Regeling vervallen per 17-07-2013

Erfgoedverordening 2010 gemeente Bronckhorst

Geldend van 01-10-2010 t/m 16-07-2013

Intitulé

Erfgoedverordening 2010 gemeente Bronckhorst

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:1. zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde; 2.terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;

  • b.

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel a;

  • c.

    gemeentelijk stads- of dorpsgezicht: een overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht aangewezen groep van zaken of terreinen die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, zijn onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel zijn wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groep zich één of meer monumenten bevinden;

  • d.

    beschermd monument: beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • e.

    monumentencommissie: de op basis van art.15, lid 1 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de verordening, het monumentenbeleid en het archeologiebeleid;

  • f.

    gemeentelijke archeologische waarden en verwachtingenkaart: topografische kaart van het gemeentelijk grondgebied, waarop archeologische monumenten, historische structuren en archeologische verwachtingensgebieden zijn aangegeven;

  • g.

    landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden: landelijke kaart met een schaal van 1:50.000, die op basis van geomorfologische gegevens, de kans weergeeft op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen, waarbij onderscheid wordt gemaakt in hoge, middelhoge, lage en zeer lage trefkans;

  • h.

    provinciale Archeologische Monumentenkaart: topografische kaart van (delen van) het provinciale grondgebied, waarop archeologische monumenten, archeologische vindplaatsen en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven;

  • i.

    archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de archeologische waardenkaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;

  • j.

    archeologisch monument: een terrein van (zeer) (hoge) archeologische waarde, waar archeologische resten zijn aangetoond en voorkomend op de provinciale Archeologische Monumentenkaart;

  • k.

    hoge verwachtingswaarde: grote kans op het aantreffen van archeologische resten en/of sporen;

  • l.

    middelhoge verwachtingswaarde: gemiddelde kans op het aantreffen van archeologische resten en/of sporen;

  • m.

    lage verwachtingswaarde: geringe of nog onbekende kans op het aantreffen van archeologische resten en/of sporen;

  • n.

    gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart: topografische kaart van het gemeentelijk grondgebied, waarop Archeologisch Waardevolle Gebieden en Archeologische Waardevolle Verwachtingsgebieden zijn aangegeven met uitvoeringsgerichte beleidsadviezen behorende bij de archeologische paragraaf van het bestemmingsplan:

  • o.

    Archologisch Waardevol Gebied: beschermd rijksmonument of archeologisch monument of archeologische vindplaats os historische structuur of gemeentelijk monument;

  • p.

    Archeologisch Waardevol Verwachtingsgebied: archeologisch verwachtingsgebied;

  • q.

    Plan van Aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het Programma van Eisen denkt te gaan beantwoorden;

  • r.

    Programma van Eisen: programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek;

  • s.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • t.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorst;

  • u.

    vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • v.

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Hoofdstuk 2 Aanwijzing gemeentelijke monumenten

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1 Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2 Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de monumentencommissie.

  • 3 De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Gelderland

Artikel 4 Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 12 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1 De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2 De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 6 Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan

Artikel 7 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1 Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumenten

  • 2 De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 8 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1 Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen.

  • 2 Artikel 3, tweede en derde lid, alsmede artikel 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3 Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2, achterwege.

  • 4 De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend

Artikel 9 Intrekken van de aanwijzing

  • 1 Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en artikelen 4 en 5 van overeenkomstige toepassing.

  • 2 De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan de monumentenverordening van de provincie Gelderland.

  • 3 De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.

Hoofdstuk 3 Instandhouding van gemeentelijke monumentale zaken

Artikel 10 Instandhoudingbepaling

  • 1 Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te beschadigen of te vernielen.

  • 2 Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:

    • a.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3 Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.

Artikel 11 Termijnen advies en vergunningverlening

  • 1 Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in drievoud ingediend.

  • 2 Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de monumentencommissie voor advies.

  • 3 Binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het bevoegd gezag.

  • 4 De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 12 Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften bedoeld in artikel 10 niet naleeft;

  • c.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

Hoofdstuk 4 Rijksmonumenten

Artikel 13 Vergunning voor beschermd monument

  • 1 Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd monument aan de monumentencommissie.

  • 2 De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3 Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.

Hoofdstuk 5 Gemeentelijke Stads- en Dorpsgezichten

Artikel 14 De aanwijzing tot gemeentelijk stads- of dorpsgezicht

  • 1 Het college kan een dorpsgezicht aanwijzen als een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht en het college kan een zodanige aanwijzing wijzigen of intrekken.

  • 2 Voordat het college over de aanwijzing, wijziging of intrekking een besluit neemt, vraagt het college advies aan de monumentencommissie.

  • 3 Het college brengt de gemeenteraad in kennis van het besluit tot aanwijzing, wijziging of intrekking van een gemeentelijk stads- en dorpsgezicht.

  • 4 Een overeenkomstig het bepaalde in artikel 35 van de Monumentenwet 1988 aangewezen stads- of dorpsgezicht wordt niet aangewezen als een gemeentelijk dorpsgezicht.

  • 5 De aanwijzing als gemeentelijk dorpsgezicht wordt geacht te zijn ingetrokken indien het gemeentelijk stads- en dorpsgezicht wordt aangewezen overeenkomstig het bepaalde in artikel 35 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 15 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1 Het college registreert het gemeentelijk stads- en dorpsgezicht op de gemeentelijke Monumentenlijst.

  • 2 De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding en de redengevende omschrijving van het gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.

Artikel 16 Bestemmingsplan

  • 1 De gemeenteraad stelt ter bescherming van een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet op de ruimtelijke ordening.

  • 2 Bij het voorstel tot aanwijzing van het beschermde stads- of dorpsgezicht wordt door het college bepaald in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het vorige lid kan worden aangemerkt.

  • 3 Voordat het college de gemeenteraad een voorstel doet voor vaststelling van een bestemmingsplan in de zin van lid 1 vraagt het college advies aan de monumentencommissie.

Artikel 17 Verbodsbepaling

  • 1 In een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht is het verboden een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (sloopvergunning).

  • 2 Geen sloopvergunning is vereist voor het afbreken ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag.

  • 3 De artikelen 21 en 22 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing zijn van toepassing.

Artikel 18 Aanwijzing archeologisch waardevol (verwachtings) gebied

Het college stelt een archeologische beleidskaart vast, die dient als basis voor:

  • a.

    Deze verordening;

  • b.

    vast te stellen bestemmingsplannen als bedoeld in artikel 38a van de Monumentenwet 1988;

  • c.

    aanwijzing van gemeentelijke monumenten als bedoeld in artikel 1 onder a, sub 2.

Hoofdstuk 6 Instandhouding van archeologische terreinen

Artikel 19 Instandhoudingbepaling

  • 1 Het is verboden om in een archeologisch monument, bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2 of een archeologisch verwachtingsgebied, bedoeld in artikel 1, onder h, de bodem dieper dan 30 cm onder de oppervlakte te verstoren.

  • 2 Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien;

    • 1.

      het een verstoring betreft in een Archeologisch Waardevol (Verwachtings)gebied als aangegeven op de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart en waarbij die verstoring plaatsvindt:• in een gebied met lage archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 2500 m2, of; • n een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m2, of; • in een gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m2, of;• in een gebied met een historische structuur en het te verstoren gebied kleiner is dan 30 m2.

    • 2.

      in het geldend bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen omtrent de archeologische monumentenzorg.

    • 3.

      sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.12, eerste en tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en hierin voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.

    • 4.

      het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring als bedoeld in het eerste lid en aangegeven op de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart.

    • 5.

      een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat: • het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of • de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of • in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 20 Opgravingen en begeleiding

  • 1 Indien binnen het grondgebied van de gemeente Bronckhorst onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 sub h Monumentenwet 1988, dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet:

    • a.

      het college een Programma van Eisen vast te stellen als bedoeld in artikel 1 onder r, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek.

    • b.

      de verstoorder, voorafgaande aan het onderzoek, een Plan van Aanpak als bedoelt in artikel 1 onder q van deze verordening ter goedkeuring aan het college te overleggen.

  • 2 In de nadere regels neemt het college bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het Plan van Aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van het college in acht te worden genomen.  

  • 3 Om te kunnen beoordelen of het Plan van Aanpak aan het Programma van Eisen en eventuele nadere regels voldoet, vraagt het college advies aan een deskundige, zoals omschreven in de Wet op de archeologische monumentenzorg.

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 21 Schadevergoeding

  • 1 Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het college hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe, indien de schade in relatie staat tot:

    • a.

      de weigering van het college een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;

    • b.

      de voorschriften door het college verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10;

    • c.

      de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 10, derde lid;

    • d.

      de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 19, tweede lid, onder d;

    • e.

      een aanwijzing als bedoeld in artikel 20, tweede lid, tweede volzin.

  • 2 Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van Afdeling 6.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) van overeenkomstige toepassing.

Artikel 22 Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met de artikelen 10, 19 en 20, eerste lid, onder b van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 23 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 24 Intrekken oude regeling

De Erfgoedverordening gemeente Bronckhorst 2008, wordt ingetrokken op het moment dat deze verordening in werking treedt.

Artikel 25 Overgangsrecht

  • 1 De op grond van de onder artikel 19 ingetrokken monumentenverordening gemeente Bronckhorst 2006 aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2 Aanvragen om een vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening worden afgehandeld volgens het recht zoals dat gold vóór het tijdstip waarop artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking is getreden.

Artikel 26 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt.

Artikel 27 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Erfgoedverordening 2010 Gemeente Bronckhorst.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Bronckhorst in zijn openbare vergadering van 23 september 2010,
 
de griffier, de voorzitter,
 
G.J. Mugge H.A.J. Aalderink
 

Algemene toelichting

Erfgoedverordening 2010 gemeente Bronckhorst - algemene toelichting

Artikelgewijze toelichting

Erfgoedverordening 2010 gemeente Bronckhorst - artikelsgewijze toelichting