Regeling vervallen per 01-01-2015

Maatregelenverordening Wwb, IOAW, IOAZ en Bbz

Geldend van 14-03-2012 t/m 31-12-2014

Intitulé

Maatregelenverordening Wwb, IOAW, IOAZ en Bbz

Raadsbesluit

Behorende bij raadsvoorstel met nummer: 120301/61

De raad van de gemeente Bronckhorst;

gelezen het voorstel van het college van b en w van 17 januari 2012;

gelet op de bespreking van de gecombineerde commissie Beleidsontwikkeling en Evaluatie en controle van 9 februari 2012;

gelet op artikel 8 lid 1 onderdelen b en h, artikel 9a lid 12 en artikel 18 lid 1, 2 en 3 van de Wet werk en bijstand en de artikelen 35, lid 1, onderdeel b en 20, lid 2 Ioaw, alsmede de artikelen 35, lid 1, onderdeel b en 20, lid 1 Ioaz;

besluit:

  • 1.

    In te trekken de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand gemeente Bronckhorst 2009 en de Maatregelenverordening IOAW en IOAZ

  • 2.

    Vast te stellen de Maatregelenverordening Wwb, Ioaw, Ioaz en Bbz.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen

zelfstandigen (Ioaz), het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

1. Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    de wet: de Wwb, de Ioaw, de Ioaz danwel de Bbz;

  • b.

    Wet Suwi: Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • c.

    uitkering: algemene en bijzondere bijstand en langdurigheidstoeslag als bedoeld in Wwb, alsmede een uitkering op grond van de Ioaw en de Ioaz;

  • d.

    bijstandsnorm: de toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5 onderdeel c Wwb of, voor zover sprake is van een Ioaw en Ioaz uitkering, de grondslag van de uitkering als bedoeld in artikel 5 Ioaw respectievelijk artikel 5 Ioaz, of ingeval van een zelfstandige de uitkering voor het levensonderhoud op grond van het Bbz;

  • e.

    maatregel: verlaging van de bijstandsnorm op grond van artikel 18, lid 2 van de Wwb;

  • f.

    voorzieningen: instrumenten die het college ter beschikking heeft voor het bieden van ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de Wwb;

  • g.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorst.

  • h.

    zelfstandige: een zelfstandige als bedoeld in artikel 78 f Wwb

Artikel 2 Opleggen van een maatregel

  • 1. Het college legt een maatregel op als:

    • a.

      belanghebbende tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan;

    • b.

      de uit de wet of artikel 28, lid 2, of artikel 29, lid 1 van de Wet Suwi voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich naar het college zeer ernstig misdragen.

  • 2. Het college stemt de maatregel af op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

  • 3. Voor belanghebbenden van 65 en ouder waarvan de uitvoering van de bijstandsverlening is overgedragen aan de Sociale Verzekeringsbank geldt het maatregelenbeleid van die instantie.

  • 4. Met een besluit waarmee met toepassing van deze verordening een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen als bedoeld in artikel 5, derde lid.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag van een maatregel

Het college past de maatregel toe door de uitkering tijdelijk met een percentage te verlagen.

Artikel 4 Besluit tot opleggen van een maatregel

  • 1. Het college vermeldt in het besluit tot het opleggen van een

    maatregel in ieder geval:

    a. de reden van de maatregel;

    b. de duur van de maatregel;

    c. het percentage en het bedrag van de maatregel;

    d. de reden om af te wijken van de standaardmaatregel.

  • 2. Het college legt de maatregel op met ingang van de eerst volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan belanghebbende is bekendgemaakt. Het college gaat uit van de voor die maand toepasselijke bijstandsnorm, bijzondere bijstand, of langdurigheidstoeslag.

  • 3. Het college kan in afwijking van het lid 2 de maatregel met terugwerkende kracht opleggen, als de uitkering nog niet is uitbetaald.

  • 4. Een opgelegde maatregel die niet, of niet volledig kan worden uitgevoerd, omdat de uitkering is beëindigd, herleeft als belanghebbende binnen 36 maanden opnieuw recht op uitkering heeft.

  • 5. Het college verdubbelt de duur van de maatregel, als belanghebbende zich binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit, waarbij een maatregel is toegepast, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie.

  • 6. Het college heroverweegt een maatregel met een duur van 3 maanden of meer binnen 3 maanden nadat deze is uitgevoerd.

  • 7. In afwijking van lid 2 wordt, voor zover het een zelfstandige betreft die een uitkering voor het levensonderhoud in de vorm van een geldlening op grond van het Bbz heeft ontvangen, de maatregel met terugwerkende kracht betrokken bij de definitieve vaststelling van die uitkering.

Artikel 5 Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1. Het college ziet af van het opleggen van een maatregel als:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, of

    • b.

      de gedraging meer dan 12 maanden vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden.

  • 2. In afwijking van lid 1 wordt een maatregel in verband met het niet nakomen van de inlichtingen of medewerkingsplicht niet opgelegd na vijf jaar nadat de gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 3. Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel als er daarvoor dringende redenen zijn.

Artikel 6 Samenloop van gedragingen

  • 1. Als belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als bedoeld in artikel 2, lid 1 inhouden, gaat het college voor het bepalen van de hoogte en de duur van de maatregel uit van de gedraging waarop de zwaarste maatregel van toepassing is.

  • 2. Als belanghebbende meerdere verplichtingen schendt door één gedraging, dan gaat het college voor het toepassen van de maatregel uit van de gedraging waarop de zwaarste maatregel van toepassing is.

  • 3. Indien het college de uitkering op grond van artikel 20 lid 1 Ioaw of artikel 20 lid 2 Ioaz blijvend of tijdelijk weigert en de gedraging die tot deze weigering heeft geleid tevens op grond van deze verordening tot een verlaging zou kunnen leiden, blijft een verlaging ter zake van die gedraging achterwege.

Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid

Artikel 7 Indeling in categorieën

Gedragingen van een belanghebbende waardoor algemeen geaccepteerde arbeid niet wordt behouden of één van de verplichtingen op grond van artikel 9 Wwb, artikel 9a Wwb, artikel 55 Wwb respectievelijk artikel 37 Ioaw, artikel 38 Ioaw, artikel 37 Ioaz en artikel 38 Ioaz niet of

onvoldoende worden nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

1. Eerste categorie:

Het college verlaagt de uitkering met 10% van de bijstandsnorm voor de duur van een maand bij:

  • a.

    het zich niet op tijd laten registreren als werkzoekende bij het UWV of het niet op tijd laten verlengen van deze registratie;

  • b.

    het later terugkeren van vakantie dan is toegestaan, terwijl belanghebbende is vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen.

2. Tweede categorie:

Het college verlaagt de uitkering met 20% van de bijstandsnorm voor de duur van een maand bij:

  • a.

    het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden;

  • b.

    het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot inschakeling in de arbeid of het starten van een bedrijf of aan een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing of opleiding.

  • c.

    het niet meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak zoals bedoeld in artikel 44a Wwb

  • d.

    het onvoldoende nakomen van de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 Wwb of artikel 55 Wwb, voorzover het gaat om een persoon jonger dan 27 jaar, gedurende vier weken na de melding zoals bedoeld in artikel 43 lid 4 en 5 Wwb

3. Derde categorie:

Het college verlaagt de uitkering met 30% van de bijstandsnorm voor de duur van twee maanden bij:

  • a.

    gedragingen die de inschakeling in de arbeid of het functioneren als zelfstandige belemmeren;

  • b.

    het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een voor de inschakeling in de arbeid of het starten van een bedrijf noodzakelijk geachte scholing of opleiding, of aan andere aangewezen activiteiten die de zelfstandige bestaansvoorziening bevorderen;

  • c.

    het niet of onvoldoende gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 onderdeel b Wwb en artikel 10 lid 1 Wwb respectievelijk artikel 36 lid 1 Ioaw en artikel 37 lid 1 onderdeel e Ioaw en artikel 36 lid 1 Ioaz en artikel 37 lid 1 onderdeel e Ioaz, voor zover dit heeft geleid tot het niet doorgaan of voor voortijdige beëindiging van een traject;

  • d.

    het later terugkeren van vakantie dan is toegestaan, terwijl belanghebbende niet is vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen.

  • e.

    het niet of onvoldoende verrichten van een door het college opgedragen tegenprestatie naar vermogen zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 onderdeel c Wwb, artikel 37 lid 1 onderdeel f Ioaw of artikel 37 lid 1 onderdeel f Ioaz

  • f.

    het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 onderdeel b WWB respectievelijk artikel 37 lid 1 onderdeel e Ioaw en artikel 37 lid 1 onderdeel e Ioaz niet te willen nakomen, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder zoals bedoeld in artikel 9a lid 1 WWB respectievelijk 38 lid 1 Ioaw en artikel 38 lid 1 Ioaz.

4. Vierde categorie:

Het college verlaagt de uitkering met 100% van de bijstandsnorm voor de duur van drie maanden bij:

  • a.

    het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

  • b.

    het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.

Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de inlichtingen- of medewerkingsplicht

Artikel 8 Niet, niet tijdig of onvolledig verstrekken van inlichtingen of verlenen medewerking

  • 1. Het college legt onverminderd artikel 2, tweede lid een maatregel op van 10% van de bijstandsnorm voor de duur van een maand als een belanghebbende de inlichtingen of medewerkingsplicht als bedoeld in artikel 17, lid 1 en 2 van de wet respectievelijk artikel 78s lid 3 en 4 Wwb, artikel 13 Ioaw of artikel 13 Ioaz niet is nagekomen door

    informatie die van belang is voor de verlening van uitkering of de voortzetting daarvan niet, niet tijdig of onvolledig te verstrekken en dit niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering.

  • 2. Het college ziet af van het opleggen van de maatregel als bedoeld in lid 1 en volstaat met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingen of medewerkingsplicht plaatsvindt binnen een periode van 24 maanden te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende

    een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

  • 3. Het college legt onverminderd artikel 2, lid 2 een maatregel op van 20% van de bijstandsnorm voor de duur van een maand als belanghebbende de inlichtingen of medewerkingsplicht als bedoeld in artikel 17, lid 1 en 2 van de wet respectievelijk artikel 78s lid 3 en 4 Wwb, artikel 13 Ioaw of artikel 13 Ioaz niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van uitkering of de voortzetting daarvan niet, niet tijdig of onvolledig te verstrekken en dit heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering.

Hoofdstuk 4 Overige gedragingen

Artikel 9 Niet voldoen aan de nadere verplichtingen

  • 1. Het college legt onverminderd artikel 2, lid 2 een maatregel op van 10% van de bijstandsnorm voor de duur van een maand als belanghebbende niet of niet behoorlijk heeft voldaan aan de nadere verplichtingen die op grond van artikel 55 van de wet of 38, eerste lid Bbz 2004 zijn opgelegd en dit niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering.

  • 2. Het college ziet af van het opleggen van de maatregel als bedoeld in lid 1 en volstaat met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van deze verplichting plaatsvindt binnen een periode van 24 maanden te rekenen vanaf de datum waarop

    eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

  • 3. Het college legt onverminderd artikel 2, lid 2 een maatregel op van 20% van de bijstandsnorm voor de duur van een maand als een belanghebbende niet of niet behoorlijk heeft voldaan aan de nadere verplichtingen die op grond van artikel 55 of 38, eerste lid Bbz 2004 van de wet zijn opgelegd en dit heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering.

  • 4. Indien een zelfstandige de administratie, als bedoeld in artikel 38 lid 2 Bbz 2004

    • a.

      niet naar behoren heeft gevoerd; of

    • b.

      niet uit eigen beweging binnen zes maanden na afloop van het boekjaar heeft overgelegd; of

    • c.

      op verzoek van het college niet binnen de daartoe door het college gestelde termijn heeft overgelegd

    wordt een maatregel opgelegd van 20% van de norm.

Artikel 10 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1. Het college legt onverminderd artikel 2, lid 2 met toepassing van artikel 18, lid 2 van de Wwb, bij tekortschietend besef verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan een maatregel op, waarvan de hoogte wordt afgestemd op de periode dat de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer recht op bijstand heeft.

  • 2. De maatregel is bij een periode van:

    • a.

      3 maanden of korter: 20% van de bijstandsnorm voor de duur van een maand;

    • b.

      3 tot 6 maanden: 20% van de bijstandsnorm voor de duur van drie maanden;

    • c.

      6 maanden en langer: 20% van de bijstandsnorm voor de duur van zes maanden.

Artikel 11 Zeer ernstige misdragingen

  • 1. Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de Wwb, Ioaw Ioaz of Bbz 2004, wordt een verlaging opgelegd van maximaal honderd procent van de bijstandsnorm gedurende een maand.

  • 2. Het college doet ook aangifte van bij de politie.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 12 Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. Het college beslist in de gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de Maatregelenverordening Wwb, Ioaw, Ioaz en Bbz.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking de dag na publicatie.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de raad van de gemeente Bronckhorst van 1 maart 2012,

De griffier, De voorzitter,

G.J. Mugge H.A.J. Aalderink