Regeling vervallen per 07-05-2016

Verordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Bronckhorst 2015

Geldend van 15-04-2015 t/m 06-05-2016

Intitulé

Verordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Bronckhorst 2015

Raadsbesluit

Behorende bij raadsvoorstel met nummer: 150305/9

De raad van de gemeente Bronckhorst;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 9 februari 2015;

gelet op artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet;

gelet op de ministeriële regeling van 6 oktober tot het stellen van nadere regels ten aanzien van de verstrekking van loonkostensubsidie;

gelet op de ministeriële regeling van 10 oktober 2014 tot het stellen van nadere regels voor de loonwaardebepaling in het kader van de Participatiewet;

gezien het advies van Participatieraad;

besluit:

vast te stellen de Verordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Bronckhorst 2015.

Artikel 1 Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort

  • 1. Het college stelt vast of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie.

  • 2. Hierbij neemt het college de volgende criteria in acht:

    • a.

      een persoon moet behoren tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet;

    • b.

      die persoon is niet in staat met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen, en

    • c.

      die persoon heeft mogelijkheden tot arbeidsparticipatie.

  • 3. Wanneer een werkgever een persoon die tot de doelgroep behoort in dienst wil nemen en bij dat bedrijf al reeds eerder loonwaardemetingen hebben plaatsgevonden uitgevoerd door het UWV Werkbedrijf of door of onder verantwoordelijkheid van een andere gemeente, dan wordt die loonwaardemeting bij die persoon uitgevoerd door het UWV Werkbedrijf of door de desbetreffende andere gemeente.

Artikel 2 Vaststelling loonwaarde

  • 1. Het college gebruikt de in de bijlage omschreven wijze om de loonwaarde van een persoon vast te stellen.

  • 2. Een organisatie met hiertoe gecertificeerde medewerkers in dienst adviseert het college met betrekking tot de vaststelling van de loonwaarde van een persoon.

  • 3. Wanneer de situatie zich voordoet zoals omschreven als onder artikel 1 lid 3 dan adviseert het UWV Werkbedrijf of de desbetreffende andere gemeente het college.

Artikel 3 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 15 april 2015.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Bronckhorst 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 maart 2015,
de griffier, de voorzitter
M. van der Leur W.H. Huijbregts-Schiedon

Bijlage bij artikel 2 - Wijze waarop loonwaarde wordt vastgesteld

Wanneer artikel 1 lid 3 niet van toepassing is.

Het college maakt gebruik van de loonwaardemethode Dariuz. Deze methode wordt gehanteerd om de loonwaarde van een persoon te bepalen. De medewerkers die de methode toepassen zijn gecertificeerd, leder jaar worden medewerkers opnieuw gecertificeerd om de gewenste kwaliteit te borgen.

Methodiek en achtergrond

Dariuz is een loonwaarde-instrument dat is ontwikkeld samen met TNO. Het loonwaardeinstrument is gevalideerd door het AKC (Arbeidsdeskundig Kenniscentrum, de Nederlandse vereniging van arbeidsdeskundigen). Uit deze validatie is gebleken dat deze loonwaardemeting tot een valide en eenduidige loonwaardebepaling leidt. De loonwaardemeting voldoet aan de eisen die gesteld zijn in de Participatiewet en de daarop gebaseerde ministeriele regelingen. De loonwaardemeting vindt op een efficiënte wijze

plaats en de werkgever wordt nauw betrokken bij de totstandkoming van de te bepalen loonwaarde.

De loonwaardemeting geeft een betrouwbare en onafhankelijke beoordeling over de hoogte van de loonkostensubsidie. De uitspraak over de loonwaarde geeft een goed beeld over het tempo, kwaliteit en inzetbaarheid van de persoon met een verminderde loonwaarde in vergelijking met een regulier, volledig inzetbare collega.

De loonwaardemeting kent de volgende stappen:

1- Vooronderzoek. Tijdens het vooronderzoek vindt een competentiemeting plaats met behulp van online vragenlijsten die ingevuld worden door de werknemer en de leidinggevende van het bedrijf dat de werkplek biedt. Daarnaast wordt vooraf aan het bedrijfsbezoek een checklist ingevuld.

2- Bedrijfsbezoek. Tijdens een bedrijfsbezoek vindt een observatie van de werksituatie plaats en een gesprek tussen de werknemer en de leidinggevende.

3- Terugkoppeling. Op basis van de voorgaande stappen vindt een terugkoppeling plaats aan de werknemer en de werkgever nadat de loonwaarde is besproken met een ambtenaar van de gemeente. In de eindrapportage wordt tevens inzicht gegeven in de duurzaamheid van de plaatsing, de omvang van de additionele kosten en een advies om de loonwaarde te verhogen.

Wanneer artikel 1 lid 3 en artikel 2 lid 3 van toepassing zijn

Afgesproken is dat binnen de arbeidsmarktregio Achterhoek in de eerste 6 maanden van 2015 drie methodes kunnen worden toegepast: de methode van het UWV, Dariuz en Loonbalans. Dit onder voorbehoud van goedkeuring van deze methodes door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (conform de van toepassing zijnde ministeriele regeling). Door onderlinge werkafspraken voorkomen de uitvoeringsorganisaties dat bij individuele werkgevers meerdere methodes worden toegepast. In de tweede helft van 2015 wordt nader bepaald hoe de loonwaardebepaling verder vorm krijgt. Hierbij wordt nadrukkelijk gestreefd naar de implementatie van één systeem.

Ook deze loonwaardemethoden zijn gevalideerd door het AKC (Arbeidsdeskundig Kenniscentrum, de Nederlandse vereniging van arbeidsdeskundigen) en voldoen aan de Participatiewet en de daarop gebaseerde regelgeving.

Toelichting

Algemeen

Deze verordening geeft uitvoering aan artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet. Overeenkomstig deze bepaling dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te stellen over de doelgroep loonkostensubsidie en de loonwaarde. De regels dienen in ieder geval te bepalen: - de wijze waarop wordt vastgesteld wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, en - de wijze waarop de loonwaarde wordt vastgesteld. Het college kan op verzoek of ambtshalve vaststellen wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 10c van de Participatiewet). Personen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet die mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben en van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie (artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet).

Heeft het college vastgesteld dat een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en is een werkgever voornemens met die persoon een dienstbetrekking aan te gaan, dan stelt het college in beginsel de loonwaarde van die persoon vast (artikel 10d, eerste lid, van

de Participatiewet). Hiervoor is geen aanvraag vereist. De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen.

De loonwaarde is een vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon - die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie - verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 6, eerste lid, onderdeel g, van de Participatiewet).

In deze verordening gaat het om een andere vorm van loonkostensubsidie dan de loonkostensubsidie duurzame uitstroom zoals omschreven in de re-integratieverordening Participatiewet. De loonkostensubsidie zoals beschreven in deze verordening kan uitsluitend worden ingezet als de persoon in kwestie behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet: mensen met een arbeidsbeperking. Deze nieuwe vorm van loonkostensubsidie is niet per definitie tijdelijk, maar kan indien nodig voor een alangere periode worden ingezet. Met dit instrument compenseert de gemeente werkgevers voor de verminderde productiviteit van de werknemer (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz 60).

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet zijn vanzelfsprekend ook van toepassing op deze verordening. Hiervan zijn in deze verordening daarom geen begripsomschrijvingen opgenomen. Voor de duidelijkheid is een aantal belangrijke wettelijke definities hieronder weergegeven.

- doelgroep loonkostensubsidie (artikel 6, eerste lid, onderdeel e, Participatiewet): personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben;

- loonwaarde (artikel 6, eerste lid, onderdeel g, Participatiewet): vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon, die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort;

- dienstbetrekking (artikel 6, eerste lid, onderdeel f Participatiewet): een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking.

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.

Artikel 1. Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort

In artikel 10c van de Participatiewet is geregeld wanneer wordt vastgesteld of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort: op schriftelijke aanvraag of ambtshalve. Ambtshalve vaststelling is alleen mogelijk bij:

- personen die algemene bijstand ontvangen;

- personen als bedoeld in artikel 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA), artikel 35, vierde lid onderdelen b en c, van de WIA en artikel 36, derde lid, onderdelen b en c, van de WIA tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verleend;

- personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;

- personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, en

- personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

In artikel 10c van de Participatiewet is ook bepaald dat het aan college is om vast te stellen of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Binnen de kaders van de wet is het aan de gemeente om vast te stellen op welke wijze zij bepalen of mensen tot de doelgroep loonkostensubsidie behoren en of loonkostensubsidie voor hen wordt ingezet (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 62). In artikel 1, tweede lid, is vastgelegd welke criteria daarbij in acht genomen worden. Deze cumulatieve criteria zijn ontleend aan artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet. Daarin is immers wettelijk de doelgroep loonkostensubsidie vastgelegd.

Artikel 2. Vaststelling loonwaarde

In artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat als een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met die persoon, het college de loonwaarde van die persoon vaststelt. Hiervoor is geen

aanvraag vereist. Door een gecertificeerde loonwaardemeting wordt de loonwaarde bepaald (artikel 2, tweede lid, van deze verordening). De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen.

In de bijlage bij artikel 2 wordt de methode die het college gebruikt om de loonwaarde van die persoon te bepalen omschreven.

Als een dienstbetrekking tot stand komt, verleent het college loonkostensubsidie aan de werkgever met inachtneming van artikel 10d van de Participatiewet.