Regeling vervallen per 01-01-2022

Parkeerverordening Breda 2013

Geldend van 01-10-2013 t/m 31-12-2021

Intitulé

Parkeerverordening Breda 2013

De raad van de gemeente Breda;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en het bepaalde bij en krachtens de Wegenverkeerswet 1994;

gezien het voorstel van het college met overname van de daarin vermelde overwegingen;

besluit:

tot het vaststellen van de “Parkeerverordening Breda 2013”.

Afdeling I Inleiding

Artikel 1 Begripsomschrijvingen:

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Aantoonbare werkzaamheden: door middel van het overleggen van een opdrachtbon waaruit blijkt op welk adres binnen één aangewezen gebied en in welke periode de werkzaamheden plaatsvinden;

  • b.

    Aanvrager: natuurlijk persoon of rechtspersoon die een aanvraag indient;

  • c.

    Autodate: het herhaald en opvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een rechtspersoon die motorvoertuigen ter beschikking stelt of tussen natuurlijke personen uit meer dan één huishouden, verlening geschiedt conform artikel 11;

  • d.

    Basisvergunning: vergunning ten behoeve van een motorvoertuig welke, indien de vergunninghouder aan de vereisten van vergunningverlening blijft voldoen, jaarlijks wordt verlengd met inachtneming van de door het college gestelde voorwaarden;

  • e.

    Bedrijf: is een onderneming die is ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel en waaruit volgens het uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat de onderneming (natuurlijke persoon of rechtspersoon) een vestiging heeft in het gereguleerd parkeergebied van de gemeente Breda.

  • f.

    Bedrijfsauto: motorrijtuig op vier of meer wielen, niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid, een landbouw- of bosbouwtrekker, een motorrijtuig op vier wielen als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder e, sub c Wegenverkeerswet 1994, of een vierwielige bromfiets, en

    • 1.

      ingericht voor het vervoer van personen, met meer dan acht zitplaatsen, de bestuurderszitplaats niet meegerekend, of

    • 2.

      ingericht voor het vervoer van goederen, of

    • 3.

      ingericht voor het uitvoeren van andere werkzaamheden, of

    • 4.

      ingericht als kampeerauto;

    in ieder geval wordt als bedrijfsauto aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven kentekenbewijs als bedrijfsauto is aangeduid.

  • g.

    Belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift “zone”, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd.

  • h.

    Bewoner: persoon die is ingeschreven in het bevolkingsregister op een adres binnen een aangewezengebied in Breda conform artikel 3, eerste lid, of op dat adres aantoonbaar gaat wonen;

  • i.

    Bezoekersregeling: een regeling voor het parkeren van bezoekers van een huishouden, woonachtig binnen een op grond van artikel 3 aangewezen vergunninggebied, waarmee het bezoek op een specifiek door het college aangewezen locatie kan parkeren op de daartoe bestemde wijze met inachtneming van de door het college gestelde voorwaarden conform artikel 13 en 14;

  • j.

    Bezoekersvergunning: een vergunning verstrekt aan een huishouden, woonachtig binnen een op grond van artikel 3 aangewezen vergunninggebied, bestemd door het parkeren van de bezoekers van dat huishouden met inachtneming van de door het college gestelde voorwaarden conform artikel 12;

  • k.

    Brommobiel: bromfiets op meer dan twee wielen die is voorzien van een carrosserie;

  • l.

    Camper of kampeerauto: personen of bedrijfsauto waarvan de constructie een woonaccommodatie bevat die tenminste bestaat uit de volgende uitrusting:

    • i.

      zitplaatsen en een tafel;

    • ii.

      slaapaccommodatie die met behulp van de zitplaatsen kan worden gecreëerd;

    • iii.

      kookgelegenheid en

    • iv.

      opbergfaciliteiten

    welke vast in de woonafdeling zijn bevestigd, met dien verstande dat de tafel zodanig mag zijn ontworpen dat zij gemakkelijk kan worden verwijderd.

  • m.

    CIZ-indicatie: indicatiestelling op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) op het gebied van persoonlijke verzorging en ondersteunende begeleiding;

  • n.

    Eigen parkeergelegenheid: de potentiële mogelijkheid om een motorvaartuig te kunnen parkeren op een andere dan een openbare (parkeer)plaats, zoals bijvoorbeeld een garage, carport, tuin, aangelegde (parkeer)plaats op eigen terrein, toerit of een wooncomplex waartoe een eigen parkeergelegenheid behoort;

  • o.

    Fiscaal vergunninggebied: een vergunningengebied, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, ingericht met alleen parkeerapparatuurplaatsen.

  • p.

    Houder: degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens was ingeschreven, en die in het bezit is van een geldig rijbewijs op grond waarvan dat motorvoertuig mag worden bestuurd. Ook diegene die middels een lease overeenkomst of een verklaring van de werkgever of houderschapsverklaring kan aantonen dat hij de bestuurder is van het motorvoertuig dat ten tijden van het parkeren op naam van de lease maatschappij respectievelijk de werkgever in het hiervoor genoemde register, wordt als houder aangemerkt, mits hij in het bezit is van een geldig rijbewijs op grond waarvan dat motorvoertuig mag worden bestuurd;

  • q.

    Houderschapsverklaring: schriftelijke verklaring waarmee houder kan aantonen dat hij de bestuurder is van het motorvoertuig dat ten tijde van het parkeren op naam van de lease maatschappij respectievelijk de werkgever in het hiervoor genoemde register, als houder wordt aangemerkt. Een houderschapsverklaring moet voorzien worden van het rijbewijsnummer van de houder.

  • r.

    Huishouden: één of meer bewoners die in één woonruimte wonen en samen een duurzaam gemeenschappelijk huishouden vormen.

  • s.

    Jaarvergunning: vergunning ten behoeve van een motorvoertuig, waarvan jaarlijks wordt bekeken of verstrekking of verlenging, gelet op de beschikbare parkeerruimte binnen het gebied waar de vergunning voor wordt gevraagd, mogelijk is met inachtneming van de door het college gestelde voorwaarden;

  • t.

    Motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990, met die beperking dat deze moeten voldoen aan de volgende maximale afmetingen: 7 meter lang, 2,55 meter breed (met uitzondering van geconditioneerde bedrijfsauto’s, die mogen niet breder zijn dan 2,60 meter) en niet hoger dan 4 meter, met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1, aanhef, en ander 1a van het RVV 1990.

  • u.

    Opdrachtbon: ondertekend document waarin aard van de werkzaamheden, locatie van de werkzaamheden, de datum/data van de werkzaamheden en tijdsduur zijn vastgelegd;

  • v.

    Overige vergunningen: met overige vergunningen wordt bedoeld de parkeervergunningen voor woon- en werkterreinen. Overige vergunningen worden verleend onder artikel 10 vastgestelde voorwaarden;

  • w.

    Parkeerapparatuur: parkeerautomaten en hetgeen naar maatschappelijke opvattingen onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • x.

    Parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

  • y.

    Parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen, voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • z.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990 nadien gewijzigd;

  • aa.

    Stadshart: het voetgangersdomein, gelegen binnen het historisch Stadshart van Breda, zoals aangeduid met bord G7 uit bijlage l van het RVV 1990;

  • bb.

    Tijdelijke vergunning: een parkeervergunning die kan worden verstrekt aan de aanvrager ten behoeve van het uitvoeren van werkzaamheden of ten behoeve van een verhuizing. Deze tijdelijke vergunning wordt verleend ander artikel 8 vastgestelde voorwaarden;

  • cc.

    Standplaats: de parkeerplaats waar een motorvoertuig bestemd voor autodate geparkeerd wordt;

  • dd.

    Vergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen binnen een daartoe vastgesteld vergunninggebied;

  • ee.

    Vergunningdrager: medium waarop o.a. informatie vergunninghouder en parkeerrechten wordt vastgelegd;

  • ff.

    Vergunninggebied: een door het college aangewezen gebied, waarbinnen belanghebbendenplaatsen zijn gelegen dan wel waarbinnen parkeerapparatuurplaatsen zijn gelegen, en waarbinnen vergunningen als onder x genoemd uitgegeven kunnen worden;

  • gg.

    Vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

  • hh.

    Wachtlijst: lijst die gebruikt wordt bij basis- en jaarvergunning, de datum van aanvraag bepaalt de prioritering en de volgorde op de wachtlijst;

  • ii.

    WMO-beschikking: indicatiestelling op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) op

  • jj.

    Zwerfvergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en belanghebbendenplaatsen binnen meerdere of alle daartoe vastgestelde vergunninggebieden. De zwerfvergunningen worden onderverdeeld in zakelijke en non-profitvergunningen. Zwerfvergunningen worden conform de in artikel 9 vastgestelde voorwaarden verleend.

Artikel 2 Verlening vergunning

Op het aanvragen van een vergunning zoals bepaald in de artikelen 4 tot en met 7 en 9 tot en met 14 beslist het college voor de eerstvolgende 1 maart.

Afdeling II Vergunninggebieden, vergunningen en bezoekersregelingen

Artikel 3 Aanwijzen vergunninggebieden, tijdstippen

  • 1. Het college kan gebieden aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders op zowel belanghebbendenplaatsen als parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2. Het college kan individuele straten en gedeelten van het Stadshart aanwijzen, waarvan de bewoners onder nader te noemen voorwaarden een vergunning kunnen verkrijgen in hiertoe aangewezen vergunninggebieden, zoals genoemd in lid 1.

  • 3. Het college kan een of meer parkeerterreinen aanwijzen die mede bestemd zijn voor het parkeren door overige vergunninghouders en kort parkeren (parkeerapparatuurplaatsen) als bedoeld in artikel 10.

  • 4. Het college kan per gebied, zoals genoemd in lid 1, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

  • 5. Het college kan gebieden aanwijzen waarbinnen parkeren voor bezoekers van huishoudens op straat is toegestaan.

  • 6. Het college kan gebieden aanwijzen waarbinnen parkeren voor bezoekers van huishoudens in garages is toegestaan.

  • 7. Het college kan per gebied, zoals genoemd in lid 1, de tijdstippen vaststellen waarbinnen de bezoekersvergunningen en de bezoekersregeling gebruikt kunnen worden.

  • 8. Het college duidt de als belanghebbendenplaats aangewezen gebieden uit het eerste lid aan met bord E9, met het opschrift zone, uit bijlage I van het RVV 1990;

Artikel 4 Basisvergunningen huishoudens

  • 1. Een huishouden komt in aanmerking voor maximaal één basisvergunning, geldig binnen een conform artikel 3 aangewezen vergunninggebied, indien:

    • a.

      de aanvrager uit dat huishouden staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens van de gemeente als bewoner van dat huishouden binnen het betreffende vergunninggebied;

      of

    • b.

      de aanvrager uit dat huishouden staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens van de gemeente als bewoner van dat huishouden in het gedeelte Stadshart dat conform artikel 3, tweede lid, hiertoe door het college is aangewezen;

      én

    • c.

      de aanvrager uit dat huishouden eigenaar of houder is van een motorvoertuig, op welk kenteken de vergunning afgegeven wordt, of eigenaar of houder is van een brommobiel;

      én

    • d.

      de aanvrager uit dat huishouden woonachtig is in een woning waartoe geen eigen parkeergelegenheid behoort danwel wanneer deze aanvrager niet kan of had kunnen beschikken over eigen parkeergelegenheid.

  • 2. Indien een aanvrager conform het bepaalde in lid 1 in aanmerking komt voor een basisvergunning, kan het college deze vergunning verlenen indien de beschikbare parkeerruimte dat naar het oordeel van het college toelaat.

  • 3. Indien een aanvrager conform het bepaalde in lid 2 in aanmerking komt voor een basisvergunning en deze vergunning niet verleend wordt omdat de beschikbare parkeerruimte dat naar het oordeel van het college niet toelaat, wordt deze aanvrager op een wachtlijst geplaatst.

Artikel 5 Jaarvergunningen huishoudens

  • 1. De aanvrager van een huishouden komt in aanmerking voor een jaarvergunning, geldig binnen een conform artikel 3 aangewezen vergunninggebied, indien:

    • a.

      de aanvrager van het huishouden voldoet aan het bepaalde in artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a,b en c.

      én

    • b.

      het huishouden reeds in het bezit is van een basisvergunning en het huishouden beschikt over meer dan 1 motorvoertuig

      óf

    • c.

      het huishouden niet in aanmerking komt voor een basisvergunning, aangezien het huishouden beschikt over (eigen) parkeergelegenheid en beschikt over meer dan 1 motorvoertuig.

  • 2. Een jaarvergunning wordt alleen afgegeven indien de beschikbare parkeerruimte dat naar het oordeel van het college toelaat.

  • 3. Een jaarvergunning wordt afgegeven per kenteken van elk motorvoertuig waarvan de aanvrager van dat huishouden eigenaar of houder is, tot een maximum van drie jaarvergunningen per huishouden.

Artikel 6 Basisvergunningen bedrijven

  • 1. Een bedrijf komt in aanmerking voor maximaal één basisvergunning op kenteken, geldig binnen een conform artikel 3 aangewezen vergunninggebied, indien aan de volgende voorwaarden voldaan wordt:

    • a.

      het bedrijf feitelijk geheel of gedeeltelijk is gevestigd binnen het betreffende vergunninggebied;

      én

    • b.

      het bedrijf dan wel een werknemer van het bedrijf eigenaar of houder van een motorvoertuig is;

      én

    • c.

      bij het bedrijf geen eigen parkeergelegenheid behoort danwel wanneer het bedrijf niet kan of had kunnen beschikken over eigen parkeergelegenheid anderszins.

  • 2. Indien een bedrijf conform het bepaalde in lid 1 in aanmerking komt voor een basisvergunning, kan het college deze vergunning verlenen indien de beschikbare parkeerruimte dat naar het oordeel van het college toelaat.

  • 3. Indien een bedrijf conform het bepaalde in lid 1 in aanmerking komt voor een basisvergunning en deze vergunning niet verleend wordt omdat de beschikbare parkeerruimte het naar het oordeel van het college niet toelaat, wordt dit bedrijf op een wachtlijst geplaatst.

Artikel 7 Jaarvergunningen bedrijven

  • 1. . Een bedrijf komt in aanmerking voor een jaarvergunning, geldig binnen een conform artikel 3 aangewezen vergunninggebied, indien:

    • a.

      het bedrijf voldoet aan het bepaalde in artikel 6, eerste lid aanhef en onder a en b;

      én

    • b.

      het bedrijf de jaarvergunning(en) nodig heeft voor de bedrijfsvoering;

      én

    • c.

      het bedrijf reeds in het bezit is van een basisvergunning;

      óf

    • d.

      het bedrijf niet in aanmerking komt voor een basisvergunning, aangezien het bedrijf beschikt over eigen parkeergelegenheid.

  • 2. Een jaarvergunning wordt alleen afgegeven indien de beschikbare parkeerruimte dat naar het oordeel van het college toelaat.

  • 3. Een jaarvergunning wordt afgegeven op kenteken van elk motorvoertuig waarvan de aanvrager van dat bedrijf eigenaar of houder is, tot een maximum van zes jaarvergunningen per bedrijf.

Artikel 8. Tijdelijke vergunningen

  • 1. Bewoners of bedrijven die tijdelijke activiteiten moeten uitoefenen in door het college conform artikel 3 eerste lid aangewezen vergunninggebied en voor de uitoefening van de werkzaamheden naar het oordeel van het college een motorvoertuig nodig hebben, kunnen een tijdelijke vergunning krijgen voor één week of één maand.

  • 2. Indien een bewoner of bedrijf conform het bepaalde in lid 1 in aanmerking komt voor een vergunning kan het college deze vergunning verlenen indien de beschikbare parkeerruimte dat naar het oordeel van het college toelaat.

Artikel 9 Zwerfvergunningen

  • 1. Een ieder kan in aanmerking komen voor een zakelijke zwerfvergunning.

  • 2. Bij het verstrekken van een non-profit zwerfvergunning zal het college jaarlijks, maar in ieder geval voor de in artikel 2 genoemde datum, een lijst vaststellen van personen/instellingen die naar het oordeel van het college in aanmerking komen voor een dergelijke vergunning. Op deze lijst komen alleen organisaties die naar het oordeel van het college voldoen aan één van de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is een vrijwilligersorganisatie met sociaal-maatschappelijke doeleinden of activiteiten op het gebied van gezondheidszorg, die verklaart geen gemeentelijke subsidies of andere structurele inkomsten te ontvangen;

    • b.

      de aanvrager is een professionele zorg- en hulpinstelling, waarvan de betreffende werknemers als eerstelijns zorgverlener binnen het medisch of maatschappelijke werkveld regelmatig op huisbezoek moet komen in het kader van de zorgverlening bij cliënten, die verklaart geen gemeentelijke subsidies te ontvangen;

    • c.

      de aanvrager is een organisatieonderdeel van de gemeente Breda.

  • 3. De in lid 2 genoemde aanvragers moeten voldoen aan het volgende:

    • a.

      de werknemers of de medewerkers van de aanvrager moeten aantoonbaar werkzaam zijn binnen meerdere als zodanig aangewezen vergunninggebieden.

    • b.

      de werknemers of medewerkers van de aanvrager moeten aantonen dat zij voor hun werkzaamheden een motorvoertuig nodig hebben.

  • 4. Alleen aanvragers die op de door het college vastgestelde lijst staan kunnen in aanmerking komen voor een non-profit zwerfvergunning.

Artikel 10 Overige vergunningen (Woon- en Werkterreinen)

  • 1. Eenieder komt in aanmerking voor een vergunning, geldig binnen een conform artikel 3 aangewezen parkeerterrein.

  • 2. Indien een aanvrager conform het bepaalde in lid 1 in aanmerking komt voor een vergunning en de beschikbare parkeerruimte naar het oordeel van het college onvoldoende is, wordt deze aanvrager op een wachtlijst geplaatst.

Artikel 11 Vergunningen autodate

Bedrijven welke eigenaar en/of houder zijn van een motorvoertuig bestemd voor autodate, waarvan de standplaats is gelegen in een vergunninggebied, hebben recht op één basisvergunning indien de parkeercapaciteit in het gebied het naar het oordeel van het college dat toelaat.

Artikel 12 Bezoekersvergunningen

  • 1. Een aanvrager van een bezoekersvergunning komt in aanmerking voor één bezoekersvergunning, geldig binnen een conform artikel 3 aangewezen vergunninggebied, indien aan de volgende voorwaarden voldaan wordt:

    • a.

      de aanvrager van de bezoekersvergunning staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens van de gemeente als bewoner van dat huishouden binnen het betreffende vergunninggebied;

      of

    • b.

      de aanvrager van de bezoekersvergunning staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens van de gemeente als bewoner van dat huishouden in het gedeelte Stadshart dat conform artikel 5, tweede lid, hiertoe door het college is aangewezen;

      en

    • c.

      de aanvrager van de bezoekersvergunning is afhankelijk van verzorging door mantelzorg of moet hiervoor gebruik maken van professionele zorginstellingen;

      en

    • d.

      de verzorging bestaat uit huishoudelijke, persoonlijke verzorging of ondersteunende begeleiding. Van deze zorg en/of begeleiding is uitsluitend sprake indien deze kan worden aangetoond door een CIZ-indicatie of een een WMO-Beschikking. Deze indicatie of beschikking dient overlegd te worden bij de aanvraag van de bezoekersvergunning.

  • 2. De geldigheidsduur van de bezoekersvergunning is voor maximaal de in de CIZ-indicatie af WMO-beschikking gestelde termijn. Na afloop van deze termijn dient een nieuwe aanvraag ingediend te worden.

Artikel 13 Bezoekersregeling straat

  • 1. Ieder huishouden in een door het college op grond van artikel 3, vijfde lid aangewezen gebied, heeft in beginsel recht op één bezoekersregeling straat, indien de aanvrager van de bezoekersregeling straat staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens van de gemeente als bewoner van dat huishouden binnen het betreffende vergunninggebied.

  • 2. Het college kan nadere regels en voorwaarden stellen aan het gebruik van de in lid 1 genoemde bezoekersregeling straat (waaronder tarief, venstertijd, geldigheidsduur, maximale bezoekuren per huishouden per tijdseenheid, etc.).

Artikel 14 Bezoekersregeling garage

  • 1. Ieder huishouden in een door het college op grond van artikel 3, zesde lid aangewezen gebied, komt in aanmerking voor een bezoekersregeling garage, indien de aanvrager van de bezoekersregeling garage staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens van de gemeente als bewoner van dat huishouden binnen het betreffende vergunninggebied.

  • 2. Het college kan nadere regels en voorwaarden stellen aan het gebruik van de in lid 1 genoemde bezoekersregeling garage (waaronder tarief, venstertijd, geldigheidsduur, maximale bezoekuren per huishouden per tijdseenheid, etc.).

Artikel 15 Prioriteitstelling vergunningverlening

Het college verleent de hiervoor genoemde vergunningen onder de volgende prioriteitsstelling:

  • a.

    Per gebied gaan per categorie (d.w.z. basisvergunning, 1e jaarvergunning, 2e jaarvergunning etc). huishoudens vóór bedrijven en wordt bij de uitgifte van vergunningen aan huishoudens, prioriteit gegeven aan huishoudens waarvan de aanvrager in het bezit is van een geldige gehandicaptenparkeerkaart en een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken.

  • b.

    Vervolgens worden per gebied de basisvergunningen uitgegeven, voor zover de beschikbare parkeercapaciteit in het door het college conform artikel 3 aangewezen gebied dit naar het oordeel van het college toestaat. De ontvangstdatum van aanvraag bepaalt de volgorde van uitgifte.

  • c.

    Nadat de onder b genoemde basisvergunningen zijn verleend, worden, indien de beschikbare parkeercapaciteit het toelaat, vervolgens de eerste jaarvergunningen geldig voor het vigerende kalenderjaar uitgegeven, waarbij de ontvangstdatum van aanvraag de volgorde van uitgifte bepaalt.

  • d.

    Nadat de onder c genoemde eerste jaarvergunningen zijn verleend, worden, indien de beschikbare parkeercapaciteit dit naar het oordeel van het college toelaat, vervolgens de tweede en daarna de volgende jaarvergunningen per categorie uitgegeven, waarbij de ontvangstdatum van aanvraag de volgorde van uitgifte bepaalt.

Artikel 16 Maximaal aantal vergunningen

  • 1. In ieder door het college conform het bepaalde in artikel 3 aangewezen vergunninggebied wordt het aantal verstrekte basis- en jaarvergunningen in beginsel gemaximaliseerd op 120% van het aantal beschikbare parkeerplaatsen.

  • 2. Het college kan, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, in een op grond van artikel 3 aangewezen vergunninggebied een ander maximum percentage vaststellen, waarbij zij ondermeer rekening houdt met specifieke gebiedsafhankelijke factoren.

  • 3. Indien een gebouw of een perceel over een aantal parkeerplaatsen beschikt, welke exclusief bestemd zijn voor de gebruikers/bewoners van dat gebouw, zal dit aantal in mindering warden gebracht op het maximale aantal voor dat gebouw of perceel te verstrekken basisvergunningen. Nadat de capaciteit voor dat gebouw of perceel is bepaald op het verschil tussen het aantal potentiële aanvragers en het aantal parkeerplaatsen, worden alle extra aanvragen voor basisvergunning geweigerd.

Artikel 17 Geldigheid vergunningen

  • 1. Basisvergunningen, jaarvergunningen en tijdelijke vergunningen, zoals genoemd in de artikelen 4 t/m 8, zijn in beginsel geldig in het gehele door het college op grond van artikel 3 aangewezen vergunning gebied.

  • 2. Zwerfvergunningen, zoals genoemd in artikel 9, zijn in beginsel geldig voor alle vergunninggebieden zoals door het college op grond van artikel 3 zijn aangewezen.

  • 3. Basisvergunningen, zoals genoemd in de artikelen 4 en 6, worden, tenzij deze om welke reden dan ook worden ingetrokken, verleend voor een jaar en werden daarna in beginsel weer verlengd met een jaar, tenzij de aanvrager niet meer voldoet aan de vereiste criteria.

  • 4. Jaar- en zwerfvergunningen, zoals genoemd in de artikelen 5, 7 en 9, worden, tenzij deze om welke reden dan ook worden ingetrokken, verleend voor een periode van maximaal één jaar.

  • 5. Bezoekersvergunningen en bezoekersregelingen, zoals genoemd in artikel 12, 13 en 14 worden tenzij deze om welke reden dan ook worden ingetrokken, verleend voor één jaar en worden daarna in beginsel weer verlengd met een jaar, tenzij de aanvrager niet meer voldoet aan de vereiste criteria.

Artikel 18 Inhoud vergunningen

  • 1. Alle basisvergunningen, jaarvergunningen en tijdelijke vergunningen van huishoudens en bedrijven zoals genoemd in de artikelen 4, 5,6,7 en 8 worden op kenteken gesteld van de eigenaar of houder van het betreffende motorvoertuig of brommobiel.

  • 2. In afwijking van lid 1 kunnen in geval van wisselend gebruik maximaal drie kentekens worden geplaatst op de vergunning.

  • 3. Zwerfvergunningen zoals bedoeld in artikel 9 worden op naam van de aanvrager gesteld.

  • 4. Bezoekersvergunningen, bezoekersregeling straat en bezoekersregeling garage zoals genoemd in artikel 12, 13 en 14 worden gesteld op naam van de aanvrager.

  • 5. De vergunning bevat daarnaast in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het weggedeelte of gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning verbonden zijn.

Artikel 19 Weigeringsgronden

  • 1. Het college kan een vergunning weigeren:

    • a)

      als de beschikbare parkeerruimte vergunningverstrekking naar het oordeel van het college het verstrekken van een vergunning niet toelaat;

      of

    • b)

      als de aanvrager woonachtig is in een gebouw waartoe parkeergelegenheid behoort c.q. wanneer het niet kunnen beschikken over eigen parkeergelegenheid hem naar het oordeel van het college redelijkerwijs te verwijten is.

  • 2. Het college weigert een vergunning aan voertuigen te voorzien van een handelaarskenteken.

Artikel 20 Intrekkings- en wijzigingsgronden

Het college kan in ieder geval een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    als de vergunninghouder kopieën maakt van de vergunningdrager en deze in gebruik neemt.

  • c.

    als de vergunninghouder niet voldoet aan de voor de vergunning verschuldigde betaling komt de vergunning van rechtswege te vervallen tenzij er sprake is van overmacht.

  • d.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • e.

    indien de aan de vergunning verbonden voorschriften niet zijn of worden nagekomen;

  • f.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • g.

    wanneer op grond van een verandering van omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang van verkeersveiligheid of het gemeentelijk beleid betreffende parkeerregulering;

  • h.

    om redenen van openbaar belang;

  • i.

    wanneer blijkt dat een bedrijf de verleende bedrijfsvergunning gebruikt voor het parkeren van bezoekers.

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel 21 Verbodsbepaling parkeren

  • 1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan daar een (motor)voertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a)

      zonder geldige vergunning;

      of

    • b)

      zonder dat het (motor)voertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de geldige vergunning;

      of

    • c)

      of in strijd is met de aan de vergunning verbonden beperkingen en/of voorschriften.

Artikel 22 Verbodsbepaling gebruik parkeerplaatsen

  • 1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

    • a)

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b)

      op een belanghebbendenplaats;

  • 2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1.

Artikel 23 Verbodsbepaling gebruik parkeerapparatuurplaats en -apparatuur

  • 1. Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

  • 2. Het is verboden op een parkeerapparatuurplaats gedurende de tijden waarop het parkeren daar slechts tegen betaling is toegestaan:

    • a)

      een (motor)voertuig te parkeren indien de parkeerapparatuur niet in werking is gesteld of niet onmiddellijk na aanvang van het parkeren in werking wordt gesteld.

    • b)

      een (motor)voertuig geparkeerd te houden indien de parkeerapparatuur aangeeft dat de parkeertermijn is verstreken.

  • 3. Het in lid 2 vervatte verbod geldt niet wanneer aan de eigenaar of houder van het motorvoertuig een vergunning is verleend voor het parkeren op de betreffende parkeerapparatuurplaatsen, het motorvoertuig is voorzien van een vergunningdrager en niet gehandeld wordt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

Artikel 24 Nadere regels

  • 1. Het college kan nadere regels stellen ter uitwerking van het bepaalde in deze verordening

  • 2. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 4 tot en met 14 kan het college in bijzondere gevallen vergunning verlenen aan andere dan de in deze artikelen genoemde categorieën.

  • 3. Voor het plaatsen van woonwagens, kampeerwagen, caravans, campers of andere dergelijke voertuigen die voor de recreatie worden gebruikt is geen aparte vergunning conform deze verordening nodig. De bepalingen in de Algemene plaatselijke verordening zijn onverkort van toepassing.

  • 4. In door het college op grond van artikel 3 aangewezen vergunninggebieden, wordt een datum bepaald wanneer alle aanvragen voor vergunningen dienen te zijn ingediend. Voor deze gebieden wordt door het college de datum bepaald waarop de prioriteitstelling zoals bedoeld in artikel 15 zal gaan gelden.

Afdeling IV Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 25 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt bestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 26 Opsporingsambtenaren

  • 1. Met de opsporing van overtredingen van deze verordening, zijn, naast de in artikel 141 van het Wetboek van strafverordening genoemde opsporingsambtenaren tevens de in artikel 142 van het Wetboek van strafverordening genoemde opsporingsambtenaren belast.

  • 2. Voorts zijn met het toezicht op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 27 Intrekking

De Parkeerverordening Breda 2007 wordt ingetrokken.

Artikel 28 Overgangsbepalingen

  • 1. Besluiten van het college, gebaseerd op de "Parkeerverordening Breda 2007" blijven, indien en voor zover de bepalingen krachtens deze besluiten zijn genomen ook zijn vervat in deze verordening, van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn genomen is verstreken of totdat zij zijn ingetrokken of vervallen.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 met betrekking tot de geldigheidsduur van reeds afgegeven besluiten, worden besluiten, als bedoeld in lid 1, die zijn afgegeven op bedrijfsnaam met ingang van deinwerkingtreding van deze verordening omgezet in een besluit op kenteken, met dien verstande dat per bedrijfsnaam maximaal drie vergunningen op kenteken worden verstrekt.

  • 3. Indien voor de inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing – hoe ook genaamd - op grond van de "Parkeerverordening Breda 2007" is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.

  • 4. Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking zoals genoemd in het tweede lid, of een besluit zoals genoemd in het derde lid, dat voor of na het tijdstip zoals bedoeld in artikel 31 is ingekomen, wordt beslist met toepassing van de "Parkeerverordening Breda 2007", tenzij toepassing van deze verordening voor betrokkene een gunstiger resultaat oplevert.

Artikel 29 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: "Parkeerverordening Breda 2013".

Artikel 30 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking op 01 oktober 2013.

Ondertekening

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 30 september 2013.
, voorzitter.
, griffier.