Regeling vervallen per 11-02-2015

Financiële Verordening Gemeente Bronckhorst

Geldend van 01-01-2009 t/m 10-02-2015

Intitulé

Financiële Verordening Gemeente Bronckhorst

Raadsbesluit Behorende bij raadsvoorstel met nummer: 080925/14. De raad van de gemeente Bronckhorst; gelet op artikel 212 van de Gemeentewet; overwegende dat raad door middel van zijn financiële verordening de randvoorwaarden voor een effectieve invulling van zijn budgetrecht wil creëren; gelet op het ‘Programma van eisen financiële verordening’ dat door de raad in zijn vergadering van 24 mei 2007 is vastgesteld; gelet op het advies van de raadswerkgroep artikel 212 Gemeentewet; overwegende dat de werkzaamheden van de raadswerkgroep met het uitbrengen van een advies is beëindigd; gelet op de bespreking van de raadscommissie Beleidsontwikkeling op 11 september 2008;

besluit: 1. de werkgroep artikel 212 Gemeentewet te ontbinden; 2. de volgende verordening vast te stellen:

FINANCIËLE VERORDENING GEMEENTE BRONCKHORST

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Bronckhorst en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • b.

    Afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.

  • c.

    College: college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst.

  • d.

    Deelprogramma: onderdeel van een programma bestaande uit een aantal samenhangende producten.

  • e.

    Effectindicator: een kenmerk van een effect dat wordt gemeten

  • f.

    Kwaliteitsindicator: een kenmerk van de kwaliteit van een proces of product dat wordt gemeten.

  • g.

    Raad: gemeenteraad van Bronckhorst.

  • h.

    Resultaatindicator: een kenmerk van een resultaat dat wordt gemeten.

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma-indeling

  • 1 De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast.

  • 2 De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode de onderverdeling van de programma’s in deelprogramma’s vast.

  • 3 De raad stelt per programma relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de effecten van het gemeentelijk beleid.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1 De in de begroting opgenomen programma’s bevatten:

    • a.

      Een beschrijving van de hoofddoelen.

    • b.

      Een beschrijving van de belangrijkste instrumenten die worden ingezet om deze doelen te realiseren.

    • c.

      Een beschrijving van kritieke succesfactoren en in samenhang daarmee van knelpunten die zich in het begrotingsjaar naar verwachting zullen voordoen.

    • d.

      Een overzicht van effectenindicatoren per deelprogramma, conform bijlage 1 bij deze verordening.

    • e.

      Een overzicht van resultaatindicatoren per deelprogramma conform bijlage 1 onder 2 bij deze verordening.

    • f.

      Een beschrijving van de maatregelen die worden genomen om de doelmatigheid van de processen te bevorderen.

    • g.

      Een overzicht van de programmakosten per deelprogramma in tabelvorm conform bijlage 1 onder 3 bij deze verordening.

  • 2 Bij de begroting wordt een overzicht gegeven van de productenraming ingedeeld naar deelprogramma’s en bij het jaarverslag wordt een overzicht gegeven van de productenrealisatie ingedeeld naar deelprogramma’s.

  • 3 Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde nvesteringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 4 In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

  • 5 De programma’s in het jaarverslag bevatten een toelichting waarin oorzaken van afwijkingen worden aangegeven.

Artikel 4 Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1 De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma en het overzicht algemene dekkingsmiddelen.

  • 2 Als de raad van oordeel is dat het door het College aangeboden ontwerp van de begroting onvoldoende van resultaatindicatoren en effectindicatoren is voorzien, kan hij besluiten voor één of meer programma’s de lasten en baten per deelprogramma te autoriseren.

  • 3 Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 4 Indien het college voorziet dat een geautoriseerd budget of investeringskrediet dreigt te worden overschreden, wordt dit door het college in de eerstvolgende raadsvergadering aan de raad gemeld. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van het budget of het investeringskrediet of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 5 Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 5 Informatieplicht

  • 1 Bij de begrotingsbehandeling kan de raad projecten aanwijzen waarover hij periodiek door middel van voortgangsrapportages geïnformeerd wil worden.

  • 2 Het college informeert de raad vooraf over niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen inzake:

    • a.

      aankopen van goederen en diensten groter dan € 250.000

    • b.

      het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 100.000

    • c.

      het aangaan van leningen groter dan € 3.000.000

    • d.

      het toekennen van subsidies groter dan € 50.000

    • e.

      de aanvraag van subsidies groter dan € 100.000

Artikel 6 Uitvoering van de begroting

  • 1 Het college stelt regels die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 2 Het college draagt er zorg voor dat:

    • a.

      de gemeentelijke producten in de financiële administratie eenduidig zijn toe te rekenen aan de door het College vastgestelde productenraming;

    • b.

      de budgetten uit de productenraming en de kredieten voor investeringen eenduidig worden toegerekend aan ambtelijk budgethouders;

    • c.

      de lasten per programma niet worden overschreden;

    • d.

      de lasten van deelprogramma’s binnen een programma niet dusdanig worden overschreden dat het verwezenlijken van resultaten en effecten van andere deelprogramma’s daardoor onder druk komen te staan.

Artikel 7 Tussentijdse rapportage

  • 1 Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste drie en de eerste acht maanden van het begrotingsjaar.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde rapportages worden uiterlijk eind mei respectievelijk eind september aan de raad ter beschikking gesteld.

  • 3 De tussenrapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering van de begroting en is zonodig voorzien van voorstellen tot bijstelling van het beleid en van een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en lasten per programma;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het resultaat voor bestemming volgend uit de onderdelen a en b;

    • d.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • e.

      het resultaat na bestemming, volgend uit de onderdelen c en d;

    • f.

      de realisatie en de raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 4 De rapportages zijn ingericht conform de inrichting van de programmabegroting.

  • 5 De rapportages bevatten per programma een overzicht van afwijkingen ten opzichte van in de begroting opgenomen lasten, baten, resultaten en effecten conform bijlage 2 bij deze verordening.

  • 6 In de tussenrapportage worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten en investeringskredieten in de begroting groter dan € 25.000 toegelicht.

Artikel 8 Jaarstukken

Uiterlijk op 1 april na afloop van een begrotingsjaar overlegt het college de jaarstukken van dat jaar aan de gemeenteraad.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

Artikel 9 Waardering

  • 1 Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota waardering & afschrijving vaste activa aan. De raad stelt de nota vast. De nota behandelt:

    • a.

      de waarderingsgrondslagen;

    • b.

      het afschrijvingsbeleid;

    • c.

      de wijze van toerekening van financieringskosten.

  • 2 Voor waardering en afschrijving van vaste activa gelden de volgende uitgangspunten:

    • 1.

      Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en het saldo van agio en disagio worden lineair in vijf jaar afgeschreven.

    • 2.

      Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

    • 3.

      Voor het afschrijven van de materiële vaste activa met economisch nut worden methodieken en termijnen gehanteerd, zoals vermeld in bijlage 3 bij deze verordening.

    • 4.

      Van gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

    • 5.

      Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden ten laste van de exploitatie gebracht. Indien hiervan bij raadsbesluit wordt afgeweken, wordt het actief lineair afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief of een kortere door de raad aan te geven tijdsduur.

Artikel 10 Reserves en voorzieningen

  • 1 Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. De raad stelt de nota vast.

  • 2 De nota behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen;

    • c.

      de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen.

  • 3 Bestemmingreserves worden niet ingesteld, tenzij voldaan is aan in de nota op te nemen specifieke criteria.

  • 4 Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve wordt minimaal ingegaan op:

    • a.

      de argumenten die aan de keuze voor een reserve ten grondslag liggen;

    • b.

      het specifieke doel van de reserve;

    • c.

      de voeding van de reserve;

    • d.

      de maximale hoogte van de reserve;

    • e.

      de maximale looptijd.

  • 5 Gerealiseerde resultaten op riooltarieven worden gemuteerd op een bestemmingsreserve riolering.

  • 6 Indien een bestemmingsreserve binnen de aangegeven maximale looptijd niet tot besteding heeft geleid, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 11 Kostprijsberekening

  • 1 Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2 Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van reserves en voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

  • 3 De rentetoerekening aan de activa vindt plaats in overeenstemming met de nota bedoeld in artikel 9.

Artikel 12 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1 Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor:

    • a.

      onroerende-zaakbelastingen (artikel 220 Gemeentewet);

    • b.

      roerende woon- en bedrijfsruimtenbelastingen (artikel 221 Gemeentewet);

    • c.

      baatbelastingen (artikel 222 Gemeentewet);

    • d.

      forensenbelasting (artikel 223 Gemeentewet);

    • e.

      toeristenbelasting (artikel 224 Gemeentewet);

    • f.

      rioolrechten (artikel 229 Gemeentewet);

    • g.

      reinigingsheffingen (artikel 229 Gemeentewet);

    • h.

      lijkbezorgingsrechten (artikel 229 Gemeentewet);

    • i.

      leges (artikel 229 Gemeentewet);

    • j.

      marktgelden (artikel 229 Gemeentewet).

  • 2 Het college biedt ten minste eens in de vier jaar de raad een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de verhuur en verkoop van onroerende goederen en in het bijzonder de prijzen voor de uitgifte van gronden en erfpachtcanons. De raad stelt de nota vast.

  • 3 Het college biedt ten minste eens in de vier jaar de raad een nota aan met de kaders voor de prijzen van gemeentelijke diensten anders dan genoemd in het tweede lid. De raad stelt de nota vast.

  • 4 De besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van prijzen worden ter kennisneming aan de raad aangeboden.

Artikel 13 Financieringsfunctie

  • 1 Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

    • b.

      het uitzetten van overtollige gelden;

    • c.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • d.

      het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;

    • e.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2 Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

    • a.

      het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij financiële instellingen met minimaal een A-rating, afgegeven door ten minste één gezaghebbende rating agency, of bij instellingen voor wiens waardepapieren een solvabiliteitseis geldt van 0%;

    • b.

      overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom ten minste aan het eind van de looptijd in tact is;

    • c.

      derivaten worden uitsluitend gebruikt voor het beperken van financiële risico’s;

    • d.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan 1 jaar worden ten minste 2 prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • e.

      overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro.

  • 3 Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

Artikel 14 Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1 De paragraaf onderhoud kapitaalgoederen bevat naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval informatie over:

    • a.

      de voortgang van het geplande onderhoud;

    • b.

      kwaliteitsindicatoren voor de in het begrotingsjaar te realiseren onderhoudsniveaus;

    • c.

      de wijze waarop de doelmatigheid van het onderhoud wordt bevorderd, voorzien van indicatoren voor die doelmatigheid;

    • d.

      de omvang van het achterstallig onderhoud en van de consequenties daarvan.

  • 2 Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.

  • 3 Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

  • 4 Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een onderhoudplan gebouwen aan. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.

Artikel 15 Bedrijfsvoering

  • 1 De paragraaf bedrijfsvoering bevat een overzicht van resultaatindicatoren en effectindicatoren, waarin tot uitdrukking wordt gebracht aan welke eisen de bedrijfsvoering moet voldoen om de in de programma’s geformuleerde doelen te kunnen realiseren.

  • 2 De paragraaf bedrijfsvoering bevat naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval:

    • a.

      Een overzicht van de personeelskosten, voorzien van een toelichting waarin wordt aangegeven hoe de doelmatigheid van de inzet van personele middelen wordt bevorderd.

    • b.

      Een overzicht van de kosten van inhuur van derden, voorzien van een toelichting op de aard en de omvang daarvan.

    • c.

      Een overzicht van kosten van automatisering, voorzien van een toelichting waarin wordt aangegeven hoe de doelmatigheid van de inzet automatiseringsmiddelen wordt bevorderd.

    • d.

      Een overzicht van in het begrotingsjaar te realiseren maatregelen ter verbetering van de begroting en de budgetcyclus conform de bedoelingen van deze verordening en van de verwachte resultaten daarvan.

Artikel 16 Grondbeleid

  • 1 De paragraaf grondbeleid bevat naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval:

    • a.

      informatie over de verwerving van gronden;

    • b.

      een overzicht van te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      de actuele waarde van de grondcomplexen.

  • 2 Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      de verwerving en uitgifte van gronden;

    • d.

      de uitgangspunten voor prijsstelling van de verkoop van gronden;

    • e.

      de waardering van grondcomplexen;

    • f.

      regels betreffende winstneming.

  • 3 Alle grondexploitaties worden jaarlijks uiterlijk 1 mei geactualiseerd.

  • 4 Verliezen op grondexploitaties worden genomen zodra ze bekend zijn, winsten op grondexploitaties worden genomen zodra ze zijn gerealiseerd.

Hoofdstuk 4 Financieel beheer en interne controle

Artikel 17 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is aan:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden, en transitorische posten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    het maken van kostencalculaties;

  • e.

    het sturen op prestaties en effecten;

  • f.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de voornemens opgenomen in de begroting van het betreffende jaar;

  • g.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie;

  • h.

    de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de voornemens opgenomen in de begroting van het betreffende jaar.

Artikel 18 Interne controle

  • 1 Ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties draagt het College zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen.

  • 2 Bij afwijkingen van geldende normen neemt het college maatregelen tot herstel.

Artikel 19 Misbruik en oneigenlijk gebruik

  • 1 Het college draagt zorg voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

  • 2 Over de uitvoering van deze taak rapporteert het college in de paragraaf bedrijfsvoering.

Hoofdstuk 5 Financiële organisatie

Artikel 20 Financiële organisatie

Het college zorgt voor en legt vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van het begrotingsjaar 2009. De stukken voor dit begrotingsjaar en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

Artikel 22 Evaluatie

De werking van deze verordening wordt om de vier jaar door de raad geëvalueerd.

Artikel 23 Overgangsbepalingen

In tegenstelling tot het bepaalde in artikel 21 treden artikel 3, 1e lid, artikel 9, 2e lid onder c, artikel 14, 1e lid onder c en artikel 15, 1e lid in werking met ingang van het begrotingsjaar 2010.

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam ‘Financiële verordening gemeente Bronckhorst’. 

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Bronckhorst in zijn openbare vergadering van 25 september 2008,
de plv. griffier,            de voorzitter, G.J. Mugge                  H.A.J. Aalderink

Bijlage 1 tm/ 3 en toelichting

Financiele verordening gemeente Bronckhorst bijlagen en toelichting