Regeling vervallen per 11-11-2009

Beleidsregels terugvordering WWB, IOAW, IOAZ en verhaal WWB

Geldend van 14-02-2007 t/m 10-11-2009

Intitulé

Beleidsregels terugvordering WWB, IOAW, IOAZ en verhaal WWB

BELEIDSREGELS TERUGVORDERING WWB, IOAW, IOAZ EN VERHAAL WWB GEMEENTE BRONCKHORST Het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst; gelet op de artikelen 58 en 61 van de Wet Werk en Bijstand (WWB), artikel 25 van de wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), artikel 25 van de wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb); overwegende dat het noodzakelijk is terugvordering, verhaal en invordering van verstrekte uitkering bij beleidsregels te regelen;

Besluit: vast te stellen de Beleidsregels terugvordering WWB, IOAW, IOAZ en verhaal WWB gemeente Bronckhorst:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder: belanghebbende : de persoon waarop de gemeente een vordering heeft; beslagvrije voet : het deel van inkomen waarover belanghebbende tenminste moet blijven beschikken om in de kosten van levensonderhoud te voorzien (90% van de geldende bijstandsnorm);

bijstandsnorm : de bedragen genoemd in paragrafen 3.2 en 3.3 WWB;borgtocht : als bedoeld in artikel 48 WWB; brutering : het verhogen van het nettobedrag van de vordering met de loonbelasing, premies volksverzekeringen en ziektekostenpremie; executoriale titel : besluit op grond waarvan zonder tussenkomst van een deurwaarder beslag op het inkomen kan worden gelegd; geldlening : als bedoeld in artikel 48 WWB; gezinslid : de persoon die in de gezinsbijstand is begrepen; kwijtschelding : het afzien van invordering; middelen : de inkomens- en vermogensbestanddelen; uitkering : op grond van WWB, IOAW en IOAZ; voorschot : als bedoeld in artikel 52 WWB; wettelijke rente : als bedoeld in artikel 119 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 2 Algemeen

De uitkering wordt teruggevorderd in de gevallen als vermeld in deze beleidsregels, waarin burgemeester en wethouders gebruik maken van de bevoegdheid tot:

  • a.

    het herzien of het intrekken van een toekenningsbesluit als bedoeld in artikel 54, lid 3 en/of artikel 53a, lid 2 WWB, artikel 17, lid 2 IOAW en artikel 17, lid 2 IOAZ;

  • b.

    het terugvorderen van ten onrechte verleende uitkering als bedoeld in de artikelen 58 tot en met 60 WWB, artikelen 25 tot en met 31 IOAW en artikelen 25 tot en met 31 IOAZ;

  • c.

    het verhalen van bijstand als bedoeld in de artikelen 61, lid 1, onder b. en c. en 62 WWB.

Artikel 3 Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit

Een besluit tot toekenning van bijstand wordt herzien of ingetrokken als:

  • a.

    het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 WWB, artikel 17 IOAW, artikel 17, of de artikelen 28, lid 2 en 29, lid 1 Wet Suwi, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering;

  • b.

    op andere wijze de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

Artikel 4 Terugvorderingsgronden

  • 1 Burgemeester en wethouders vorderen de uitkering van belanghebbende terug als de uitkering:

    • a.

      ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;

    • b.

      in de vorm van een geldlening is verleend en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen (geldt alleen voor de WWB);

    • c.

      voortvloeit uit gestelde borgtocht (geldt alleen voor de WWB);

    • d.

      als voorschot is verleend en later is vastgesteld dat geen recht op bijstand bestaat;

    • e.

      op andere wijze onverschuldigd is betaald voor zover belanghebbende dit redelijkerwijs kon begrijpen, of

    • f.

      op andere wijze onverschuldigd is betaald, waaronder begrepen dat: - belanghebbende naderhand met betrekking tot de periode waarover uitkering is verleend, over in aanmerking te nemen middelen beschikt of kan beschikken;

  • 2 de uitkering is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand door belanghebbende vergoedingen of tegemoetkomingen worden ontvangen met het oog op die bestemming.

  • 3 Terugvordering als bedoeld in lid 1, onder e. vindt niet plaats als de kosten zijn gemaakt meer dan twee jaar vóór de datum van verzending van het besluit tot terugvordering.

Artikel 5 Terugvordering van gezinsleden

  • 1 Onverminderd het bepaalde in artikel 4 wordt de uitkering die aan een gezin is verleend, van alle gezinsleden teruggevorderd.

  • 2 Als de uitkering aan gehuwden had moeten worden verleend, maar dit niet is gebeurd omdat belanghebbende de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 WWB, artikel 17 IOAW, artikel 17 IOAZ, of de artikelen 28, lid 2 en 29, lid 1 Wet Suwi, niet of niet behoorlijk is nagekomen, kan de uitkering ook worden teruggevorderd van de gezinsleden waarbij bij de verlening van de uitkering met hun middelen rekening had moeten worden gehouden.

  • 3 De onder lid 1 en lid 2 genoemde personen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de uitkering die wordt teruggevorderd.

Artikel 6 Terugvorderingsbesluit

In het terugvorderingsbesluit delen burgemeester en wethouders aan de belanghebbende mede:

  • a.

    tot welk bedrag en over welke periode de ten onrechte ontvangen uitkering wordt teruggevorderd;

  • b.

    de termijn of termijnen waarbinnen de belanghebbende de ten onrechte ontvangen uitkering dient terug te betalen;

  • c.

    op welke wijze het besluit, bij gebrekkige betaling, ten uitvoer zal worden gelegd.

Artikel 7 Afzien van het nemen van een terugvorderingsbesluit of afzien van verdere terugvordering

Burgemeester en wethouders kunnen afzien van het nemen van een terugvorderingsbesluit of verdere terugvordering als:

  • a.

    het terug te vorderen bedrag lager is dan € 125,00 en er geen sprake is van een verwijtbare vordering, of

  • b.

    er een dringende reden is.

Artikel 8 Kwijtschelding in verband met schuldenproblematiek

In afwijking van de artikelen 4 en 5 kunnen burgemeester en wethouders op verzoek van de klant besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde uitkering, als:

  • a.

    redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet langer zal kunnen betalen;

  • b.

    redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, met uitzondering van artikel 11, onder b. bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen;

  • c.

    de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde uitkering ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

Artikel 9 Inwerkingtreding van het besluit tot kwijtschelding in verband met schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk kwijtschelden, of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering treedt niet in werking voordat een schuldregeling tot stand is gekomen.

Artikel 10 Intrekking kwijtscheldingsbesluit in verband met schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk kwijtschelden of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd als:

  • a.

    niet binnen twaalf maanden nadat het besluit is bekendgemaakt, een minnelijke schuldregeling tot stand is gekomen;

  • b.

    de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet, of

  • c.

    onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 11 Afzien van kwijtschelding in verband met schuldenproblematiek

Van de kwijtschelding als bedoeld in artikel 8 kan worden afgezien als:

  • a.

    de terugvordering van de uitkering het gevolg is van verwijtbaar gedrag van de belanghebbende;

  • b.

    de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een goed of goederen, behoudens voor zover de vordering niet op die goederen verhaald kan worden.

Artikel 12 Kwijtschelding na het voldoen aan de betalingsverplichting

  • 1 In afwijking van artikel 4 kunnen burgemeester en wethouders besluiten van terugvordering, of van verdere invordering af te zien, als belanghebbende:

    • a.

      gedurende 5 jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan; of

    • b.

      gedurende 5 jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode alsnog heeft betaald; of

    • c.

      gedurende 5 jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of

    • d.

      een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom, in één keer aflost. Voorwaarden zijn dat: 1. verdere invordering gepaard gaat met onevenredige nadelige effecten voor belanghebbende, of 2.belanghebbende een inkomen ontvangt dat naar verwachting langdurig niet uit zal gaan boven het voor hem geldende minimumloon; 3. Is artikel 4, lid 1, onder a. tot en met f. van toepassing, dan geldt voor verwijtbare vorderingen dat van verdere terugvordering kan worden afgezien, als belanghebbende daarnaast nog 3 jaar naar draagkracht heeft afgelost, mits er geen sprake is van herhaald frauderen. 4. De in lid 1, onder a. en b., genoemde termijn is drie jaar als: a. het gemiddeld inkomen van belanghebbende in die periode de beslagvrije voet als bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, onder voorwaarde dat er daadwerkelijk 10% van de bijstandsnorm per maand ontvangen is; en b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 WWB, artikel 17 IOAW en artikel 17 IOAZ.

Artikel 13 Afzien van kwijtschelding na het voldoen aan de betalingsverplichting

Kwijtschelding als bedoeld in artikel 12 vindt niet plaats met betrekking tot vorderingen die door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, uitgezonderd voorzover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden.

Artikel 14 Betalingsverplichting

  • 1 Als geen sprake van verwijtbaarheid met betrekking tot het uitstaan van de vordering, dan wordt de aflossingsverplichting bepaald op 6% van de toepasselijke bijstandsnorm naar boven afgerond op een veelvoud van € 1,00 en 50% van het meerinkomen. Bij het niet nakomen van de aflossingsverplichting wordt de verplichting bijgesteld op basis van de actuele bijstandsnorm.

  • 2 Als er sprake is van verwijtbaarheid over van het ontstaan van de vordering wordt de aflossingsverplichting gedurende maximaal 3 jaar bepaald op dat deel van het inkomen waarmee dat beslagvrije voet wordt overschreden. Is de vordering na afloop van deze periode nog niet voldaan, dan wordt de aflossingsverplichting verlaagd tot het niveau als onder lid 1 aangegeven, tenzij het lid 4 van toepassing is.

  • 3 Als belanghebbende zelf een betalingsvoorstel doet, kan zonder verder onderzoek akkoord worden gegaan met een dergelijk voorstel als de (rest)vordering daarmee binnen de termijn van 12 maanden na datum voorstel kan zijn voldaan.

  • 4 Als belanghebbende weigert een minnelijke betalingsverplichting te treffen, of weigert de opgelegde betalingsverplichting na te komen, wordt overgaan tot het leggen van beslag op het inkomen boven de van toepassing zijnde beslagvrije voet en na verloop van 3 jaar wordt bezien of, indien de vordering nog niet is voldaan, overgegaan kan worden tot verlaging van de verplichting tot het niveau als onder lid 1 aangegeven.

  • 5 Als sprake is van een cumulatie met andere betalingsverplichtingen, wordt de terugbetalingsverplichting aan de gemeente verlaagd met het bedrag waarmee de som van de verplichtingen leidt tot aantasting van de beslagvrije voet, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      De betreffende aflossingsverplichting bestond reeds voordat het besluit tot terugvordering werd genomen en wordt, naar het oordeel van het college als acceptabel aangemerkt.

    • b.

      De betreffende aflossingsverplichting is na het besluit tot terugvordering aangegaan, en wordt naar het oordeel van het college aangemerkt als een voor de voorziening in het bestaan noodzakelijke verplichting.

    • c.

      Het bestaan van de andere schuld wordt door belanghebbende aangetoond door overlegging van bewijsstukken.

    • d.

      Na betaling van de andere schuld wordt de aflossingsverplichting aan de gemeente op het normale niveau teruggebracht.

Artikel 15 Onderzoek nakomen betalingsverplichting

  • 1 Tenminste één keer per 2 jaar verrichten burgemeester en wethouders een onderzoek als:

    • a.

      De verplichting afhankelijk is van de hoogte van het inkomen.

    • b.

      De vordering niet binnen 5 jaar, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand waarin de eerste aflossingstermijn voldaan moet zijn, kan worden voldaan.

    Het onderzoek kan aanleiding geven tot het instellen van een regulier onderzoek. Als het inkomen daartoe aanleiding geeft wordt als gevolg van dit onderzoek de betalingsverplichting gewijzigd vastgesteld. Geen onderzoek vindt plaats als:

    • 1.

      belanghebbende is opgenomen in de debiteurenadministratie en

    • 2.

      de vordering binnen 5 jaar, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand waarin de eerste aflossingstermijn voldaan moet zijn, zal zijn voldaan en

    • 3.

      de verplichting niet afhankelijk is van de financiele omstandigheden van de debiteur

    • 4.

      belanghebbende 65 jaar of ouder is en er in het inkomen geen wijzigingen meer te verwachten zijn.

  • 2 Als belanghebbende de betalingsverplichting niet nakomt, dan wordt hij aangemaand binnen 14 dagen na datum van verzending van de aanmaning aan de verplichting te voldoen. Zonodig wordt hij een tweede keer aangemaand de verplichting binnen 7 dagen na datum van verzending van de aanmaning na te komen.

Artikel 16 Verrekening en beslaglegging

Als belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een opgelegde betalingsverplichting na twee keer te zijn aangemaand als bedoeld in artikel 15, lid 3 niet nakomt, dan wordt het terugvorderingsbesluit tenuitvoergelegd door middel van:

  • a.

    verrekening met de maandelijks verleende uitkering, op grond van artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek, of bij het ontbreken van deze mogelijkheid;

  • b.

    een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, met uitzondering van artikel 479e, lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel 17 Brutering

Bij niet tijdige betaling wordt de vordering verhoogd met de op de terugvordering betrekking hebbende kosten. De loonbelasting en de premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de uitkering verstrekt in het kader van de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, en de ziektekostenpremie, worden teruggevorderd. De gemeente bruteert de vordering niet, als:

  • a.

    De ten onrechte betaalde belastingen en premies kunnen nog worden verrekend met de afdrachten aan de belastingdienst en het UWV.

  • b.

    De vordering in de loop van het jaar is ontstaan en het college nagelaten heeft belanghebbende hiervan tijdig in kennis te stellen, waardoor deze niet meer in staat was de vordering binnen het kalenderjaar terug te betalen.

Artikel 18 Verschuldigde rente en kosten

Bij terugvordering in verband met fraude en bij beslaglegging wordt de vordering verhoogd met de wettelijke rente en de kosten die op de terugvordering betrekking hebben.

Artikel 19 Verhaalsgronden

Burgemeester en wethouders verhalen bijstand ingeval van:

  • a.

    schenking als bedoeld in artikel 61, lid 1, onder b. WWB;

  • b.

    nalatenschap als bedoeld artikel 61, lid 1, onder c. WWB.

Artikel 20 Verhaalsbesluit

In het verhaalsbesluit delen burgemeester en wethouders aan belanghebbende mede:

  • a.

    tot welk bedrag en over welke periode verhaald wordt;

  • b.

    de termijn of termijnen waarbinnen de belanghebbende het verhaalsbedrag dient terug te betalen;

  • c.

    op welke wijze het besluit, bij gebrekkige betaling, ten uitvoer zal worden gelegd.

Artikel 21 Afzien verhaal

Als, gelet op de omstandigheden van persoon en gezin, daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan geheel of gedeeltelijk van verhaal worden afgezien.

Artikel 22 Kwijtschelding in verband met schuldenproblematiek

  • 1 In afwijking van artikel 19 kan, op verzoek van belanghebbende, worden besloten gedeeltelijk van (verder) verhaald van bijstand af te zien, als:

    • a.

      redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet langer zal kunnen betalen;

    • b.

      redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behouders de in het tweede lid bedoelde, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen; en

    • c.

      de vordering van de gemeente wegens verhaal van bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

  • 2 Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal of tot het gedeeltelijk afzien van verder verhaal treedt niet in werking voordat een schuldregeling overeenkomstig het eerste lid tot stand is gekomen.

  • 3 Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal of tot het gedeeltelijk afzien van verder verhaal wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

    • a.

      niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling is tot stand gekomen die voldoet aan de eisen bedoeld in het eerste lid;

    • b.

      belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

    • c.

      onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 23 Verhaal gering bedrag

In afwijking van artikel 19 kan worden besloten van (verder) verhaal af te zien als het verhaalsbedrag minder is dan € 1.000,00 en de kosten van invordering hoger dreigen te worden dan de opbrengst.

Artikel 24 Invordering

  • 1 Als belanghebbende de betalingsverplichting niet nakomt, dan wordt hij aangemaand binnen 14 dagen na datum van verzending van de aanmaning aan de verplichting te voldoen. Zonodig wordt hij een twee keer aangemaand de verplichting binnen 7 dagen na datum van verzending van de aanmaning na te komen.

  • 2 Als belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een opgelegde betalingsverplichting na twee keer te zijn aangemaand als bedoeld in lid 2 niet nakomt, dan wordt besloten tot verhaal in rechte om een executoriale titel te verkrijgen.

  • 3 Bij beslaglegging wordt de verhaalsvordering verhoogd met de wettelijke rente en de kosten die op het verhaal betrekking hebben.

Artikel 25 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 26 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag volgend op die van bekendmaking.

Artikel 27 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels terugvordering WWB, IOAW, IOAZ en verhaal WWB.

Ondertekening

Aldus op 6 februari 2007 vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorst.De secretaris,                            De burgemeester,P.C.M. van Gog                          H.A.J. Aalderink