Regeling vervallen per 16-01-2024

Bibob-Beleidslijn B5 Wabo (bouwen en wonen)

Geldend van 01-01-2013 t/m 15-01-2024

Intitulé

Bibob-Beleidslijn B5 Wabo (bouwen en wonen)

Bibob-beleidslijn gemeente Breda

betreffende de aanvraag van een Omgevingsvergunning-Bouwactiviteit

1. Inleiding

Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok, was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin van honderden miljoenen guldens en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door onder meer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg. Criminaliteit, georganiseerde criminaliteit, speelt zich niet af op een eiland. Er bestaan vele raakvlakken tussen criminaliteit en wat wel genoemd wordt de “wettige omgeving”. Deze raakvlakken bieden het bestuur een goed aanknopingspunt om bij te dragen aan de preventie en bestrijding van criminaliteit. Het bestuur heeft daarbij eigen instrumenten: vergunning weigeren, vergunning intrekken, pand sluiten, een subsidie of de gunning van een opdracht weigeren. Het gebruik van deze instrumenten is vaak erg effectief. Soms effectiever dan opsporen en vervolgen. Bestuursorganen hebben er op dit terrein sinds 1 juni 2003 een instrument bij gekregen: de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

2. Wet Bibob 

De Wet bevordering integriteitbeoordeling door het openbaar bestuur (hierna: ‘Wet Bibob’) geeft

bestuursorganen een instrument in handen om zich tegen het risico, dat zij onbewust criminele activiteiten faciliteren, te beschermen. De Wet Bibob geeft namelijk een aantal mogelijkheden om deze risicoinschatting op juiste wijze uit te kunnen voeren en biedt een weigering-en/of intrekkinggrond, op grond waarvan vergunningen of subsidies kunnen worden geweigerd of ingetrokken.

De Wet Bibob en het daarbij behorende Besluit Bibob geven o.a. de volgende toepassingsmogelijkheden:

  • Drank-en Horecawetvergunning;

  • Exploitatievergunningen voor openbare inrichtingen;

  • Omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten;

  • Omgevingsvergunning voor milieuactiviteiten;

  • Subsidieregelingen, die gebaseerd zijn op een wet of Algemene Maatregel van Bestuur;

  • Aanbestedingen in de sectoren bouw, milieu en ICT.

2.1 Algemeen

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van kracht geworden. Artikel 2.1 van de Wabo vermeldt dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk (lid 1 onder a). In artikel 2.20, eerste lid van de Wabo, respectievelijk artikel 5.19, vierde lid, onder b, van de Wabo is geregeld dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning (deels) kan worden geweigerd respectievelijk een verleende vergunning (deels) kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

Het van toepassing verklaren van de Wet Bibob op aanvragen voor vergunningen betekent dat het bevoegd gezag zowel bij de verlening van de vergunning alsook bij het toezicht op de naleving ervan, in de aangegeven gevallen steeds zal onderzoeken of er sprake is van ernstig gevaar als genoemd in artikel 3 Wet Bibob i.c. dat de beschikking mede zal worden gebruikt om: Uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten (witwassen) of, strafbare feiten te plegen. Op grond van artikel 3 Wet Bibob kan het bevoegd gezag in die situatie een vergunning weigeren of intrekken.

2.2 Beleidsuitgangspunten

Het doel van de Wet Bibob is het waarborgen van de integriteit van het bestuursorgaan en het voorkomen van onbewust faciliteren van criminele activiteiten. Uitgaande van dat doel zijn hieronder beleidsuitgangspunten geformuleerd van gevallen waarin de aanvraag voor een omgevingsvergunning - bouwactiviteit aan een Bibob-toets wordt onderworpen.

3. Omgevingsvergunning bouw 

Bouwprojecten van enige omvang worden onderworpen aan een Bibob-toets. De onder 3.1 genoemde beleidsuitgangspunten zijn van toepassing op bouwwerken met de functie wonen. De onder 3.2 genoemde beleidsuitgangspunten zijn van toepassing op bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten. De onder 3.3 genoemde beleidsuitgangspunten zijn op beide soorten bouwwerken van toepassing. Onder 3.4 wordt de mogelijkheid gecreëerd om aanvragen die niet onder de geformuleerde beleidsuitgangspunten vallen, alsnog aan een Bibob-toets te onderwerpen indien hiertoe aanleiding is. Tot slot worden onder 3.5 de uitzonderingen weergegeven.

3.1 Bouwwerken met de functie wonen

3.1.1 Bouwsom

Een Bibob-toets vindt plaats in geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwactiviteit

voor een bouwwerk met de functie wonen, waarbij sprake is van een bouwsom van meer dan € 500.000,-(exclusief btw). De bouwsom wordt door de gemeente berekend. Onder een bouwwerk met de functie wonen vallen onder andere, maar niet uitsluitend: woningen, wooncomplexen, appartementencomplexen en bouwprojecten van meer woningen. In geval van een bouwproject van meer woningen is de totale bouwsom van het gehele project bepalend voor de vraag of een Bibob-toets plaatsvindt.

3.1.2 Cumulatie

In het geval een aanvrager in het tijdvak van één jaar gerekend vanaf de eerste aanvraag vier aanvragen (of meer) doet voor een omgevingsvergunning bouwactiviteit voor bouwen met de functie wonen met een bouwsom van meer dan € 50.000,- maar minder dan € 500.000,- (exclusief btw), zal op de 4e aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwactiviteit van dezelfde aanvrager een Bibob-toets plaatsvinden.

3.2 Bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten

3.2.1 Risicocategorieën

Een volgend uitgangspunt is het aanwijzen van specifieke risicocategorieën, die gevoelig worden geacht voor criminele invloeden. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning - bouwactiviteit voor een bouwwerk ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten wordt aan een Bibob-toets onderworpen, indien de bouwsom meer bedraagt dan € 50.000,-(exclusief btw) en sprake is van een of meer onderstaande risicocategorieën:

• hotels;

• kamerverhuurbedrijven;

• pensions;

• horecabedrijven;

• coffeeshops; 

• prostitutiebedrijven;

• darkrooms;

• seksbioscopen;

• sekswinkels;

• erotische massagesalons;

• escortbedrijven;

• smartshops;

• headshops;

• growshops;

• speelautomatenhallen;

• gamecenters;

• afvalbewerkings-en verwerkingsbedrijven;

• vuurwerkbranche

• sloopbedrijven;

• autohandel (verkoop en verhuur);

• autodemontagebedrijven;

•transportondernemingen;

Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is limitatief. De lijst van risicocategorieën kan, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, door het College van burgemeester en wethouders worden aangepast.

3.2.2 Cumulatie

In het geval een aanvrager in het tijdvak van één jaar gerekend vanaf de eerste aanvraag vier aanvragen (of meer) doet voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit voor bouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten met een bouwsom van minder dan € 50.000,- (exclusief btw), zal op de 4e aanvraag voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit van dezelfde aanvrager een Bibob-toets plaatsvinden.

3.3 Bouwwerken met de functie wonen of ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten

3.3.1 Risicogebied

Er zijn risicogebieden in de gemeente aanwezig die gevoelig worden geacht voor criminele invloeden.

Om deze reden wordt een aanvraag voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit onderworpen aan een Bibob-toets, indien de bouwsom meer bedraagt dan € 50.000,-(exclusief btw) en de bouwactiviteiten zich binnen het in de bijlage aangegeven risicogebied (situatietekening en/of

plattegrond) bevinden. Deze risicogebieden kunnen, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, na vaststelling van deze beleidslijn door het College van burgemeester en wethouders worden aangewezen bij afzonderlijk besluit

3.3.2 Tipfunctie Officier van justitie

Artikel 26 van de Wet Bibob geeft de Officier van justitie de mogelijkheid bestuursorganen te informeren over de wenselijkheid een Bibob-advies aan te vragen (de zogenaamde 'tipfunctie'). Dit gebeurt indien uit gegevens die bij de Officier van justitie bekend zijn, redelijkerwijs kan worden afgeleid dat de aanvrager van een omgevingsvergunning-bouwactiviteit in relatie staat tot strafbare feiten. In het geval dat de Officier van justitie gebruik maakt van zijn 'tipfunctie', wordt altijd advies gevraagd bij het Landelijk Bureau Bibob (LBB).

3.3.3 Overigen

Er vindt een Bibob-toets plaats bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit als

concrete informatie van de politie, het RIEC en/ of de Belastingdienst hiertoe aanleiding geeft.

3.4 Bijzondere gevallen

Het kan voorkomen dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit niet onder de hiervoor onder 3.1, 3.2 of 3.3 geformuleerde beleidsuitgangspunten valt, maar er toch aanleiding is die aanvraag aan een Bibob-toets te onderwerpen. Om die reden wordt, naast de hiervoor genoemde uitgangspunten waarbij als regel een Bibob-toets plaatsvindt, de Bibob-toets ook in bijzondere gevallen ingezet. Van een bijzonder geval is sprake wanneer, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit, een op feiten en/of omstandigheden en/of lokaal beleid gebaseerde risico-inschatting leidt tot de conclusie dat een Bibob-toets geboden is. In een dergelijk bijzonder geval vindt een Bibob-toets plaats welke in dit specifieke geval altijd gemotiveerd dient te worden.

3.5 Uitzonderingen op toepassing Wet Bibob

De situatie kan zich voordoen dat een aanvrager binnen een bepaalde periode meer aanvragen voor

een omgevingsvergunning-bouwactiviteit doet die conform de geformuleerde beleidsuitgangspunten

aan een Bibob-toets moeten worden onderworpen. Indien de Bibob-toets bij de eerste aanvraag een

uitkomst heeft, overeenkomstig artikel 3 van de Wet Bibob, is het onder omstandigheden niet

wenselijk de volgende aanvragen ook aan een Bibob-toets te onderwerpen. Om die reden geldt de

volgende uitzondering op de hiervoor onder 3.1, 3.2 en 3.3 geformuleerde beleidsuitgangspunten:

  • indien een aanvrager in het tijdvak van twee jaar (gerekend vanaf de eerste aanvraag) meer aanvragen voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit indient, zal bij ongewijzigde omstandigheden ten opzichte van de eerdere aanvraag (bedrijfsstructuur, financiering, zakelijke partners etc.) en

  • indien sprake is van een positieve uitkomst van de Bibob-toets op de eerdere aanvraag, bij volgende aanvragen een nieuwe Bibob-toets achterwege blijven.

Daarnaast geldt de volgende uitzondering op de hiervoor geformuleerde beleidsuitgangspunten:

Bij een aanvraag omgevingsvergunning-bouwactiviteit zal de Wet Bibob in beginsel niet worden toegepast (behalve als concrete informatie tot een uitzondering leidt), in het geval dat de aanvraag afkomstig is van:

  • Overheidsinstanties;

  • Semi-overheidsinstanties;

4. Aanvraag van een Bibob-advies aan het Landelijke Bureau Bibob (LBB)

In de volgende gevallen kan aan het LBB een Bibob-advies worden gevraagd:

  • 1.

    na gemeentelijke screening (het zogenaamd zelfstandig onderzoek aan de gronde van artikel 3 van de Wet Bibob) bestaan nog onduidelijkheden, en/of

  • 2.

    de Officier van justitie heeft gebruik gemaakt van zijn, in de wet verankerde, tipfun adviseert een Bibob-advies aan te vragen. ctie en

Met de hiervoor onder 1 genoemde onduidelijkheden, wordt onder andere gedoeld op:

  • er bestaan nog steeds vragen over de bedrijfsstructuur;

  • er bestaan nog steeds vragen over de financiering van het bedrijf;

  • er bestaan nog steeds vragen over omstandigheden

    • a.

      in de persoon van de aanvrager,

    • b.

      de financier van de onderneming of

    • c.

      de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd.

5. Intrekking van een verleende omgevingsvergunning-bouwactiviteit 

In artikel 5.19 vierde lid onder b Wabo is geregeld dat een omgevingsvergunning kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. Het spreekt voor zich dat het bestuursorgaan bij het ‘intrekken’ van een omgevingsvergunning nog meer dan bij een weigering een zeer zorgvuldige belangenafweging dient te maken.

Een omgevingsvergunning kan worden ingetrokken als zich na de verlening ervan feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die nopen tot het houden van een Bibob-toets en deze toets leidt tot de conclusie dat er sprake is van een ernstig gevaar voor misbruik van de vergunning. Een omgevingsvergunning kan ook worden ingetrokken wanneer de omgevingsvergunning is overgedragen en op naam van een ander wordt gesteld (artikel 2.25, tweede lid Wabo). Indien de nieuwe rechthebbende van deze vergunning aan een Bibob-toets wordt onderworpen, en uit de onderzoeksresultaten blijkt dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, kan het bestuursorgaan besluiten tot het intrekken van de vergunning.

6. Invoeringsdatum 

Deze beleidslijn is vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders op

Ondertekening

Het college van burgemeester en wethouders van Breda,
,burgemeester.
,secretaris.