Treasurystatuut Bronckhorst 2011

Geldend van 15-02-2012 t/m heden

1 Inleiding

Per 1 januari 2001 is de Wet financiering lagere overheden (Wet filo) vervangen door de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido). In deze wet zijn de kaders gesteld voor een verantwoorde, prudente en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden, door een op te stellen treasurystatuut.

Inmiddels is de “dualisering” van kracht waarbij een duidelijk onderscheid is gemaakt tussen werkzaamheden van de raad en van het college van burgemeester en wethouders. Ook zijn er aanvullende eisen gesteld aan de financiële functie. De paragrafen die moeten worden opgenomen in het jaarverslag en in de begroting zijn uitgebreid. Ook moet het treasurystatuut aan de nieuwe eisen voldoen. Voor wat betreft het financiële beleid is met name de verordening met betrekking tot artikel 212 Gemeentewet van belang. Conform de verordening stelt het college van burgemeester en wethouders het treasurystatuut vast. Het college zendt het treasurystatuut ter kennisgeving aan de raad.

Tijdens de kredietcrisis bleek dat de eisen die voorheen in de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (hierna Ruddo) beschreven stonden, niet voldoende waren voor de uitzonderlijke ontwikkelingen in deze periode . Door het ministerie van Financiën is de regeling aangepast per april 2009. Recentelijk heeft het ministerie van Binnenlandse zaken de Handreiking Treasury 2011 gepubliceerd. Deze wijzigingen zijn doorgevoerd in het treasurystatuut.

2 Treasurystatuut

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorst;

gelezen het advies van de afdeling Ontwikkeling van 3 december 2011;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet,

de Financiële verordening gemeente Bronckhorst,

de Wet financiering decentrale overheden,

de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden;

besluit:

vast te stellen het navolgende Treasurystatuut Bronckhorst.

2.1 Begrippenkader

2.1 Begrippenkader

Artikel 1

In dit statuut wordt verstaan onder:

  • -

    Commercial Paper

    Verhandelbare schuldbekentenis die wordt uitgegeven door een bedrijf of een andere niet-kredietinstelling. Het betreft een kortlopende schuldpositie die men aangaat met een bank of andere financiële instelling waar geen zekerheden tegenover staan.

  • -

    Derivaten

    Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

  • -

    EER

    Europese Economische Ruimte. Hieronder vallen naast de lidstaten van de Europese Unie ook Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.

  • -

    Financiering

    Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.

  • -

    Geldstromenbeheer

    Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten over te boeken zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer).

  • -

    GBV

    Gezond Boeren Verstand.

  • -

    Intern liquiditeitsrisico

    De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

  • -

    Kasgeldlimiet

    Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

  • -

    Koersrisico

    Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

  • -

    Kredietrisico

    De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit.

  • -

    Liquiditeitenbeheer

    Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.

  • -

    Liquiditeitenplanning Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid.

  • -

    Medium Term Notes

    Verhandelbare schuldbewijzen aan toonder met een middellange looptijd.

  • -

    Paragraaf Financiering

    Paragraaf in de begroting en jaarrekening waarin de beleidskaders van het treasurystatuut worden vertaald in beleidsvoornemens (begroting) en realisatie (jaarrekening).

  • -

    Rating

    De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier.

  • -

    Renterisico

    Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen.

  • -

    Renterisiconorm

    Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden.

  • -

    Rentetypische looptijd

    Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding.

  • -

    Ruddo

    Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden.

  • -

    Saldobeheer

    Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen.

  • -

    Rentevisie

    Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling.

  • -

    Solvabiliteitsratio van 0%

    Status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de EER aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend.

  • -

    Treasuryfunctie

    De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer.

  • -

    Uitzetting

    Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

2.2 Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 2

De gemeente onderscheidt een viertal doelstellingen van de treasuryfunctie:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities.

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s.

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido en de Ruddo respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

Risicobeheer

2.3 Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 3

Voor het risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente mag leningen op grond van de “publieke taak” uitsluitend verstrekken aan door het college goedgekeurde derde partijen, waarbij vooraf advies van de afdeling Ontwikkeling wordt ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij. Voor de vraag of er sprake is van een “publieke taak” zijn de doelstellingen, zoals opgenomen in de programmabegroting, bepalend.

  • 2.

    De gemeente mag garanties op grond van de “publieke taak” verstrekken, hiervoor wordt verwezen naar de nog op te stellen Verordening Gemeentegaranties Geldleningen Verenigingen/instellingen.

  • 3.

    De gemeente kan middelen uitzetten op grond van de treasuryfunctie als deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd door de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut.

  • 4.

    Het gebruik van derivaten is toegestaan maar deze worden uitsluitend toegepast ter beperking van financiële risico’s. Voordat een derivatentransactie wordt afgesloten wint de gemeente het advies in van een externe onafhankelijke adviseur.

2.4 Renterisicobeheer

Artikel 4

  • 1.

    De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet fido.

  • 2.

    De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet fido.

  • 3.

    Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning. Tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen mogen uitsluitend worden uitgezet bij dezelfde bank of financiële instelling waar ze zijn aangetrokken.

  • 4.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand, de rentevisie en het GBV.

  • 5.

    De rentevisie van de gemeente wordt in de paragraaf financiering van de begroting uiteengezet en indien nodig tussentijds bijgesteld.

  • 6.

    Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de gemeente ook naar spreiding in de rentetypische looptijden van leningen/uitzettingen.

2.5 Koersrisicobeheer

Artikel 5

  • 1.

    De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen op grond van treasury, door daarbij uitsluitend te hanteren:

    • a.

      Producten met een hoofdsomgarantie aan het einde van de looptijd en/of

    • b.

      Uitzettingen in vastrentende waarden.

  • 2.

    Ook beperkt de gemeente de koersrisico’s door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

2.6 Kredietrisicobeheer

Artikel 6

  • 1.

    Bij het uitzetten van middelen op grond van treasury gelden de volgende uitgangspunten:

    • a.

      Financiële ondernemingen die gevestigd zijn in een lidstaat die ten minste beschikt over een AA-rating, afgegeven door ten minste twee ratingsbureaus en voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze ten minste over een AA-minus rating beschikken, afgegeven door ten minste twee ratingsbureaus.

    • b.

      Nederlandse overheden en publiekrechtelijke lichamen met een solvabiliteitsratio van 0%.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden, indien mogelijk, zekerheden geëist.

2.7 Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 7

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitenrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), en op een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van minimaal 4 jaar.

2.8 Valutarisicobeheer

Artikel 8

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de munteenheid euro.

Gemeentefinanciering

2.9 Financiering

Artikel 9

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden uitsluitend aangetrokken voor de uitoefening van de publieke taak.

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken om de renterisico’s te minimaliseren en het renteresultaat te optimaliseren.

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen, commercial paper (CP) en medium term notes (MTN).

  • 4.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 2 instellingen voordat een financiering wordt aangetrokken.

2.10 Langlopende uitzettingen

Artikel 10

Bij het uitzetten van middelen op grond van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5, 6 en 8 genoemde voorwaarden.

  • 2.

    De gemeente vraagt bij minimaal 2 instellingen offertes op voordat een langlopende uitzetting wordt gedaan.

2.11 Relatiebeheer

Artikel 11

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste ééns in de 4 jaar beoordeeld.

  • 2.

    Bankrelaties moeten, wat betreft hun kredietwaardigheid, minimaal voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6.

  • 3.

    Financiële ondernemingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) moeten onder Nederlands of anderszins EER-toezicht vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.

  • 4.

    Tussenpersonen moeten geregistreerd staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Kasbeheer

2.12 Geldstromenbeheer

Artikel 12

Om de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk electronisch bij één bank uitgevoerd.

2.13 Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel

Artikel 13

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities.

  • 2.

    Indien een liquiditeitsbehoefte ontstaat, kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 4 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden.

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant.

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het extern uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn producten met hoofdsomgarantie aan het einde van de looptijd en/of uitzettingen in vastrentende waarden.

  • 5.

    Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan.

  • 6.

    De gemeente vraagt bij minimaal 2 instellingen rentepercentages met bijbehorende condities op voordat middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd korter dan één jaar.

Debiteuren- en crediteurenbeheer

2.14 Debiteuren- en crediteurenbeheer

Artikel 14

Het onderdeel debiteuren- en crediteurenbeheer wordt in dit statuut niet verder uitgewerkt. Voor het debiteurenbeheer wordt verwezen naar de (nog vast te stellen) Leidraad Invordering. Deze leidraad beschrijft de processen rondom de publiekrechtelijke invordering. Voor de privaatrechtelijke invordering wordt hier zo veel mogelijk bij aangesloten.

Het crediteurenbeheer is vastgelegd in werkbeschrijvingen, deze zijn gericht op tijdige en juiste betalingen.

Administratieve organisatie en interne controle

2.15 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 15

Voor de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd.

  • 2.

    De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat:

    • a.

      de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;

    • b.

      de treasury-activiteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

    • c.

      de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn.

  • 3.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd.

  • 4.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd;

    • b.

      de uitvoering en controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

  • 5.

    Een transactie wordt onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten.

  • 6.

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties.

  • 7.

    Na ontvangst van de transactiebevestiging wordt de transactie direct gecontroleerd door de functionaris die belast is met de interne controle.

2.16 Verantwoordelijkheden/Bevoegdheden

Artikel 16

De taken en verantwoordelijkheden voor de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Functie

Verantwoordelijkheden

Gemeenteraad

·Vaststellen van de publieke taak;

·Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, beleidskaders en limieten (opgenomen in de fin.verordening art. 212);

·Het vaststellen van de paragraaf financiering in de begroting en de jaarrekening;

·Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan;

·Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid.

College van b en w

·Vaststellen van het treasurystatuut;

·Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);

·Het rapporteren aan de gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid;

·Het openen/wijzigen/sluiten bankrekeningen;

·Het afsluiten van derivatentransacties;

·Het vaststellen van kredietfaciliteiten;

·Het aantrekken van middelen, m.u.z. van de middelen genoemd in art. 13, zoals vastgelegd in het treasurystatuut;

·Het uitzetten van middelen, m.u.z. van de middelen genoemd in art. 13, zoals vastgelegd in het treasurystatuut;

·Het beleggen van middelen in garantieproducten;

·Het verstrekken van leningen aan derden op grond van de publieke taak;

·Het garanderen van middelen op grond van de publieke taak.

Beleidsmedewerker B Afd. Ontwikkeling /

Cluster Financiën / belast met treasury

·Verantwoordelijk voor de uitvoering van de treasuryactiviteiten;

·Het rapporteren aan b en w over de uitvoering van het treasurybeheer;

·Het afleggen van verantwoording aan het college van b en w.

De afdelingshoofden

·Het zorgen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun sector aanlevert aan de afdeling Ontwikkeling over toekomstige uitgaven en ontvangsten.

Beleidsondersteunend medewerker B / Afd. Ontwikkeling / Cluster Financiën / belast met treasury

·Het uitvoeren van de activiteiten voor de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en kasbeheer. Deze activiteiten moeten conform dit treasurystatuut en de paragraaf financiering worden uitgevoerd;

·Het opstellen van de rentevisie;

·Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer met voorafgaande toets door de controller;

·Het beheren van de geldstromen;

·Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële ondernemingen;

·Het voorbereiden van financiële contracten voortvloeiend uit bovenstaande deelfuncties;

·Het verkrijgen van inzicht in de financiële markten (ratings/percentages/enz.);

·Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied;

·Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

·Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer;

·Het aanleveren van tijdige, volledige en juiste gegevens aan het cluster Financiën;

·Bovenstaande werkzaamheden vinden plaats in samenspraak met Beleidsmedewerker B;

·Het afleggen van verantwoording aan het hoofd afdeling Ontwikkeling over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

Cluster Financiën

·Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële administratie;

Controller

·Het vooraf toetsen van transacties voortvloeiend uit artikel 9, 10 en 13 aan de gestelde eisen in het treasurystatuut.

·Het ontvangen van de orderbevestiging van derden en het controleren of deze overeenkomt met de transactie-informatie zoals verstrekt door de medewerker belast met treasury;

·Het voeren van de interne controle op de uitgevoerde treasurytransacties en bij afwijkingen hierover rapporteren aan het hoofd van de afdeling Ontwikkeling;

Externe accountant

·Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

Artikel 17

In onderstaande tabel staan de bevoegdheden voor treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij behorende autorisatie.

Bevoegd functionaris

(eerste handtekening)

Autorisatie door

(tweede handtekening)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

1.Het uitzetten van middelen via callgeld, deposito en spaarrekening

Medewerker Treasury

Beleidsmedewerker B

2.Het aantrekken van middelen via callgeld of kasgeld

Medewerker Treasury

Beleidsmedewerker B

3.Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

Medewerker Treasury

Beleidsmedewerker B

2.17 Informatievoorziening

Artikel 18

Over de treasuryactiviteiten moet ten minste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie worden verstrekt door de betreffende functionarissen.

Informatie

Frequentie

Informatie-verstrekker

Eindontvanger informatie

1.Gegevens over toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning;

Periodiek/ Incidenteel

Budget/Pro-ducthouder

Medewerker Treasury

2.Liquiditeitenplanning;

Periodiek

Medewerker Treasury

Beleidsmede

werker B

3.Beleidsplannen voor de paragraaf financiering bij de begroting;

Jaarlijks

Beleidsmedewerker B

Gemeenteraad

4.Evaluatie treasuryactiviteiten in paragraaf financiering van de jaarrekening;

Jaarlijks

Beleidsmedewerker B

Gemeenteraad

5.Voortgang onderdelen paragraaf financiering via de tussenrapportages;

Halfjaarlijks

Medewerker Treasury

Gemeenteraad

6.Informatie aan derden(toezichthouder

6. en CBS) zoals genoemd in art. 8

6. wet Fido;

Kwartaal

Beleidsmedewerker B

Derden

2.18 Inwerkingtreding

Artikel 19

Dit treasurystatuut treedt in werking na bekendmaking van het besluit van het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 20

Dit statuut wordt aangehaald als “Treasurystatuut Bronckhorst 2011”.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders in haar vergadering van 6 december 2011.

De burgemeester, de secretaris,

H.A.J. Aalderink. A.H. van Hout.

3 Memorie van toelichting

In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het college van burgemeester en wethouders in het treasurystatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Door de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De paragraaf financiering bijde begroting geeft debeleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het treasurystatuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de beleidsplannen binnen de kaders van de Wet fido en het treasurystatuut blijven. De paragraaf financiering in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de beleidsplannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie hiervan.

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven. Hieronder worden deze afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

De gemeente loopt de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s tegen acceptabele condities te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt en effectief mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat en streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”). Binnen het risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut dient te worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3 lid 1 en 2

De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft enerzijds de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen en anderzijds het prudente karakter van (overige) uitzettingen. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. In dit licht is het dus niet de afdeling Financiën die het politieke besluit voor dergelijke garanties en leningen voorbereidt. Wel wordt geadviseerd dat het gemeentebestuur het advies van de afdeling Financiën inwint voordat zij een beslissing neemt t.a.v. het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak. De gemeente heeft dit advies overgenomen. De afdeling Financiën adviseert over bijv. financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente . Daarnaast is het van belang dat de afdeling Financiën de betreffende aanvraag opneemt in de liquiditeitenplanning.

Voor het verstrekken van garanties wordt verwezen naar de nog op te stellen verordening Gemeentegaranties Geldleningen Verenigingen/instellingen.

Artikel 3 lid 3

Conform de Wet fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.

In de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Uitgangspunt is hierbij dat het nemen van overmatige risico's teneinde extra inkomsten te kunnen genereren nadrukkelijk niet is toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet fido en de memorie van toelichting op de Wet fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. (near banking) De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet fido.

De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben daarom géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente.

Artikel 3 lid 4

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

Gezien de (mogelijke) complexiteit van derivaten en de beperkte kennis binnen de organisatie over dergelijke instrumenten, zal vooraf advies worden ingewonnen van een onafhankelijke adviseur.

Artikel 4 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente. Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de wet Fido en de uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden)

Artikel 4 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met de totale vaste schuld per 1 januari van enig jaar (zie artikel 6 van de wet Fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 4 lid 3

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt middelen te lenen c.q. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

In de handreiking wijziging Ruddo wordt gewezen op het risico van te vroeg liquiditeiten aantrekken omdat de rente op enig moment gunstig lijkt. Hierbij wordt dan een renterisico genomen. Ruddo adviseert om liquiditeiten aan te trekken wanneer ze werkelijk nodig zijn. Indien middelen worden aangetrokken die niet meteen geheel of gedeeltelijk nodig zijn dienen deze te worden weggezet bij dezelfde bank of financiële instelling waar ze zijn aangetrokken.

Artikel 4 lid 5

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de renteontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele financiële ondernemingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd indien men een rentestijging verwacht.

Artikel 4 lid 6

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

Artikel 5 lid 1

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting aan het eide van de looptijd in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd.

Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening). Certificates of deposit, commercial papers, obligaties en medium term notes zijn vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zijn. Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico’s worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde en de vooraf overeengekomen (minimale) rente worden uitgekeerd.

Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelenindex (zoals de AEX-index). Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet fido.

Bij garantieproducten is veelal alleen de hoofdsom gegarandeerd. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het de aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen.

Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit treasurystatuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de Gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de “publieke taak” van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren.

Artikel 5 lid 2

Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend product heeft belegd maar – wegens wijziging in de liquiditeitenplanning - voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom ontvangen, maar de actuele waarde van de uitzetting op basis van de actuele rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af op de liquiditeitenplanning.

Artikel 6

lid 1a.

Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente uit hoofde van Treasury middelen kan uitzetten/beleggen.

Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt toegekend door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s en Fitch IBCA weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D. Een A-rating staat voor “zeer kredietwaardig”.

Artikel 6

lid 1b.

Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EER-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden.

Overigens betreft het hier specifiek de geldnemer, die niet noodzakelijk overeenkomt met de instelling waar het betreffende product in portefeuille wordt gehouden (bij het kopen van een staatsobligatie via een bank is de Nederlandse Staat de geldnemer en niet de betreffende bank).

Artikel 6 lid 2

De Wet fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Omdat de Gemeenteraad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de Gemeenteraad goedgekeurde partijen. Teneinde de kredietrisico’s te beheersen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.

Artikel 7

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente middelen voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de middelen (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. Teneinde aansluiting te zoeken op de meerjarige investeringsplanning van de gemeente is gekozen een liquiditeitenplanning met een periode van 4 jaar op te stellen.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de afdeling Financiën juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële vertaling van hun voorgenomen activiteiten.

Artikel 9 lid 1

Het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 9 lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 9 lid 3

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld. Een Commercial Paper (CP) is een verhandelbare schuldbekentenis die wordt uitgegeven door een bedrijf of een andere niet-kredietinstellingen, het betreft een kortlopende schuldpositie die men aangaat met een bank of andere financiële instelling waar geen zekerheden tegenover staan. Een Medium Term Note (MTN) is een verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, met een minimumlooptijd van twee jaar. Deze maakt onderdeel uit van een medium term note programma.

Artikel 9 lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 10

Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.

Artikel 10 lid 2

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, voor bijv. het effectieve rendement, de hoogte van transactiekosten etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de actuele gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 11 lid 1

Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens in de 4 jaar plaats moet hebben.

Artikel 11 lid 4

Tussenpersonen hebben een intermediairfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente als eis dat tussenpersonen onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Artikel 12 lid 1

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (c.q. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 12 lid 2

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat de kosten van het overboeken van middelen tussen verschillende banken worden vermeden.

Artikel 13 lid 1

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente . Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Ditis een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 13 lid 3

In dit lid worden limitatief de toegestane korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor opgenomen of uitgezette middelen voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities.

Artikel 15

Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. Het treasurystatuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 16

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 respectievelijk artikel 16 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

Artikel 17

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het Algemeen bestuur van de gemeente . Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het Algemeen bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral plaats op ambtelijk niveau plaats, met als voordeel een slagvaardiger optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.