Regeling vervallen per 22-07-2016

Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2016

Geldend van 02-04-2016 t/m 21-07-2016 met terugwerkende kracht vanaf 15-03-2016

Intitulé

Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2016

Burgemeester en wethouders van Breda;

gelet op artikel 156, eerste lid, van de Gemeentewet en de artikelen 1:2, tweede lid, 1:4, tweede lid, 2:1, derde lid, 5:2, vierde lid, 7:1, vijfde lid, van de Algemene subsidieverordening Breda 2011;

besluiten vast te stellen de Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2016.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

1.1 Definities

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

Awb: Algemene wet bestuursrecht.

ASV: Algemene Subsidie Verordening Breda 2011.

Subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen en diensten (artikel 4:21 Awb).

Subsidieplafond: een bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift (artikel 4:22 Awb).

Verantwoordelijkheidstrap: de vier treden waarlangs het college de individuele verantwoordelijkheden van de burger in samenhang brengt met de verantwoordelijkheid van de gemeentelijke overheid.

Vastgesteld beleidskader: een door de raad vastgesteld document waarin de beleidsdoelen op een bepaald terrein zijn vastgesteld. Het vormt het kader waarbinnen alle (keuzes voor) inspanningen en beoogde resultaten dienen plaats te vinden.

Maatschappelijk effect: een op langere termijn beoogde verandering in een situatie of bij een doelgroep, die een positieve uitwerking heeft op verschillende delen van de samenleving.

Beleidsdoel: een doel dat zich richt op binnen een termijn beoogde concrete (meetbare) veranderingen in een situatie of bij een doelgroep die een directe bijdrage leveren aan het realiseren van geformuleerde maatschappelijke effecten.

Resultaat(afspraken): een concrete, waarneembare en toetsbare in woorden beschreven opbrengst, zonder gekwantificeerde normen, die een directe bijdrage levert aan het beoogde beleidsdoel.

Prestatie(afspraken): een prestatie die overeenkomt met een resultaat, maar is aangevuld met een gekwantificeerde norm.

Code of Good Governance: een code met daarin de waarborgen van samenhang entransparantie in het bestuur en toezicht van een organisatie, met het oog op een efficiënte en effectieve realisatie van beleidsdoelstellingen. Voor verschillende sectoren is in dit kader een eigen code ontwikkeld.

Social Return: het koppelen van sociale doelstellingen aan het besteden van middelen voor allerlei diensten, werken en producten met als doel het bevorderen van werkgelegenheid voor werkzoekenden en het bevorderen van (on)betaalde stageplaatsen ten behoeve van het VMBO, VSO, MBO en de Bredase Praktijkschool.

Duurzaam ondernemen: een vorm van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap waarbij mens, milieu en middelen in balans zijn.

BOB: het Bestuurlijk Overleg Breda waarin zitting hebben de bestuurders uit het primair en voortgezet onderwijs in Breda.

Sociaal­culturele accommodatie: een door het college als zodanig in het subsidieprogramma benoemde accommodatie.

Subsidieprogramma: is het overzicht van alle subsidies welke in een jaar verstrekt worden per beleidsdoel. Hiermee stemt het college in met de subsidieverleningen.

Culturele organisatie: een organisatie met een in de statuten verankerde culturele doelstelling en die niet valt onder de bepaling van de amateurkunst. Deze organisatie produceert zelf geen kunst maar bemiddelt tussen publiek en artiest en organiseert optreedmogelijkheden.

Amateurkunstorganisatie: een organisatie met een artistiek inhoudelijke doelstelling waarvan de deelnemers een bepaalde kunstvorm beoefenen op niet-professionele basis.

Artistieke leiding: de artistieke leiding (dirigent, choreograaf, regisseur, docent) van een (amateur)kunstorganisatie die beschikt over professionele deskundigheid binnen de specifieke kunstdiscipline, aantoonbaar door diploma’s van erkende opleiding(en).

Culturele makers: mensen die op professionele basis een bepaalde kunstvorm beoefenen en daartoe een professionele opleiding hebben afgerond of op basis van ervaring de noodzakelijke culturele competenties hebben opgebouwd.

Erfgoedorganisaties: organisaties die het cultureel erfgoed als hun aandachtsgebied beschouwen. Cultureel erfgoed omvat die materiële, immateriële, zichtbare en onzichtbare overblijfselen van onze maatschappelijke ontwikkeling, die het college waardevol vindt voor ons gemeenschappelijke geheugen en onze identiteit.

Evenement: openbaar toegankelijke publieksgerichte activiteiten met minimaal een stedelijke uitstraling.

Subsidiabele kosten monumenten: kosten die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om een beschermd monument in stand te houden.

Inspectierapport: rapport met betrekking tot een beschermd monument dat de technische of fysieke staat van dat monument beschrijft, en dat is opgesteld door een naar het oordeel van het college ter zake deskundige persoon of instantie.

Zelfstandig onderdeel: het onderdeel van een beschermd monument dat is aan te merken als een zelfstandige bouwkundige eenheid, deel is van een park­ of tuinaanleg dat aan één eigenaar behoort.

Aangewezen organisaties voor monumentenbehoud: een privaatrechtelijke rechtspersoon die ten minste tien beschermde monumenten in eigendom heeft, en naar het oordeel van het college beschikt over voldoende professionele deskundigheid.

Hoofdstuk 2 Algemene nadere regels

Artikel 2:1 Algemene nadere regels

De bepalingen in dit hoofdstuk zijn van toepassing op alle subsidieaanvragen die het college behandelt met uitzondering van de subsidies die direct en onverkort voortvloeien uit Europees, rijks of provinciaal beleid.

Artikel 2:2 Verantwoordelijkheidstrap

De verantwoordelijkheidstrap is één van de leidende principes bij subsidieverlening. De verantwoordelijkheidstrap kent vier treden:

  • a.

    eerste trede: eigen verantwoordelijkheid van de burger, mensen zorgen voor zichzelf. subsidierelatie: doorzetten van eenmalige impulsgelden van provincie, rijk en Brussel.

  • b.

    tweede trede: mensen zorgen voor elkaar.

    subsidierelatie: het college faciliteert indien een extra stimulans gewenst is met activiteitensubsidie, beleidsarm en vraag gestuurd.

  • c.

    derde trede: noodzakelijke collectieve voorzieningen.

    subsidierelatie: hier liggen duidelijke beleidsdoelen die de gemeente proactief wil realiseren in samenwerking met maatschappelijke partners.

  • d.

    vierde trede: de professionele inzet van de overheid als achtervang en sluitstuk. subsidierelatie: middelen worden ingezet voor het uitvoeren van wettelijke taken en het bieden van een specifiek aanbod voor individuele burgers die (tijdelijk) extra individuele ondersteuning nodig hebben.

Artikel 2:3 Beleidsdoelen

  • 1. Activiteiten dienen onderbouwd en aantoonbaar een bijdrage te leveren aan een of meerdere door de raad vastgestelde beleidsdoelen, welke verwoord zijn in vastgestelde beleidskaders.

  • 2. Uit de subsidieaanvraag wordt helder hoe de beoogde doelgroep(en) bereikt wordt/ worden en met welk beoogd resultaat. Het resultaat is SMART omschreven en bevat in ieder geval het beoogd aantal gebruikers/bezoekers/deelnemers/leden en geeft inzicht in hoe het resultaat wordt vastgelegd .

  • 3. Bij de beoordeling van de subsidieaanvragen wordt getoetst in hoeverre zij voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      De mate van duurzaamheid van de beoogde resultaten, in hoeverre gaat het hier om langdurige effecten en inbedding in het reguliere activiteitenprogramma;

    • b.

      De mate van innovatie, in hoeverre is sprake van vernieuwing ten opzichte van het bestaande stedelijke aanbod;

    • c.

      De mate van uitvoerbaarheid, in hoeverre zijn activiteiten uitvoerbaar, is de begroting realistisch en is de organisatie solide.

    • d.

      De mate van gebiedsgerichte aanpak, in hoeverre is er sprake van ketenaanpak van activiteiten in een zelfde gebied/wijk/buurt.

Artikel 2:4 Doelmatigheid

  • 1. Voorwaarde is een realistische verhouding tussen de verwachte resultaten en de gevraagde gemeentelijke bijdrage.

  • 2. De inzet van professionals is kwalitatief en kwantitatief in verhouding tot de te organiseren activiteiten en wordt ingezet tegen een realistische kostprijs.

  • 3. De kostprijs is bepaald op basis van een integrale kostprijs en is opgebouwd uit de volgende elementen: personele lasten, huisvestingslasten, overhead, activiteitlasten en organisatielasten.

  • 4. In de subsidieaanvraag wordt helder welke bijdrage van de beoogde doelgroep wordt gevraagd in financiële dan wel in personele zin.

Artikel 2:5 Samenwerking

  • 1. Bij een subsidieaanvraag dient te worden aangetoond dat wordt aangesloten bij én wordt samengewerkt met voorzieningen en/of organisaties in de keten.

  • 2. Subsidieaanvragen die samenwerking in een ketenaanpak beogen, worden in gezamenlijkheid door de ketenpartners gedaan.

  • 3. Subsidieaanvragen die samenwerking op het gebied van preventie, signalering, vroeghulp en behandeling beogen worden in gezamenlijkheid gedaan door ketenpartners, zowel vrijwilligersorganisaties of –initiatieven als professionals.

  • 4. Het college vraagt advies aan het Bestuurlijk Overleg Breda (BOB) voor wat betreft nieuwe subsidieaanvragen voor activiteiten die in en om school plaatsvinden.

Artikel 2:6 Projectsubsidie

  • 1. Een projectsubsidie is afgebakend in tijd en middelen, waarvoor specifieke nadere regels zijn opgenomen.

  • 2. Het beschikbare budget voor alle project subsidies is het door het college vastgestelde subsidieplafond.

  • 3. Ten behoeve van een evenwichtige verdeling over het jaar van de projectsubsidies wordt dit budget verdeeld over vier kwartalen, waarbij geldt dat voor het eerste kwartaal maximaal 40% van het budget wordt besteed en er voor het vierde kwartaal nog minimaal 20% van het budget beschikbaar moet zijn.

Artikel 2:7 Activiteitensubsidie

  • 1. Een activiteitensubsidie is een subsidie die verstrekt wordt aan organisaties op de tweede trede van de verantwoordelijkheidstrap.

  • 2. Een activiteitensubsidie is maximaal € 5.000,- , inclusief de eventuele bijdrage in huisvestingslasten.

  • 3. Het beschikbare budget voor activiteitensubsidies is het door het college vastgesteld subsidieplafond.

Artikel 2:8 Jaarlijkse subsidie

  • 1. Jaarlijkse subsidie wordt alleen toegekend aan organisaties die een aantoonbare rol in de maatschappelijke keten innemen en naar het oordeel van het college het meest optimaal bijdragen aan de beoogde resultaten, conform het gestelde in artikel 2:3 van deze nadere regels.

  • 2. Voor organisaties die een jaarlijkse subsidie aanvragen van € 50.000, of meer én professionele krachten in dienst hebben, gelden daarnaast in ieder geval de volgende criteria:

    • a.

      de efficiënte en effectieve manier om mensen vooruit te helpen in het leven;

    • b.

      de vernieuwing in de werkwijze;

    • c.

      de samenwerking;

    • d.

      wijkgericht werken;

    • e.

      de mate waarmee met vrijwilligers gewerkt wordt (vrijwillig waar het kan, professioneel waar het moet);

    • f.

      de inclusieve aanpak;

    • g.

      veilig (vrijwilligers)werk;

    • h.

      het toepassen van de Code Good Governance voor de sector en deze toepassing van de code wordt verantwoord in het jaarverslag.

  • 3. De organisaties nemen in hun aanvraag op, op welke wijze en in welke mate zij duurzaam ondernemen en social return implementeren in hun bedrijfsvoering en verantwoorden dit in hun jaarverslag.

Artikel 2:9 Algemeen

  • 1. Activiteiten moeten beschikbaar zijn voor alle inwoners van Breda, uitgangspunt is zoveel mogelijk inclusief aanbod.

  • 2. Voor alle subsidies boven de € 5.000,- wordt maximaal 95% van de subsidie beoorschot. De resterende 5% wordt uitgekeerd indien de definitieve vaststelling van de subsidie daar aanleiding toe geeft.

  • 3. Voor alle subsidies boven de € 100.000,- geldt dat 95% wordt uitbetaald in termijnen; het college is bevoegd hiervan, gelet op de situatie, af te wijken. De resterende 5% wordt uitgekeerd indien de definitieve vaststelling van de subsidie daar aanleiding toe geeft.

  • 4. Jubilea en reprises als zodanig kunnen niet in aanmerking komen voor subsidie.

  • 5. Organisaties dienen in hun communicatiemiddelen de Gemeente Breda als subsidiegever te vermelden waar mogelijk met vermelding van het logo.

Artikel 2:10 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een of meerdere artikelen van deze nadere regels buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 2:11 Overgangsbepalingen

Aanvragen voor een subsidie die betrekking hebben op het jaar 2015 worden afgedaan volgens de Nadere regels subsidieverstrekking Gemeente Breda 2012.

Artikel 2:12 Inwerkingtreding

  • 1. De Nadere Regels subsidieverstrekking Gemeente Breda 2012 worden ingetrokken met ingang van de dag na die van bekendmaking, met dien verstande dat zij van kracht blijven op aanvragen die betrekking hebben op 2015 en eerder.

  • 2. De Nadere Regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2016 treden in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking.

  • 3. Aanvragen voor subsidie voor het kalenderjaar 2016 en verder, ingediend voor 1 januari 2016 worden afgedaan volgens de Nadere Regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2016.

Artikel 2:13 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als ‘Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2016’.

Hoofdstuk 3 Specifieke nadere regels Activiteitensubsidie

Artikel 3:1 Wat

Een activiteitensubsidie is maximaal € 5000,-, inclusief een eventuele bijdrage in huisvestingslasten.

Artikel 3:2 Voor wie

Organisaties op de tweede trede van de verantwoordelijkheidstrap die activiteiten ontplooien welke aantoonbaar bijdragen aan vastgestelde beleidsdoelen kunnen in aanmerking komen voor een activiteitensubsidie.

Artikel 3:3 Criteria voor sociaal maatschappelijke activiteiten

  • 1. Er moet sprake zijn van minimaal 10 activiteiten per jaar.

  • 2. Per activiteit moet sprake zijn van minimaal 10 Bredase deelnemers.

  • 3. Organisaties met een eigen vermogen van ≥ € 5.000,- komen niet voor subsidie in aanmerking. De peildatum voor het vaststellen van het eigen vermogen is 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 3:4 Criteria voor wijk- en dorpsraden

  • 1. Als samenwerkingspartner inzake het algemeen belang van wijken en dorpen worden door het college in ieder geval wijk- en dorpsraden aangemerkt die het Uitvoeringsakkoord Wijk- en dorpsraden Breda hebben ondertekend.

  • 2. Het activiteitenplan voor de subsidieaanvraag richt zich op de taak- en zaakgerelateerde onderwerpen, zoals die zijn vastgelegd in het Uitvoeringsakkoord Wijk- en dorpsraden Breda.

  • 3. Per onderwerp wordt inzichtelijk gemaakt dat taak- en zaakgerelateerde activiteiten een directe relatie hebben met wijk-/dorpsplannen en dat ze worden uitgevoerd binnen wijk-/dorpsnetwerken van vrijwilligers en professionals.

  • 4. Wijk- en dorpsraden kunnen in aanmerking komen voor een subsidie van maximaal € 2000,- voor algemene organisatiekosten, mits in hun activiteitenplan minstens twee zaak- en/of taakgerelateerde onderwerpen zijn opgenomen. Deze basissubsidie valt binnen de maximumsubsidie van € 5000,- die op grond van een goedgekeurd activiteitenplan kan worden toegekend.

Artikel 3:5 Criteria voor amateurkunst

Om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie voor amateurkunst gelden de volgende criteria:

  • a.

    De organisatie moet minimaal 1 jaar bestaan (bewijs inschrijving KvK).

  • b.

    Er is sprake van een artistiek inhoudelijke doelstelling op het gebied van kunstbeoefening als vrijetijdsbesteding in de statuten.

  • c.

    Er is sprake van professionele artistieke leiding.

  • d.

    De organisatie verzorgt tenminste 2x per jaar een openbaar optreden in Breda waarvan minstens 1x in samenwerkingsverband of evenement.

  • e.

    Per discipline is er een maximum aan het eigen vermogen, peildatum: 31 december, twee jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • f.

    Er is een minimaal aantal contributiebetalende Bredase leden op basis van ledenlijst (zie tabel).

  • g.

    Minimaal 60% van de leden is woonachtig in de Gemeente Breda.

  • h.

    De regeling geldt voor organisaties in de disciplines muziek (vocaal, instrumentaal), dans en theater, beeldende kunst en multimedia/audiovisueel (fotografie/film/video/computer).

KUNSTDISCIPLINE

ONDERDEEL

MIN. AANTAL LEDEN

MAX. EIGEN VERMOGEN

Vocale Muziek

Zangkoor

Kamerkoor Opera/operette

25

10

20

1x subsidiebedrag voor het jaar 2011 minus huisvestingslasten

Instrumentale Muziek

Hafabra

Overige orkesten

25 per onderdeel

20 per onderdeel

3x subsidiebedrag voor het jaar

2011 per organisatieonderdeel minus huisvestings- lasten

Dans / Theater

Dans

Toneel

20

10

2x subsidiebedrag voor het jaar 2011 minus huisvestingslasten

AK visueel

Fotografie / Film / Video / Computer

25

1x subsidiebedrag voor het jaar 2011 minus huisvestingslasten

Artikel 3:6 Criteria voor heemkundige en historische musea

Om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie voor heemkundige en historische musea gelden de volgende criteria:

  • a.

    Heemkundige en historische musea dienen door het houden van wisselexposities, al dan niet in combinatie met een vaste expositie, bij te dragen aan de erfgoededucatie en erfgoedexposure binnen de Gemeente Breda. Doel van erfgoededucatie en erfgoed exposure is behoud en versterking van de identiteit van (delen van) de gemeente Breda.

  • b.

    De organisatie verzorgt jaarlijks tenminste twee wisselexposities die aansluiten bij de onder a genoemde doelstelling.

  • c.

    De organisatie draagt tenminste 20x per jaar zorg voor openstelling van het museum voor publiek.

  • d.

    Gezien het specifieke karakter van deze instellingen kan het college een extra aanvulling op de huisvestingslasten verstrekken.

Artikel 3:7 Aanvragen

Aanvragen voor activiteitensubsidies worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Hoofdstuk 4 Specifieke nadere regels Overgangsregeling Huisvesting sociaal culturele activiteiten

Artikel 4:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk is de Nota Welzijnsaccommodaties, de uitwerking van het gemeentelijk accommodatiebeleid, zoals vastgesteld door de raad op 3 november 2005.

Artikel 4:2 Wat

  • 1. Onder de hieronder genoemde voorwaarden vindt tegemoetkoming in de huisvestingslasten voor sociaal-culturele activiteiten plaats middels het ter beschikking stellen van maximaal 40 dagdelen gratis huisvesting per activiteit met een maximum van 400 dagdelen per organisatie in een gemeentelijke dan wel daarmee gelijk te stellen sociaal culturele accommodatie.

  • 2. De vergoeding per dagdeel voor ruimtes kleiner en groter dan 100 m2 van de gemeentelijke en niet gemeentelijke accommodaties worden jaarlijks door het college in het subsidieprogramma vastgesteld,

  • 3. Indien er voor de in lid 1 vermelde activiteiten naar het oordeel van het college geen passende accommodatie voorhanden is, kan het college op basis van daadwerkelijke kosten een bijdrage verlenen in de huisvestingslasten tot een maximum van € 1500, per jaar per activiteit met een maximum van € 15.000, per organisatie.

Artikel 4:3 Voor wie

Sociaal maatschappelijke organisaties die op basis van de nadere regels in beginsel in aanmerking komen voor een (activiteiten) subsidie tot maximaal € 50.000, en ook in 2011 in aanmerking kwamen voor gratis huisvesting dan wel een bijdrage in de huisvestingslasten, kunnen in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de huisvestingslasten op grond van dit hoofdstuk.

Artikel 4:4 Met welk doel

De bepalingen uit dit hoofdstuk zijn bedoeld als overgangsregeling, in afwachting van vaststelling van nieuw beleid ten aanzien van het accommoderen van sociaalculturele activiteiten in Breda.

Artikel 4:5 Criteria

Ten aanzien van gratis huisvesting gelden de volgende criteria:

  • a.

    Voor bestuursvergaderingen wordt geen huisvesting vergoed.

  • b.

    Er wordt geen gratis huisvesting verleend indien de initiatiefnemer van de activiteit tevens het barbeheer voert.

  • c.

    Activiteiten die in sportaccommodaties plaatsvinden komen niet voor gratis huisvesting in aanmerking.

  • d.

    Organisaties die een jaarlijkse subsidie ontvangen van € 50.000, of meer komen niet in aanmerking voor een separate bijdrage in de huisvestingslasten.

Artikel 4:6 Aanvragen

Aanvragen voor gratis huisvesting dan wel een bijdrage in de huisvestingslasten worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Hoofdstuk 5 Specifieke nadere regels Fonds cultuur en cultureel erfgoed

Artikel 5:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk zijn de Nota Factor C, zoals vastgesteld door de raad op 30 oktober 2008 en de Nota Erfgoed in context, zoals vastgesteld door de raad op 14 februari 2008.

Artikel 5:2 Wat

  • 1. De Gemeente Breda heeft een cultuurfonds voor incidentele culturele en erfgoedprojecten.

  • 2. De subsidies uit dit hoofdstuk betreffen eenmalige subsidies voor culturele activiteiten met een maximum van € 20.000,-.

Artikel 5:3 Voor wie

Deze subsidie is bestemd voor: culturele (amateur)organisaties, erfgoedorganisaties en professioneel werkende individuele culturele makers. Deze organisaties dienen statutair gevestigd te zijn in de gemeente Breda met uitzondering van de professionele culturele organisaties.

Artikel 5:4 Met welk doel

Projecten moeten voldoen aan één of meer van de volgende doelstellingen:

  • a.

    Het profileren van Breda als stad van beeldcultuur en/of erfgoed door het aangaan van verbindingen.

  • b.

    Het vergroten van de cultuur en/of erfgoedparticipatie van Bredanaars, met name van die groepen die hier nog niet of nauwelijks in participeren.

  • c.

    Het vergroten van het aanbod van artistieke, respectievelijk cultuurhistorische (top) kwaliteit.

  • d.

    Het verbeteren van het culturele productieklimaat van Breda.

  • e.

    Het stimuleren van talentontwikkeling, deskundigheidsbevordering en kwaliteitsverbetering van de organisatiekracht binnen de cultuur en erfgoedsector.

  • f.

    Het inbedden van cultuur in een wijk of dorp waarbij wordt aangesloten bij de specifieke kenmerken, de onderscheidende cultuurhistorische waarde en/of de voorzieningen van die wijk of dat dorp.

Artikel 5:5 Criteria

  • 1. De gemeentelijke bijdrage bedraagt maximaal 50% van de totale begroting van het project.

  • 2. Indien de hoogte van de aanvragen het subsidieplafond overschrijdt, wordt bij de toekenning van de subsidies voorrang gegeven aan de organisaties die geen deel uitmaken van de culturele hoofdstructuur of daaraan direct gelieerd zijn.

Artikel 5:6 Aanvragen

  • 1. Aanvragen voor subsidies op grond van dit hoofdstuk worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Aanvragen worden beoordeeld door de adviescommissie Cultuurfonds.

Hoofdstuk 6 Specifieke nadere regels Monumenten

Artikel 6:1 Vigerend (beleids)kader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk is de Nota Erfgoed in Context zoals vastgesteld door de raad op 14 februari 2008.

Artikel 6:2 Wat

  • 1. Met inachtneming van het in artikel 6:1 genoemde beleidskader kan een bijdrage worden verleend in de kosten die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om een beschermd monument in stand te houden.

  • 2. Subsidie wordt slechts verleend voor zover deze noodzakelijk is voor de instandhouding van het beschermd monument en voor zover de werkzaamheden naar het oordeel van het college sober en doelmatig zijn.

Artikel 6:3 Voor wie

Voor subsidie op grond van dit hoofdstuk komen in aanmerking:

  • a.

    natuurlijke personen of stichtingen die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht hebben op een gemeentelijk monument;

  • b.

    aangewezen organisaties voor monumentenbehoud die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht hebben op een gemeentelijk of rijksmonument.

  • c.

    natuurlijke personen of stichtingen die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht hebben op maalvaardige molens (monumentnummers 30490 en 30511).

Artikel 6:4 Met welk doel

Het doel van de subsidieverstrekking is het behoud van het beschermd monumentenbestand van Breda.

Artikel 6:5 Criteria

  • 1. Subsidie wordt op aanvraag verleend voor één of meer beschermde monumenten of zelfstandige onderdelen.

  • 2. Per beschermd monument of per zelfstandig onderdeel kan slechts eenmaal voor de periode van 15 jaar subsidie worden verleend.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan binnen de periode 15 jaar opnieuw subsidie worden verleend wanneer deze aanvraag betrekking heeft op andere zaken dan waarvoor eerder subsidie is verleend.

  • 4. In aanvulling op het bepaalde in de ASV gaat de subsidieaanvraag vergezeld van:

    • a.

      een actueel inspectierapport per beschermd monument of per zelfstandig onderdeel wat de technische of fysieke staat van dat monument beschrijft, en dat is opgesteld door een naar het oordeel van het college ter zake deskundige persoon of instantie;

    • b.

      een restauratieplan per beschermd monument of per zelfstandig onderdeel waarin opgenomen een overzicht van de aard en omvang van de voorgenomen werkzaam heden, een omschrijving van de daarmee beoogde resultaten en een begroting. Deze begroting dient te zijn opgezet in STABUsystematiek;

    • c.

      een kopie van de verleende omgevingsvergunning voor de betreffende werkzaamheden.

  • 5. Het maximumbedrag aan subsidiabele kosten waarvoor per aanvraag subsidie kan worden verstrekt bedraagt € 100.000,-.

  • 6. De subsidie bedraagt per aanvraag maximaal 30% van de subsidiabele kosten monumenten.

  • 7. Subsidies worden niet verstrekt indien het bedrag, dat overeenkomstig de bepalingen van deze nadere regels zou worden verstrekt, lager is dan €3.000,-.

  • 8. Subsidies worden niet verstrekt indien naar oordeel van het college de restauratiebehoefte is ontstaan door onvoldoende onderhoud door de eigenaar van het beschermde monument.

  • 9. In afwijking van bovenstaande leden 1 tot en met 7 wordt voor de maalvaardige molens enkel subsidie beschikbaar gesteld voor het onderhoud van de molen in aanvulling op subsidie van het rijk. De gemeente Breda stelt een subsidie van maximaal € 5000,- beschikbaar op basis van de volgende uitgangspunten:

    • a.

      de subsidie van de gemeente Breda is nooit hoger dan de subsidie die de aanvrager van het rijk ontvangt;

    • b.

      de totale subsidie van rijk en gemeente Breda bedraagt nooit meer dan 100%.

Artikel 6:6 Verplichtingen

  • 1. Het college kan de subsidieontvanger verplichten:

    • a.

      mee te werken aan een onderzoek naar de bouw- of ontstaansgeschiedenis van het beschermd monument;

    • b.

      mee te werken aan een onderzoek naar de uitvoering van het restauratieplan door een deskundige.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht voor de duur van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, een CascoAllRisk verzekering af te sluiten.

  • 3. De subsidieontvanger is verplicht na afloop van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, op zijn kosten het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel te verzekeren dan wel verzekerd te houden tegen brand, storm en bliksemschade.

  • 4. Het college kan de subsidieontvanger verplichten het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel te voorzien van een of meer installaties ter beperking van schade als gevolg van brand of blikseminslag, ter bescherming van de monumentale waarde van het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel.

  • 5. De subsidieontvanger is verplicht na afloop van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel te bewaren en te onderhouden in de staat waarin het door de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, is gebracht.

Artikel 6:7 Aanvragen

Aanvragen voor een monumentensubsidie worden ingediend door middel van het door het college vastgestelde aanvraagformulier.

Hoofdstuk7: Specifieke nadere regels aanpak Wijkimpuls Breda 2015-2018

Artikel 7:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor subsidies uit dit hoofdstuk is:

  • Wijkimpuls Breda 2015-2018;

Artikel 7:2 Wat

Met inachtneming van het in artikel 7:1 genoemde beleidskader kan als tijdelijke extra impuls een subsidie worden verleend voor initiatieven die naar het oordeel van het college uitgaan van en leiden tot actief burgerschap en een bijdrage leveren aan het doel genoemd onder artikel 7:3.

Artikel 7:3 Doel

Subsidie kan worden verstrekt voor initiatieven die als doel hebben het verbeteren van de sociaal-economische situatie in de wijken genoemd in Wijkimpuls Breda 2015-2018. Onder sociaal-economische verbetering wordt verstaan verbetering op een of meer van de volgende drie gebieden:

  • a.

    leefbaarheid, een leefbare omgeving is een omgeving die schoon, heel en veilig is en aansluit bij de voorwaarden en behoeften die er door de bewoners, waaronder de jeugd, aan worden gesteld, bepaald op basis van:

    • i.

      leefklimaat

    • ii.

      sociale samenhang

    • iii.

      veiligheid

    • iv.

      woongedrag

    • v.

      aanzien van de wijk

    • vi.

      samenhangend aanbod van onderwijs, kinderopvang, sport en cultuur

    • vii.

      gebruik van het voorzieningenaanbod in de wijk

    • viii.

      mogelijkheden voor ontmoeting

    • ix.

      versterking netwerken van wijkbewoners.

  • b.

    participatie, mensen stijgen op de participatieladder door dat ze zich naar vermogen inzetten, ontwikkelen, in staat zijn hun eigen financiën te regelen en een maatschappelijke bijdrage leveren aan hun wijk, bepaald op basis van:

    • i.

      lidmaatschap verenigingen;

    • ii.

      verrichten vrijwilligerswerk;

    • iii.

      verlenen mantelzorg;

    • iv

      bezoek aan culturele en sportactiviteiten

    • v.

      afstand tot de arbeidsmarkt;

    • vi.

      mensen die een beroep doen op armoedevoorzieningen;

    • vii.

      mensen met een beperking die deelnemen aan reguliere activiteiten in de wijk;

    • viii.

      het verrichten van betaald werk;

    • ix.

      deelname aan onderwijs.

  • c.

    werkgelegenheid, mensen werken zoveel mogelijk in een reguliere baan werken of zijn daarop voorbereid, bepaald op basis van:

    • i.

      aantal mensen met een gemeentelijke uitkering;

    • ii.

      aantal mensen dat uit een uitkering stroomt;

    • iii.

      aantal mensen met een beperking met een baan;

    • iv.

      aantal jongeren met een startkwalificatie

    • v.

      het aantal voortijdig schoolverlaters.

Artikel 7:4 Criteria

Subsidie kan op schriftelijk verzoek worden verleend voor zover het initiatief bijdraagt aan het doel zoals genoemd onder artikel 7:3 en uitgaat van actief burgerschap. Onder actief burgerschap wordt verstaan dat de resultaten die het initiatief beoogt mede worden bereikt en niet anders kunnen worden bereikt dan door inzet van bewoners uit de wijk. De aanvraag dient daarnaast te voldoen aan de volgende criteria:

  • a.

    toegankelijkheid: het initiatief is gericht op en toegankelijk voor (groepen van) wijkbewoners en herkenbaar in de wijk aanwezig;

  • b.

    tijdelijkheid: het initiatief geeft aan op welke wijze het binnen de termijn van de looptijd van het beleidskader Wijkimpuls Breda 2015-2018, of zoveel eerder als in de afzonderlijke jaarschijven behorend bij Wijkimpuls 2015-2018 is afgesproken:

    • i.

      niet meer of in mindere mate afhankelijk is van subsidie onder Wijkimpuls of

    • ii.

      onder de reguliere subsidieuitvraag een aanvraag zal indienen of

    • iii.

      zelf in bestaansmiddelen kan voorzien, economisch zelfredzaam is.

  • c.

    meetbaarheid: het initiatief bevat concrete, realistische en toetsbare resultaten op basis van minstens een van de gebieden die onder artikel 7:3 worden genoemd;

  • d.

    proportionaliteit: de resultaten staan in een realistische verhouding tot de gemeentelijke bijdrage;

  • e.

    kennisdeling: het initiatief deelt de opgedane kennis en ervaringen volgens een nader af te spreken methode zodanig dat deze beschikbaar komen voor andere en vervolginitiatieven die al of niet in het kader van Wijkimpuls plaatsvinden (‘lerende aanpak’).

Artikel 7:5 Subsidieplafond

  • 1. Het totale subsidiebudget voor de uitvoering van deze regeling bedraagt voor 2015 € 800.000,-. Voor de jaren 2016, 2017 en 2018 zal door het college per jaar maximaal € 1.000.000,- beschikbaar worden gesteld in de betreffende begroting onder voorbehoud van het budgetrecht van de gemeenteraad. Per jaarschijf wordt door het college bepaald welk deel van dit budget beschikbaar is voor subsidie.

  • 2. De aanvragen die volledig zijn, zullen in volgorde van ontvangst worden behandeld.

Artikel 7:6 Buiten werking stelling van de artikelen in de Algemene subsidieverordening Breda 2011

De artikelen 3:1 en 8:2 in de Algemene subsidieverordening Breda 2011 zijn niet van toepassing bij toepassing van dit hoofdstuk.

Artikel 7:7 Vervallen hoofdstuk

Dit hoofdstuk vervalt per 1 januari 2019.

Hoofdstuk 8: Specifieke nadere regels sportsubsidies 2016

Artikel 8:1 Definities

  • a. Schoolsporttoernooien: een- of meerdaagse sportwedstrijden met deelname van scholenteams bestaande uit leerlingen van het primair en/of voortgezet onderwijs, met een minimale deelname van tien Bredase scholen voor primair onderwijs, of vier Bredase scholen voor voortgezet onderwijs.

  • b. Side-events: sportactiviteiten die aangeboden worden naast het wedstrijdprogramma van een topsportevenement, die onder verantwoordelijkheid van dezelfde organisatie georganiseerd worden en die tot doel hebben een breed publiek met de betreffende sport kennis te laten maken.

  • c. Sportvereniging: een vereniging die activiteiten organiseert die gericht zijn op de uitoefening van een sport die erkend is door NOC*NSF en die is aangesloten bij een overkoepelende organisatie, dan wel een organisatie die activiteiten organiseert die gericht zijn op het in algemene zin stimuleren van actieve lichaamsbeweging door middel van de uitoefening van sport- en spelactiviteiten onder deskundige leiding een en ander ter beoordeling van het college.

  • d. Sportgala: een evenement waar op waardige wijze Bredase sporters (of sporters die lid zijn van een Bredase sportvereniging) worden geëerd voor hun prestaties in het afgelopen jaar en waarbij o.a. de sportvrouw, sportman, sportploeg en sporttalent van het jaar worden gekozen.

Artikel 8:2 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor subsidies uit dit hoofdstuk is de nota Sportimpuls Breda, sportnota 2011-2014 zoals vastgesteld door de raad op 22 september 2011.

Artikel 8:3 Voor wie

Bredase sportverenigingen en andere sportorganisaties die activiteiten organiseren die gericht zijn op de uitoefening van een sport die erkend is door NOC*NSF, dan wel organisaties die activiteiten organiseren die gericht zijn op het in algemene zin stimuleren van actieve lichaamsbeweging door middel van de uitoefening van sport- en spelactiviteiten onder deskundige leiding een en ander ter beoordeling van het college en die met de activiteiten een aantoonbare bijdrage leveren aan de vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelen zoals opgenomen in het vigerend beleidskader.

Artikel 8:4 Met welk doel

Subsidie wordt verstrekt teneinde mede mogelijk te maken dat de vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelen zoals opgenomen in het vigerend beleidskader gerealiseerd worden.

Artikel 8:5 Wat

  • 1. Eenmalige subsidie kan worden verstrekt voor uitsluitend de volgende activiteiten c.q. maatregelen:

    • a.

      breedtesportevenementen;

    • b.

      topsportevenementen;

    • c.

      organisatie van het jaarlijkse sportgala;

    • d.

      investeringen ten behoeve van sporters met een beperking;

    • e.

      investeringen in duurzaamheid.

  • 2. Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt op basis van de in de hieronder genoemde artikelen opgenomen criteria.

Artikel 8:6 Breedtesportevenementen

  • 1. Onder breedtesportevenementen vallen:

    • a.

      Schoolsporttoernooien waarvan er maximaal twee toernooien per sport per jaar voor subsidie in aanmerking komen;

    • b.

      Side-events van Bredase topsportevenementen met minimaal 100 Bredase deelnemers aan de tot het side-event behorende activiteit;

    • c.

      Sportkennismakingsactiviteiten van Bredase sportverenigingen die in Breda plaatsvinden met minimaal 25 deelnemers per activiteit en waarbij maximaal twee sportkennismakingsactiviteiten per vereniging, per jaar voor subsidie in aanmerking komen.

  • 2. De subsidie bedraagt maximaal een derde van de door het college aanvaardbaar en noodzakelijk geachte kostenbestanddelen op de begroting.

  • 3. Organisaties die gebruik kunnen maken van de inzet van het activiteitenbudget van een ‘sportcoach’, komen niet voor aanvullende subsidie in aanmerking.

Artikel 8:7 Topsportevenementen

  • 1. Een evenement wordt aangemerkt als een topsportevenement als het voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      Het betreft een Nationaal Kampioenschap, Europees Kampioenschap, Wereldkampioenschap dan wel een sportevenement dat een aantoonbare bijdrage levert aan de promotie van de desbetreffende sport in Breda; en

    • b.

      Er zijn minimaal drie deelnemers / deelnemende teams uit de top 8 ranking (Nationaal, Europees en Wereld).

  • 2. Er wordt geen subsidie verleend voor start- en prijzengelden.

  • 3. De subsidie bedraagt maximaal een derde van de door het college aanvaardbaar en noodzakelijk geachte kostenbestanddelen.

Artikel 8:8 Organisatie jaarlijks sportgala

Subsidie voor de organisatie van het jaarlijkse sportgala wordt bij voorkeur verleend aan een organisatie die hiermee aantoonbare ervaring heeft.

Artikel 8:9 Investeringen ten behoeve van sporters met een beperking

  • 1. Onder investeringen ten behoeve van sporters met een beperking vallen:

    • a.

      Investeringen in specifieke hulpmiddelen om sporters met een beperking te laten sporten, niet gericht op één individuele sporter;

    • b.

      Investeringen in aanpassingen aan de accommodatie (inclusief het terrein) die eigendom is van een sportvereniging met als doel deze toegankelijk te maken voor sporters met een lichamelijke beperking (bijv. een aangepast toilet of kleed/wasvoorziening).

  • 2. Aanvragen voor subsidie voor investeringen ten behoeve van sporters met een beperking zijn voorzien van een recente aanbeveling van de betreffende bond dan wel van het Kenniscentrum Sport.

  • 3. De subsidie bedraagt maximaal een derde van de door het college aanvaardbaar en noodzakelijk geachte kostenbestanddelen.

Artikel 8:10 Investeringen in duurzaamheid

  • 1. Onder investeringen in duurzaamheid worden verstaan investeringen gericht op energiebesparing of het opwekken van duurzame energie voor een (sport)accommodatie die eigendom is van een sportvereniging, waarbij sprake is van aantoonbare positieve effecten, ter beoordeling van het college.

  • 2. Aanvragen voor subsidie voor investeringen in duurzaamheid omvatten (het opstellen van) een objectieve rapportage of meting (bijvoorbeeld een energiescan) waaruit de positieve effecten blijken.

  • 3. Aanvragen zijn voorzien van een planning waaruit blijkt dat de maatregelen binnen één jaar gerealiseerd kunnen worden.

  • 4. Sportverenigingen kunnen slechts één maal een beroep doen op subsidie op grond van artikel 8:10 Investeringen in duurzaamheid van de Specifieke nadere regels sportsubsidies 2016.

  • 5. De subsidie per aanvraag bedraagt (in beginsel) maximaal € 20.000.

  • 6. De subsidie is aanvullend op andere (bovenlokale) subsidiemogelijkheden.

  • 7. De subsidie bedraagt maximaal een derde van de door het college aanvaardbaar en noodzakelijk geachte kostenbestanddelen.

Artikel 8:11 Aanvullende bepalingen

  • 1. Alle aanvragen voor subsidie worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Alle aanvragen voor subsidie zijn voorzien van een sluitende begroting.

Hoofdstuk 9: nadere regels mantelzorgwaardering

Artikel 9:1 vigerend beleidskader

Het beleidskader voor subsidies voor deze regels is:

  • a.

    Wmo Beleidsplan 2015: “Goede zorg doen we samen”;

  • b.

    Actieprogramma Informele zorg 2015.

Artikel 9:2 begripsbepalingen

  • 1. Mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.

  • 2. Mantelzorger: een persoon die mantelzorg verleent.

  • 3. Zorgvrager: een persoon die woonachtig is in de gemeente Breda en die mantelzorg ontvangt.

  • 4. Geregistreerde mantelzorger: een geregistreerde mantelzorger.

Artikel 9:3 doelgroep

Een vorm van mantelzorgwaardering kan gegeven worden aan een mantelzorger die aantoonbaar structureel mantelzorg geeft aan een zorgvrager die in Breda woont. Bijvoorbeeld iemand waarmee hij/ zij een sociale relatie heeft zoals familie of iemand uit vrienden- en kennissenkring.

Artikel 9:4 aanvraag en uitvoering mantelzorgwaardering

  • 1. De mantelzorger registreert zich bij de uitvoerende organisatie.

  • 2. De geregistreerde mantelzorger ontvangt de mantelzorgwaardering.

  • 3. Voor de uitvoering van de mantelzorgwaardering wordt een maximaal bedrag ad € 369.300,00 ter beschikking gesteld voor de periode in 2016.

  • 4. De uitvoerende organisatie:

    • a.

      beoordeelt het verzoek om een mantelzorgwaardering;

    • b.

      legt verantwoording af over de uitvoering;

    • c.

      draagt zorg voor een actueel bestand van mantelzorgers;

    • d.

      draagt zorg voor het vinden van zo veel mogelijk mantelzorgers.

Artikel 9:5 vorm van mantelzorgwaardering

Mantelzorgwaardering bestaat uit:

  • a.

    een eenmalige waardering in de vorm van een waardebon ter waarde van € 75,00 per geregistreerde mantelzorger;

  • b.

    ondersteuning op het gebied van administratie, sociaal-emotionele hulp, training etc;

Artikel 9:6 inwerkingtreding en duur regeling

  • 1. deze nadere regels treden in werking op de dag na bekendmaking en werken terug tot en met 15 maart 2016.

  • 2. Deze nadere regels vervallen op 1 januari 2017.

Artikel 9:7 overgangsbepaling

Alle aanvragen die tot 1 januari 2017 bij de uitvoerende organisatie worden ingediend, worden beoordeeld volgens deze regels.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda,
De burgemeester, De secretaris,

Nota-toelichting

Toelichting op de Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2016