Regeling vervallen per 17-09-2022

Beleidsregel verblijfsontzeggingen Breda 2017

Geldend van 16-11-2016 t/m 16-09-2022

Intitulé

Beleidsregel verblijfsontzeggingen Breda 2017

De burgemeester van Breda,

Gelet op artikel 2.65 van de Algemeen Plaatselijke Verordening Breda 2014,

BESLUIT:

Vast te stellen de navolgende ‘Beleidsregel verblijfsontzeggingen Breda 2017’;

1. Juridisch kader

Op grond van artikel 2.65 van de Algemeen Plaatselijke Verordening Breda 2014 (APV) kan de burgemeester iemand een verblijfsontzegging opleggen: een bevel om zich te verwijderen en verwijderd te houden uit een door hem aangewezen gebied gedurende een bepaalde tijd. In deze beleidsregel en bij de uitvoering van het beleid wordt de verblijfsontzegging met de term gebiedsverbod aangeduid. Het verbod kan de burgemeester alleen opleggen voor zijn eigen gemeente. Gezien de tekst van de APV (“namens de burgemeester”) is mandaat mogelijk.

Artikel 2:65 Verblijfsontzegging

  • 1.

    Een ieder is verplicht op een daartoe strekkend besluit, schriftelijk genomen door of namens de burgemeester in het belang van de openbare orde, zich te verwijderen en verwijderd te houden uit een door de burgemeester aangewezen gebied gedurende de tijd die in dat besluit genoemd is.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde is niet van toepassing op personen, die in het aangewezen gebied:

    • a.

      zich bevinden in een middel van openbaar vervoer;

    • b.

      aldaar werkzaam zijn dan wel aldaar staan ingeschreven bij een onderwijsinstelling;

    • c.

      volgens de bevolkingsadministratie aldaar woonachtig zijn.

  • 3.

    Een besluit als bedoeld in het eerste lid is slechts geldig gedurende een in het besluit genoemde periode van ten hoogste 12 weken.

Voor voetbalgerelateerde ordeverstoringen geldt een apart regime. Bij verstoring van de openbare orde in of rondom het Rat Verleghstadion op een wedstrijddag van NAC Breda (of bij een wedstrijd in dit stadion van een andere organisator) kan de burgemeester een stadionomgevingsverbod opleggen (artikel 2.50 APV). Dit is een verbijzondering van het gebiedsverbod. De wijze waarop de burgemeester van deze bevoegdheid gebruik maakt is beschreven in afzonderlijke beleidsregels.

In de artikelen 172a en 172b Gemeentewet (Wet MBVEO) zijn bevelsbevoegdheden opgenomen. Zo kan de burgemeester ook op basis van deze bevoegdheid een gebiedsverbod opleggen. Deze bevoegdheden kunnen worden toegepast bij ernstige of herhaaldelijke overlast waarbij ernstige vrees bestaat voor verdere ordeverstoringen. Deze zwaardere bevelsbevoegdheden zijn aanvullend op de bevoegdheden in artikelen 2.50 en 2.65 APV. In voorkomende gevallen – zoals na een eerste ernstige openbare orde verstoring - kan de burgemeester gebruik maken van deze bevelsbevoegdheden. De wijze waarop de burgemeester deze bevoegdheid toepast is uitgewerkt in aparte beleidsregels.

2. Openbare orde belang en overlastgebieden

De gemeente Breda zet hoog in op openbare orde en veiligheid. Onacceptabele overlast wordt actief tegengegaan. De focus ligt daarbij allereerst op preventie. Voorkomen is immers beter dan genezen. Desondanks blijven overlastsituaties in bepaalde delen van de gemeente aanhoudend aandacht vragen.

Wijken

In sommige wijken manifesteert zich overlast en criminaliteit door (jeugd)groepen. Het betreffen dan aanhoudende orde verstorende gedragingen in de publieke ruimte, die een directe aantasting vormen van de veiligheid en leefbaarheid. De gevolgen hiervan kunnen voor de omgeving ingrijpend zijn: mensen die zich in hun eigen woonomgeving bedreigd of onveilig voelen, bewoners die weggepest worden en verhuizen of winkeliers die hun zaak sluiten met als gevolg verloederde buurten. Het betreft doorgaans een beperkt aantal duidelijk aanwijsbare personen. Het gaat om een kleine kern die het initiatief neemt en een leidende rol heeft.

Waar het gaat om jongerenoverlast zal in de regel eerst ingezet worden op het nemen van preventieve en handhavende maatregelen. Denk aan de inzet van jongerenwerk of fysieke maatregelen. Soms kan het echter noodzakelijk zijn de leidende figuren te scheiden van de overige leden van de groep. Een gebiedsverbod kan dan een effectief instrument zijn.

Zo ook wat betreft overlast van drugsdealers of drugsrunners. Vooral de parkeerplaatsen rondom het uitgaansgebied en de straten waar gedoogde coffeeshops zijn gevestigd hebben een aantrekkende werking op drugsdealers en -runners. Rondom het uitgaansgebied betreft het meestal harddrugdealers en rondom de coffeeshops personen die vooral proberen buitenlandse bezoekers (‘drugstoeristen’) af te vangen die niet in de coffeeshops mogen komen. Hun activiteiten zetten het woon- en leefklimaat ernstig onder druk. Een gebiedsverbod kan ook in deze gevallen effectief zijn om de overlast in de wijk of een deel daarvan te verminderen.

Uitgaanscentrum

De afgelopen jaren zijn er in het kader van het convenant “Veilig Uitgaan” diverse maatregelen genomen om de veiligheid in het uitgaansgebied te vergroten. Voorbeelden hiervan zijn de inzet van professionele portiers door de horeca, cameratoezicht, veiligheidsverlichting, een hoog niveau van het onderhoud van de buitenruimte, de plaatsing van openbare toiletten, een strikt handhavingsbeleid en afspraken omtrent de inzet van het aantal agenten. Ook zijn aanvullende maatregelen genomen in het kader van jeugd en alcohol. Breda heeft een goede naam als gezellige uitgaansstad en trekt veel bezoekers van buiten Breda. Menigeen komt per trein. De looproute van het (centraal) station naar het uitgaanscentrum is daardoor deel geworden van het totale uitgaansgebied.

Ondanks de inspanningen blijven zich (ernstige) ordeverstoringen voordoen. Dit in de vorm van vechtpartijen, bedreigingen, wederspannigheid tegenover de politie, vernielingen van straatmeubilair en agressie tegen portiers. Het gaat daarbij veelal om personen die zich bij herhaling schuldig maken aan verstoringen van de openbare orde en die binnen een groep als katalysator optreden. Het betreft vaak delicten die worden gepleegd onder invloed van alcohol en/of drugs. Dit lokt weer tegenreacties uit. Het uitgaansgebied in Breda is relatief klein. Op uitgaansdagen bevinden zich zeer veel bezoekers in een klein gebied. Dit en overmatig alcoholgebruik als ook groepsgedrag en de jeugdige leeftijd vormen risico verhogende factoren. Een klein incident leidt in dit kruitvat al snel tot escalatie met ernstige openbare orde verstoringen en geweld tot gevolg. Zeker als daarbij ook harddrugs of wapens in het spel zijn.

Het gedrag van orde verstorende personen heeft een grote negatieve invloed op de openbare orde en veiligheid tijdens uitgaansavonden. Niet alleen levert het risico’s op voor de veiligheid van het uitgaanspubliek maar ook voor het horecapersoneel en dienstdoende agenten. Het is daarom wenselijk orde verstoorders voor kortere of langere duur de toegang tot het uitgaansgebied te kunnen ontzeggen.

Evenementen

Breda kent veel evenementen. Een feestelijke en gastvrije sfeer staan daarbij voorop. Sommige van deze evenementen worden bezocht door notoire ordeverstoorders. Zoals voetbalhooligans waarvan bekend is dat zij graag dancefeesten bezoeken. Maar ook problematische jeugdgroepen, die al in de wijk voor ordeverstoringen zorgen, bezoeken in groepsverband evenementen. Verder zijn bepaalde evenementen gevoelig voor drugshandel en hebben een aantrekkingskracht op drugdealers. Om te voorkomen dat relschoppers of drugsdealers bij de evenementen de openbare orde verstoren, kunnen de instrumenten uit deze beleidsregel ook bij evenementen worden ingezet.

Een evenement wordt in deze beleidsregel gedefinieerd overeenkomstig de definitie in de APV 2014 Breda.

VAST-gebied

Om overlastproblemen in de stationsomgeving en de omgeving van het Valkenberg aan te pakken, is het VAST (Valkenberg – Station) project ontstaan. De overlast werd veroorzaakt door het gedrag van de structureel aanwezige alcohol- of drugsverslaafden en pushende dealers in het gebied. Door de partners werd een convenant opgesteld waarin samenwerkingsafspraken zijn gemaakt ten aanzien van toezicht, beheer en zorg. In het gebied geldt al jaren voor overlastfeiten een “zero tolerance” beleid.

Binnen de voornoemde groep overlast gevende personen in het VAST-gebied bevindt zich een kleine groep die vaak start met het plegen van overlastgevende feiten. Anderen nemen dit gedrag vervolgens over. Ook zijn er concurrerende pushende (harddrug)dealers actief waarbij geweld jegens elkaar of jegens verslaafden niet wordt geschuwd. Meestal neemt de overlast gelijk af als de initiator of één of meer dealers niet aanwezig zijn. Er is dan ook behoefte om deze overlastveroorzakers voor enige tijd uit het VAST-gebied te kunnen weren.

3. Uitgangspunten en werkwijze

3.1 Uitgangspunten

De burgemeester heeft op grond van artikel 2.65 APV de mogelijkheid om openbare orde verstoorders uit een door hem aangewezen gebied te weren door een gebiedsverbod op te leggen. De maatregel is een zwaar bestuursrechtelijk instrument om de overlast in een gebied tegen te gaan. Omdat het verbod diep in kan grijpen in de persoonlijke levenssfeer moet een besluit tot het opleggen van een gebiedsverbod op goede gronden worden genomen. Daarbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • In het besluit tot het opleggen van een gebiedsverbod wordt aangegeven op welke feiten het gebiedsverbod is gebaseerd en voor welke periode en welk gebied de ontzegging geldt. Bij het besluit wordt een kaart gevoegd van het gebied waar betrokkene zich niet meer in mag begeven en bevinden. In het besluit wordt vermeld wanneer het gebiedsverbod in werking treedt.

  • In principe krijgt een persoon slechts een gebiedsverbod voor één van de in deze beleidsregel genoemde gebieden. Dit is dan het gebied waar de openbare orde verstoring(en) werd(en) gepleegd. Slechts bij uitzondering krijgt iemand een gelijktijdige ontzegging voor meerdere gebieden. In dat geval dient dit in het besluit te worden gemotiveerd.

  • Indien de overtreder kan aantonen dat hij een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, wordt het gebied waarop het verbod van toepassing is dienovereenkomstig aangepast zodat de betreffende persoon een aanlooproute heeft en ten behoeve van dit belang in het gebied kan zijn. Enkele daarvan zijn benoemd in de APV (wonen en werk). Of iemand een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, zal door de betrokkene zelf moeten worden aangetoond. Het zal in het algemeen gaan om belangen in de persoonlijke sfeer zoals wonen, werken, bezoek aan een huisarts, advocaat of hulpverleningsinstanties.

  • In het geval van een mogelijk langdurig gebiedsverbod (langer dan 12 uur) ontvangt de betrokkene eerst een voornemen. Betrokkene kan binnen vijf werkdagen na het uitreiken van het voornemen zijn zienswijze aan de burgemeester kenbaar maken. Dit kan schriftelijk of mondeling gebeuren. Indien betrokkene zijn zienswijze mondeling kenbaar wenst te maken dan vindt dit gesprek zo spoedig mogelijk plaats. Van het zienswijzegesprek wordt door de gemeente een verslag gemaakt. De zienswijze wordt meegenomen in het uiteindelijk door de burgemeester te nemen besluit.

    In verband met de spoedeisendheid kan van de mogelijkheid om een zienswijze te geven, worden afgezien (art. 4:11 Awb). Dit wordt dan in het besluit gemotiveerd.

  • De betrokkene wordt gewezen op de mogelijkheid om bezwaar en beroep aan te tekenen tegen het definitieve besluit.

  • Als de burgemeester besluit om uiteindelijk geen gebiedsverbod op te leggen, ontvangt de betreffende persoon daarvan schriftelijk bericht.

  • Een afschrift van het besluit van de burgemeester wordt gezonden aan de desbetreffende teamchef van politie (behalve als dit besluit in mandaat door de politie is genomen), de officier van justitie en het Veiligheidshuis.

3.2 Werkwijze

Wat betreft het opleggen van een gebiedsverbod op grond van artikel 2.65 APV wordt de navolgende werkwijze gehanteerd:

  • A.

    Eerste openbare orde verstoring

    • 1.

      Waarschuwing: Een gebiedsverbod wordt in de regel opgelegd bij herhaaldelijke overlast. Er is sprake van herhaaldelijke overlast als de betrokkene binnen 12 maanden twee orde verstorende gedragingen pleegt zoals genoemd in de feitentabel. Dit hoeven niet twee dezelfde feiten te zijn maar kunnen ook verschillende feiten betreffen. Omdat een gebiedsverbod in de regel wordt opgelegd na een herhaling van de orde verstoring wordt – uitgezonderd de gebieden als genoemd onder punt 2 - na een eerste openbare orde verstoring door of namens de burgemeester gewaarschuwd.

    • 2.

      12 uurs gebiedsverbod: In afwijking van de onder punt 1 genoemde werkwijze wordt na een eerste openbare orde verstoring in het uitgaansgebied of het VAST gebied niet gewaarschuwd, maar door of namens de burgemeester direct een gebiedsverbod opgelegd.

      In de op 5 januari 2011 vastgestelde ‘Beleidsregels gebiedsverboden Breda 2011’ had de burgemeester aangegeven hoe hij uitvoering geeft aan de bevoegdheid van artikel 2.3.13 APV 2004 (artikel 2.65 APV 2014). Daarbij werden gebiedsverboden opgelegd na twee orde verstorende gedragingen binnen 12 maanden. Op 31 augustus 2012 heeft de burgemeester de beleidsregels aangepast waarbij de burgemeester in de ‘Beleidsregels gebiedsverboden Breda 2012’ heeft aangegeven in voorkomende gevallen – bij ernstige orde verstoringen - een gebiedsverbod op te leggen na een eerste openbare orde verstoring. In de door de burgemeester op 22 januari 2016 vastgestelde ‘Beleidsregels gebiedsverboden 2016’ werd op advies van de commissie Bezwaarschriften uitgewerkt in welke gevallen direct een gebiedsverbod werd opgelegd.

      De praktijk laat zien dat plegers van een openbare orde verstoring in het uitgaansgebied na het voorval langere tijd geagiteerd zijn. Al dan niet onder invloed van drank en of drugs. Dan helpt een waarschuwing onvoldoende om op dat moment de orde te herstellen. Zeker in risicovolle omgevingen zoals het uitgaanscentrum. Weg sturen van de orde verstoorder van de plaats waar de openbare orde verstoring plaats vond is niet afdoende. De betrokken persoon komt vaak na korte tijd weer terug of veroorzaakt iets verderop weer problemen met dezelfde tegenstander(s) of andere bezoekers van de stad.

      Hetzelfde probleem manifesteert zich ook in het VAST gebied. De openbare orde verstoorders in dit gebied betreft meestal alcohol- of drugsverslaafden dan wel drugsdealers. Zij zijn vaak onder invloed en een waarschuwing heeft dan weinig resultaat om te voorkomen dat de orde kort daarna niet weer wordt verstoord.

      Het is in het belang van de handhaving van de openbare orde daarom wenselijk dat - in aanvulling op alle genomen maatregelen in het kader van het convenant ‘Veilig uitgaan’ in de binnenstad of het VAST project (subsidiariteit) - de orde verstoorder(s) direct wordt geweerd uit deze risicovolle omgevingen. De persoon dient de omgeving te verlaten en daar gedurende enige tijd weg te blijven om de rust te laten terug keren en de orde verstoorder te laten afkoelen. De mogelijkheden van de politie om dit te bewerkstelligen met reguliere middelen blijken daarvoor niet afdoende. De politie stuurt de orde verstoorder nu vaak weg op basis van artikel 2.1 APV Breda 2014 maar dit kan niet verhinderen dat de persoon korte tijd later weer ter plaatse is. Zo ook bij aanhouding. Ook dan zal de orde verstoorder na een paar uur (maximaal 6 uur) weer terug in het gebied kunnen en is – zeker omdat het dan om zwaardere openbare orde verstoringen zal gaan - de kans op herhaling aanwezig.

      Daarom wordt in deze beleidsregel er voor gekozen om in kwetsbare gebieden van het uitgaanscentrum en het VAST gebied na een eerste openbare orde verstoring als genoemd in de feitentabel (paragraaf 4) direct een gebiedsverbod op te leggen. Vanuit de eis van proportionaliteit moet dit gebiedsverbod echter voor korte duur zijn. Het gebiedsverbod wordt opgelegd voor de duur van 12 uur. Dit wordt voldoende geacht als afkoelingsperiode waarbij het belang van het beschermen van de openbare orde in een kwetsbaar gebied met het verbod proportioneel wordt geacht ten opzichte van de inbreuk die het verbod maakt op het recht op bewegingsvrijheid van de orde verstoorder. Gelet op het hiervoor aangehaalde doel van het gebiedsverbod wordt daarbij geen gelegenheid gegeven voor een zienswijze.

  • B.

    Tweede openbare orde verstoring

    Begaat iemand binnen 12 maanden na een waarschuwing of het 12-uurs gebiedsverbod als bedoeld onder A weer een openbare orde verstoring in hetzelfde gebied, dan wordt door de burgemeester een gebiedsverbod opgelegd voor een langere duur. De herhaling van de openbare orde verstoring rechtvaardigt dit. Kennelijk heeft de waarschuwing c.q. het kortlopende gebiedsverbod niet geleid tot aanpassing van het gedrag en is een langere hersteltermijn noodzakelijk.

    Afhankelijk van de ernst (impact) van de laatst gepleegde openbare orde verstoring wordt bij herhaling van het verstoren van de openbare orde overeenkomstig de feitentabel van paragraaf 4 een gebiedsverbod opgelegd voor de duur van:

    • 6 weken bij feiten als genoemd in categorie 1

    • 8 weken bij feiten als genoemd in categorie 2

    • 12 weken bij feiten als genoemd in categorie 3

  • C.

    Volgende openbare orde verstoring binnen 6 maanden

    Begaat een persoon tijdens of binnen 6 maanden na de datum waarop een gebiedsverbod als bedoeld onder B eindigde wederom een openbare orde verstoring dan legt de burgemeester een gebiedsverbod op voor de duur behorende bij het laatste gepleegde feit. In dit geval wordt echter direct een gebiedsverbod opgelegd en wordt geen voornemen meer gestuurd. Er wordt dan geen gelegenheid meer gegeven om een zienswijze te geven.

    Dit wordt gerechtvaardigd door het feit dat betrokkene in deze situatie al de nodige waarschuwingen en kansen heeft gehad, maar desondanks zijn orde verstorende gedrag niet heeft aangepast. Er is daarom een gerechtvaardigde vrees voor een hernieuwde openbare orde verstoring.

    Als een gebiedsverbod op basis van deze beleidsregel wordt uitgereikt terwijl er al een gebiedsverbod van toepassing is voor hetzelfde gebied, dan gaat de termijn van het nieuwe gebiedsverbod in na afloop van het lopende gebiedsverbod.

4. Openbare orde verstorende handelingen en duur gebiedsverboden

Hieronder wordt aangegeven voor welke openbare orde verstorende (strafbare) feiten en handelingen een gebiedsverbod kan worden opgelegd. De duur van het verbod is afhankelijk van de ernst van het gepleegde feit.

Feitentabel

Categorie 1:

Samenscholing en ongeregeldheden

Art. 2.1 APV

Ordeverstoring bij evenement

Art. 2.14 APV

Hinderlijk gedrag op af aan de weg

Art. 2.58 APV

Hinderlijk drankgebruik op de weg

Art. 2.60 APV

Drankgebruik op de weg (alleen voor aangewezen gebieden)

Art. 2.61 APV

Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen

Art. 2.62 APV

Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten

Art. 2.63 APV

Vernieling

Art. 350 Sr

Baldadigheid / straatschenderij

Art. 424 Sr

Ordeverstoring in dronkenschap

Art. 426 Sr

Straatprostitutie

Art. 3.7 APV

Schennis eerbaarheid

Art. 239 Sr

(poging tot) brandstichting

Art. 157/1 (i.r.t. 45/47 Sr)

Bezit / voorhanden hebben van vuurwerk

Art. 3B1 Vuurwerkbesluit

Categorie 2:

Wederspannigheid

Art. 180 Sr

Wederspannigheid in vereniging

Art. 182 Sr

Negeren van bevoegd gegeven ambtelijk bevel

art. 2.1/ 1 APV

Belediging ambtenaar in functie

Art. 266 jo. 267 Sr

Eenvoudige mishandeling of vechten

Art. 300 Sr

Bedreiging

Art. 285 Sr

Opruiing

Art. 131 Sr

Brandstichting

Art. 157 / 2

Brand door schuld

Art. 158 Sr

Afsteken vuurwerk

Art. 2.3.6 Vuurwerkbesluit

Afsteken vuurwerk nabij gebouwen met brandgevaar

Art. 429 Sr

Categorie 3

Deelnemen aan aanval / vechterij

Art. 306 Sr

Openlijke geweldpleging

Art. 141 Sr

Geweld tegen hulpverleners of andere ambtenaren in functie

Art. 304 Sr

Drugshandel op straat

Art. 2.76 APV

Handel in harddrugs (o.a. bezit handelshoeveelheid)

Art. 2 Opiumwet [1]

Handel in softdrugs (o.a. bezit handelshoeveelheid)

Art. 3 Opiumwet [2]

(Poging tot) doodslag

Art. 287 Sr (i.r.t. art. 45/47 Sr)

(Poging tot) zware mishandeling

Art. 302 Sr (i.r.t. art. 45/47 Sr)

(Poging tot) wederrechtelijk binnendringen / lokaalvredebreuk

Art. 138 Sr (i.r.t.art. 45/47 Sr)

Brandstichting

Art. 157 / 3 Sr

Verbodsbepaling voor wapens van categorie I

Art. 13 WWM

Verbod voorhanden hebben wapens

Art. 26 WWM

Verbod dragen wapens

Art. 27 WWM

Bovengenoemde feiten hoeven niet per se op straat plaats te vinden maar er moet wel een relatie zijn met de openbare orde. Zo kunnen bijv. bedreigingen in een winkel wel degelijk relevant zijn voor de openbare orde en ten grondslag kunnen liggen aan een gebiedsverbod. Tevens kunnen strafbare feiten die zich afspelen in een voor het publiek toegankelijke inrichting (zoals een café of discotheek) de basis zijn voor een gebiedsverbod.

Bijzondere omstandigheden

Bijzondere omstandigheden kunnen voor de burgemeester aanleiding geven af te wijken van de in deze beleidsregel bij de categorieën genoemde duur van het gebiedsverbod. Indien de burgemeester echter besluit hiervan af te wijken dient dit te worden gemotiveerd in het besluit. Indien de burgemeester dergelijke bijzondere omstandigheden niet aanwezig acht, wordt wat betreft de duur, de regeling aangehouden zoals aangegeven in deze beleidsregel.

[1] Met dien verstande dat als het gaat om het aanwezig hebben van een middel als bedoeld in artikel 2 of 3 van de Opiumwet alleen een gebiedverbod kan worden opgelegd als de aangetroffen hoeveelheid groter is dan de gebruikershoeveelheid als bedoeld in de richtlijnen van het college van procureurs-generaal.

[2] Zie voetnoot 1.

5. Aangewezen gebieden en tijdvakken

  • A.

    Gebied VAST

    Dit is het gebied begrensd door en inclusief de volgende wegen (met trottoir en eventuele groenstroken): Belcrumweg, Van Voorst tot Voorststraat, Kievietstraat, Speelhuislaan, Speelhuisplein, Terheijdenseweg, Terheijdensestraat, Delpratsingel, J.F. Kennedylaan, Catharinastraat, Kasteelplein, Cingelstraat, Schoolstraat, Vismarktstraat, Hoge Brug, Nieuwe Prinsenkade, Tramsingel, Smederijstraat en Slingerweg.

    De gebiedsverboden voor het VAST-gebied gelden gedurende de gehele dag en zijn niet begrensd qua tijdvak.

  • B.

    Gebied Uitgaanscentrum

    Dit is het gebied begrensd door en inclusief de volgende wegen (met trottoir en eventuele groenstroken): Adriaan van Bergenstraat, Nieuwe Prinsenkade vanaf de Middellaan, Prinsenkade, Nieuwe weg, Karnemelkstraart, Houtmarkt, Oude Vest, Molenstraat, Veemarktstraat, Catharinastraat, Valkenberg (park), Kasteelplein, Cingelstraat, Kraanstraat, Hoge Brug, Adriaan van Bergenstraat, Willemstraat en Stationsplein (looproute).

    De gebiedsverboden voor het gebied Uitgaansgebied zijn bedoeld voor de aanpak van notoire overlastgevers in het uitgaansgebied van Breda. Daarom worden gebiedsverboden voor dit deel van de stad beperkt tot de uitgaanstijden. De uitgaanstijden zijn ontleend de sluitingstijden van de horeca, waarbij ook rekening wordt gehouden met de tijden waarop het uitgaanspubliek het uitgaanscentrum verlaat. Aangezien diverse nachtzaken ook door de week geopend zijn en er een trend waar te nemen is dat de stapavond zich verplaatst van het weekend naar de doordeweekse dagen gelden de gebiedsverboden voor het uitgaanscentrum iedere avond van 18.00 tot 05.30 uur.

    Bijzondere omstandigheden kunnen ertoe leiden dat de tijden voor het gebied Uitgaanscentrum worden uitgebreid. Een uitbreiding van de tijden wordt in het besluit tot het opleggen van het gebiedsverbod gemotiveerd.

  • C.

    Overige gebieden

    De gebiedsverboden in overige gebieden kunnen qua tijdsduur zeer verschillend zijn. Waar het gaat om bijvoorbeeld het winkelgebied en daaraan gerelateerde overlast zullen de openingstijden van de winkels leidend zijn, maar waar het gaat om dealen in drugs zal een verbod eerder voor de hele dag zijn. Waar het gaat om overige gebieden worden de tijden in het besluit vermeld en gemotiveerd.

6. Mandaat politie

Het opleggen van een kortlopend gebiedsverbod voor 12 uur als bedoeld in deze beleidsregel voor det gebieden ‘Uitgaansgebied’ en ‘VAST’ zijn door de burgemeester ten behoeve van de werkbaarheid onder voorwaarden gemandateerd aan de basispolitiefunctionarissen en surveillanten van de politie Midden en West Brabant., district Breda voor zover werkzaam binnen de gemeente Breda en aan bijzondere opsporingsambtenaren (BOA) van de afdeling stadstoezicht, directie Publiekszaken, gemeente Breda.

Ook het nemen van een voornemen tot het opleggen van een gebiedsverbod voor een langere periode dan 12 uur voor de gebieden ‘Uitgaansgebied’ en ‘VAST’ als bedoeld in deze beleidsregel is door de burgemeester onder voorwaarden gemandateerd aan politiefunctionarissen werkzaam bij de eenheid Zeeland-West-Brabant, district Breda voor zover werkzaam binnen de gemeente Breda.

De politie volgt bij de uitvoering van dit mandaat hetgeen is bepaald in deze beleidsregel, het mandaatbesluit en de daarin opgenomen instructie.

Een afschrift van een uitgereikte gebiedsverbod of een voornemen gebiedsverbod wordt door de politie of de afdeling Toezicht & Handhaving de eerstvolgende werkdag aan de burgemeester gezonden tezamen met een rapportage waarin zijn opgenomen:

  • De persoonsgegevens van betrokkene

  • Een beschrijving van de openbare orde verstoring die aanleiding gaf voor het gebiedsverbod,

  • de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden

  • eventuele andere relevante feiten zoals eerdere processen-verbaal, meldingen, mutaties, etc. (dit met als doel om een totaalbeeld van de gedragingen van de betrokkene te verkrijgen).

  • Het gebied waarvoor het gebiedsverbod werd opgelegd

  • Contactgegevens van de betrokken ambtenaar die het 12 uurs gebiedsverbod / het voornemen heeft opgelegd.

Gebiedsverboden voor een langere duur dan 12 uur worden altijd opgelegd door de burgemeester.

7. Toezicht en handhaving

De politie houdt toezicht op de naleving van het gebiedsverbod. Ook buitengewone opsporingsambtenaren of andere toezichthouders in dienst van de gemeente zien toe op de naleving. Overtreden van het gebiedsverbod is strafbaar op grond van artikel 6.1 van de APV.

Het opleggen van een gebiedsverbod houdt overigens niet in dat er geen strafrechtelijke vervolging meer plaatsvindt door het openbaar ministerie tegen de gepleegde strafbare feiten.

8. Overgangsregeling

Waarschuwingen en gebiedsverboden die zijn opgelegd op grond van de op 22 januari 2016 vastgestelde en op 29 februari 2016 bekend gemaakte ‘Beleidsregels gebiedsverboden Breda 2016’ blijven ook na inwerkingtreding van deze beleidsregels van toepassing. Dus de op basis van deze beleidsregels opgelegde nog lopende gebiedsverboden blijven van kracht en zo ook de op basis van deze beleidsregels afgegeven waarschuwingen gedurende een termijn van 12 maanden na hun uitreiking.

9 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘Beleidsregels gebiedsverboden Breda 2017’.

10. Bekendmaking en inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking één dag na bekendmaking onder gelijktijdige intrekking van de op 22 januari 2016 vastgestelde en op 29 februari 2016 bekend gemaakte ‘Beleidsregels gebiedsverboden Breda 2016’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld, Breda, d.d. 19 oktober 2016
Dr. P.F.G. Depla,
Burgemeester van Breda

Bijlagen behorende bij deze beleidsregels:

Kaart begrenzing gebied VAST

Kaart begrenzing gebied uitgaanscentrum