de officier van justitie. Deze bevoegdheden kunnen worden toegepast bij herhaaldelijke overlast waarbij ernstige vrees bestaat voor verdere ordeverstoringen. In het kader van de Voetbalwet kan de burgemeester ook een gebiedsverbod opleggen. Het gebiedsverbod op basis van de Voetbalwet is echter aanvullend op het “normale” gebiedsverbod op grond van de APV. Het geldt alleen voor ernstige vormen van aanhoudende overlast waarbij het inzetten van lichtere instrumenten geen effect heeft. Voor de beleidsregels rondom de Voetbalwet wordt verwezen naar de “Beleidsregels aanpak voetbalvandalisme en ernstige overlast Breda 2011”.

Openbare orde belang

De gemeente Breda zet hoog in op openbare orde en veiligheid. Onacceptabele overlast wordt actief tegengegaan. De focus ligt daarbij allereerst op preventie. Voorkomen is immers beter dan genezen. Desondanks blijven overlastsituaties in bepaalde delen van de gemeente aanhoudend aandacht vragen.

Uitgaanscentrum

De afgelopen jaren zijn er in het kader van het convenant “Veilig Uitgaan” diverse maatregelen genomen om de veiligheid in het uitgaansgebied te vergroten. Voorbeelden hiervan zijn de inzet van professionele portiers door de horeca, cameratoezicht, veiligheidsverlichting, een hoog niveau van het onderhoud van de buitenruimte, de plaatsing van openbare toiletten, een strikt handhavingsbeleid en afspraken omtrent de inzet van het aantal agenten. Ook zijn aanvullende maatregelen genomen in het kader van jeugd en alcohol en het deurbeleid. Breda heeft een goede naam als gezellige uitgaansstad en met de komst van de nachttreinen trekt Breda steeds meer bezoekers die uitgaan in Breda.

Ondanks alle inspanningen blijven zich regelmatig (ernstige) ordeverstoringen voordoen. Dit in de vorm van vechtpartijen, bedreigingen, wederspannigheid tegenover de politie, vernielingen van straatmeubilair, schelden en agressie tegen portiers. Het gaat vaak om personen die zich bij herhaling schuldig maken aan verstoringen van de openbare orde en die binnen een groep als initiator of katalysator optreden. Het betreft veelal delicten die worden gepleegd onder invloed van alcohol en/of drugs. Dit lokt weer tegenreacties uit met alle gevolgen van dien. Al met al leidt dit alles ertoe dat de sfeer in het uitgaanscentrum verhardt.

Het gedrag van genoemde personen heeft een grote negatieve invloed op de openbare orde en veiligheid tijdens uitgaansavonden. Het is wenselijk om deze notoire overlastgevers voor een bepaalde tijd de toegang tot het uitgaansgebied te kunnen ontzeggen.

VAST-gebied

Om overlastproblemen in het stationsgebied en de omgeving van het Valkenberg aan te pakken, is het VAST (Valkenberg-Station) project ontstaan. Door de partners is een convenant opgesteld waarin samenwerkingsafspraken zijn gemaakt op het gebied van toezicht, beheer en zorg. Aan de hand van de overlastmeldingen is het VAST-gebied door het college van B&W aangemerkt als probleemgebied. In het gebied geldt voor overlastfeiten een “zero tolerance” beleid.

Binnen de groep overlastgevende personen in het VAST-gebied bevindt zich een beperkte groep personen die vaak start met het plegen van overlastgevende feiten. Anderen nemen dit gedrag over. Meestal neemt de overlast gelijk af als de initiator niet aanwezig is. Er is dan ook behoefte om deze veelvuldige overlastveroorzakers voor enige tijd uit het VAST-gebied te kunnen weren.

Overlast in wijken

Het komt steeds vaker voor dat er in wijken sprake is van escalerende overlast en criminaliteit door (jeugd)groepen. Het betreffen vaak aanhoudende ordeverstorende gedragingen in de publieke ruimte, die een directe aantasting vormen van de veiligheid en leefbaarheid. De gevolgen hiervan kunnen voor de omgeving ingrijpend zijn: mensen die zich in hun eigen woonomgeving bedreigd of onveilig voelen, bewoners die weggepest worden en verhuizen of winkeliers die hun zaak sluiten met als gevolg verloederde buurten.

Het betreft doorgaans een beperkt aantal duidelijk aanwijsbare personen. Het gaat vaak om een kleine kern die het initiatief neemt en een leidende rol heeft. Daarnaast kunnen drugsrunners, straatdealers, zwervers en alcoholisten individueel of in groepsverband de openbare orde verstoren. Een gebiedsverbod kan ook in die gevallen effectief zijn om de overlast in de wijk of een deel daarvan terug te brengen.

BESLUIT VAST TE STELLEN:

Beleidsregels gebiedsverboden Breda 2011

1. Uitgangspunten gebiedsverbod

De burgemeester heeft op grond van art. 2.3.13 van de Algemene Plaatselijk Verordening Breda 2004 de mogelijkheid om ernstige overlastveroorzakers uit een door hem aangewezen gebied te weren door een gebiedsverbod op te leggen. De maatregel is een uiterst middel om overlast in een gebied tegen te gaan. Aangezien het verbod diep ingrijpt in de persoonlijke levenssfeer moet een besluit tot het opleggen van een gebiedsverbod zeer goed worden gemotiveerd.

Voor het opleggen van een gebiedsverbod gelden de volgende uitgangspunten:

  • In het besluit tot het opleggen van een gebiedsverbod wordt aangegeven op welke feiten het gebiedsverbod is gebaseerd (het laatst geconstateerde feit waarvoor een proces-verbaal is uitgeschreven en de historie van overlastgevend gedrag van de betrokken persoon) en voor welke periode en welk gebied de ontzegging geldt.

  • In principe krijgt een persoon slechts een gebiedsverbod voor één van de aangewezen gebieden. Slechts bij uitzondering krijgt iemand een gelijktijdige ontzegging voor meerdere gebieden. In dat geval dient dit in het besluit te worden gemotiveerd.

  • Indien de overtreder kan aantonen dat hij een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, wordt het gebied waarop het verbod van toepassing is dienovereenkomstig aangepast zodat de betreffende persoon een aanlooproute heeft. Of iemand een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, zal door de betrokkene zelf moeten worden aangetoond. Het zal in het algemeen gaan om belangen in de persoonlijke sfeer zoals wonen, werken, bezoek aan een huisarts, advocaat of hulpverleningsinstanties.

  • In het besluit van de burgemeester wordt duidelijk aangegeven voor welk tijdvak het verbod geldt. Ook moet duidelijk zijn wanneer het gebiedsverbod in werking treedt.

2. Voorwaarden voor het opleggen van een gebiedsverbod

A. Feiten

Hieronder wordt aangegeven voor welke feiten een gebiedsverbod kan worden opgelegd. De duur van het verbod is afhankelijk van de ernst van het gepleegde feit.

Feitentabel

Categorie 1: feiten waarvoor een verbod van 6 weken kan worden opgelegd

Samenscholing en ongeregeldheden

Art. 2.1.1.1 APV

Ordeverstoring bij evenement

Art. 2.2.3 APV

Hinderlijk gedrag op of aan de weg

Art. 2.3.7 APV

Hinderlijk drankgebruik op de weg

Art. 2.3.9 APV

Drankgebruik op de weg (alleen voor aangewezen gebieden)

Art. 2.3.9a APV

Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen

Art. 2.3.10 APV

Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten

Art. 2.3.11 APV

Openlijk drugsgebruik (softdrugs)

Art. 2.6.2 APV

Geluidhinder

Art. 4.1.2. APV

Openbare dronkenschap

453 Sr

Categorie 2: feiten waarvoor een verbod van 8 weken kan worden opgelegd

Wederspannigheid

180 Sr

Wederspannigheid in vereniging

182 Sr

Negeren bevoegd gegeven ambtelijk bevel

184 Sr

Schennis van de eerbaarheid

239 Sr

Belediging ambtenaar in functie

266 jo. 267 Sr

Eenvoudige mishandeling

300 Sr

Diefstal

310 Sr

Diefstal met braak

311 lid 1 sub 5 Sr

Vernieling

350 Sr

Baldadigheid/straatschenderij

424 Sr

Ordeverstoring in dronkenschap

426 Sr

Drugshandel op straat

Art. 2.6.1 APV

Openlijk drugsgebruik (harddrugs)

Art. 2.6.2 APV

Straatprostitutie

Art. 3.2.6 APV

Categorie 3: feiten waarvoor een verbod van 12 weken kan worden opgelegd

Openlijke geweldpleging

141 Sr

Harddrugs

Art. 2* Opiumwet

Softdrugs

Art. 3* Opiumwet

Bedreiging

285 Sr

(Poging) tot doodslag

287 Sr

Zware mishandeling

302 Sr

Afpersing/afdreiging

317/318 Sr

Overtreding gebiedsverbod

Art. 2.3.13 APV

Verbodsbepaling voor wapens van categorie I

Art. 13 WWM

Verbod voorhanden hebben wapens

Art. 26 WWM

Verbod dragen wapens

Art. 27 WWM

*Met dien verstande dat als het gaat om het aanwezig hebben van een middel als bedoeld in art. 2 of 3 van de Opiumwet alleen een gebiedsverbod kan worden opgelegd als de aangetroffen hoeveelheid groter is dan de gebruikershoeveelheid als bedoeld in de richtlijnen van het college van procureurs-generaal

Bovengenoemde feiten hoeven niet per se op straat plaats te vinden maar er moet wel een relatie met de openbare orde zijn. Zo zullen bedreigingen in een winkel of een inloopcentrum wel degelijk relevant zijn voor de openbare orde en ten grondslag kunnen liggen aan een gebiedsverbod. Tevens kunnen strafbare feiten die zich afspelen in een voor het publiek toegankelijke inrichting (zoals een café of discotheek) de basis zijn voor een gebiedsverbod.

B. Aantal overtredingen

Een gebiedsverbod kan worden opgelegd bij herhaaldelijke overlast. Er is sprake van herhaaldelijke overlast als de betrokkene binnen een periode van 12 maanden twee ordeverstorende gedragingen pleegt zoals genoemd in de feitentabel. Dit hoeven niet twee dezelfde feiten te zijn maar kunnen ook verschillende feiten betreffen.

Bij recidive wordt als volgt gehandeld:

  • -

    Bij overtreding van een gebiedsverbod tijdens de looptijd van het verbod, al dan niet vergezeld van een nieuwe openbare ordeverstoring, wordt een nieuw gebiedsverbod opgelegd met dien verstande dat het nieuwe verbod ingaat op het moment dat het geldende verbod afloopt. Gedurende de looptijd van het gebiedsverbod kan slechts één keer een nieuw verbod worden opgelegd.

  • -

    Begaat iemand die in het verleden een gebiedsverbod heeft gekregen binnen zes maanden wederom een strafbaar feit zoals genoemd in de feitentabel dan volgt in verband met recidive wederom en direct een gebiedsverbod.

  • -

    Bovendien kan bij recidive de burgemeester in plaats van bovengenoemde maatregelen of in aanvulling daarop zijn bevoegdheden van art. 172a en 172b Gemeentewet inzetten (de zogenaamde “Voetbalwet”). Hiervoor wordt verwezen naar de “Beleidsregels aanpak voetbalvandalisme en ernstige overlast Breda 2011”.

3. Aangewezen gebieden

Als wegen en plaatsen waar een gebiedsverbod kan worden opgelegd, worden aangewezen (voor exacte begrenzing zie bijgevoegd kaartmateriaal):

A. Gebied VAST

Gebied begrensd door en inclusief de volgende wegen:

Belcrumweg, Van Voorst tot Voorststraat, Kievietstraat, Speelhuislaan, Speelhuisplein, Terheijdenseweg, Terheijdensestraat, Delpratsingel, J.F. Kennedylaan, Catharinastraat, Kasteelplein, Cingelstraat, Schoolstraat, Vismarktstraat, Hoge Brug, Nieuwe Prinsenkade, Tramsingel, Smederijstraat en Slingerweg.

B. Gebied Uitgaanscentrum

Gebied begrensd door en inclusief de volgende wegen:

Nieuwe Prinsenkade vanaf de Middellaan, Prinsenkade, Nieuwe weg, Karnemelkstraat, Houtmarkt, Oude Vest, Molenstraat, Veemarktstraat, Catharinastraat, Kasteelplein, Cingelstraat, Kraanstraat en Hoge brug.

C. Gebied Uitgaanscentrum plus (inclusief looproute naar het NS Station Breda)

Gebied begrensd door en inclusief de wegen genoemd bij gebied Uitgaanscentrum en daarnaast:

Valkenberg (park), Willemstraat en Stationsplein.

D. Overige gebieden

De burgemeester kan in aanvulling op de hiervoor aangewezen gebieden in de toekomst ook andere gebieden aanwijzen waar deze beleidsregel van toepassing is. Denk bijvoorbeeld aan bepaalde wijken of winkelcentra waar sprake is van ernstige overlast.

4. Tijdvak

A. Gebied VAST

De gebiedsverboden voor het VAST-gebied gelden gedurende de gehele dag en zijn niet begrensd qua tijdvak.

B. Gebied Uitgaanscentrum (plus)

De gebiedsverboden voor het gebied Uitgaanscentrum (plus) zijn bedoeld voor de aanpak van notoire overlastgevers in het uitgaansgebied van Breda. Daarom worden gebiedsverboden voor dit deel van de stad beperkt tot de uitgaanstijden. De uitgaanstijden zijn ontleend aan enerzijds de sluiting van winkels en anderzijds de sluitingstijden van de horeca, waarbij ook rekening wordt gehouden met de tijden waarop het uitgaanspubliek het uitgaanscentrum verlaat. Aangezien diverse nachtzaken ook door de week geopend zijn en er een trend waar te nemen is dat de stapavond zich verplaatst van het weekend naar de doordeweekse dagen (zoals de dinsdagavond) gelden de gebiedsverboden voor het Uitgaanscentrum (plus) iedere avond van 18.00 uur tot 05.30u.

Bijzondere omstandigheden kunnen ertoe leiden dat de tijden voor het gebied Uitgaanscentrum (plus) worden uitgebreid. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als een overlastgever de orde heeft verstoord bij of in relatie tot evenementen zoals bij Koninginnedag of voorafgaand aan/na afloop van een voetbalwedstrijd in het Rat Verleghstadion van NAC Breda. Een uitbreiding van de tijden wordt in het besluit tot het opleggen van het gebiedsverbod gemotiveerd.

5. Werkwijze

A. Uitreiken waarschuwing gebiedsverbod

Een gebiedsverbod wordt niet zomaar opgelegd. Voordat iemand een gebiedsverbod krijgt, wordt eerst een waarschuwing uitgereikt. De betrokkene heeft dan de kans om het gedrag bij te stellen.

Pleegt iemand in één van de aangewezen gebieden een overtreding zoals genoemd in de feitentabel van deze beleidsregel dan wordt een op naam gestelde schriftelijke waarschuwing uitgeschreven. Het opleggen van een waarschuwing wordt door de burgemeester gemandateerd aan de basis politiefunctionarissen en surveillanten van de politie Midden en West Brabant, district Breda, voor zover werkzaam binnen de gemeente Breda en aan de bijzondere opsporingsambtenaren (BOA) van de afdeling Stadstoezicht, directie Publiekszaken, gemeente Breda. De waarschuwing wordt in persoon uitgereikt aan de betrokkene bij zijn aanhouding voor het openbare orde verstorende feit. Betrokkene moet tekenen voor ontvangst.

Het opleggen van een schriftelijke waarschuwing wordt door de politie binnen één week aan de burgemeester gerapporteerd.

B. Uitreiken voornemen gebiedsverbod

Indien de betrokkene binnen 12 maanden na het uitreiken van een schriftelijke waarschuwing wederom een overtreding uit de feitentabel pleegt, dan kan worden overgegaan tot het opleggen van een gebiedsverbod. Betrokkene krijgt daartoe allereerst een schriftelijk voornemen opgelegd. Het opleggen van een voornemen wordt door de burgemeester gemandateerd aan met name genoemde politiefunctionarissen van de politie Midden en West Brabant, district Breda. Het voornemen wordt uitgereikt en daarnaast per aangetekende post verstuurd (indien mogelijk). Betrokkene moet tekenen voor ontvangst van het voornemen. Het opleggen van een voornemen wordt door de politie de eerstvolgende werkdag aan de burgemeester gerapporteerd.

Het kan voorkomen dat de politie aan iemand die de afgelopen 12 maanden al een waarschuwing heeft gehad nogmaals een waarschuwing uitreikt (bijvoorbeeld omdat de eerdere waarschuwing nog niet verwerkt is in het administratieve systeem). Als uit de administratieve controle achteraf blijkt dat iemand de afgelopen 12 maanden al eerder een feit uit de feitentabel heeft gepleegd dan vervalt de tweede waarschuwing en kan de burgemeester een gebiedsverbod opleggen. Het voornemen daartoe wordt dan zo snel mogelijk schriftelijk aan de betrokkene bekend gemaakt.

Indien de betrokkene op het moment van het plegen van het strafbare feit in de voorgaande zes maanden ook al een gebiedsverbod heeft gehad dan wordt geen voornemen meer opgelegd maar direct overgegaan tot het opleggen van een nieuw gebiedsverbod. Er is dan ook geen mogelijkheid om een zienswijze te geven. Dit wordt gerechtvaardigd door het feit dat de betrokkene in deze situatie al de nodige waarschuwingen en kansen heeft gehad maar desondanks zijn gedrag niet heeft aangepast. Er is derhalve een gerechtvaardigde vrees voor hernieuwde openbare ordeverstoring.

C. Dossieroverdracht politie

Indien een voornemen tot het opleggen van een gebiedsverbod door de politie is uitgereikt dan wordt de volgende werkdag door de politie aan de burgemeester een dossier overlegd met alle relevante feiten. Het dossier dient in ieder geval te bevatten:

  • -

    persoonsgegevens van de betrokkene;

  • -

    het gebied waarvoor een voornemen is opgelegd;

  • -

    de schriftelijke waarschuwing en de onderliggende registratie (bv. PV) van de overtreding;

  • -

    het voornemen tot het opleggen van een gebiedsverbod inclusief onderliggende registratie;

  • -

    overige (strafrechtelijke) achtergrondgegevens met betrekking tot eerdere openbare orde verstoringen (bijvoorbeeld eerdere processen-verbaal, meldingen, mutaties etc.). Dit met als doel om een totaalbeeld van de gedragingen van de betrokkene te schetsen en de rechter bij een eventuele procedure inzicht te geven in de wijze van totstandkoming van opgelegde verboden;

  • -

    contactgegevens van de betrokken politieambtenaar die de waarschuwing/het voornemen heeft opgelegd.

D. Zienswijze

Betrokkene kan binnen vijf werkdagen na het uitreiken van het voornemen zijn zienswijze aan de burgemeester kenbaar maken. Dit kan schriftelijk of mondeling gebeuren.

Indien betrokkene zijn zienswijze mondeling kenbaar wenst te maken dan vindt dit gesprek in de regel plaats binnen de gegeven termijn van vijf werkdagen. Bij het zienswijzengesprek zijn in ieder geval aanwezig een medewerker van het Kabinet van de burgemeester en een politiefunctionaris (bij voorkeur degene die betrokkene heeft geverbaliseerd). Van het zienswijzengesprek wordt door de gemeente een verslag gemaakt. De zienswijze wordt meegenomen in het uiteindelijk door de burgemeester te nemen besluit.

In verband met de spoedeisendheid kan van de mogelijkheid om een zienswijze te geven, worden afgezien (art. 4:11 Awb). Dit wordt dan in het besluit gemotiveerd.

E. Opleggen gebiedsverbod

Een gebiedsverbod wordt door de burgemeester opgelegd uiterlijk twee weken na:

Skip list

  • het zienswijzengesprek;

  • het ontvangen van de schriftelijke zienswijze;

  • afloop van de zienswijzetermijn als betrokkene geen zienswijze heeft ingediend.

Het gebiedsverbod treedt in werking op de dag dat het verbod aan de betrokkene wordt uitgereikt. Als een gebiedsverbod wordt uitgereikt terwijl er al een verbod geldt dan gaat de termijn van het nieuwe verbod in na afloop van het eerdere gebiedsverbod.

De beschikking wordt door de politie in persoon uitgereikt en (indien mogelijk) per aangetekende post verstuurd. Betrokkene moet tekenen voor ontvangst. In de beschikking wordt duidelijk gemaakt voor welk tijdvak het verbod geldt en voor welk gebied. Tevens wordt een kaart bijgevoegd. Ook wordt uitdrukkelijk vermeld op welke gedragingen en feiten het gebiedsverbod is gebaseerd. De betrokkene wordt gewezen op de mogelijkheid om bezwaar en beroep aan te tekenen tegen het definitieve besluit. Ook als de burgemeester besluit om uiteindelijk geen gebiedsverbod op te leggen, ontvangt de betreffende persoon daarvan schriftelijk bericht.

Een afschrift van het besluit van de burgemeester wordt gezonden aan de betreffende teamchef van de politie, de officier van justitie en het Veiligheidshuis. Het opleggen van een gebiedsverbod houdt overigens niet in dat er geen strafrechtelijke vervolging meer plaatsvindt door het Openbaar Ministerie tegen de gepleegde strafbare feiten.

6.Toezicht en handhaving

In principe houdt de politie toezicht op de naleving van het gebiedsverbod. Ook kunnen buitengewoon opsporingsambtenaren of andere toezichthouders in dienst van de gemeente toezien op de naleving. Overtreden van het gebiedsverbod is strafbaar op grond van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht (WSr). Het Openbaar Ministerie informeert de burgemeester en de politie in de lokale driehoek over lopende zaken met betrekking tot overtredingen van gebiedsverboden.

7.Citeertitel

Deze beleidsregels zullen worden aangehaald als “Beleidsregels gebiedsverboden Breda 2011”.

8.Bekendmaking en inwerkingtreding

Deze beleidsregels worden bekendgemaakt in het Stadsblad en treden in werking één dag na bekendmaking. De “Beleidslijn verblijfsontzeggingen VAST-gebied” van 26 maart 2007 wordt gelijktijdig met de inwerkingtreding van dit besluit ingetrokken.

Ondertekening

Breda, d.d. 5 januari 2011
P.A.C.M. van der Velden
Burgemeester van Breda

Kaart begrenzing gebied VAST

Kaart begrenzing gebied VAST

Kaart begrenzing gebied Uitgaanscentrum (plus)

Kaart begrenzing gebied Uitgaanscentrum (plus)