Regeling vervallen per 22-03-2019

Verordening Cliëntenparticipatie Participatiewet Breda 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 21-03-2019

Intitulé

Verordening Cliëntenparticipatie Participatiewet Breda 2015

De raad van de Gemeente Breda;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 november 2014 onder nummer 42908;

gelet op:

  • -

    Artikel 47 Participatiewet;

  • -

    Artikel 147 Gemeentewet.

gezien het advies van de commissie Economie van 11 december 2014;

besluit vast te stellen de Verordening Cliëntenparticipatie Participatiewet Breda 2015

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: Participatiewet;

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Breda;

    • c.

      cliëntenparticipatie: Het betrekken van cliënten of hun vertegenwoordigers bij de uitvoering van de wet.

Artikel 2. Cliëntenparticipatie

  • 1. Het college betrekt de personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid of hun vertegenwoordigers, bij de uitvoering van de wet.

  • 2. Het college stelt in nadere regels vast op welke wijze de personen als bedoeld in het eerste lid worden betrokken, waarbij in ieder geval wordt geregeld de wijze waarop deze personen of hun vertegenwoordigers:

    • a.

      vroegtijdig in staat worden gesteld om gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen;

    • b.

      worden voorzien van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen;

    • c.

      deel kunnen nemen aan periodiek overleg;

    • d.

      onderwerpen voor de agenda van dit overleg kunnen aanmelden;

    • e.

      worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.

Artikel 3. Budget cliëntenparticipatie

  • 1. Ten behoeve van cliëntenparticipatie wordt jaarlijks een budget beschikbaar gesteld.

  • 2. Ten laste hiervan kunnen, ter beoordeling van het college, onder meer de volgende kosten worden gebracht:

    • a.

      deskundigheidsbevordering;

    • b.

      het inwinnen van advies;

    • c.

      achterbanraadpleging;

    • d.

      onkostenvergoedingen;

    • e.

      organisatiekosten.

Artikel 4. Evaluatie

Jaarlijks wordt geëvalueerd of de gekozen opzet van de cliëntenparticipatie voldoet.

Hoofdstuk 2. Slotbepalingen

Artikel 5. Intrekken oude verordening

De Verordening Cliëntenraad de Brug wordt ingetrokken.

Artikel 6. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening cliëntenparticipatie Participatiewet Breda 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2014
De voorzitter,
De griffier,

Toelichting Cliëntenparticipatie Participatiewet Breda 2015

Algemeen

Met deze verordening wordt uitvoering gegeven aan artikel 47 van de Participatiewet. Dit artikel draagt de gemeenteraad op bij verordening regels vast te stellen over de wijze waarop personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Participatiewet of hun vertegenwoordigers betrokken worden bij de ontwikkeling van het gemeentelijke beleid.

Personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Participatiewet zijn personen:

  • a.

    die algemene bijstand ontvangen;

  • b.

    als bedoeld in artikel 34a, vijfde lid onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA), artikel 35, vierde lid, onderdelen b en c, van de WIA en artikel 36, derde lid, onderdelen b en c, van de WIA tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verleend;

  • c.

    als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;

  • d.

    met een nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet;

  • e.

    met een uitkering ingevolge de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • f.

    personen met een uitkering ingevolge de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • g.

    zonder uitkering, die voor de arbeidsinschakeling zijn aangewezen op een door het college aangeboden voorziening.

Om een goede werking van de cliëntenparticipatie te waarborgen wordt ondersteund en gefaciliteerd door de gemeente. De gemeente hecht sterk aan actieve betrokkenheid van burgers die met de Participatiewet te maken krijgen.

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.

Artikel 1. Cliëntenparticipatie

In dit artikel wordt bepaald dat de gemeente grote waarde hecht aan cliëntenparticipatie. De gemeenteraad legt dit vast in een verordening.

Het college stelt in nadere regels vast op welke wijze vorm wordt gegeven aan cliëntenparticipatie.

Om de actieve betrokkenheid van alle personen goed tot zijn recht te kunnen laten komen, is het van belang dat wordt gekozen voor een vorm van cliëntenparticipatie, die een afspiegeling is van alle in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet genoemde doelgroepen. Een evenredige vertegenwoordiging van bovengenoemde groepen is daarom het uitgangspunt van deze verordening. Dit uitgangspunt is in overeenstemming met het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. De doelstelling van dit verdrag is het bevorderen, beschermen en waarborgen van het volledige genot door alle personen met een handicap van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden op voet van gelijkheid en het bevorderen van de eerbiediging van hun inherente waardigheid (zie het Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden, 2007, nummer 169).

Artikel 3. Budget cliëntenparticipatie

Ten laste hiervan kunnen onder meer kosten worden gebracht die verband houden met deskundigheidsbevordering, het inwinnen van advies, achterbanraadpleging, onkostenvergoedingen en organisatiekosten (tweede lid). Deze kosten kunnen uitsluitend ten laste van het budget worden gebracht indien deze zijn beoordeeld en goedgekeurd door het college.