Regeling vervallen per 15-12-2012

Nadere regels subsidieverstrekking samenleving 2012 gemeente Brummen

Geldend van 21-01-2012 t/m 14-12-2012

Intitulé

Nadere regels subsidieverstrekking samenleving 2012 gemeente Brummen

1. Inleiding

Op grond van artikel 2 van de “Algemene Subsidieverordening Gemeente Brummen” kan het college nadere regels vaststellen voor de uitvoering van de verordening. In de nu voorliggende nadere regels subsidieverstrekking Samenleving is rekening gehouden met de ervaringen die in de afgelopen periode zijn opgedaan en de besluiten die zijn genomen in het kader van het lean-management en de programmabegroting 2012-2015. Deze besluiten hebben gevolgen voor de subsidieverordening die in 2012 wordt geëvalueerd. Deze beleidsregels zijn zodanig opgesteld dat zij aansluiten bij de te verwachten aanpassingen.

 

De opbouw van de nadere regels is als volgt:

  • In hoofdstuk 2 wordt het subsidiebeleid toegelicht. Er wordt ingegaan op de uitgangspunten die de gemeente heeft vastgesteld voor het nieuwe systeem. Voor alle duidelijkheid komen de hoofdlijnen van het nieuwe systeem aan bod en de belangrijkste veranderingen ten opzichte van de oude situatie. Er wordt stilgestaan bij de juridische context en aangegeven wordt welke subsidievormen de gemeente hanteert.

  • In hoofdstuk 3 zijn aanvullende regels beschreven die gelden bij subsidiering.

  • In paragraaf 3.4 is een beleidsregel opgenomen voor de uitreiking van een jeugdlintje in het kader van de ‘Brummense Bikkel’.

  • In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen beschreven.  

 

2. Het subsidiebeleid

In 2002 heeft de gemeenteraad het subsidiebeleid “naar eigen vermogen” vastgesteld. Dit beleid is nog steeds de basis voor het huidige subsidiebeleid. In april 2009 heeft een evaluatie van het subsidiebeleid “naar eigen vermogen” plaatsgevonden, die aan de gemeenteraad is aangeboden. De raad besloot in zijn vergadering van 25 juni 2009 de aanbevelingen uit de evaluatie over te nemen en het vastgestelde subsidiebeleid bij te stellen. Dit heeft uiteindelijk geleid tot de vaststelling van de Algemene Subsidieverordening Gemeente Brummen door de Raad op 17 december 2009.

2.1 Instrumenten subsidiebeleid

Het subsidiebeleid bestaat uit twee instrumenten om uitvoering te geven aan het subsidiebeleid ‘Naar eigen vermogen’.

 

  • 1.

    De Algemene Subsidieverordening Gemeente Brummen en de toelichting daarop. De verordening geeft op hoofdlijnen de juridische ‘spelregels’ voor subsidieverlening en- vaststelling aan. De subsidieontvanger kan kennisnemen van de regels waaraan men zich te houden heeft bij subsidiëring. De verordening is tevens afgestemd op datgene wat is bepaald op grond van de 4de tranche van de Algemene wet bestuursrecht.

De Algemene wet bestuursrecht regelt onder andere de subsidieverhouding tussen de overheid als publiekrechtelijk orgaan en de burger. In titel 4.2. van de Algemene wet bestuursrecht worden nadere regels gegeven voor de manier waarop gemeenten hun subsidiebeleid vorm dienen te geven.

 

De Algemene wet bestuursrecht gaat in op de subsidieverhouding. Op deze subsidieverhouding zijn van toepassing de beginselen van behoorlijk bestuur, de bezwaar- en beroepsmogelijkheden en de regels voor het doen van aanvragen en het beslissen hierop. De hoofdregel van de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht luidt dat een wettelijke grondslag vereist is voor het verstrekken van subsidie. De wetgever beoogt hiermee de rechtszekerheid van de subsidieaanvrager en -ontvanger alsmede de doelmatigheid van de overheidsuitgaven te verbeteren.

 

De wettelijke grondslag voor gemeentelijke subsidies wordt gevormd door een subsidieverordening. Het gemeentelijk subsidiebeleid bepaalt vervolgens de beleidsterreinen en -activiteiten die voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Dit wordt vastgelegd in nadere regels.

 

  • 2.

    De nadere regels

Dit zijn de algemene regels die de gemeente gebruikt bij het verstrekken van subsidies aan instellingen en organisaties. In de nadere regels worden criteria vastgelegd voor het subsidiëren van activiteiten voor beleidsterreinen die ressorteren onder de gemeentelijke afdeling Samenleving. Dit zijn de volgende beleidsterreinen: Het werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid, het beleid tot gezondheidsbevordering, het Wmo-beleid, het lokaal onderwijsbeleid, het sport- en cultuurbeleid, het beleid ter stimulering van sociale cohesie, het emancipatiebeleid en het veiligheidsbeleid voor wat betreft de subsidiering aan stichting Halt. Het systeem geeft de mogelijkheid om flexibel in te spelen op de individuele omstandigheden van de subsidieontvanger.

De nadere regels zijn een collegebevoegdheid. Dit betekent dat de raad kaderstellend is door middel van de Algemene subsidieverordening en dat het college zich door middel van de nadere regels bezig houdt met de uitvoering.

Vijf subsidievormen

           

Bezuinigingen

Op 4 november 2010 werd door de gemeenteraad besloten om vanaf 2012 nadere criteria op te stellen voor instandhoudings- en projectsubsidies om te komen tot een bezuinigingsopgave van in totaal € 25.000,--. In bijlage 2 treft u de nadere uitwerking van dit besluit aan.

 

Het budget voor startsubsidies, project- en evenementensubsidies maakt onderdeel uit van dit bezuinigingsvoorstel. Voor deze subsidievormen wordt vanaf 2012 geen budget meer beschikbaar gesteld. Door het ontbreken van budget wordt vanaf 2012 geen subsidie meer verstrekt aan externe organisaties die een aanvraag voor een startsubsidie, een project of een evenementensubsidie indienen.

 

De gemeente Brummen onderscheidt in de subsidiesystematiek vijf subsidievormen:

 

INCIDENTEEL:

  • Startsubsidie:

Een subsidievorm die in de Algemene Subsidieverordening Gemeente Brummen is opgenomen. Voor deze subsidievorm wordt vanaf 2012 geen budget meer beschikbaar gesteld. Door het ontbreken van budget wordt vanaf 2012 geen subsidie meer verstrekt aan externe organisaties die een aanvraag voor een startsubsidie indienen.

 

  • Project- en evenementensubsidie:

Een subsidievorm die in de Algemene Subsidieverordening Gemeente Brummen opgenomen is en destijds is ingesteld om tijdelijke of incidentele activiteiten te ondersteunen door het beschikbaar stellen van een éénmalige project- of evenementensubsidie, waarvoor een subsidieaanvraag kon worden ingediend door externe organisaties.

Voor deze subsidievorm wordt vanaf 2012 geen budget meer beschikbaar gesteld. Door het ontbreken van budget wordt vanaf 2012 geen subsidie meer verstrekt aan externe organisaties die een aanvraag voor een project- of evenementensubsidie indienen.

 

STRUCTUREEL:

  • Budgetsubsidie:

Een subsidie aan een rechtspersoon met personeel in dienst dat wordt gesubsidieerd door de gemeente. De budgetsubsidie wordt toegekend op grond van vooraf afgesproken activiteiten en prestaties of op basis van een subsidieovereenkomst. Bij deze subsidie worden vooraf de subsidieperiode, de criteria en uitgangspunten, en ook de manier waarop het subsidiebudget kan worden bijgesteld, bepaald.

 

  • Instandhoudingssubsidie:

Een subsidievorm die uitsluitend is bedoeld voor rechtspersonen die naar het oordeel van het college zonder een substantiële subsidie zeer ernstig in hun voortbestaan worden bedreigd. Instandhouding van de activiteiten van deze organisaties vindt de gemeente zo belangrijk dat deze organisaties uitdrukkelijk als zodanig zijn aangewezen.

Er dient naar het oordeel van het college sprake te zijn van een goed bestuur en beleid en een redelijke contributie/ eigen bijdrage, alsmede van onvoorziene omstandigheden.

Wanneer organisaties aangeven in financiële (en /of bestuurlijke of andersoortige) problemen te komen, zullen zij in eerste instantie worden ondersteund bij het zoeken naar oorzaken van de problemen en het aandragen van oplossingen voor een gezonde exploitatie. De vrijwilligerscentrale Brummen-Eerbeek heeft hierbij een ondersteunende rol.

Er kan door de gemeente een onafhankelijk deskundige worden ingeschakeld om de feitelijke situatie van de rechtspersoon in beeld te brengen en advies uit te brengen. Het college kan eventueel voorwaarden stellen ten aanzien van de periode dat de subsidie wordt verstrekt en de termijn waarin deze wordt aangevraagd. In bijzondere situaties kan een beroep worden gedaan op de hardheidsclausule in de Algemene Subsidieverordening. Bovendien kan het college voorwaarden stellen aan de inspanningen van de rechtspersoon om op termijn subsidieonafhankelijk te worden.

Door de gemeenteraad werd op 4 november 2010 besloten om vanaf 2012 nadere criteria op te stellen voor instandhoudingssubsidies om te komen tot een bezuinigingsopgave.

In bijlage 2 treft u de nadere uitwerking van dit besluit aan.

 

  • Waarderingssubsidie:

Een subsidievorm die in de Algemene Subsidieverordening Gemeente Brummen is opgenomen. Op 4 november 2010 heeft de gemeenteraad besloten om met ingang van 1 januari 2011 voor deze subsidievorm geen budget meer beschikbaar te stellen. Door het ontbreken van budget bestaat deze subsidie met ingang van 2011 niet meer.

Een subsidievorm die in de Algemene Subsidieverordening Gemeente Brummen is opgenomen. Op 4 november 2010 heeft de gemeenteraad besloten om met ingang van 1 januari 2011 voor deze subsidievorm geen budget meer beschikbaar te stellen. Door het ontbreken van budget bestaat deze subsidie met ingang van 2011 niet meer.

2.3 Indexering

Om subsidieontvangers te compenseren voor prijs- en kostenstijgingen kunnen budgetsubsidies en instandhoudingssubsidies jaarlijks worden verhoogd met het indexcijfer dat jaarlijks door de raad wordt vastgesteld bij de programmabegroting.

In bijzondere gevallen kan het college afwijken van deze regel en een andere indexering toepassen.

De gemeenteraad besloot op 4 november 2010 om vanaf het jaar 2012 geen indexering meer toe te passen op de instandhoudings- en budgetsubsidies.

Om subsidieontvangers te compenseren voor prijs- en kostenstijgingen kunnen budgetsubsidies en instandhoudingssubsidies jaarlijks worden verhoogd met het indexcijfer dat jaarlijks door de raad wordt vastgesteld bij de programmabegroting.

In bijzondere gevallen kan het college afwijken van deze regel en een andere indexering toepassen.

De gemeenteraad besloot op 4 november 2010 om vanaf het jaar 2012 geen indexering meer toe te passen op de instandhoudings- en budgetsubsidies.

2.4 Nadere regels met betrekking tot reserves en voorzieningen

De algemene subsidieverordening geeft de mogelijkheid dat vermogensvorming in de vorm van reserves onder bepaalde voorwaarden wordt toegestaan. Daarbij is er een spanningsveld.

 

Enerzijds moeten gesubsidieerde organisaties voldoende vrijheid van handelen krijgen om slagvaardig en bedrijfsmatig te kunnen werken. Dit betekent een zekere financiële armslag om perioden met ‘slecht weer’ te kunnen overbruggen. Reservevorming past goed in een systeem waar instellingen die in aanmerking komen voor een budgetsubsidie binnen de kaders van de met de gemeente te sluiten overeenkomst meer vrijheid van handelen krijgen. In dat kader is het van belang om een eventueel positief resultaat – er vanuit gaande dat de afgesproken prestaties zijn geleverd – niet direct en volledig af te romen. Bovendien zou een dergelijke afroming eerder stimuleren om nog snel voor het eind van een subsidiejaar extra uitgaven te doen die mogelijk niet echt noodzakelijk zijn.

 

Anderzijds moet ook voorkomen worden dat ten koste van gemeenschapsgeld overmatig aan reservevorming bij instellingen wordt gedaan. In dat geval kan een gemeente beter zelf over de middelen beschikken en een afweging maken over de besteding ervan.  

Samenvattend betekent dit dat reservevorming mogelijk is, maar dat het aantal en de omvang van de reserves beperkt zal worden. Hieronder worden daarom aanvullende voorwaarden gesteld aan reserves. Daartoe wordt eerst het begrip reserves nader toegelicht.

 

Reserves

Reserves maken deel uit van het eigen vermogen van de instelling. De instelling kan zelf vrij beschikken over de desbetreffende middelen binnen de doelstellingen van de organisatie, conform de subsidieafspraken met de gemeente. Reserves worden gevormd uit de exploitatieoverschotten.

 

Algemene reserves zijn reserves met een algemeen karakter. Zij zijn onder andere bedoeld om eventuele bedrijfsrisico’s op te vangen, waarmee een gebudgetteerde instelling wordt geconfronteerd.

 

Bestemmingsreserves zijn specifieke reserves waaraan tevoren een bestemming is gegeven en waarvoor door B&W vooraf toestemming is verleend.

Een voorbeeld van een bestemmingsreserve is een egalisatiereserve (om verschillen in jaarlijkse inkomsten en uitgaven te spreiden).

 

Voorschriften m.b.t. reserves

Voor instellingen die in aanmerking komen voor een budgetsubsidie of een instandhoudingssubsidie geldt een totaal-reservepercentage van maximaal 10% van alle ten laste van de exploitatie komende uitgaven. Bestemmingsreserves worden in dit percentage niet meegerekend.

 

Het college kan organisaties vragen als zij een verzoek indienen om een bestemmingsreserve te mogen vormen om bij de subsidieaanvraag een vermogensplan te voegen.

In dat plan staat opgenomen:

  • welke reserves met welke oogmerken gevormd (gaan) worden;

  • de gewenste maximale omvang per reserve;

  • de verwachte storting in en/ of onttrekking uit per reserve.

 

Op basis van dit plan kan het college de eigen vermogenspositie van de instelling beoordelen.

Als het eigen vermogen ook bestaat uit legaten of erfstellingen dan blijven deze buiten de beoordeling van het toegestane eigen vermogen.

 

Bij het vaststellen van de subsidie over enig jaar kunnen legaten of erfstellingen wel betrokken worden conform artikel 8, lid 1b. Overschrijding van de norm voor reservevorming kan leiden tot een lagere vaststelling van subsidies en/of lagere subsidies in de toekomst. Als uit een schriftelijke onderbouwing blijkt, dat de reserves absoluut noodzakelijk zijn voor het kunnen verrichten van de prestaties en activiteiten, dan kan het college bij uitzondering een hogere reserve toestaan.

 

Het college kan daarom in bijzondere situaties toestemming geven om af te wijken van het maximum van 10% van alle ten laste van de exploitatie komende uitgaven van de instelling.

 

Steunstichtingen

Bovendien mag een gesubsidieerde instelling, behoudens de toestemming van het college, geen vermogen onderbrengen in steunstichtingen waaraan zij is gelieerd. Voorbeelden van dergelijke steunstichtingen zijn supportersverenigingen en stichtingen als “Vrienden van”. Het vermogen dat desondanks bij een steunstichting is ondergebracht, wordt geacht te behoren tot vermogen van de organisatie en wordt bij de subsidieberekening betrokken op basis van voornoemde norm.

 

Voorzieningen

Reserves behoren tot het eigen vermogen, maar voorzieningen daarentegen behoren tot het vreemd vermogen van een instelling. Voorzieningen betreffen:

  • Gelden die een instelling heeft verkregen onder de voorwaarde dat die gelden voor een tevoren overeengekomen doel worden gebruikt. Voldoet de uitvoering niet aan de afspraken met de geldverstrekker, dan kan deze verstrekker het geld terugvorderen. Deze vorm van voorzieningen staat geheel los van de beoordeling van de 10% vermogensnorm.

  • Gelden die instellingen onttrekken uit de exploitatie om daarmee toekomstig onderhoud te kunnen financieren. Voorbeelden hiervan zijn de ‘voorziening inventaris’ en de ‘voorziening gebouwen’. Ook deze voorzieningen vallen op zich buiten de beoordeling van de 10% vermogensnorm. Wel geldt hierbij dat de toevoeging vanuit de exploitatie gestoeld moet zijn op een deugdelijk (onderhouds)plan. Het ontbreken van een dergelijk plan kan leiden tot het lager vaststellen van de subsidie.

3. Aanvullende regels

3.1 Algemene bepalingen bij subsidiering

In de algemene subidieverordening gemeente Brummen zijn algemene bepalingen vastgelegd. Daarnaast zijn in deze nadere regels aanvullende vereisten opgenomen die gelden voor de beleidsterreinen (met inbegrip van stichting Halt) die vallen onder de afdeling Samenleving. Alle organisaties die in aanmerking komen voor een subsidie dienen hieraan te voldoen. Deze aanvullende vereisten worden hieronder genoemd.

3.2 Vereisten aan de organisatie

Om voor een subsidie in aanmerking te komen dient de organisatie:

  • 1.

    Een direct en / of aantoonbaar ‘maatschappelijk belang voor de Brummense samenleving’ te hebben. Er is sprake van een aantoonbaar maatschappelijk belang voor de Brummense samenleving indien:

    • a.

      De vereniging of stichting statutair gevestigd is in de gemeente Brummen. (Van deze regel kan in zeer bijzondere gevallen worden afgeweken wanneer het gaat om (subsidiabele) activiteiten die rechtstreeks ten goede komen aan de inwoners van de gemeente Brummen en welke activiteiten niet reeds naar tevredenheid c.q. in voldoende mate door een lokale organisatie worden uitgevoerd. Een en ander ter beoordeling van het college).

    • b.

      De organisatie tenminste 15 leden heeft die in de gemeente wonen (deze bepaling is niet van toepassing op stichtingen).

    • c.

      De activiteiten van de organisatie zich richten op en passen binnen het beleid met betrekking tot gezondheidsbevordering, het Wmo-beleid, het lokaal onderwijsbeleid, het veiligheidsbeleid, het sport- en cultuurbeleid, het beleid ter stimulering van sociale cohesie, het emancipatiebeleid, het werkgelegenheid- en arbeidsmarktbeleidgebied en het arbeidsverhoudingenbeleid. (Hieronder ook zijn begrepen wijk- en dorpsraden, jeugd(beleid) en daarbij gericht zijn op de inwoners van de gemeente Brummen.

  • 2.

    Een rechtspersoon te zijn met volledige rechtsbevoegdheid en ingeschreven te zijn bij de Kamer van Koophandel. Deze verplichting geldt niet voor de adviesorganen die hierna in de beleidsregels worden genoemd.

  • 3.

    Zich tegen mogelijke risico’s voldoende te verzekeren (zoals inboedel, accommodatie, schade/ letsel bij deelnemers etc.). In bijzondere gevallen kan het college ontheffing verlenen van één of meerdere van deze vereisten of van de overige eisen opgenomen in de nadere regels.

3.3  Aanvullende weigeringsgronden

Op grond van artikel 8 lid 2 van de Algemene subsidieverordening kan het college nadere weigeringsgronden stellen. In aanvulling op de weigeringsgronden van artikel 8 lid 1, gelden de volgende weigeringsgronden.

  • 1.

    De gemeente verstrekt in principe subsidie in relatie tot de door de subsidieaanvrager te leveren prestaties en activiteiten.

  • 2.

    De aanvrager dient de noodzaak voor subsidiëring door de gemeente aan te tonen. Het college zal daarbij in het bijzonder letten of er een redelijke contributie / eigen bijdrage aan de deelnemers van de te subsidiëren activiteiten in rekening worden gebracht.

  • 3.

    De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd mogen niet reeds op een andere manier gesubsidieerd worden.

  • 4.

    Subsidieaanvragen van enige omvang op het gebied van het integrale beleid Wijs met Groen en Grijs dienen in het kader van een integrale aanpak bij voorkeur gezamenlijk ingediend te worden door zorg- of welzijnspartijen. In een aanvraag moet minimaal duidelijk gemaakt worden dat onderlinge afstemming tussen zorg- en welzijnspartijen heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Er wordt geen subsidie verstrekt:

    • a.

      In verband met de viering van jubilea, feesten en partijen. De kosten daarvan dienen binnen de begroting van de organisatie opgevangen te worden.

    • b.

      In de kosten van consumpties (met uitzondering van de cliëntenraad gemeente Brummen en de Wmo-raad gemeente Brummen vanwege de aard van hun werkzaamheden).

    • c.

      In de kosten van commerciële, godsdienstige of levensbeschouwelijke activiteiten of politieke activiteiten,

    • d.

      voor donatie- of sponsorverzoeken, en of schenkingen.

3.4  Jeugdlintje Brummense Bikkel

Beleidsdoel

Met het jeugdlintje spreekt het gemeentebestuur haar waardering uit voor jongeren in de gemeente Brummen die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor de samenleving. Dat kan zijn een eenmalige bijzondere prestatie, maar een lintje kan ook verleend worden voor  langdurige hulpvaardigheid.

 

Product

De jongere ontvangt een jeugdlintje (Brummense Bikkel) maar wordt ook op een andere manier beloond. In samenspraak met de ontvanger van het lintje organiseert SWB een aantrekkelijke, feestelijke jeugdactiviteit, die een relatie heeft met de bijzondere prestatie. Het kan zijn dat deze activiteit een grotere voorbereiding vergt. Om deze reden wordt de aangeboden activiteit uiterlijk het jaar volgend op de uitreiking van het lintje, uitgevoerd.

 

De organisatie en voorbereiding van het jeugdlintje vindt plaats door SWB. De burgemeester (of diens vervanger) reikt het jeugdlintje uit, overeenkomstig de uitreiking van de Koninklijke onderscheidingen in verband met Koninginnedag.

 

Subsidievorm en –berekening

De kosten voor de organisatie van het jeugdlintje, en de organisatie van de feestelijke jeugdactiviteit vindt plaats binnen de reguliere subsidie van SWB.

 

Vereisten

  • De voorbereidingen voor de uitreiking (bijeenroepen jury, organiseren voordrachten) vinden plaats door SWB.

  • Teneinde een goede verdeling te krijgen bij de uitreiking van de lintjes worden twee doelgroepen onderscheiden:

1. een groep kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 12 jaar;

2. een groep kinderen in de leeftijd van 13 tot en met 17 jaar;

  • Bij uitzondering kan ook een groep in aanmerking komen voor een lintje, maar dan moet er wel sprake zijn van een bijzondere prestatie door de gehele groep.

4.  Overgangs- en slotbepalingen

4.1  Overgangsbepaling

De subsidievaststelling van subsidies die verleend zijn in 2011 vindt plaats op basis van de ‘Nadere regels subsidieverstrekking Samenleving 2011’.

4.2  Inwerkingtreding

De ‘Nadere regels subsidieverstrekking Samenleving 2012 gemeente Brummen’ treden in werking op de dag na de bekendmaking.

4.3 Citeertitel

Deze nadere regels ‘Nadere regels subsidieverstrekking Samenleving 2012 gemeente Brummen’ kunnen worden aangehaald als ‘Subsidieregels Samenleving 2012 Brummen’.