Regeling vervallen per 14-03-2012

Declaratieverordening 2006

Geldend van 01-01-2006 t/m 13-03-2012

Intitulé

Declaratieverordening 2006

De raad van de gemeente Bronckhorst; Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 februari 2006; Gelet op artikel 147, eerste lid en artikel 149 van de Gemeentewet, en tevens op de Wet werk en bijstand;

besluit: vast te stellen:

Declaratieverordening 2006

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder: a) inkomen: netto-maandinkomen van het huishouden van de aanvrager inclusief nettovakantietoeslag. Als inkomen wordt voor de toepassing van deze verordening niet aangemerkt:

  • 1.

    Premies die zijn toegekend op grond van de verordening "Reïntegratie en premieverordening Wet Werk en Bijstand 2004";

  • 2.

    Bijverdiensten van een inwonend kind, waarvoor kinderbijslag dan wel studiefinanciering wordt ontvangen;

  • 3.

    Huurtoeslag;

  • 4.

    Kinderbijslag:

  • 5.

    Woonkostentoeslagen op grond van de Wet Werk en Bijstand;

  • 6.

    Bijzondere bijstand;

  • 7.

    Ontvangsten in het kader van de Wet Studiefinanciering van de inwonende kinderen en de Wet Tegemoetkoming Studiekosten;

  • 8.

    Andere inkomsten welke naar aard en strekking vergelijkbaar zijn met de hiervoor genoemde inkomsten en die worden ontvangen met een bepaald concreet doel, ter bestrijding van bepaalde concrete kosten.

b) sociaal minimum: 120% van de normen die gelden op grond van artikelen 20, 21, 22, 23 en 24 van de Wet Werk en Bijstand (WWB) en van toepassing zijn voor het soort huishouden waartoe de aanvrager behoord, met inachtneming van de "Toeslagen- en verlagingenverordening WWB gemeente Bronckhorst”;

c) ingezetenen; alle rechtmatig in Nederland verblijvende personen die op de dag van de aanvraag staan ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente Bronckhorst; d) huishouden: meerpersoonshuishouden:

  • 1.

    een echtpaar dat een gemeenschappelijke zelfstandige huishouding voert met hun op hetzelfde adres wonende kinderen dan wel stiefkinderen, waarvoor kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet wordt ontvangen over het kwartaal voorafgaand aan de datum van aanvraag;

  • 2.

    een echtpaar, dat een gemeenschappelijke zelfstandige huishouding voert;

  • 3.

    een ongehuwde, die een zelfstandige huishouding voert met zijn/haar op hetzelfde adres wonende kinderen en stiefkinderen, waarvoor kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet wordt ontvangen over het kwartaal voorafgaand aan de datum van aanvraag;

  • 4.

    twee personen die, zonder met elkaar gehuwd te zijn, duurzaam een zelfstandige huishouding voeren;

  • 5.

    twee personen die, zonder met elkaar gehuwd te zijn, duurzaam een zelfstandige huishouding voeren met hun kinderen waarvoor kinderbijslag wordt ontvangen op grond van de Algemene Kinderbijslagwet over het kwartaal voorafgaand aan de datum van de aanvraag;

eenpersoonshuishouding:

  • 1.

    een alleenstaande, een persoon die een zelfstandige huishouding voert;

  • 2.

    een woningdeler, een persoon die een zelfstandige huishouding voert in een woning die hij/zij met één of meer anderen deelt;

e) peildatum: De maand voorafgaande aan de maand van datum indiening aanvraag.

Artikel 2 Bijdrage mogelijkheden

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders kan op aanvraag van een ingezetene, - indien het inkomen van zijn/haar huishouden zich op de peildatum bevindt op het niveau van het op hem/haar van toepassing zijnde sociaal minimum en; - indien het vermogen van zijn/haar huishouden, vastgesteld overeenkomstig hoofdstuk III, paragraaf 3.4 van de Wet Werk en Bijstand, niet groter is dan het op grond van artikel 34 van de Wet Werk en Bijstand buiten beschouwing te laten bescheiden vermogen:

    • 1.

      een bijdrage verlenen voor betaling van de opgelegde aanslag rioolrechten en afvalstoffenheffing over het betreffende jaar;

    • 2.

      een bijdrage verstrekken in de studiekosten van die kinderen waarvoor kinderbijslag wordt ontvangen ten bedrage van € 25,- per kind per jaar in het basis- en voortgezet onderwijs tot 18 jaar;

    • 3.

      een bijdrage verlenen voor culturele, maatschappelijke en/of sportactiviteiten tot een bedrag van €.100,- per gezinslid per jaar

  • 2 Een vastgestelde én feitelijk teveel uitbetaalde bijdrage als gevolg van verhoging van het inkomen of vanwege verhuizing of anderszins wordt niet teruggevorderd, tenzij dit is ontstaan door bewust onjuiste opgave van inkomen en/of vermogen.

  • 3 De bijdrage op grond van het eerste lid sub a. worden zoveel mogelijk verrekend met de door aanvrager en diens huishouden nog verschuldigde aanslag rioolrechten en afvalstoffenheffing.

  • 4 De bijdragen op grond van het eerste lid sub b. en c. worden ineens betaald op grond van aanvra(a)g(en) in een bepaald jaar. Bij aanvr(a)g(en) in daaropvolgende jaren dient de aanvrager desgevraagd aan de hand van bewijsstukken de bijdragen van voorgaande ja(a)r(en) te kunnen verantwoorden.

Artikel 3 Inkomen boven het sociale minimum

Indien het inkomen hoger is dan het sociale minimum wordt het meerdere op jaarbasis in mindering gebracht op de uit te betalen bijdrage zoals vastgesteld op basis van artikel 2.

Artikel 4 De aanvraag

  • 1 Voor de aanvraag maakt de aanvrager gebruik van een door de gemeente verstrekt en daartoe bestemd aanvraagformulier.

  • 2 Een aanvraag als bedoeld in artikel 2 kan ook worden ingediend door een derde met een schriftelijke machtiging van de aanvrager.

  • 3 Bij de aanvraag wordt gekeken of aan de in de verordening gestelde voorwaarden wordt voldaan.

  • 4 De aanvrager is verplicht alle informatie te verstrekken die redelijkerwijs noodzakelijk wordt geacht voor de beoordeling van een aanvraag.

  • 5 Aanvragen dienen in de periode van april tot en met december van het jaar waarop zij betrekking hebben, te worden ingediend.

  • 6 In afwijking van lid 5 dienen aanvragen betrekking hebbende op de maand december van enig jaar uiterlijk op 31 januari van het daaropvolgende jaar te zijn ingediend.

Artikel 5 Afhandelingtermijn aanvraag

  • 1 Burgemeester en wethouders nemen een beslissing binnen acht weken na de datum waarop de aanvraag, die voldoet aan alle voorwaarden om tot afwerking te kunnen overgaan, is binnen gekomen. De beslissing wordt de aanvrager schriftelijk meegedeeld.

  • 2 De gemeente kan de termijn van acht weken éénmaal verlengen tot 13 weken na de aanvraagdatum als bedoeld in lid 1.

  • 3 Voor onvolledig ingediende aanvragen geldt een hersteltermijn van één week, na verzending van de brief met de hersteltermijn.

  • 4 Indien de aanvraag ook na de hersteltermijn onvolledig is ingediend wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Artikel 6 Uitsluiting

Niet in aanmerking voor de Declaratieverordening komen personen, die door eigen toedoen géén of een verlaagde uitkering ontvangen op grond van de Werkloosheidswet, Wet Werk en Bijstand en/of andere wetten of regelingen, wegens het verlies van inkomen uit arbeid in loondienst en/of als zelfstandige of daarmee te vergelijken inkomens.

Artikel 7 Hardheidsclausule

  • 1 Indien de inhoud van een in deze verordening vermeld begrip niet eenduidig is, wordt het nader vastgesteld door burgemeester en wethouders.

  • 2 Indien onverkorte toepassing van het bepaalde in deze verordening leidt tot een klaarblijkelijke hardheid, kunnen burgemeester en wethouders in individuele gevallen afwijkingen toestaan.

  • 3 In gevallen waarin niet is voorzien, betreffende de uitvoering van deze verordening, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2006. Met ingang van 1 januari 2006 vervalt de Declaratieverordening 2005 vastgesteld d.d. 24 maart 2005.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Declaratieverordening 2006”

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente Bronckhorst op 23 maart 2006.de griffier,                                de voorzitter, drs, K.E. Pijnenburg                   H.A.J. Aalderink

Toelichting

Declaratieverordening 2006 - toelichting.pdf