Regeling vervallen per 15-04-2014

Handhavingsbeleid kinderopvang

Geldend van 05-04-2007 t/m 14-04-2014

Intitulé

Handhavingsbeleid kinderopvang

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Op 1 januari 2005 is de Wet kinderopvang (Wk) in werking getreden. Deze wet regelt de kwaliteit en financiering van de kinderopvang. In de Wk en de bijbehorende landelijke beleidsregels is vastgesteld aan welke kwaliteitseisen de kinderopvang moet voldoen. De wet verplicht het kindercentrum en gastouderbureau te zorgen voor veiligheid en gezondheid van de kinderen. Ook zijn zij verplicht ouders te informeren over het beleid dat wordt uitgevoerd. Kwaliteit kan niet zonder gedegen toezicht vanuit de overheid. De verantwoordelijkheid voor handhaving van de Wet kinderopvang en de regelgeving die bij deze wet hoort, berust bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorst.

1.2 Verschillen tussen de oude en de nieuwe situatie

Het nieuwe regime wijkt op verschillende punten af van de oude situatie onder de Welzijnswet 1994 en het Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinderopvang. Op basis van de Wet kinderopvang ontstaan de volgende wettelijke verplichtingen.

• De landelijke, uniforme kwaliteitseisen uit de Wet kinderopvang vervangen de, soms gedetailleerde, regelgeving in de gemeentelijke verordeningen. Deze eisen gelden als minimumeisen. • De verantwoordelijkheid voor handhaving van de Wet kinderopvang en de regelgeving die bij deze wet hoort, berust bij het college van burgemeester en wethouders (verder in deze nota aangeduid met college). • Voor de uitvoering van de toezichttaak is het college verplicht de GGD in te zetten als toezichthouder over de nodige toezicht- en sanctiebevoegdheden. • Duidelijker dan voorheen ligt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit in de kinderopvang bij de branche: bij de houders en ook bij de ouders. De houders zijn primair verantwoordelijk voor het bieden van verantwoorde kinderopvang. Ouders zijn vertegenwoordigd in oudercommissies. • Het toezicht wordt uitgevoerd door GGD’en, die opereren aan de hand van een landelijke, uniforme werkinstructie. 1.3 Kwaliteit in de Wet kinderopvang De Wet kinderopvang stelt naast enkele specifieke kwaliteitseisen vooral globale kwaliteitseisen. Deze zijn vertaald in Beleidsregels kwaliteit kinderopvang. Voordat de exploitatie van een gastouderbureau of een kindercentrum van start kan gaan, dient de ondernemer zich te melden bij het college. De houder verstrekt bepaalde gegevens die zijn vastgelegd in de Regeling Wet kinderopvang. Na melding volgt direct registratie. Vervolgens onderzoekt de toezichthouder of aan de kwaliteitseisen voortkomend uit de Wet kinderopvang wordt voldaan. Zo ja, dan kan de houder in exploitatie. Zo niet dan treedt het traject van handhaving in werking.

De voornaamste kwaliteitseis uit de Wet kinderopvang is het bieden van verantwoorde kinderopvang. Hieronder wordt verstaan: opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. Een houder van een gastouderbureau draagt zorg voor een verantwoorde uitvoering van de werkzaamheden van het bureau. Dit houdt in het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. Sleutelbegrippen bij deze hoofdeis zijn voldoende (kwantitatief en kwalitatief) personeel en materieel, verantwoordelijkheidstoedeling en het pedagogisch beleid. Oudercommissies adviseren de houder gevraagd en ongevraagd over een aantal onderwerpen waaronder de specifieke interpretatie van verantwoorde kinderopvang.

1.4 Beleidsregels kwaliteit kinderopvang De door de minister vastgestelde Beleidsregels kwaliteit kinderopvang vormen een concrete uitwerking van een aantal globale kwaliteitsnormen. De Beleidsregels kwaliteit kinderopvang kent nog geen wettelijke grondslag in de Wk. Het toezien op de naleving van de kwaliteitseisen is een bevoegdheid van het college. De minster heeft een wetsvoorstel ingediend om dit te wijzigen en te regelen in de Wk. De vermoedelijke ingangsdatum is 1 januari 2007.

Globaal gaat het bij de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang om de volgende zaken: • Pedagogisch beleidsplan. • Groepsgrootte dagopvang en buitenschoolse opvang. • Verblijfsruimten, slaapruimten en buitenspeelruimten. • Risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid. • Beroepskwalificatie personeel. • Verklaring omtrent het gedrag. • Huisbezoeken (bij gastouderopvang).

1.5 Beleidsregels werkwijze toezichthouder Deze beleidsregels zijn opgesteld om een uniforme werkwijze van de toezichthouders te bevorderen. De beleidsregels kennen een wettelijke grondslag in de Wk. Bij de beleidsregels horen zogenaamde toetsingskaders, waarin de kwaliteitsaspecten zijn uitgewerkt aan de hand waarvan inspectie en beoordeling mogelijk worden. Voor elke vorm van kinderopvang zijn specifieke toetsingskaders. Voordat de toezichthouder een onderzoek start, gaat hij na of er sprake is van kinderopvang of gastouderopvang in de zin van de Wet kinderopvang. Hierbij maakt de toezichthouder gebruik van een selectieformulier.

Er is sprake van een tweedelijnstoezicht door de Inspectie Werk en Inkomen (IWI). Het toezicht van het IWI is signalerend van aard. Om het IWI hiertoe in staat te stellen is de gemeente verplicht om jaarlijks een gemeentelijk jaarverslag in het kader van toezicht en handhaving van het voorafgaande jaar op te stellen.

1.6 Regionale afspraken De regiogemeenten in de Stedendriehoek en Achterhoek hebben allen de GGD Gelre IJssel als toezichthouder voor de kinderopvang in hun gemeente. Deze inspecties vinden op uniforme wijze plaats volgens de Beleidsregels werkwijze toezichthouder. Het toezicht wordt op regionaal niveau afgestemd met de GGD.

Ten aanzien van het handhavingsbeleid zijn geen landelijke eisen vastgelegd. Gemeenten kunnen hiervoor lokaal beleid ontwikkelen. Hierdoor kan verschil ontstaan in de handhavingwijze in deze regio. Dit is niet wenselijk om de volgende redenen:

• Er kan een verschil ontstaan in de concurrentiepositie van ondernemers in verschillende gemeenten • Ondernemers die regionaal werken, lopen het risico geconfronteerd te worden met verschillen in handhaving • GGD kan als toezichthouder te maken krijgen met verschillen in handhaving waardoor per gemeente aparte afspraken gemaakt moeten worden.

Voorgesteld wordt om een eenduidig handhavingsbeleid ten aanzien van de kinderopvang te hanteren in de regio Stedendriehoek en Achterhoek.

Op 20 juni 2006 hebben de regiogemeenten ambtelijk ingestemd met dit handhavingsbeleid. Het streven is dat alle regiogemeenten hetzelfde besluit nemen en geen wijzigingen aanbrengen in dit voorstel.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Huidige kindercentra en gastouderbureaus Op dit moment zijn er in Bronckhorst de volgende kindercentra en gastouderbureaus. Er zijn 6 locaties die geïnspecteerd moeten worden door de GGD Gelre IJssel.

2.2 Ontwikkelingen Motie Van Aartsen / Bos Naar aanleiding van de motie van Aartsen/Bos ten aanzien van de voor- en naschoolse opvang wordt de wet Primair Onderwijs gewijzigd. Basisscholen krijgen de wettelijke verplichting om zorg te dragen voor de aansluiting met buitenschoolse opvang voor ouders die daarom vragen opgenomen. Per 1 januari 2007 heeft het bevoegd gezag van basisscholen een wettelijke inspanningsverplichting en vanaf 1 augustus 2007 een resultaatverplichting om de aansluiting met kinderopvangorganisaties te regelen.

Het is op dit moment nog niet duidelijk of er door deze ontwikkeling meer kindercentra en/of gastouderbureaus zullen komen in Bronckhorst.

Hoofdstuk 3 Afwegingsmodel

Het is belangrijk om vast te leggen hoe de gemeente omgaat met overtredingen. Duidelijkheid is nodig om consequent te kunnen optreden bij bepaalde overtredingen. Daarnaast is het ook noodzakelijk om een bepaalde prioritering aan te brengen omdat niet elke overtreding gesanctioneerd kan worden; daarvoor is (over het algemeen) onvoldoende capaciteit voorhanden.

Het afwegingsmodel is de basis voor het lokale handhavingsbeleid. Het model is gebaseerd op het negatieve effect dat zich kan voordoen bij een overtreding. Kindercentra worden getoetst op een aantal onderdelen: 

• veilige omgeving • gezonde omgeving • pedagogische kwaliteit • invloed van ouders • geloofwaardigheid 

Het belang van de verschillende onderdelen wordt uitgedrukt in termen van ‘hoog’, ‘gemiddeld’ of ‘laag’. Bij inspecties door de GGD wordt de kwaliteit van de onderdelen beoordeeld uitgedrukt in scores van slecht, onvoldoende en voldoende. Het belang en de score leiden vervolgens tot een bepaald eindoordeel.

Voorgesteld wordt om bij de handhaving van de kwaliteitsregels Wet kinderopvang de prioriteitsstelling conform het afwegingsmodel VNG te hanteren waarbij de domeinen veiligheid en gezondheid een hoge prioriteit krijgen.

De uitwerking van dit afwegingsmodel in een prioriteitsstelling vindt u in bijlage A (kinderopvang en buitenschoolse opvang) en bijlage B (gastouderopvang).

Hoofdstuk 4 Afsprakenkader

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de afspraken die gemaakt moeten worden over de wijze waarop overtredingen worden gesanctioneerd. Het gaat dan over repressieve handhaving, dit wordt in de tweede paragraaf uitgewerkt. De eerste paragraaf gaat over preventieve handhaving.

4.1 Preventieve handhaving

Het gaat hierbij over handelingen die erop gericht zijn om de naleving van regels te bevorderen of een overtreden te voorkomen.

Instrumenten die direct of indirect bijdragen aan de (bereidheid tot) naleving van regels en voorschriften zijn o.a.:

A.  Voorlichting en communicatie

• Algemene informatie op gemeentelijke website over kwaliteit kinderopvang, verantwoordelijkheden en procedures (zie bijlage C en D). Na vaststelling gemeentelijk handhavingsbeleid dient deze informatie te worden aangevuld met informatie over het handhavingsbeleid. • Na vaststelling handhavingsbeleid wordt de nota naar alle kindercentra verstuurd. • Het besluit handhavingsbeleid publiceren in huis-aan-huis-blad inclusief een toelichting. Nota handhavingsbeleid ter inzage leggen • Na constatering van een veelvoorkomende overtreding worden alle kindercentra hierover geïnformeerd (c.q. gewaarschuwd). • Overweging: Brochure GGD Nederland beschikbaar stellen aan iedere nieuwe houder. - De brochure is te bestellen bij GGD Nederland. Kosten € 7,- per exemplaar Deze brochure is ook te downloaden via GGD-kennisnet. Zoeken op brochure kinderopvang. Kiezen voor “Brochure kwaliteit toezicht en handhaven in de kinderopvang” Mogelijk als “pdf-bestand” te koppelen aan gemeentelijke website.

B.  Afspraken toezichthouders GGD (werkafspraken) Er zijn werkafspraken gemaakt tussen GGD en gemeenten over de werkwijze van beide partijen in geval van: 

• Inspectie na melding (bijlage E) • Volledige inspectie na 3 maanden/reguliere inspectie (bijlage E) • Inspectie na klacht/incident (bijlage E) • Vervolgacties na inspectie/rapport. De inspecteur kinderopvang beschrijft in het rapport aan welke eisen een kinderopvangorganisatie voldoet en aan welke niet. Als aan één of meer eisen niet wordt voldaan, dan geldt dat als een overtreding. De houder, de oudercommissie en de gemeente ontvangen het rapport. Het rapport wordt tevens openbaar gemaakt via de website van de GGD.

Wat doet de gemeente na ontvangst van het inspectierapport?

• Uitgangspunt is dat het advies van de GGD wordt overgenomen (uitzonderingen blijven mogelijk). • De gemeente stuurt altijd een reactie naar de houder met een kopie naar de GGD. • Indien nodig neemt de gemeente maatregelen i.k.v. handhaving.

C.  Afspraken overige gemeentelijke toezichthouders (afstemmingsafspraken) Naast de eisen van de Wet kinderopvang, gelden ook eisen uit andere wet- en regelgeving (gemeentelijk toezicht). Deze zijn o.a.: De vestiging van een kindercentrum mag niet in strijd zijn met de voorschriften van het bestemmingsplan. Voor de bouw van een nieuwe locatie of bij ingrijpende verbouwingen om een bestaand pand geschikt te maken voor het gebruik zal een bouwvergunning nodig zijn. Voor alle locaties (waar 10 kinderen of meer worden opgevangen) geldt dat een gebruiksvergunning van de brandweer noodzakelijk is.

Coördinatie van afstemming tussen de verschillende toezichthouders is nodig. Bij de voorbereiding van het opstellen van handhavingsbeleid kinderopvang is overleg nodig met betrokken afdelingen. Dit kan leiden tot afspraken t.a.v. afstemmingsmomenten (op welk moment in de verschillende procedures is afstemming nodig).

Voorgesteld wordt om in het kader van preventieve handhaving de instrumenten voorlichting en communicatie in te zetten en afspraken te maken met de verschillende toezichthouders.

4.2 Repressieve handhaving Het gaat hierbij over handelingen die erop gericht zijn om overtredingen te herstellen. In de Wet kinderopvang zijn artikelen opgenomen op grond waarvan het college kan gaan handhaven. Het is belangrijk om vast te leggen hoe de gemeente vervolgens met overtredingen omgaat. Hiervoor is een sanctieprotocol (bijlage F) gemaakt. Daarmee wordt beoogd dat de houders weten welke sanctie in het algemeen volgt op welke overtreding. Uitgangspunt is: hoe hoger de prioriteit (het belang), hoe zwaarder het sanctie-instrument. Het protocol kan worden gebruikt om de strategie te bepalen.

Het sanctieprotocol is een richtlijn, omdat bij sanctionering vaak om maatwerk gaat. Hierbij maakt het niet uit wie een bepaalde overtreding maakt, maar bepaalt de overtreding zelf en de omstandigheden waaronder deze is gepleegd, de aanpak. Als bijvoorbeeld meerdere overtredingen aangetroffen worden, kan voor een zwaardere sanctiestrategie gekozen worden.

Toelichting twee-sporenbeleid. Bij de toepassing van de sancties wordt onderscheid gemaakt naar 2 stappen.

Stap 1: Bij een inspectie wordt een overtreding geconstateerd. Daarop volgt een aankondiging- of waarschuwingsbrief waarin een hersteltermijn wordt opgenomen waarbinnen de overtreding moet zijn beëindigd. Voor het bepalen van de termijn wordt rekening gehouden met de organisatorische en technische haalbaarheid van het ongedaan maken van de overtreding. Tevens wordt in de brief aangekondigd dat bestuursrechtelijke maatregelen worden toegepast, als blijkt dat na het verstrijken van de termijn de overtreding nog steeds voortduurt en/of opnieuw wordt geconstateerd.

Stap 2: Als bij herinspectie, na het verstrijken van de termijn, blijkt dat de overtreding nog steeds voortduurt en/of opnieuw wordt geconstateerd, volgt een bestuursrechtelijke maatregel, zoals bestuursdwang of een dwangsombeschikking. De procedure conform de Awb (inbrengen zienswijze, horen e.d.) ter voorbereiding van deze handhavingbeschikking behoort tot deze stap.

De Gemeente Bronckhorst past het sanctie-instrumenten bestuurlijke boete niet toe.

Uitzonderingen: spoedeisende situaties of ernstige overtredingen. Van zo’n situatie kan sprake zijn indien de toezichthouder oordeelt dat de kwaliteit zo slecht is, dat het nemen van maatregelen geen uitstel kan lijden. De toezichthouder kan dan een schriftelijk bevel geven. Het bevel heeft een geldigheidsduur van 7 dagen. Het bevel kan verlengd worden door het college (artikel 65, lid 3 Wet kinderopvang).

In het kader van repressieve handhaving in te stemmen met het handhavingprotocol (bijlage E) en te komen tot een handhavingstrategie waarbij het protocol een richtlijn is en waarbij in de uitvoering gestreefd wordt naar een tweesporenbeleid (twee stappen).

4.3 Handhaving ten opzichte van ouders Deze nota heeft vooral betrekking op de handhaving ten opzichte van de houders van kindercentra. In het kader van de Wet kinderopvang heeft de gemeente voor vastgestelde doelgroepen nog een taak in het mede bekostigen van de kinderopvang. Deze taak is neergelegd bij de afdeling Werk en inkomen en zorg. Ook in dat kader kan handhaving aan de orde komen. Voor een volledig overzicht wordt dit ook in deze nota benoemd. Als een ouder bepaalde verplichtingen niet nakomt, kan een bestuurlijke boete worden opgelegd. Het gaat hierbij om de verplichting om desgevraagd binnen een redelijke termijn alle gegevens te verstrekken van de ouder en zijn partner die van belang zijn voor de beoordeling op de aanspraak op de tegemoetkoming door de gemeente. Het gaat hierbij ook om de verplichting om gegevens te verstrekken aan het college die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming, onmiddellijk na het bekend worden van die gegevens. De bestuurlijke boete mag ten hoogste € 2.269,— bedragen (artikel 72, lid 2c Wet kinderopvang).

4.4 Niet-gemelde kinderopvang Een inspecteur kan via een tip of ‘toevallig’ op het spoor komen van niet-gemelde kinderopvang of van informele opvang van kinderen. Niet-gemelde opvang wil in elk geval zeggen: opvang zonder dat een melding als bedoeld in artikel 45van de Wet kinderopvang is gedaan. Daarbij kan het voorkomen dat het geen kinderopvang of gastouderopvang in de zin van de Wet kinderopvang betreft. Als het echter wel gaat om ‘het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint’

of respectievelijk om

‘kinderopvang in een gezinssituatie door een ander dan degene die als ouder op grond van artikel 5 aanspraak kan maken op een tegemoetkoming of diens partner, bestaande in de gelijktijdige opvang van ten hoogste vier kinderen in de woning waar de ouder of de gastouder zijn hoofdverblijf heeft’,

dan is bij niet-melding sprake van een economisch delict en begaat de houder een overtreding. De houder heeft de plicht om aan de kwaliteitseisen te voldoen en zich alsnog te melden. GGD’en zullen dit dan moeten beschouwen als een nieuwe melding. Gemeenten hebben in de geest van de Wet kinderopvang wel een taak in het bevorderen van het melden van kinderopvang.

Hoofdstuk 5 Inplementatie en uitvoering

In het vorige hoofdstuk is beschreven welke prioriteitsstelling we in de handhaving voorstellen en welke sanctieprotocol we gaan hanteren. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe we de handhaving gaan uitvoeren. Verder wordt ingegaan op de communicatie over en de evaluatie van het voorgestelde handhavingsbeleid.

5.1 Verantwoordelijkheden Onder de Wet kinderopvang heeft de handhaving meer nadruk gekregen. Dat blijkt wel uit het feit dat we ons over het toezicht en de handhaving op basis van de Wet kinderopvang bij het rijk moeten verantwoorden (tweedelijnstoezicht).

Bij de Wet kinderopvang zijn binnen de gemeente Bronckhorst diverse afdelingen betrokken. Het is dan ook zinvol om duidelijke afspraken te maken over wie welke verantwoordelijkheid heeft.

De afdeling Maatschappelijke ontwikkeling is beleidsinhoudelijk verantwoordelijk voor de kinderopvang. Daarnaast beheert deze afdeling het register kinderopvang en is contactpersoon voor de GGD Gelre IJssel voor het toezicht. De afdeling Veiligheid, Vergunningen en Handhaving (VVH) ziet toe op de brandveiligheid en ruimtelijke en bouwaspecten. In het kader van efficiency en eenduidigheid naar de kinderopvanginstellingen wordt voorgesteld om de handhaving kinderopvang af te stemmen met de handhaving in het kader van de gebruiksvoorziening. Dat betekent dat de taak handhaving kinderopvang uitgevoerd gaat worden door de afdeling VVH. De afdeling Werk, inkomen en zorg voert de taak van de bekostiging van de doelgroepen uit.

De afdeling MO is budgethouder van het totale budget ten aanzien van de kinderopvang.

Het handhavingsbeleid ten aanzien van de kwaliteit kinderopvang wordt ondergebracht bij de afdeling VVH. Het handhavingsbeleid ouders wordt ondergebracht bij de afdeling Werk, inkomen en zorg.  

5.2 Personele consequenties De handhavingstaak kan worden uitgevoerd binnen de huidige formatie. Als blijkt dat door de uitvoering van de motie Van Aartsen / Bos er meer inspecties moeten worden uitgevoerd zal dit opnieuw moeten worden bezien.

5.3 Financiele consequenties Iedere locatie kinderopvang en gastouderbureau moet jaarlijks door de GGD worden gecontroleerd. De kosten hiervan zijn opgenomen in de begroting van de GGD Gelre-IJssel.

5.4 Juridische consequenties De volgende sancties kunnen in ieder geval opgelegd worden aan kinderopvanginstellingen : Aanwijzing o.b.v. artikel 65, 1e lid Wk (bevoegdheid college) Bevel o.b.v. artikel 65, 3e lid (bevoegdheid van toezichthouder GGD Gelre Ijssel) Verbod exploitatie voortzetten o.b.v. artikel 66, 1e lid Wk (bevoegdheid van college) Verbod om in exploitatie te gaat o.b.v. artikel 66, 2e lid Wk (bevoegdheid van college) Verwijdering uit het register o.b.v. artikel 46 Wk en artikel 9, 2e lid Regeling Wet kinderopvang (bevoegdheid van het College) Bestuursdwang o.b.v. artikel 125 Gemeentewet (bevoegdheid van het college) Dwangsom o.b.v. artikel 25 Gemeentewet juncto artikel 5 :32, 1e lid Awb (bevoegdheid bij het college)

Het afdelingshoofd VVH is bevoegd om besluiten o.b.v. Hoofdstuk 4 Wk (artikel 61-70) uit te voeren. De overige bevoegdheden liggen bij het College.  

5.5 Communicatie Het concept handhavingsbeleid kindeopvang van de gemeente Bronckhorst is kenbaar gemaakt aan alle kinderopvanginstellingen en de GGD Gelre IJssel. Na vaststelling van de nota zullen zij schriftelijke op de hoogte worden gebracht. Het besluit zal worden gepubliceerd op de gemeentepagina in het Contact en zal samen met het register ter inzage komen te liggen op het gemeentekantoor bij de afdeling Maatschappelijke ontwikkeling.  

5.6 Evaluatie Het handhavingsbeleid wordt jaarlijks geevalueerd in combinatie met de toezichtstaak. Dit gebeurt in het gemeentelijk jaarverslag voor het IWI (Inspectie Werk en Inkomen) Prioriteitsstelling kinderopvang en buitenschoolse opvang.

Toelichting

Handhavingsbeleid kinderopvang - toelichting