Regeling vervallen per 31-12-2017

Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m 30-12-2017

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2016

De raad van de gemeente Brielle;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 november 2015, volgnummer 78;

gelet op: artikel 227 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de navolgende:

Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelastingen 2016

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    reclameobject: een openbare aankondiging in letters, symbolen, logo’s of kleuren, of een combinatie daarvan, of een reclamevoorwerp, zichtbaar vanaf de openbare weg;

    voorziening: specifiek hulpmiddel bestemd voor het aanbrengen van één of meer (al dan niet wisselende) openbare aankondigingen

  • c.

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in of op de grond;

  • d.

    vestiging: een gebouw, of deel daarvan, dat door één organisatie of bedrijf wordt gebruikt;

  • e.

    tussenpersoon: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het verlenen van bemiddeling bij het tot stand brengen en sluiten van overeenkomsten in opdracht en op naam van personen tot wie hij niet in vaste betrekking staat;

  • f.

    exploitant: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van reclameobjecten op door hem daartoe beschikbaar gestelde oppervlakten;

  • g.

    jaar of maand: een kalenderjaar of -maand of een gedeelte van een van die kalenderperioden.

Artikel 2 Gebiedsomschrijving

De verordening reclamebelasting 2015 is van toepassing in de binnenstad van Brielle, in het gedeelte dat is gelegen binnen de stadswallen. Het aangewezen gebied is vermeld op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart (bijlage 1).

Artikel 3 Belastbaar feit

Onder de naam ‘reclamebelasting’ wordt, binnen het gebied als bedoeld in artikel 2, een belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1. De reclamebelasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie, al dan niet met vergunning, de reclameobjecten worden aangetroffen.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting ter zake van reclameobjecten, die met vermelding van de naam van een tussenpersoon zijn aangebracht in verband met de huur of de verkoop van roerende of onroerende zaken, geheven van die tussenpersoon.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting ter zake van reclameobjecten die door tussenkomst van een exploitant zijn aangebracht, geheven van die exploitant.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De reclamebelasting wordt geheven naar een vast bedrag voor één of meer openbare aankondigingen die worden aangetroffen per vestiging , met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde. Het tarief bedraagt per vestiging, voor:

    per jaar

    per maand

    - zone A (kernwinkelgebied)

    € 595,-

    € 49,59

    - zone B (buiten het kernwinkelgebied)

    € 450,-

    € 37,50

  • 2. Reclameobjecten behoren in elk geval tot één bouwwerk indien zij daarmee fysiek zijn verbonden of daarmee tezamen worden gebruikt.

Artikel 6 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Ontstaan van belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak.

  • 2. Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3. Indien de belastingplicht bij het begin van het belastingtijdvak bestaat of aanvangt, wordt de reclamebelasting naar jaartarief geheven.

  • 4. Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, wordt de reclamebelasting naar maandtarief geheven.

  • 5. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de naar maandtarief geheven reclamebelasting verschuldigd voor zoveel maanden als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 6. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt en de reclamebelasting naar jaartarief is geheven, wordt de aanslag op verzoek van de belastingplichtige verminderd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de vermindering minder bedraagt dan € 10,00.

  • 7. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt en de reclamebelasting naar maandtarief is geheven, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd tot op het bedrag dat met toepassing van het maandtarief wordt berekend voor het aantal volle kalendermaanden waarin de belastingplicht bestond, tenzij blijkt dat het bedrag van de vermindering minder bedraagt dan € 10,00. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt de maand waarin de belastingplicht eindigt als volle kalendermaand aangemerkt.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1. De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2. Belastingaanslagen met een totaalbedrag van minder dan € 10,-- worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 9 Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven ter zake van openbare aankondigingen:

  • a.

    die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze openbare aankondigingen zijn geplaatst in een voorziening waarin, waaraan of waarop wisselende openbare aankondigingen worden geplaatst, die individueel korter dan 13 weken aanwezig zijn, maar waarbij de verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 13 weken of meer aanwezig zijn;

  • b.

    waarvoor op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst betaling aan de gemeente moet geschie-den onderscheidenlijk een vergoeding aan de gemeente verschuldigd is;

  • c.

    die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend kunnen worden aangemerkt;

  • d.

    die door de gemeente of in opdracht van de gemeente is geplaatst of aangebracht, indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de publieke taak;

  • e.

    die door (semi) overheden of cultureel-maatschappelijke instellingen zijn aangebracht en die een cultureel, maatschappelijk, charitatief of ideëel belang dienen;

  • f.

    op parasols welke zijn geplaatst op een terras bij een horecaonderneming;

  • g.

    aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of wijkorganen, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een vlag met naam van de winkeliersvereniging of het wijkorgaan;

  • h.

    op zuilen, borden, muren of andere constructies, aangewezen door het bevoegde bestuursorgaan;

  • i.

    voorzien van opschriften aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;

  • j.

    die zijn aangebracht op onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard en op die activiteiten gericht zijn;

  • k.

    die zijn bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen zaak;

  • l.

    die kleiner zijn dan 0,1 vierkante meter;

  • m.

    die betrekking hebben op de 1e-lijns gezondheidszorg.

Artikel 10 Betalingstermijn

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan minder bedraagt dan € 2.500,--, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste ter-mijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de doorbelasting van kosten, de heffing en de invordering van de reclamebelasting.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De "Verordening reclamebelasting 2015’ vastgesteld bij raadsbesluit van 9 december 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking doch niet eerder dan 1 januari 2016.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening reclamebelasting 2016".

Ondertekening

Aldus besloten door de gemeenteraad van Brielle

in de openbare vergadering van 8 december 2015

de griffier, L.C.M. van Steijn
de voorzitter, G.G.J. Rensen

afbeelding binnen de regeling