Regeling vervallen per 28-07-2016

Bomenverordening Breda 2010

Geldend van 07-10-2010 t/m 27-07-2016

Intitulé

Bomenverordening Breda 2010

De raad van de gemeente Breda;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders en met overname van de daarin vermelde overwegingen;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;

besluit:

  • 1.

    De Bomenverordening Breda 2010 inclusief toelichting vast te stellen.

ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    boom:

    één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen, mogelijk onderdeel uitmakend van hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen, een struweel of een heg.

  • b.

    waardevolle boom:

    boom die op de lijst met waardevolle bomen staat.

  • c.

    kappen:

    rooien; vellen; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van knotten of kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die tot de dood, ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de boom kunnen leiden.

  • d.

    boomwaarde:

    de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

  • e.

    bomen effect analyse:

    een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor bomen, op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting.

  • f.

    bebouwde kom:

    de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid van de Boswet;

  • g.

    gemeentelijke bomenstructuur:

    de bij deze verordening als bijlage gevoegde tekening met boomstructuren die beschermingswaardig zijn;

  • h.

    Bevoegd gezag:

    Bevoegd gezag zoals bedoeld in artikel 1.1. eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

ARTIKEL 2: Kapverbod

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag bomen te kappen of te laten kappen.

  • 2. Dit verbod geldt niet voor

    • a.

      Bomen in privaat eigendom op een perceel dat niet groter is dan 200 m²;

    • b.

      Bomen in privaat eigendom die op een perceel staan groter dan 200 m² met een omtrek van de stam tot 65 centimeter, op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld gemeten;

    • c.

      Gemeentebomen met een omtrek van de stam tot 32 centimeter, op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld gemeten;

    • d.

      Bomen die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd als bedoeld in artikel 15 lid 2 en 3 van de Boswet;

    • e.

      Bomen die moeten worden gekapt op grond van de Plantziektenwet of een aanschrijving van het bevoegd gezag;

    • f.

      het periodiek boomonderhoud, uitgevoerd conform de toelichting.

  • 3. Het tweede lid sub a, b, c en f, geldt niet voor bomen die op de lijst met waardevolle bomen vermeld staan of structuurdragend onderdeel zijn van de gemeentelijke boomstructuur;

ARTIKEL 3: Waardevolle bomen en gemeentelijke bomenstructuur

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen een lijst met waardevolle bomen en een gemeentelijke bomenstructuur vast.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen een regeling vast waarin aangegeven is hoe de lijst en gemeentelijke bomenstructuur tot stand komt, hoe zij onderhouden worden en welke rechten en plichten de eigenaar van een of meerdere waardevolle bomen heeft.

  • 3. De gemeentelijke bomenstructuur heeft als geheel dezelfde bescherming als waardevolle bomen.

ARTIKEL 4: Aanvraag vergunning

De vergunning moet schriftelijk en gemotiveerd worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de boom te beschikken.

ARTIKEL 5: Criteria

  • 1. Het bevoegd gezag kan de vergunning om te kappen weigeren dan wel onder voorschriften verlenen.

  • 2. Een vergunning wordt geweigerd als de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de boom op basis van één of meer van de volgende waarden:

    • Natuur- en milieuwaarden;

    • landschappelijke en stedenbouwkundige waarden;

    • cultuurhistorische waarden;

    • waarden van stads- en dorpsschoon;

    • waarden voor recreatie en leefbaarheid

  • 3. Een vergunning voor het kappen van een waardevolle boom of een structuurdragend onderdeel van de gemeentelijke bomenstructuur wordt slechts bij hoge uitzondering verleend, als:

    • a.

      een zwaarwegend algemeen maatschappelijk belang opweegt tegen duurzaam behoud van de waardevolle boom en alternatieven voldoende uitputtend zijn onderzocht.

    • b.

      naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade.

ARTIKEL 6: Herplantplicht en Bomen effect analyse

  • 1. Aan de vergunning kan het voorschrift verbonden worden dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2. In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 3. Als niet ter plaatse kan worden herplant, kan aan de vergunning het voorschrift verbonden worden dat een geldelijke bijdrage gestort moet worden.

  • 4. Voordat op een aanvraag tot kappen beslist wordt kan verzocht worden om, in geval van bouw of aanleg van werken in de buurt van te behouden bomen, een bomen effect analyse te overleggen.

ARTIKEL 7: Zorgplicht

  • 1. Als een boom die valt onder het kapverbod, zonder vergunning is gekapt, kan door het bevoegd gezag aan de eigenaar de verplichting opgelegd worden dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2. In de situatie zoals bedoeld in het vorige lid is artikel 6 lid 2 en 3 van toepassing.

  • 3. Als een boom die valt onder het kapverbod in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de eigenaar de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

ARTIKEL 8: Bescherming gemeentelijke bomen

  • 1. Het is verboden om gemeentelijke bomen;

    • a.

      te beschadigen, te bekladden of te beplakken.

    • b.

      te snoeien behalve bij door de gemeente opgedragen boomverzorgende taken.

  • 2. Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een gemeentelijke boom aan te brengen of anderszins te bevestigen, behalve als hier een vergunning voor verleend is door Burgemeester en wethouders.

ARTIKEL 9: Bestrijding van boomziekten

  • 1. Als zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de eigenaar, als hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      de boom te kappen;

    • b.

      conform richtlijnen van de gemeente de gekapte boom direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 2. Het is verboden, zonder vergunning, gekapte bomen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, als het om een boomsoort gaat die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.

ARTIKEL 10: Schadevergoeding bij weigering

Burgemeester en wethouders beslissen op een verzoek om schadevergoeding bij weigering van een vergunning tot kappen op grond van artikel 17 van de Boswet.

ARTIKEL 11: Afstand van de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.

ARTIKEL 12: Uitzicht belemmerende beplanting

De rechthebbende op een boom, heg, struik of andere beplanting die aan het wegverkeer het vrije uitzicht kan belemmeren of daaraan op andere wijze hinder of gevaar kan opleveren, is verplicht deze beplanting te snoeien, of op te binden, of te verwijderen na aanschrijving door burgemeester en wethouders, binnen een door hen te stellen termijn en overeenkomstig hun aanwijzingen.

ARTIKEL 13: Strafbepalingen en toezichthouders

  • 1. De persoon aan wie een voorschrift, zoals bedoeld in deze verordening, is gegeven moet dit naleven. Dit geldt ook voor zijn rechtsopvolger.

  • 2. De persoon die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 8, artikel 9, tweede lid wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke veroordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

  • 3. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde in deze verordening zijn belast de bij besluit door Burgemeester en wethouders of door de burgemeester aangewezen personen.

ARTIKEL 14: Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening Breda 2010.

  • 2. Zij treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsvergunning in werking treedt. Op datzelfde tijdstip vervalt de Bomenverordening Breda 2001.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen beleidsregels vaststellen over het bepaalde in deze verordening.

  • 4. De vergunningsaanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening, vallen onder de Bomenverordening Breda 2001.

  • 5. De verordening wordt na 3 jaar geëvalueerd en vervolgens elke 4 jaar.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Breda, gehouden op 30 september 2010,
De secretaris, De voorzitter,

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

  • a.

    Boom.

    Het begrip boom is gebruikt om de tekst van deze verordening zo eenvoudig mogelijk te maken. Begrippen als houtopstand worden door burgers niet dagelijks gebruikt. Onder het begrip boom worden dus alle specifieke vormen verstaan waar de verordening betrekking op heeft. Dat zijn;

    • -

      Boomvormers; Een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: heester - struik - struikachtige boom - (meerstammige) boom. Waar in deze verordening sprake is van de omvang van een boom die meerstammig is wordt steeds de omvang van de dikste stam bedoeld.

    • -

      Hakhout; Eén of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen. De term hakhout, ook wel geriefhout genoemd, wordt feitelijk gegeven aan hout dat is gekapt voor gebruik. Een boom of struik wordt daarbij vlak boven de stambasis gekapt en kan weer uitlopen. De naam hakhout wordt echter ook gebruikt voor het bostype dat door de kap ontstaat.

    • -

      Houtwallen; Lijnvormige bosaanplant hoofdzakelijk bestaande uit inheemse heesters, struiken en boomvormers, die minimaal een hoogte van 1.3 meter en een breedte van 0,75 meter heeft.

    • -

      (lint) begroeiing; Vanwege de grote ecologische waarde van dergelijke begroeiingen (bijv. een meidoorn of mispelhaag) is bescherming hiervan een noodzaak. Er staat “begroeiing” in plaats van beplanting om ook spontaan gegroeid groen bescherming te bieden.

    • -

      Bosplantsoen; Aanplant van jong bos, bestaande uit hoofdzakelijk heesters, struiken en boomvormers.

    • -

      Struweel; Een begroeiing van hoofdzakelijk inheemse soorten heesters en struiken.

    • -

      Heg; Een lintvormige aanplant van heesters of struiken, al dan niet in een vorm gesnoeid, die minimaal een hoogte van 1.3 meter en een breedte van 0,75 meter heeft.

  • b.

    Waardevolle boom.

    Een bijzondere beschermwaardige boom. Zie toelichting bij artikel 3.

    De gemeentelijke bomenstructuur wordt in zijn geheel als waardevolle bomen aangemerkt en heeft dus dezelfde mate van bescherming als solitaire waardevolle bomen. Individuele bomen die deel uitmaken van de structuur hebben deze bijzondere bescherming niet. Het is dus denkbaar dat voor een enkele boom, die onderdeel uitmaakt van een boomstructuur een reguliere vergunning wordt afgegeven. Dit kan zolang de structuur zelf maar niet aangetast wordt.

  • c.

    Kappen.

    Ook hier is bewust gekozen voor het begrip “kappen” om daarmee beter aan te sluiten bij het algemene taalgebruik. Onder kappen wordt verstaan het op een of andere manier te gronde richten van een boom ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij kappen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen, knotten of het snoeien van meer dan 20 procent van het kroonvolume, vallen onder kappen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. De periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet vergunningplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is wel vergunningplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de boom ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip kappen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen bij bomen eveneens vergunningplichtig.

  • d.

    Boomwaarde.

    De richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB, Postbus 683, 7300 AK Apeldoorn, tel. 055-5999449) voor de monetaire boomwaarde worden jaarlijks vastgesteld aan de hand van de prijsindexcijfers van het CBS, marktprijsgemiddelden en andere kengetallen. De richtlijnen gelden als de meest deskundige methodiek voor de wijze van vaststellen van de geldwaarde van bomen en worden in de rechtspraak erkend. Het spreekt overigens voor zich dat bomen ook vele andere waarden dan monetaire waarde kunnen vertegenwoordigen.

  • e.

    Bomen effect analyse.

    Waardevolle bomen worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast of (onherstelbaar) beschadigd raken. De bomen effect analyse (BEA) is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA moet uitgevoerd worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw, aanleg en het afgeven van een vergunning.

  • f.

    Bebouwde kom.

    Volgens artikel 1, 5elid van de Boswet stelt de Gemeenteraad een bij Gedeputeerde Staten goed te keuren besluit vast, waarin vastligt wat voor de toepassing van deze wet de grenzen van de bebouwde kom van de gemeente zijn. Hieraan is voldaan bij besluit van 26 april 2001, nr. 14611. In dit besluit is de grens vastgesteld ingevolge de Boswet.

  • g.

    Gemeentelijke bomenstructuur.

    De verordening kent een eigen bomenstructuur. Hierin zijn bomen opgenomen die een structuur vormen die van belang is voor de kwaliteit van de openbare ruimte zoals omschreven in de Visie Openbare Ruimte Breda 2020. De structuur zal net als de lijst van waardevolle bomen regelmatig geactualiseerd worden. Dit zal gebeuren bij de evaluaties van de verordening en op tussenliggende momenten als daar aanleiding voor is. Dat zal onder meer het geval zijn als een van de vele beleidsterreinen die de openbare ruimte raken nieuw beleid formuleert dat deze structuur raakt en aanpassing nodig maakt.

  • i.

    Bevoegd gezag.

    In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt de term bevoegd gezag gebruikt. De reden hiervoor is dat niet in alle gevallen de bevoegdheden bij burgemeester en wethouders liggen. Het kan voorkomen dat het College van gedeputeerde staten het bevoegd gezag is of de minister. De verantwoordelijkheid voor het besluit en de handhaving op grond van de verordening ligt bij hetzelfde bevoegd gezag. Ook wijziging of intrekking van de omgevingsvergunning ligt dan bij datzelfde gezag. In zo’n situatie moet dus aan de hand van de concrete casus bezien worden wie bevoegd is.

Artikel 2: Kapverbod

  • 1.

    Voor het kapverbod wordt er geen onderscheid gemaakt tussen vitale en dode bomen. Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar er voor zorgt dat een gezonde boom dood gaat of ‘bij vergissing’ een gezonde boom kapt. Het kan daarnaast wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologische waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen.

  • 2.

    Vergeleken met de vorige verordening is het kapverbod voor bomen in privaat eigendom beperkt.

    • a.

      Als deze bomen op percelen kleiner dan 200 m² staan zijn zij vergunningsvrij. Met de grootte van het perceel wordt bedoeld het totale grondoppervlak inclusief bebouwing. Op deze wijze zijn kleine tuinen uitgezonderd van het kapverbod en worden de aanwezige bomen aan de eigen verantwoordelijkheid van de eigenaar overgelaten. Bij percelen van deze omvang is het tuinoppervlak relatief klein en over het algemeen staan hier geen (waardevolle) bomen waardoor een kapverbod overbodig is. De maat van 200 m² is gebaseerd op een onderzoek naar 100 aanvragen die in de loop van 2009 zijn ingediend. Dit is dus een specifiek “Bredase”maat die bepaald is door de stedenbouwkundige opbouw van de stad en bijbehorende dorpen.

    • b.

      Grotere tuinen kunnen meer of forsere bomen bergen en deze kunnen een substantiële bijdrage leveren aan het groene karakter van de wijk of het gebied. Deze bomen worden daardoor van algemeen belang geacht en blijven onder het kapverbod vallen. Daarbij worden opnieuw twee maten gehanteerd, een strengere voor gemeentebomen en een iets soepelere voor bomen in privaat eigendom.

    • c.

      Uitzondering wordt natuurlijk gemaakt voor bomen die waardevol zijn. Maar ook voor bomen die onder de gemeentelijke bomenstructuur vallen.

      Deze structuur beschrijft de lijnen en vlakken waar binnen de gemeente bomen een belangrijke rol spelen in het (buiten)stedelijk landschap. Deze structuur als zodanig krijgt een bescherming die gelijk is aan die van waardevolle bomen.

    • d.

      De bevoegdheid tot het instellen van een verbod tot kappen bij gemeentelijke verordening wordt in artikel 15 van de Boswet beperkt. Deze beperking heeft inhoudelijk betrekking op de in artikel 15 lid 2 Boswet genoemde bomen (houtopstand):

      • a.

        populieren of wilgen als wegbeplantingen of éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

      • b.

        fruitbomen en windschermen om boomgaarden;

      • c.

        fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

      • d.

        kweekgoed;

      • e.

        houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:

        • ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;

        • ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen.

        De zinsnede “die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd” bedoelt de alle hiervoor genoemde uitzonderingen conform de Memorie van Toelichting op de Boswet te beperken tot bomen met een aantoonbare economisch doel en te onderscheiden van sierbomen. Bij vrucht of fruitbomen, zijn sierbomen die vruchten dragen dus wel vergunningsplichtig. Onder het kapverbod valt het houden en de economische exploitatie van (vrucht)bomen niet.

      • f.

        Het begrip “periodiek boomonderhoud” dat in deze verordening geïntroduceerd wordt kan bestaan uit “dunnen” en “afzetten”. Hierbij gaat het om het kappen van bomen (in de ruime betekenis van deze verordening) als noodzakelijke beheermaatregel.

        Onder ‘dunnen’ wordt verstaan:

        “kap die uitsluitend als verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei en instandhouding van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd”.Het doel van dunning is het bevorderen van de groeiomstandigheden (zowel boven- als ondergronds) van de overblijvende bomen en struiken. Bij dunning is er dus altijd sprake van een aantal bomen en/of struiken die in een groep staan. Het boskarakter dient behouden te blijven. Door dunning wordt een betere structuur in de houtopstand gecreëerd. Daarnaast kan het beïnvloeden van de soortensamenstelling een doel zijn van dunning. Bij een dunning van houtopstanden in eigendom van de gemeente zal ruim voorafgaand aan de dunningswerkzaamheden gecommuniceerd moeten worden met omwonenden/belanghebbenden.

        De eerste keer dat een houtopstand gedund moet worden wordt uiterlijk vier weken daarvoor een melding gedaan bij de gemeente. Deze melding wordt vervolgens gepubliceerd in het Stadsblad en op de website van de Gemeente Breda.

        Onder ’afzetten’ wordt verstaan: “periodiek kappen van hakhout ter uitvoering van regulier onderhoud”. Afzetten is een beheermaatregel waarbij de bomen of struiken op enkele tot enkele tientallen centimeters boven de grond worden afgezaagd. Periodiek regulier onderhoud van bomen bestaat uit het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen hakhout. Bij afzetten is er altijd sprake van een aantal bomen of struiken die in een groep staan. De bij wijze van afzetten gekapte bomen of struiken moeten weer uit de achtergebleven stobben uitlopen. Het doel van afzetten is het verjongen van de houtopstand waardoor een differentiatie in dichtheid en hoogte van de struiklaag bereikt wordt en door de verschillende lichtinval ook een differentiatie in de kruidlaag; hierdoor wordt het ecologisch functioneren van de houtopstand verbeterd en bestendigd. Voorkomen dat de houtopstand zo hoog wordt dat op landbouwpercelen hinder ontstaat ten gevolge van drup of schaduwwerking kan een bijkomend doel zijn. Afzetten vindt plaats volgens een vaste beheercyclus (bijvoorbeeld 1x per 10 jaar) in zelfstandige hakhout- en struweelopstanden en in de randen van opgaand bos. Afzetten moet daarnaast gefaseerd (maximaal de helft van de houtopstand per onderhoudsbeurt) en buiten het groeiseizoen te gebeuren. Bij het afzetten van hakhout in eigendom van de gemeente zal ruim voorafgaand aan de werkzaamheden gecommuniceerd moeten worden met omwonenden/belanghebbenden.

        De eerste keer dat een houtopstand afgezet moet worden wordt uiterlijk vier weken daarvoor een melding gedaan bij de gemeente. Deze melding wordt vervolgens gepubliceerd in het Stadsblad en op de website van de Gemeente Breda.

        Mocht er achteraf twijfel zijn of er sprake was van ‘dunnen’ of ‘afzetten’ kan door belanghebbende(n) een handhavingsverzoek ingediend worden bij Burgemeester en wethouders.

  • 3.

    Bij bomen die structuurdragend onderdeel zijn van de gemeentelijke bomenstructuur gaat het om bomen waarvan de kap tot gevolg heeft dat de gemeentelijke bomenstructuur direct wordt aangetast. Of sprake is van een structuurdragend onderdeel moet per aanvraag bekeken worden en zal vaak afhankelijk zijn van het aantal bomen en de locatie van deze bomen binnen de gemeentelijke bomenstructuur waar een vergunning voor wordt aangevraagd.

Artikel 3: Lijst van waardevolle bomen en gemeentelijke bomenstructuur

De lijst met waardevolle bomen bevat bijzondere beschermwaardige bomen. Dit zijn bomen die in bijzondere mate voldoen aan de criteria die gehanteerd worden bij de beslissing op een aanvraag om een boom te mogen kappen. Het begrip waardevol is ruimer dan de begrippen monumentaal en beeldbepalend die tot nu toe gehanteerd werden. Daardoor kunnen nu dus in deze verordening ook verstaan worden beeldbepalende Rhododendrons, magnolia´s of klimplanten of een nieuw aangeplante herdenkingsboom.

Duurzaam behoud van bomen op de lijst van waardevolle bomen heeft een hoge prioriteit. De bomen zijn extra beschermd doordat alleen bij hoge uitzondering een vergunning wordt verleend. Door de lijst met waardevolle bomen toegankelijk (digitaal) aan te bieden zijn deze bomen direct in beeld bij iedere planvorming waar bomen bij betrokken zijn. Er kunnen dus ook geen bouw- en aanlegactiviteiten plaatsvinden zonder dat dit aan de lijst van waardevolle bomen getoetst wordt. De mogelijkheid om een Bomen effect analyse te vragen versterkt de mogelijkheden tot bescherming.

In het tweede lid is aangegeven dat er een speciale regeling is waarin bepaald is op welke manier de lijst bijgehouden wordt. Dit is de regeling Waardevolle bomen en gemeentelijke bomenstructuur.

In het derde lid is aangegeven dat de gemeentelijke boomstructuur als geheel dezelfde bescherming heeft als waardevolle bomen. Dit betekent dat de bescherming zich niet richt op de afzonderlijke bomen maar op de structuur zelf. Eventuele kap van bomen die onderdeel uitmaken van de structuur is dus mogelijk zolang de structuur zelf daardoor niet aangetast wordt. Bovendien is het dus mogelijk dat een boom als waardevolle boom op de lijst opgenomen is en tegelijkertijd onderdeel uitmaakt van de bomenstructuur.

Artikel 4: De Aanvraag

Aanvrager kan iedereen zijn met toestemming van de eigenaren van of zakelijk gerechtigden tot een boom. Zakelijk gerechtigden zijn degenen die een notariële akte kunnen overleggen inzake een recht van erfpacht, pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of pootrecht betreffende de boom.

Huurders hebben een persoonlijk en geen zakelijk recht. Zij moeten dus de schriftelijke toestemming voor kapaanvraag van de verhuurder, die eigenaar van de boom is, overleggen. De eigenaar van een boom kan bij (huur)overeenkomst of bij machtiging zijn huurders het recht tot vergunningaanvraag verlenen.

Ook de gemeente zelf, waterschappen, hoogheemraadschappen of andere publiekrechtelijke instanties (Rijkswaterstaat, Staatsbosbeheer, enz) kunnen aanvrager zijn. Zij volgen dezelfde procedure als andere aanvragers.

Bij een aanvraag voor een vergunning om te verplanten moet aangegeven worden naar welke locatie de boom verplant wordt.

Artikel 5: Criteria

Dit artikel bevat de criteria, die in ieder besluit inzake een aanvraag tot kappen genoemd moeten worden. Eén enkele weigeringsgrond kan voldoende zijn om een vergunning te weigeren. Meestal echter zullen er in het concrete geval wel meer redenen of een combinatie van redenen aan te voeren zijn. Stilzwijgend wordt ervan uitgegaan dat (te) zieke of, voor hun omgeving, gevaarlijke bomen altijd voor een vergunning in aanmerking komen.

Natuur- en milieu waarden: De boom heeft een belangrijke functie in de natuur. Bijvoorbeeld als foerageer- of schuilplaats voor bepaalde diersoorten, zoals vogels, vleermuizen en dergelijke. De natuur- en milieuwaarde is afhankelijk van onder meer; de grootte van de boom of groep bomen. Hoewel een enkele boom al als een ecosysteem op zich beschouwd kan worden waarop en waarin verschillende organismen leven neemt de natuur- en ecologische waarde toe als een het gaat om meerdere bomen. Er is dan sprake van onderlinge interactie, er ontstaat een ander microklimaat en ook organismen die een wat grotere biotoop nodig hebben kunnen hier gedijen.

De verschillende functies die vervuld worden.Hoe meer functies zoals: beschutting, bescherming, foerageren, uitwisseling van soorten, rusten / slapen, nestelen, etc. een boom kan hebben voor het voortbestaan van organismen hoe hoger de natuur en ecologische waarde.

De relatie met een bijzonder organisme: Wanneer een boom een relatie heeft met een bijzonder of zeldzaam organisme (bv. voorkomend op de lijst van ernstig bedreigde soorten) dan neemt vanuit het oogpunt van biodiversiteit de natuur en ecologische waarde van deze boom sterk toe.

Diversiteit: Als de diversiteit binnen een groep bomen groter is zal ook de natuur en ecologische waarde toenemen.

Stapstenen: Wanneer een boom een belangrijke kleine verbinding, een zogenaamde stapsteen, kan vormen tussen twee andere natuurgebieden neemt de natuur en ecologische waarde toe.

De soort: Globaal genomen nemen loofbomen het meest efficiënt gassen als stikstofdioxide en ozon op (maar alleen als ze in blad staan), terwijl naaldbomen beter fijnstof (zoals zware metalen en organische verbindingen) opnemen. Hoe beter de mix van de juiste loofbomen en naaldbomen is hoe groter de milieuwaarde.

De structuur van de groep bomen: Effectiviteit van de filterende werking van een groep bomen is afhankelijk van: a) de hoogte en breedte van de groep en daarmee de contacttijd tussen blad en verontreiniging, b) de ruwheid van het oppervlak, die de turbulentie van de lucht rondom het blad bepaalt die nodig is voor uitwisseling, c) de doorlatendheid van de bomen om de luchtbeweging in stand te houden en d) het totaal aanwezige bladoppervlak, hoe meer blad des te meer luchtverontreiniging een blad kan opnemen. Hoe beter de structuur van de groep bomen hoe groter de bijdrage aan de verbetering van de luchtkwaliteit, hoe groter de milieuwaarde.

Verlaging grondwaterpeil: Doordat bomen behoorlijk wat water onttrekken aan de bodem door verdamping, kunnen ze bijdragen aan een verlaging van het grondwaterpeil, hetgeen een verhoging van de milieuwaarde kan zijn in drassige gebieden.

Landschappelijke of stedenbouwkundige waarden: De boom vormt een onderdeel van een typerende landschappelijke structuur. Bijvoorbeeld in (de buurt van) een park.

De landschappelijke waarde is hoger naarmate de bomen het karakter van het landschap bepalen. Bomen die deel uitmaken van houtwallen, laanstructuren, heggen, knotwilgen langs sloten, geriefbosjes, etc., maar ook een grote solitaire boom in een open landschap, bepalen in belangrijke mate het karakter van het landschap. Beoordeling van de landschappelijke waarde hangt ook nauw samen met het feit hoe het landschap zal veranderen bij eventuele verwijdering van de betreffende boom en hoeveel van dat kenmerkende landschap er nog in de omgeving aanwezig is. Deze waarden dragen met name bij aan de herkenbaarheid van de openbare ruimte; een van de drie kwaliteitskenmerken zoals genoemd in de Visie Openbare Ruimte. In het Bredaas Palet, een uitwerking van deze visie, wordt de betekenis van deze waarde voor de verschillende gebieden benoemd.

Cultuurhistorische waarde: De leeftijd of standplaats kan een boom historische waarde geven. Bijvoorbeeld een boom die al vele jaren op een centrale plaats staat, zoals een plein. Of een boom die is aangemerkt als herdenkingsboom.

Bomen die verband houden met bijzondere cultuurhistorische tradities, beroepsbeoefening en gebruiken, of historische landinrichting, hebben een cultuurhistorische waarde die toeneemt naarmate dergelijke bomen minder voorkomen of zo’n boom met die cultuurhistorische waarde zeer specifiek is voor die omgeving.

Waarde van stads- en dorpsschoon: De boom kan door zijn leeftijd of verschijningsvorm medebepalend en onvervangbaar zijn voor het karakter van de omgeving. Bijvoorbeeld een grote, vrijstaande boom in een voortuin.

Hoe beeldbepalender bomen voor een wijk, dorps-, of stadsgezicht, hoe hoger de waarde voor stads-, of dorpsschoon.

Waarde voor recreatie en leefbaarheid: Om een straat of buurt leefbaar te maken zijn bomen en ander groen nodig. Het verwijderen van groen kan de leefbaarheid soms aantasten. Men kan hier bijvoorbeeld denken aan bomen die algemeen gewaardeerd worden om hun schaduw.

De waarde voor recreatie en leefbaarheid is afhankelijk van onder meer;

Leefbaarheid en Gezondheid: Als in wijken minder groen aanwezig is, heeft het groen dat er staat ook een hogere waarde aangaande leefbaarheid en recreatie.

Recreatie: Bomen die een recreatieve functie vervullen zijn in stedelijke gebieden erg belangrijk en hoe minder daar van in de nabije omgeving aanwezig is des te belangrijker de betreffende boom is. Bovendien versterken ook groene aanvoerroutes naar uitloopgebieden het recreatieve karakter.

Schaduw en verkoeling: Op warme zomerdagen zijn in steden plaatsen met bomen erg in trek door de schaduw die ze bieden en de verkoeling die ontstaat door verdamping van het bladoppervlak. Op plaatsen waar deze functie van belang is, zoals openbare pleinen en parken verhogen bomen de recreatie- en leefbaarheidswaarde.

Artikel 5. Lid 3: Vergunning voor het kappen van waardevolle bomen

Dit artikel heeft ook betrekking op delen van de gemeentelijke bomenstructuur.

Als een waardevolle boom of een structuurdragend deel van de gemeentelijke bomenstructuur gekapt moet worden wegens een bouwplan moet allereerst duidelijk zijn dat met deze bouw een groot maatschappelijk belang gemoeid is. Individuele particuliere belangen of kleine maatschappelijke belangen kunnen dus geen reden zijn om een vergunning af te geven om een waardevolle boom te kappen.

Vervolgens moeten voordat een vergunning afgegeven kan worden eerst de alternatieven voor (her)inrichting of aanpassing van de plannen voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of zeer onwenselijk zijn aangemerkt.

Als gevaar voor de omgeving (voorkomen van letsel of schade) reden tot de kapaanvraag is, moeten voorafgaand aan het afgeven van een vergunning de (boomverzorgings) alternatieven voor kap voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of zeer onwenselijk zijn aangemerkt.

Artikel 6: Herplant en bomen effect analyse

Herplantplicht.

De herplant wordt in principe altijd opgelegd. Als herplant niet mogelijk is dan wordt een bijdrage gevraagd. Daarnaast zijn natuurlijk situaties denkbaar waarin geen ruimte voor een boom is en ook niet gevraagd kan worden om een bijdrage. Daarom is hier sprake van een kan-bepaling. De toepassing van deze bepaling zal gevolgd worden zodat bij een komende evaluatie van de verordening het gebruik van deze bepaling heroverwogen kan worden.

De middelen, die op grond van deze bijdrageregeling ontvangen zijn worden exclusief ingezet voor de kosten van het beheer van bomen via het begrotingsproduct groenvoorziening.

Een voorbeeld van een situatie dat herplant niet wenselijk is, is de situatie waarbij sprake is van dunning en het dus niet mogelijk is om gekapte bomen te vervangen door nieuwe omdat dan het doel van de dunning teniet gedaan wordt.

De voorschriften rondom de uitvoering van de herplant moeten concreet en eenduidig zijn en bijvoorbeeld aangeven welke locatie, boomsoort en grootte gebruikt moet worden. Het slotartikel van deze verordening voorziet in de mogelijkheid om dergelijke regels vast te stellen. Dit is gebeurd in bijgevoegde regeling.

Financiële herplant.

Het bevoegd gezag bepaalt de hoogte van de financiële bijdrage. Deze bijdrage komt overeen met de kosten die gemaakt moeten worden om een soortgelijke boom te planten. De bijdrage wordt uitsluitend gebruikt voor herplant binnen de gemeentegrenzen, bij voorkeur in de directe omgeving van de boom die gekapt gaat worden. In de beleidsregel “Regeling Herplantplicht Bomenverordening Breda 2010” is dit verder uitgewerkt.

Bomeneffectanalyse

Deze analyse wordt uitgevoerd door daartoe erkende bedrijven en beschrijft de mogelijke gevolgen voor bomen door bouw of aanleg van werken. Een dergelijke analyse wordt gevraagd als de inschatting van deze gevolgen op voorhand een deskundig (onafhankelijk) oordeel vraagt.

Artikel 8: Beschadigen gemeente bomen

Om beschadiging door instellingen die kabels of buizen in de grond beheren te voorkomen moet altijd tevoren overleg gevoerd worden met de gemeente. Daarbij wordt van geval tot geval bekeken hoe de werkzaamheden verricht kunnen worden zonder dat beschadiging van de boom optreedt.

Artikel 9: Bestrijding van boomziekten

Dit artikel is bedoeld om besmettelijke boomziekten zoals de iepziekte goed te kunnen bestrijden. Belangrijk is dat verspreiding van potentieel broedhout en de besmetting wordt voorkomen.

Artikel 10: Schadevergoeding

De Boswet schrijft voor dat een gemeentelijke verordening dit artikel moet bevatten, hoewel uit de (gepubliceerde) rechtspraak geen enkel geval van een schade-uitkering op grond van dit artikel bekend is. Rechters lijken niet snel (onredelijk) nadeel aanwezig te achten indien een vergunning om te mogen kappen geweigerd wordt.

Artikel 11: Afstand van de erfgrenslijn

De afstand van de erfscheiding waarbinnen buren het recht hebben om te eisen dat de boom weggehaald wordt is in deze verordening opnieuw op een kleinere afstand dan de wettelijke twee meter vastgesteld.

Met "nihil" voor heggen en heesters is bedoeld deze natuurlijke wijze van erfbegrenzing te beschermen en tot de normale standaard te maken.

Veel bomen en heesters zullen door deze afstandverkleining beter beschermd worden. De juridische mogelijkheden voor burenruzies zijn hiermee ook enigszins verminderd.

Artikel 13: Strafbepalingen en toezichthouders

De Wabo verbiedt het handelen in strijd met een voorschrift uit een omgevingsvergunning. Daarom zijn hier alleen strafbepalingen opgenomen waar niet vanuit de Wabo al in voorzien is.

De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid van het instellen van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding door Burgemeester en wethouders.

Voor het toezicht op het bepaalde in deze verordening zijn de aangewezen toezichthouders bevoegd. Zij mogen een woning betreden zonder toestemming van de bewoner. Daarbij moeten toezichthouders een machtiging, afgegeven door Burgemeester en wethouders, overleggen.

Artikel 14: Slotartikel

In dit artikel is onder meer de evaluatie geregeld. Voor het eerst gebeurt die drie jaar na vaststelling en vervolgens om de vier jaar. Deze periode is zodanig gekozen dat een zittende gemeenteraad zoveel mogelijk ruimte krijgt om eventueel tot aanpassing over te gaan.