Toeslagen- en verlagingenverordening Wet werk en bijstand gemeente

1 Alle begrippen die in deze verordening zijn gebruikt en die niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

2 Deze verordening verstaat onder:

• a.

  de wet: Wet werk en bijstand;

• b.

  Awb: Algemene wet bestuursrecht;

• c.

  gehuwdennorm: de norm als bedoeld in artikel 21, onderdeel c van de wet;

• d.

  verzorgingsbehoevend: iemand die thuis wordt verzorgd, zodat hij/zij voor verzorging of verpleging niet is aangewezen op permanent verblijf in een AWBZ-inrichting;

• e.

  belanghebbende: de alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwde van 21 tot 65 jaar die recht heeft op bijstand;

• f.

  een ander: de persoon die het hoofdverblijf heeft in dezelfde woning als belanghebbende;

• g.

  college: college van burgemeester en wethouders.

• h.

  raad: de gemeenteraad van Bronckhorst

1 De toeslag als bedoeld in artikel 25, 1 lid van de wet bedraagt 20% van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder die de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan niet kunnen delen met een ander.

2 De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid van de wet is10% van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder, die de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan kunnen delen met een ander.

3 Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende personen niet in aanmerking genomen als een ander waarmee de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan kunnen worden gedeeld:

• a.

  kinderen van 18 jaar tot 21 jaar;

• b.

  meerderjarige kinderen met studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000;

• c.

  meerderjarige kinderen met een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

• d.

  verzorgingsbehoevende die belanghebbende verzorgt.

1 Met toepassing van artikel 29 van de wet heeft in afwijking van artikel 3 de alleenstaande van 21 jaar geen recht op de toeslag en is de toeslag voor een alleenstaande van 22 jaar 5% van de gehuwdennorm.

2 Met toepassing van artikel 27 van de wet heeft in afwijking van artikel 3 de alleenstaande en de alleenstaande ouder geen recht op de toeslag als hij/zij lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft door het ontbreken van woonlasten.

1 De verlaging als bedoeld in artikel 26 van de wet is 10% van de gehuwdennorm voor gehuwden die de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan kunnen delen met een ander.

2 Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende personen niet in aanmerking genomen als een ander waarmee de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan kunnen worden gedeeld:

• a.

  kinderen van 18 jaar tot 21 jaar

• b.

  meerderjarige kinderen met studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000;

• c.

  meerderjarige kinderen met een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

• d.

  verzorgingsbehoevende die belanghebbende verzorgt.

3 De verlaging als bedoeld in artikel 27 van de wet is 20% van de gehuwdennorm voor gehuwden die lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben door het ontbreken van woonlasten.

1 Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

2 Het college beslist in de gevallen waarin deze verordening niet voorziet.