Regeling vervallen per 01-01-2013

Subsidieverordening onderhoud gemeentelijke monumenten Bronckhorst

Geldend van 24-09-2008 t/m 31-12-2012

Intitulé

Subsidieverordening onderhoud gemeentelijke monumenten Bronckhorst

 

RaadsbesluitDe raad van de gemeente Bronckhorst;Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 juli 2008;Gelet op de bespreking van de raadscommissie Beleidsontwikkeling van 11 september 2008 gelet op de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;besluit:

I. in te trekken de door de gemeenteraad van Bronckhorst in zijn vergadering van 3 januari 2005 voor het gehele grondgebied van de gemeente Bronckhorst van toepassing verklaarde “subsidieverordening onderhoud gemeentelijke monumenten Steenderen 1997” (citeertitel: “subsidieverordening onderhoud gemeentelijke monumenten 2005”) II. vast te stellen: de “subsidieverordening onderhoud gemeentelijke monumenten Bronckhorst”.

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

- monument: een object dat op het moment van indiening van een aanvraag om subsidie, is opgenomen in een door de gemeente vastgestelde lijst van beschermde monumenten en molens die op het grondgebied van de gemeente Bronckhorst staan en die op de Rijksmonumentenlijst voorkomen. Bijgebouwen en andere aanhorigheden bij een monument worden als monument aangemerkt, indien deze worden vermeld in de redengevende omschrijving van het monument. - het fonds: het Monumentenfonds, bedoeld in artikel 2 van deze regeling. - subsidieverlening: de toezegging dat een subsidie zal worden verstrekt. - subsidievaststelling: de definitieve bepaling van het subsidiebedrag dat zal worden uitbetaald. - het subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een begrotingsjaar ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens deze regeling en dat voor het begin van het begrotingsjaar wordt bekendgemaakt. - onderhoud: werkzaamheden die noodzakelijk zijn om een monument wind- en waterdicht alsmede in goede staat te houden en die gericht zijn op het handhaven en herstellen van een historisch verantwoorde staat van een monument en het voorkomen van groot onderhoud en restauratie. - conservering: werkzaamheden gericht op het treffen van zodanige, historisch verantwoorde voorzieningen aan een kasteel- of bedrijfsruïne, die tevens een monument is, dat de staat waarin deze zich bevindt niet verder achteruitgaat of gericht op het zoveel mogelijk herstellen van de historische staat. - bevoegde instantie: een ingevolge artikel 39, tweede lid, van de Monumentenwet 1988 (Staatsblad 638) door de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur aangewezen dienst, instelling of persoon. - betalingsbewijzen: rekeningen vergezeld van kopieën van giro- of bankafschriften, of contant betaalde rekeningen voorzien van een verklaring met handtekening van de desbetreffende firma.

Artikel 2

  • 1. Het Monumentenfonds wordt beheerd door burgemeester en wethouders . Ten laste van het fonds worden subsidies gebracht die zijn verstrekt krachtens deze regeling.

  • 2. Ten gunste van het fonds komen de jaarlijks door de gemeenteraad voor uitvoering van deze regeling beschikbaar gestelde gelden en de rente van eventuele beleggingen van gelden uit het fonds, terwijl, voor zover de middelen van het fonds in de gemeentelijke kas gehouden worden, ten laste van de gemeentelijke begroting rente wordt vergoed.

  • 3. Het fonds heeft een subsidieplafond dat jaarlijks bij de behandeling van de begroting door de gemeenteraad wordt vastgesteld en dat burgemeester en wethouders openbaar bekendmaken.

  • 4. Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks binnen het fonds een openbaar bekend te maken subsidieplafond vast voor het onderhoud van gemeentelijke monumenten.

  • 5. Indien in een jaar het vastgestelde subsidieplafond van het fonds is bereikt, wordt in dat jaar uit het fonds geen subsidie meer verleend.

Artikel 3

Het subsidie kan uitsluitend worden verstrekt aan de natuurlijke- of de rechtspersoon die krachtens beperkt recht het genot heeft van een monument.

Artikel 4

  • 1. In de kosten van onderhoud, wordt geen subsidie verstrekt voor zover deze kosten: a. op grond van een verzekeringsovereenkomst gedekt zijn; b. op grond van de Wet op de omzetbelasting (Staatsblad 1968, 329) op verschuldigde belasting in aftrek gebracht kunnen worden.

  • 2. Subsidie wordt niet verstrekt ten behoeve van monumenten, die in het bezit zijn van de staat of de Provincie Gelderland.

  • 3. Indien een monument krachtens een gemeentelijke lijst uitsluitend beschermd is vanwege een enkel onderdeel of enkele onderdelen, wordt voor het overige deel van het monument geen subsidie verstrekt.

  • 4. In de kosten van onderhoud wordt geen subsidie verstrekt ten behoeve van objecten, die in het kader van het Monumenten Selectie Project voorkomen op door het Gelders Genootschap opgestelde en aan de gemeente verzonden aanwijzingsvoorstellen, danwel objecten waarover een positief aanwijzingsadvies door de gemeente is uitgebracht.

  • 5. Subsidie wordt niet verstrekt in de kosten van onderhoud uitgevoerd door een bedrijf dat geen vergunning bezit van de Kamer van Koophandel en Fabrieken als bedoeld in de Vestigingswet 1954 danwel in de op basis van deze wet vastgestelde Vestigingsbesluiten.

Artikel 5

Burgemeester en wethouders stellen “Uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van het onderhoud van monumenten” vast en kunnen deze wijzigen of aanvullen.

Artikel 6

De aanvrager van subsidie dient een door burgemeester en wethouders aangewezen onafhankelijke deskundige of een ter zake deskundige ambtenaar in gemeentelijke dienst, desgewenst de gelegenheid te bieden het monument en de wijze waarop de gesubsidieerde activiteiten worden of zijn uitgevoerd te inspecteren.

Artikel 7

Degene voor wie krachtens de regeling subsidie is verstrekt, dient het monument in redelijke staat van onderhoud te houden en dient deze voldoende te verzekeren en verzekerd te houden tegen brand- storm- en bliksemschade.

Hoofdstuk II MONUMENTEN

Paragraaf 1 Onderhoud

Artikel 8 Subsidiabele werkzaamheden

  • 1. Het subsidie kan uitsluitend worden verstrekt ten behoeve van de volgende onderhoudswerkzaamheden: a. herstel en vernieuwen van rieten daken (met deklatten en herstel van sporen); b. buiten- en daarmee samenhangend binnenschilderwerk, voor zover het betreft de buitenramen, buitenkozijnen en buitendeuren; c. herstel van dakvlakken gedekt met pannen (met tengels en panlatten) , leien, lood, zink of koper en, uitsluitend in samenhang hiermee, het herstel van gedeelten van dakbeschot en sporen; d. herstel van goten, in zink, koper of lood, inclusief bijbehorende hemelwaterafvoeren en het aanbrengen van voor de waterafvoer noodzakelijke goten waar deze niet eerder aanwezig waren, inclusief aansluitingen op riolering en open water; e. herstel van buitenkozijnen, buitendeuren, raampartijen, luiken en herstel of terugplaatsen van stoepen, roedenverdeling, lijstwerk en luiken; f. herstel van windveren, schoorstenen, kapellen en loodaansluitingen; g. herstel van dak- of torenluiken en loopbruggen, inclusief het afgazen van torenluiken en het nemen van beperkte maatregelen tegen duivenoverlast; h. inboeten, herstel van gedeelten van muurwerk en opvoegen of pleisteren van gevels; i. op kleine schaal vervangen of inboeten van natuursteen; j . behandelen van muur- of houtwerk ter regulering van de vochthuishouding, dan wel ter bestrijding van zwamaantasting of houtaantasters; k. herstel van gedeelten van dragende constructies (ankerbalkgebinten, schoren en platen, balkkoppen en spantbenen); l. herstel van glas-in-lood, beglazing en aanbrengen van beschermende beglazing voor gebrandschilderd glas of historisch waardevol glas; m. vervangen en herstel van overige bouwelementen van grote zeldzaamheid of met grote historische waarde; n. het plaatsen van achterzetbeglazing in samenhang met herstel van historisch waardevolle ramen; o. het gangbaar houden van historische krachtwerktuigen en machines, niet zijnde stoomgemalen. p. Subsidie kan eveneens worden verstrekt voor een door burgemeester en wethouders op grond van artikel 9 lid 4 van deze Verordening verlangd bouwhistorisch onderzoek. Het subsidie voor een bouwhistorisch onderzoek bedraagt maximaal € 500,--.

  • 2. 2.Als subsidiabele kosten kunnen worden aangemerkt de kosten verbonden aan de uitvoering van subsidiabel geachte onderhoudswerkzaamheden als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, voor zover het betreft: a. de directe kosten, dat wil zeggen de loonkosten en de materiaalkosten; b. de indirecte kosten, dat wil zeggen de algemene bouw- plaatskosten, de algemene bedrijfskosten en de winst; c. de B.T.W.

  • 3. Ten behoeve van de berekening van de subsidiabele kosten stellen burgemeester en wethouders criteria, maxima en normbedragen vast.

Artikel 9 De aanvraagprocedure en -voorschriften

  • 1. De aanvraag om subsidie geschiedt door middel van een door burgemeester en wethouders vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. De aanvraag wordt door aanvrager volledig ingevuld en ondertekend en vervolgens bij burgemeester en wethouders ingediend.

  • 3. Bij de aanvraag worden overgelegd: a. een technische omschrijving van de te verrichten werkzaamheden of een bestek, een daaraan gerelateerde gespecificeerde begroting op basis van een daartoe door burgemeester en wethouders voorgeschreven formulier, en voor zover van toepassing, plan- en detailtekeningen; b. een door burgemeester en wethouders voorgeschreven inspectierapport van een deskundige gemeenteambtenaar of van een naar het oordeel van burgemeester en wethouders onafhankelijke ter zake van de monumentenzorg deskundige of deskundige instelling, opgesteld vooraf- gaand aan de uitvoering van de werkzaamheden in het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft of het daaraan voorafgaande j aar; c. indien van toepassing een verklaring, waaruit blijkt dat op grond van de Wet op de omzetbelasting (Staatsblad 1968, 329) geen B.T.W. verschuldigd is over de gemaakte subsidiabele kosten.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat naast de in het tweede lid genoemde bescheiden ook andere bescheiden worden overgelegd.

Artikel 10 Subsidiepercentage, maximum en minimum

  • 1. Het subsidie kan uitsluitend worden verstrekt indien de door burgemeester en wethouders subsidiabel geachte kosten van onderhoud of van het bouwhistorisch onderzoek, per aanvraag het bedrag van € 681,-- te boven gaan, voor zover deze kosten betrekking hebben op de werkzaamheden als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder- delen a tot en met p.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is de arbeid van de aanvrager ten behoeve van onderhoudswerkzaamheden niet subsidiabel en de met deze arbeid gemoeide materiaal- kosten slechts subsidiabel indien deze kosten het bedrag van € 454,-- te boven gaan.

  • 3. In hetzelfde kalenderjaar kan slechts éénmaal onderhoudssubsidie voor een monument worden verstrekt.

Artikel 11

  • 1. Het subsidie in de artikel 8, sub b tot en met o bedoelde kosten, kan worden toegekend tot een maximum van 25% van het totaal van de werkelijk gemaakte, door burgemeester en wethouders subsidiabel geachte kosten, tot een bedrag van maximaal € 1.361,--.

  • 2. Het subsidie in de in artikel 8, sub a, bedoelde kosten kan worden toegekend tot een maximum van 25 van het totaal van de werkelijk gemaakte, door burgemeester en wethouders subsidiabel geachte kosten, tot een bedrag van € 2.269,--.

  • 3. Het subsidie in de in artikel 8, sub p, bedoelde kosten kan worden toegekend tot een maximum van 50 procent van het totaal van de werkelijk gemaakte, door burgemeester en wethouders subsidiabel geachte kosten, tot een bedrag van € 500,--.

Artikel 12 Subsidieverlening

  • 1. Een aanvraag is ingediend op de dag waarop deze aanvraag inclusief alle in artikel 9, derde lid van deze regeling genoemde bescheiden aan burgemeester en wethouders zijn overgelegd.

  • 2. Burgemeester en wethouders handelen aanvragen om subsidie af opvolgorde van indiening en beschikken uiterlijk binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag inclusief alle benodigde bescheiden.

  • 3. De in het tweede lid genoemde termijn kan met ten hoogste acht weken worden verlengd.

Artikel 13

  • 1. Om in aanmerking te komen voor subsidie mag met de uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden niet worden begonnen dan nadat deze subsidie is verleend en, voor zover voor de werkzaamheden een vergunning ingevolge een gemeentelijke monumentenverordening is vereist, de vergunning door de gemeente is afgegeven.

  • 2. Het subsidie vervalt als niet binnen 12 maanden na dagtekening van de beschikking tot subsidieverlening met de uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden is begonnen.

  • 3. De uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden dient te zijn voltooid binnen 24 maanden na dagtekening van de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 14

  • 1. De werkzaamheden ten behoeve waarvan het subsidie is verleend, mogen niet in afwijking van de ter zake verstrekte gegevens worden uitgevoerd dan na schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders 1 naast de bij de subsidieverlening van toepassing verklaarde bepalingen uit de “Uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van onderhoud van monumenten”, aanwijzingen geven met betrekking tot de uitvoering van de werkzaamheden ten behoeve waarvan subsidie is verleend.

Artikel 15 Subsidievaststelling en -uitbetaling

  • 1. Het volledig verleende subsidie kan uitsluitend worden vastgesteld als de wijze waarop het onderhoud is uitgevoerd, heeft plaatsgevonden overeenkomstig de “Uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van onderhoud van monumenten”, zoal genoemd in artikel 5, eerste lid.

  • 2. Ten behoeve van werkzaamheden die niet overeenkomstig de in het eerste lid bedoelde uitvoeringsvoorschriften zijn uitgevoerd, wordt geen subsidie vastgesteld.

  • 3. Ter vaststelling van het subsidie voor onderhoud worden binnen vier maanden na de feitelijke beëindiging van de werkzaamheden aan burgemeester en wethouders overgelegd: a. een gespecificeerde, aan de begroting gerelateerde, financiële verantwoording van de werkelijk gemaakte kosten; b. een verklaring van de gemeente, waaruit blijkt of het onderhoud is uitgevoerd overeenkomstig de voorwaarden in de beschikking tot subsidieverlening en op welke datum de feitelijke beëindiging van de uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden heeft plaatsgevonden; c. een berekening van het college van burgemeester en wethouders waaruit blijkt tot welk bedrag de onderhoudskosten door dat college subsidiabel worden geacht op grond van de voorwaarden in de beschikking tot subsidieverlening; d. indien de betaalbewijzen mede betrekking hebben op kosten van personeel dat in loondienst is bij het bedrijf van de aanvrager danwel op door de aanvrager in loondienst genomen personeel voor het uitvoeren van de onderhoudswerkzaamheden, of op door de aanvrager ten behoeve van zijn bedrijf verrichte arbeid, een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit blijkt hoeveel arbeidstijd en voor welk bedrag door dat personeel of de aanvrager aan die onderhoudswerkzaamheden is besteed, alsmede de wijze waarop deze kosten zijn voldaan; indien van toepassing een verklaring, waaruit blijkt dat op grond van de Wet op de omzetbelasting (Staatsblad 1968, 329) geen B.T.W. verschuldigd is over de gemaakte subsidiabele kosten.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat naast de in het derde lid genoemde bescheiden ook andere bescheiden worden overgelegd.

  • 5. Bij de vaststelling van het subsidie worden in ieder geval niet als subsidiabele kosten aangemerkt de kosten die uit- gaan boven de raming van het totaal aan subsidiabel geachte kosten in de begroting die aan de subsidieverlening ten grondslag heeft gelegen. Meer- en minderwerk voor uitgevoerde werkzaamheden, mits subsidiabel geacht, kunnen binnen dit totaal met elkaar worden verrekend.

Artikel 16

  • 1. Burgemeester en wethouders beschikken uiterlijk binnen twaalf weken na ontvangst van alle in artikel 15, derde en vierde lid van deze regeling genoemde bescheiden.

  • 2. De in het eerste lid genoemde termijn kan met ten hoogste acht weken worden verlengd.

  • 3. Uitbetaling van het subsidie geschiedt binnen acht weken na vaststelling van het subsidie door overmaking op een rekening bij een in Nederland gevestigde bankinstelling ten gunste van degene aan wie de beschikking tot subsidievaststelling is gericht.

  • 4. Op het subsidie ten behoeve van onderhoudswerkzaamheden wordt geen voorschot uitbetaald.

Hoofdstuk III Slotbepalingen

Artikel 17

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen: a. ontheffing verlenen van de bepalingen en voorschriften van deze regeling; b. bijzondere voorschriften stellen.

  • 2. Indien ten behoeve van de werkzaamheden waarvoor het subsidie is aangevraagd, tevens van provinciewege subsidie is verstrekt, kunnen burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen bepalen dat de bepalingen en voorschriften van deze regeling geen toepassing vinden voor zover zij afwijken van de bepalingen en voorschriften waaronder het provinciale subsidie wordt genoten en laatstgenoemde bepalingen en voorschriften van toepassing verklaren.

Artikel 18

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als: “Subsidieverordening onderhoud gemeentelijke monumenten Bronckhorst”.  

  • 2. De verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van gemeente Bronckhorst in zijn openbare vergadering van 28 augustus 2008 de plv. griffier,                   de voorzitter,G.J. Mugge                         H.A.J. AalderinkIn deze regeling wordt verstaan onder:

Toelichting

 

Artikelsgewijze toelichting subsidieverordening onderhoud gemeentelijke monumenten Bronckhorst