Regeling vervallen per 01-01-2013

Besluit Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Brummen 2012

Geldend van 11-02-2012 t/m 31-12-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Besluit Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Brummen 2012

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

a.aanvrager

:

een persoon met een verstandelijke, lichamelijke of zintuigelijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem;

b.inkomen

:

1.het netto inkomen van de aanvrager

2.het gezamenlijk netto inkomen van de aanvrager en zijn partner in de zin van artikel 1 lid 2 tot en met 7 van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

c.verzamelinkomen

:

het inkomen dat de belastingdienst vaststelt op basis van het inkomen uit werk en woning en eventuele opbrengsten uit sparen dan wel beleggen;

d.belastbaar inkomen

:

het inkomen waarover inkomstenbelasting verschuldigd is. Deze kan worden herleid uit de jaaropgave;

e.norminkomen

:

de toepasselijke bijstandsnorm als genoemd in de Wet werk en bijstand;

f.eigen bijdrage

:

een bijdrage die bij de verlening van een voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget voor rekening van de aanvrager blijft en waarop de in de verordening en in dit besluit te stellen regels van toepassing zijn. Bij de vaststelling van de eigen bijdrage wordt uitgegaan van het verzamelloon of als dit nog niet door de belastingdienst is vastgesteld van het belastbaar inkomen;

g.eigen aandeel

:

het ten laste van de aanvrager blijvende deel van de kosten van een voorziening waarvoor een financiële tegemoetkoming wordt verleend. Bij de vaststelling van het eigen aandeel wordt uitgegaan van het verzamelloon of als dit nog niet door de belastingdienst is vastgesteld van het belastbaar inkomen.

h.forfaitaire vergoeding

:

Een financiële vergoeding in de vorm van een vast bedrag dat ineens en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt;

Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 2.1 Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 1.

    Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2.

    Verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt niet plaats als:

    • a.

      er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de aanvrager zonder hulp niet in staat is tot een verantwoorde besteding van het persoonsgebonden budget en (professionele) hulp niet beschikbaar is;

    • b.

      er sprake is van de verstrekking van een voorziening voor huishoudelijke verzorging bij een hulpvraag die naar verwachting niet langer zal duren dan drie maanden;

    • c.

      als uit onderzoek is gebleken dat de aanvrager een eerder persoonsgebonden budget niet in overeenstemming met doel en/of bestemming heeft ingezet;

    • d.

      op grond van de progressiviteit van het ziektebeeld de aangevraagde voorziening zo snel weer door een aangepaste voorziening vervangen moet worden dat deze verstrekking zich daardoor niet leent voor een persoonsgebonden budget.

  • 3.

    Er wordt geen persoonsgebonden budget verstrekt voor het collectief vraagafhankelijk vervoer.

  • 4.

    Er wordt in beginsel geen persoonsgebonden budget verstrekt voor een woonvoorziening in de vorm van een traplift.

  • 5.

    Voor een sportvoorziening wordt uitsluitend een financiële tegemoetkoming verstrekt.

  • 6.

    Het persoonsgebonden budget voor een eenmalige voorziening wordt door de budgethouder na aanschaf van of besteding aan de voorziening aan het college verantwoordt door, voor zover van toepassing, het inleveren van:

  • a.

    de nota/factuur van de aangeschafte voorziening;

  • b.

    een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening.

    binnen 2 maanden na aanschaf van de voorziening dan wel binnen 2 maanden na afloop van de geldigheid van de beschikking.

  • 7.

    De verantwoording van het persoonsgebonden budget voor een periodieke voorziening door de budgethouder aan het College vindt steekproefsgewijs plaats. De steekproef heeft minimaal een omvang van 20% van de verstrekte persoonsgebonden budgetten. De besteding van het persoonsgebonden budget wordt door de budgethouder verantwoord door het inleveren van:

  • a.

    de nota/factuur van de aangeschafte voorziening;

  • b.

    een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening;

  • c.

    een overzicht van de budgetadministratie.

    binnen 2 maanden na afloop van ieder kalenderjaar als het persoonsgebonden budget verstrekt is voor huishoudelijke verzorging of binnen 2 maanden na afloop van de beschikking.

  • 8.

    Tot maximaal vijf jaar na besteding van het persoonsgebonden budget, moet de budgethouder rekening houden met controle door het college naar de besteding van het persoonsgebonden budget en moet de budgethouder hiervoor van belang zijnde stukken beschikbaar houden.

  • 9.

    Na ontvangst van de in het zesde of zevende lid genoemde bewijsstukken besluit het college tot voortzetten, wijzigen of intrekken van het persoonsgebonden budget, of tot het geheel of gedeeltelijk terugvorderen of verrekenen van het verstrekte persoonsgebonden budget.

  • 10.

    Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget overgemaakt door storting op het rekeningnummer van de aanvrager.

Hoofdstuk 3 Huishoudelijke verzorging

Artikel 3.1 Keuze van hulp bij huishoudelijke verzorging in natura

Bij huishoudelijke verzorging in natura kiest de aanvrager één van de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieders en gaat hiermee een zorgovereenkomst aan. De gemeente betaalt de geleverde zorguren per 4 weken, tot maximaal wat is geïndiceerd, aan de zorgaanbieder tegen het contractueel vastgestelde uurtarief. Als zowel HV1 als HV2 zorguren door één en dezelfde zorgaanbieder wordt geleverd betaalt de gemeente aan de zorgaanbieder de geleverde zorguren tegen het contractueel vastgestelde uurtarief voor HV2.

Artikel 3.2 Omvang van de huishoudelijke verzorging

De omvang van de huishoudelijke verzorging wordt uitgedrukt in uren en minuten. Bij (eventueel) gebruik van klassen kunnen de volgende klassen met de daarbij behorende uren worden toegekend:

Klasse 1 =

0

tot en met

1,9

uur per week;

Klasse 2 =

2

tot en met

3,9

uur per week;

Klasse 3 =

4

tot en met

6,9

uur per week;

Klasse 4 =

7

tot en met

9,9

uur per week;

Klasse 5 =

10

tot en met

12,9

uur per week;

Klasse 6 =

13

tot en met

15,9

uur per week.

Artikel 3.3 Persoonsgebonden budget

  • 1.

    De hoogte van een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging wordt berekend conform het in lid 2 t/m 4 gestelde.

  • 2.

    Personen die op of na 1 januari 2010 geïndiceerd zijn/worden of geherindiceerd worden krijgen een bedrag per uur uitbetaald gebaseerd op het of de soort(en) huishoudelijke verzorging en het aantal uren en minuten waarvoor ze zijn geïndiceerd.

Personen met een geldige indicatie huishoudelijke verzorging 2(HV-2) van vóór 1 januari 2010 behouden het persoonsgebonden budget gebaseerd op de soort huishoudelijke verzorging en het midden van de klasse waarvoor ze zijn geïndiceerd tot einde indicatie of tot de ingangsdatum van

de herindicatie.

Het persoonsgebonden budget in klasse 1 is gebaseerd op 1 uur zorg

Het persoonsgebonden budget in klasse 2 is gebaseerd op 3 uur zorg

Het persoonsgebonden budget in klasse 3 is gebaseerd op 5,5 uur zorg

Het persoonsgebonden budget in klasse 4 is gebaseerd op 8,5 uur zorg

Het persoonsgebonden budget in klasse 5 is gebaseerd op 11,5 uur zorg

Het persoonsgebonden budget in klasse 6 is gebaseerd op 14,5 uur zorg

  • 3.

    Het persoonsgebonden budget voor HV1 voor het inkopen van particuliere hulp bedraagt € 15,90 per uur; Als een klant aantoonbaar een hoger persoonsgebonden budget nodig heeft om HV-1 bij een organisatie in te kunnen kopen, bedraagt het persoonsgebonden budget maximaal € 21,40 per uur, zijnde het gemiddeld geoffreerde uurbedrag van de bij de aanbesteding gegunde aanbieders.

  • 4.

    Het persoonsgebonden budget voor HV-2 voor het inkopen van particuliere hulp bedraagt € 17,95 per uur; Als een klant aantoonbaar een hoger persoonsgebonden budget nodig heeft om HV-2 bij een organisatie in te kunnen kopen, bedraagt het persoonsgebonden budget maximaal € 23,90 per uur, zijnde het gemiddeld geoffreerde uurbedrag van de bij de aanbesteding gegunde aanbieders.

  • 5.

    In uitzondering op het in lid 3 en 4 gestelde ontvangt iemand die voor zowel HV1 als HV2 is geïndiceerd èn voor beide vormen een persoonsgebonden budget heeft aangevraagd, voor beide vormen een budget gebaseerd op de door de gemeente vastgestelde tariefprijs voor HV2, onder voorwaarde dat zowel voor HV1 als voor HV2, HV2 wordt ingekocht.

  • 6.

    In de kosten van verzekering van ziektegeld, arbodienst en –voor zover van toepassing- loonadministratie wordt door de gemeente voorzien in de vorm van ondersteuning door Sociale Verzekerings Bank servicecentrum PGB.

Artikel 3.4 Vaststelling eigen bijdrage huishoudelijke verzorging

  • 1.

    Vaststelling en inning van de eigen bijdrage voor hulp bij huishoudelijke verzorging vindt plaats door het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Zorgkosten(CAK-BZ) conform de door de gemeente afgegeven parameters die zijn opgenomen in lid 3.

  • 2.

    De hoogte van de eigen bijdrage voor huishoudelijke verzorging wordt vastgesteld aan de hand van het verzamelinkomen van de aanvrager en dat van zijn eventuele partner van het peiljaar (is twee jaar voor het zorgjaar). Voor het zorgjaar 2012 gelden de inkomensgegevens van het jaar 2010. Voor het zorgjaar 2013 de inkomensgegevens van het jaar 2011 en zo verder. De gegevens over het verzamelinkomen worden overgenomen van de definitieve aanslag inkomstenbelasting. Wanneer de definitieve belastingaanslag van het betreffende peiljaar nog niet is vastgesteld, wordt voor de berekening van de eigen bijdrage het belastbaar inkomen van de aanvrager en dat van zijn eventuele partner gebruikt.

  • 3.

    Omvang van de eigen bijdrage hulp bij huishoudelijke verzorging:

    • a.

      De eigen bijdrage bedraagt voor ongehuwde personen jonger dan 65 jaar € 18,00 per vier weken, met dien verstande dat, als het inkomen zoals bedoeld in lid 2 meer bedraagt dan €22.905,= per jaar, het bedrag van € 18,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 22.905,=.

    • b.

      De eigen bijdrage bedraagt voor ongehuwde personen van 65 jaar of ouder € 18,00 per vier weken, met dien verstande dat, als het inkomen zoals bedoeld in lid 2 meer bedraagt dan €16.007,= per jaar, het bedrag van € 18,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 16.007,=.

    • c.

      De eigen bijdrage bedraagt voor gehuwde personen, als beiden of één van beide jonger is dan 65 jaar, € 25,80 per vier weken, met dien verstande dat, als het inkomen zoals bedoeld in lid 2 meer bedraagt dan € 28.306,= per jaar, het bedrag van € 25,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 28.306,=.

    • d.

      De eigen bijdrage bedraagt voor gehuwde personen, die beiden 65 jaar of ouder zijn, €25,80 per vier weken, met dien verstande dat, als het inkomen zoals bedoeld in lid 2 meer bedraagt dan € 22.319,= per jaar, het bedrag van € 25,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 22.319,=.

    • 4.

      De eigen bijdrage bedraagt maximaal de kostprijs van de voorziening;

       

    • 5.

      De eigen bijdrage voor huishoudelijke verzorging wordt zowel voor een verstrekking in natura als voor een verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget vastgesteld conform lid 3.

Artikel 3.5 Vervangende zorg/respijtzorg

De mantelzorger die zijn taken tijdelijk niet kan waarnemen, kan worden vrijgesteld van zijn taak. De verzorgde komt dan in aanmerking voor vervangende zorg, voor zover voorliggende voorzieningen ontbreken. Dan wordt de omvang van de vervangende zorg vastgesteld aan de hand van de geïndiceerde zorgbehoefte maar kan in beginsel maximaal een periode van zes weken op jaarbasis beslaan. De door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieders dragen zorg voor deze zogenaamde respijtzorg. De verzorgde betaalt voor de vervangende zorg een eigen bijdrage conform de regels zoals die zijn vastgelegd in artikel 3.4 lid 3 van dit besluit.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 4.1 Tegenwaarde natura waarde

De financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel, of het persoonsgebonden budget minus de eigen bijdrage, voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van de door het college geaccepteerde kosten, voor zover de tegemoetkoming niet betreft een forfaitair bedrag of een gemaximeerd bedrag.

Artikel 4.2 Afschrijvingstermijn

Het in artikel 4.18 lid 3 van de van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen genoemde afschrijvingstermijn bedraagt 10 jaar.

Artikel 4.3 Terugbetaling meerwaarde woonvoorziening

  • 1.

    Terugbetaling van de meerwaarde van de woonruimte ten gevolge van een woonvoorziening op grond van artikel 4.18 van Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen is alleen vereist voor onroerende woonvoorzieningen met een waarde van méér dan€ 20.000,00.

  • 2.

    De terugbetaling wordt bepaald door de formule:

    90% van de meerwaarde bij verkoop na 1 jaar.

    80% van de meerwaarde bij verkoop na 2 jaar

    70% van de meerwaarde bij verkoop na 3 jaar

    60% van de meerwaarde bij verkoop na 4 jaar

    50% van de meerwaarde bij verkoop na 5 jaar

    40% van de meerwaarde bij verkoop na 6 jaar

    30% van de meerwaarde bij verkoop na 7 jaar

    20% van de meerwaarde bij verkoop na 8 jaar

    10% van de meerwaarde bij verkoop na 9 jaar

    Bij verkoop na 10 jaar wordt geen terugbetaling van eventuele meerwaarde meer gevraagd.

    Bij berekening van de meerwaarde wordt rekening gehouden met een eventueel door eigenaar-bewoner geïnvesteerd eigen deel.

Artikel 4.4 Verhuis- en inrichtingskosten

De financiële tegemoetkoming voor de verhuis- en inrichtingskosten als genoemd in artikel 4.3 onder a van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen bedraagt € 2.660,00 voor verhuizing van die personen als genoemd en onder de voorwaarden als gesteld in artikel 4.6 van bovenstaande verordening.

Artikel 4.5 Woningsanering

  • 1. Als de in artikel 4.3 lid d van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen bedoelde voorzieningen een woningsanering betreft, wordt een financiële tegemoetkoming verleent. De hoogte van de financiële tegemoetkoming wordt berekend aan de hand van de benodigde oppervlakte en conform de normbedragen in de Nibud richtlijnen.

  • 2. Een financiële tegemoetkoming wordt alleen verstrekt in die gevallen dat de te vervangen zaken nog niet zijn afgeschreven. Als een artikel is afgeschreven (na 8 jaar) wordt geen financiële tegemoetkoming verleend. Als de levensduur van een artikel niet vast te stellen is, wordt een schatting gemaakt aan de hand van de staat van het artikel en/of de woonduur op het adres aan de hand van de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA). De afschrijftermijn is nader geregeld in de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen.

  • 3. Bij verhuizing wordt geen financiële tegemoetkoming voor woningsanering gegeven omdat bij verhuizing de woning opnieuw moet worden ingericht en dan rekening gehouden kan worden met de ondervonden klachten.

Artikel 4.6 Vergoeding kosten bezoekbaar maken

Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt voor het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 4.16 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen bedraagt € 6.400,00.

Artikel 4.7 Kosten van onderhoud, keuring en reparatie

  • 1.

    1.De kosten van onderhoud, keuring en reparatie van een woonvoorziening, zoals bedoeld in artikel 4.10 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen, wordt in natura verstrekt, als daartoe afspraken zijn gemaakt met leveranciers, installateurs en onderhoudsbedrijven.

  • 2.

    Als de in het eerste lid bedoelde afspraken ontbreken, wordt de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor die voorzieningen als genoemd in bijlage 1, vastgesteld op basis van de werkelijke kosten met een maximum van de in bijlage 1 genoemde bedragen.

  • 3.

    Als de kosten van onderhoud, keuring en reparatie deel uitmaken van een verstrekking van een woonvoorziening als persoonsgebonden budget wordt een bedrag vastgesteld op basis van ervaringsbedragen.

Artikel 4.8 Vergoeding tijdelijke huisvesting

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4.11 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen, wordt uitsluitend verleend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan.

 

  • 2.

    Een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting wordt slechts verleend als door de betreffende aanvrager redelijkerwijs niet kan worden voorkomen dat dubbele woonlasten ontstaan.

 

  • 3.

    Een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting wordt alleen verleend als deze kosten gemaakt worden in verband met het:

  • a.

    tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte;

  • b.

    tijdelijk betrekken van een niet‑zelfstandige woonruimte;

  • c.

    langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

 

  • 4.

    De financiële tegemoetkoming omvat de werkelijke kosten en bedraagt maximaal:

  • a.

    Voor de in lid 3 onder a en c genoemde huisvesting, de maximum huurgrens ingevolge de Wet op de huurtoeslag;

  • b.

    Voor de in lid 3 onder b genoemde huisvesting, 50% van de maximum huurgrens ingevolge de Wet op de huurtoeslag.

Artikel 4.9 Vergoeding kosten huurderving

De hoogte van de financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in artikel 4.12 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen, is gelijk aan de kale huur van de woonruimte met een maximum bedrag per maand gelijk aan het bedrag genoemd in artikel 13 eerste lid onder a van de Wet op de huurtoeslag.

 

De financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt voor maximaal 6 maanden verleend. De eerste maand is voor rekening van de verhuurder.

 

De financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt slechts verstrekt als de betreffende woonruimte is aangepast voor meer dan € 5.240.

Artikel 4.10 Vergoeding extra bouw en grondkosten

Als een woningaanpassing slechts gerealiseerd kan worden door een bestaande of nieuw te bouwen woning uit te breiden kan een financiële tegemoetkoming worden verleend in de extra bouw en grondkosten.

 

  • 1.

    Voor zover een woningaanpassing gerealiseerd wordt door uitbreiding van een bestaande woning of door uitbreiding van een nieuw te bouwen woning welke zonder de voorzieningen niet nodig zou zijn, wordt een bijdrage verleend in de extra kosten.

 

  • 2.

    Een financiële tegemoetkoming in de extra grondkosten wordt bij een bestaande woning alleen verstrekt, als uitbreiding of aanbouw op eigen grond niet mogelijk is.

 

  • 3.

    Bij een nieuw te bouwen woning waarvoor de perceeloppervlakte groter is dan 250 m², wordt geen financiële tegemoetkoming verleend.

 

  • 4.

    Het totale aantal extra m2 dat op grond van de noodzaak tot uitbreiding van de woning nodig is, wordt vermenigvuldigd met € 147,= (afgeleid van de grondprijs). Dit bedrag is inclusief BTW. Maximale totale subsidiabele vergoeding (incl. BTW) is: aantal m2 x € 148,=.

 

Het aantal m2 dat voor een financiële tegemoetkoming voor aan- of uitbouw in aanmerking komt, is per vertrek aan een maximum gebonden en nader geregeld in bijlage 2.

Artikel 4.11 Vergoeding kosten padverharding

Als de aanleg van een verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, of tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort noodzakelijk is, kan in de kosten daarvan een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. Dit geldt zowel bij de aanleg van een nieuw pad als bij de aanpassing van een bestaand pad. Voor de financiële tegemoetkoming geldt een maximum oppervlakte van 20 m2.

Artikel 4.12 Vergoeding kosten terrasverharding

Als de aanleg van een verhard terras, direct aansluitend aan de woonruimte, of de aanpassing van een bestaand terras noodzakelijk is, wordt in de kosten daarvan een financiële tegemoetkoming verstrekt. Voor de financiële tegemoetkoming geldt een maximum oppervlakte van 6 m2 .

Artikel 4.13 Vergoeding kostenposten woningaanpassingen

De volgende kostenposten bij het aanpassen van een woning komen voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking:

  • 1.

    De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;

  • 2.

    De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van de Risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;

  • 3.

    Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen.

  • 4.

    De kosten voor het toezicht op de uitvoering, als dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

  • 5.

    De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

  • 6.

    De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

  • 7.

    Renteverlies in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden, tot de datum van gereedmelding, voor zover dit verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen;

  • 8.

    De prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk, als niet binnen de oorspronkelijke kavel kan worden gebouwd.

  • 9.

    De door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien konden worden;

  • 10.

    De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

  • 11.

    De kosten van (her)aansluiting op de openbare nutsvoorziening;

  • 12.

    De administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een woonvoorziening, voor zover de kosten onder 1 t/m 11 méér dan € 1.050,00 bedragen, 10% van die kosten met een maximum van € 358.

    Artikel 4.14 Opstalverzekering

Bij het vergroten van de woning wordt er van uitgegaan dat de eigenaar van de woning zijn opstalverzekering aan de hogere herbouwwaarde van de woning aanpast.

Artikel 4.14 Opstalverzekering

Bij het vergroten van de woning wordt er van uitgegaan dat de eigenaar van de woning zijn opstalverzekering aan de hogere herbouwwaarde van de woning aanpast.

Artikel 4.15 Vergoeding bij afwijkende levensduur van de woonruimte

Als de aan te passen woonruimte binnen 5 jaar niet meer bewoond mag worden of gesloopt gaat worden of binnen die termijn de stand- of ligplaats niet meer geldig is, bedraagt de financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening maximaal € 1.068,--.

Artikel 4.16 Eigen bijdrage/eigen aandeel

  • 1. De hoogte van de eigen bijdrage of het eigen aandeel voor woningaanpassingen wordt vastgesteld aan de hand van het verzamelinkomen van de aanvrager en dat van zijn eventuele partner van het peiljaar (is twee jaar voor het zorgjaar). Voor het zorgjaar 2012 gelden de inkomensgegevens van het jaar 2010. Voor het zorgjaar 2013 de inkomensgegevens van het jaar 2011 en zo verder. De gegevens over het verzamelinkomen worden overgenomen van de definitieve aanslag inkomstenbelasting. Wanneer de definitieve belastingaanslag van het betreffende peiljaar nog niet is vastgesteld, wordt voor de berekening van de eigen bijdrage het belastbaar inkomen van de aanvrager en dat van zijn eventuele partner gebruikt.

  • 2. De eigen bijdrage of het eigen aandeel is van toepassing op bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen, waaronder ook uitraasruimten, woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard en de kosten van onderhoud, keuring en reparatie, voor zover de voorziening in eigendom wordt verstrekt dan wel de financiële vergoeding betrekking heeft op in eigendom komende voorziening.

  • 3. Omvang van de eigen bijdrage of het eigen aandeel bij de in lid 2 genoemde voorzieningen:

    • .

      De eigen bijdrage of het eigen aandeel bedraagt voor ongehuwde personen jonger dan 65 jaar 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 22.905,=.

    • .

      De eigen bijdrage of het eigen aandeel bedraagt voor ongehuwde personen van 65 jaar of ouder 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 16.007,=.

    • .

      De eigen bijdrage of het eigen aandeel bedraagt voor gehuwde personen, als beiden of één van beide jonger is dan 65 jaar, 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 28.306,=.

    • .

      De eigen bijdrage of het eigen aandeel bedraagt voor gehuwde personen, die beiden 65 jaar of ouder zijn, 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 22.319,=.

  • 4. De uitkomst van de in lid 3 berekende eigen bijdrage wordt herleid naar een bedrag per vier weken en wordt voor de duur van maximaal dertien perioden van vier weken in rekening gebracht.

  • 5. De uitkomst van het in lid 3 berekende eigen aandeel wordt in principe in één keer op de financiële vergoeding in mindering gebracht. Als dit onoverkomelijke problemen oplevert wordt gehandeld conform het gestelde in lid 4.

  • 6. De eigen bijdrage of het eigen aandeel bedraagt echter nooit meer dan de kostprijs van de voorziening.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 5.1 Persoonsgebonden budget

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van: de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening, voor zover nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie over het jaar voorafgaand aan het laatste volle kalenderjaar voor de toekenning van de voorziening; of

  • 2. de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.

Artikel 5.2 Collectieve vervoersvoorziening

Het in artikel 5.1 onder b. van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen bedoelde systeem van collectief vervoer betreft Regiotaxi Gelderland, regio IJsselstreek. De houder van een Wmo regiotaxipas kan met dit vervoer tegen een gereduceerd tarief reizen.

Voor de aanvrager die in het kader van voornoemde verordening in aanmerking komt voor Wmo regiotaxi vervoer gelden de volgende bepalingen:

  • 1.

    De aanvrager betaalt, als Wmo regiotaxi pashouder, voor een rit met de regiotaxi een gereduceerd opstaptarief en verder voor iedere zone waar doorheen gereisd wordt (met een maximum van vijf zones) ook een gereduceerd tarief. Het gereduceerde tarief is gelijk aan het blauwe strippen tarief zoals dat jaarlijks wordt vastgesteld voor het reguliere openbaar vervoer.

  • 2.

    Kinderen tot vier jaar mogen gratis mee (maximaal twee kinderen per betalende reiziger).

  • 3.

    Als sprake is van het meereizen van een medische begeleider, op grond van een daartoe verstrekte indicatie, mag deze begeleider gratis mee.

Artikel 5.3 Gebruik eigen auto,taxi en bruikleenauto

  • 1. Het normbedrag dat per jaar verstrekt wordt in de kosten van eigen vervoer binnen het zorggebied bedraagt € 740,00(= 2000 leefkilometers).

  • 2. Het bedrag dat verstrekt wordt in de kosten van het gebruik van een commerciële taxi is een gemaximeerde vergoeding, op basis van declaratie, van € 5.220,00 per jaar(= 2000 leefkilometers x €2,61 incl. starttarief).

  • 3. Het bedrag dat verstrekt wordt in de kosten van gebruik van een commerciële rolstoeltaxi is een gemaximeerde vergoeding, op basis van declaratie, van € 6.760,00 per jaar(= 2000 leefkilometers x €3,38 incl. starttarief).

  • 4. Bij overschrijding van de in artikel 5.6. lid 1 genoemde inkomensgrens geldt voor een tegemoetkoming in de kosten van een commerciële rolstoeltaxi een gemaximeerde vergoeding, op basis van declaratie, van € 1.540,00 per jaar (Verschil tussen gemaximeerd bedrag commerciële taxi en gemaximeerd bedrag commerciële rolstoeltaxi).

  • 5. Het normbedrag dat verstrekt wordt in de kosten van het gebruik van een bruikleenauto bedraagt € 155,00 per kwartaal.

  • 6. Als naast de in lid 1 tot en met 5 genoemde voorzieningen een andere individuele vervoersvoorziening, niet zijnde een al dan niet aangepaste bruikleen auto of een tegemoetkoming in de kosten van aanpassing eigen auto, is dan wel wordt verstrekt worden de in lid 1 tot en met 5 genoemde bedragen met 25% verminderd.

  • 7. Bij gehuwden of samenwonende partners die beide voor een vervoersvoorziening in aanmerking komen en waarbij de vervoersbehoeften niet of ten dele samenvallen, wordt de vervoersvergoeding vastgesteld op maximaal anderhalf maal het normbedrag dat individueel geldt.

    Als er sprake is van samenvallende vervoersbehoeften wordt volstaan met een enkelvoudig normbedrag.

Artikel 5.4 Auto aanpassing

  • 1. Een vervoersvoorziening in de vorm van de aanpassing van een eigen auto bestaat uit een financiële tegemoetkoming. Bij de toekenning van de financiële tegemoetkoming vormen de werkelijke kosten van de auto aanpassing het uitgangspunt. De kosten worden door tussenkomst van de verstrekker van de auto aanpassingen vastgesteld.

  • 2. De tegemoetkoming bedraagt 100% van het door het college aanvaarde kosten.

  • 3. Voor de toekenning van een vervoersvoorziening in de vorm van aanpassing van een eigen auto geldt:

    • a

      dat de aanvrager medisch niet in staat is om met de Regiotaxi te kunnen reizen;

    • b

      dat de voorziening nodig is voor alle vervoersbehoeften zowel op de korte als de lange afstand;

    • c

      en een (combinatie van 2 of meer) andere voorziening(en) een duurder alternatief zal zijn.

  • 4. Aan de toekenning van deze voorziening zijn de volgende voorwaarden verbonden:

    • a.

      aanpassingen die bij de aanschaf van een eigen auto al in uitvoering kunnen worden gekocht worden niet vergoed;

    • b.

      de aanpassing moet functioneel noodzakelijk zijn voor het gebruik van de auto door de aanvrager;

    • c.

      de auto mag niet ouder zijn dan 6 jaar;

    • d.

      de tegemoetkoming in de kosten van aanpassing eigen auto wordt slechts eenmaal per 5 jaar verstrekt.

Artikel 5.5 Eigen bijdrage/eigen aandeel

  • 1.

    De hoogte van de eigen bijdrage of het eigen aandeel voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld aan de hand van het verzamelinkomen van de aanvrager en dat van zijn eventuele partner van het peiljaar (is twee jaar voor het zorgjaar). Voor het zorgjaar 2012 gelden de inkomensgegevens van het jaar 2010. Voor het zorgjaar 2013 de inkomensgegevens van het jaar 2011 en zo verder. De gegevens over het verzamelinkomen worden overgenomen van de definitieve aanslag inkomstenbelasting. Wanneer de definitieve belastingaanslag van het betreffende peiljaar nog niet is vastgesteld, wordt voor de berekening van de eigen bijdrage het belastbaar inkomen van de aanvrager en dat van zijn eventuele partner gebruikt.

  • 2.

    De eigen bijdrage of het eigen aandeel is van toepassing op:

  • a.

    een voorziening in natura in de vorm van een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen, een open elektrische buitenwagen of een ander verplaatsingsmiddel niet zijnde het collectief vervoersysteem; en

  • b.

    een tegemoetkoming of vergoeding in de kosten van aanpassing auto of aanschaf van een ander verplaatsingsmiddel;

    voor zover de voorziening in eigendom wordt verstrekt dan wel de financiële tegemoetkoming of vergoeding betrekking heeft op in eigendom komende voorziening.

  • 3.

    Omvang van de eigen bijdrage of het eigen aandeel bij de in lid 2 genoemde voorzieningen:

  • ·

    De eigen bijdrage of het eigen aandeel bedraagt voor ongehuwde personen jonger dan 65 jaar 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 22.905,=.

  • ·

    De eigen bijdrage of het eigen aandeel bedraagt voor ongehuwde personen van 65 jaar of ouder 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 16.007,=.

  • ·

    De eigen bijdrage of het eigen aandeel bedraagt voor gehuwde personen, als beiden of één van beide jonger is dan 65 jaar, 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 28.306,=.

  • ·

    De eigen bijdrage of het eigen aandeel bedraagt voor gehuwde personen, die beiden 65 jaar of ouder zijn, 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 22.319,=.

  • 4.

    De uitkomst van de in lid 3 berekende eigen bijdrage wordt herleid naar een bedrag per vier weken en wordt voor de duur van maximaal dertien perioden van vier weken in rekening gebracht.

  • 5.

    De uitkomst van het in lid 3 berekende eigen aandeel wordt in principe in één keer op de financiële tegemoetkoming of vergoeding in mindering gebracht. Als dit onoverkomelijke problemen oplevert wordt gehandeld conform het gestelde in lid 4.

  • 6.

    De eigen bijdrage of het eigen aandeel bedraagt echter nooit meer dan de kostprijs van de voorziening.

Artikel 5.6 Inkomensgrens

  • 1. Het in het artikel 5.5 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen genoemde inkomensgrens is gelijk aan 1,5 keer het van toepassing zijnde netto inkomen voor de Wet werk en bijstand inclusief vakantietoeslag.

  • 2. Als het inkomen méér bedraagt dan de in lid 1 genoemde inkomensgrens, komen de volgende voorzieningen niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking:

    • a.

      een al dan niet aangepaste (bruikleen-) auto en daarmee samenhangende onderhoudskosten;

    • b.

      kosten van gebruik van een (bruikleen) auto;

    • c.

      kosten van gebruik van een taxi, niet vallend onder de collectieve vervoersvoorziening;

    • d.

      kosten van gebruik van een rolstoeltaxi, niet vallend onder de collectieve vervoersvoorziening.

     

  • 3. Boven de in lid 1 genoemde inkomensgrens kan uitsluitend een financiële vergoeding in de kosten van aanpassing van een auto worden vergoed en de gemaximeerde meerkosten gebruik rolstoeltaxi ten opzichte van de kosten van het gebruik van een taxi.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning (rolstoelvoorziening)

Artikel 6.1 Persoonsgebonden budget

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van:

  • a.

    de goedkoopst adequate voorziening, verhoogd met het goedkoopst adequate bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare rolstoelen, danwel

  • b.

    de huurprijs voor de goedkoopste adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals die door het college aan de leverancier wordt betaald.

Artikel 6.2 Sport voorziening

Voor de verstrekking van een sportvoorziening geldt een forfaitaire tegemoetkoming van € 3.530 die bedoeld is voor de aanschaf en het onderhoud van een sportvoorziening voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 7 Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 7.1 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek betreffende het advies zoals bedoeld in artikel 7.3 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen, voor zover van toepassing, aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt, als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 8.1 Wijziging bedragen

  • 1. Het college kan de in het kader van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen en de op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen dan wel Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen geldende bedragen verhogen of verlagen.

  • 2. Bij verhoging of verlaging van de in dit besluit geldende bedragen kan gebruik gemaakt worden van de consumentenprijsindex van het CBS, normeringen door andere bestuursorganen zoals het UWV en NZa en prijsontwikkelingen in de markt.

Artikel 8.2 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2012 en vervangt het Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen januari 2011.

Artikel 8.3 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als:”Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen 2012”.

Aldus vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders met kenmerk BW12.0008

Bijlage 1

Aantal m2 waarvoor een financiële tegemoetkoming kan worden gegeven in gevolge artikel 4.7 Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen.

Ingevolge artikel 4.7 is het mogelijk om een tegemoetkoming te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek als dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m2 wat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is per vertrek (zie onderstaande tabel) gemaximaliseerd.

Soort vertrek

aantal m2

waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek

aantal m2

waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van uitbreiding van een al aanwezig vertrek

Woonkamer

30

6

Keuken

10

4

Eenpersoons slaapkamer

10

4

Tweepersoons slaapkamer

18

4

Toiletruimte

2

1

Badkamer:

a.wastafelruimte

2

1

b.doucheruimte

3

2

Entree/gang/hal

5

2

Berging

6

4

n.b

Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt 20 m2

Bijlage 2

Maximale vergoeding van kosten van onderhoud, keuring en reparatie ingevolge artikel 4.10 Verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen.

Alleen de werkelijk gemaakte kosten (met een maximum van de in de tabel genoemde bedragen) van keuring, onderhoud en reparatie aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming.

  • a.

    stoelliften(liftinstituut spreekt van traplift);

  • b.

    rolstoel- of sta-plateauliften(liftinstituut spreekt van hefplateaulift voor personen);

  • c.

    woonhuisliften(met kooi)

  • d.

    staplateaulift of hefplateauliften(liftinstituut spreekt van hefplateau voor personen zonder schacht tot maximaal 1.80 meter hoogte)

  • e.

    balansliften(worden niet meer gemaakt);

  • f.

    de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

  • g.

    elektromechanische openings- en sluitingsmechanisme van deuren;

De maximale vergoeding van kosten voor keuring en onderhoud van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen bedraagt exclusief 19% BTW en exclusief voorrijkosten:

Keuring

van liften

Begin

keuring

Kosten

excl. BTW

Frequentie

periodieke

Kosten

excl. BTW

Traplift

ja

€ 132,90

1 x per 4 jr.

€ 83,80

Hefplateaulift

ja

€ 230,80

1 x per 1,5 jr.

€ 110,70

Woonhuisliften

ja

€ 230,80

1 x per 1,5 jr.

€ 110,70

Platformlift

ja

€ 230,80

1 x per 1,5 jr.

€ 110,70

Gebaseerd op Tarieven 2008 voor veiligheidskeuringen uitgevoerd door het Liftinstituut.

Onderhoud van

Frequentie

periodiek onderhoud

Kosten excl. BTW

Stoelliften

1 x per jaar

Rolstoelplateauliften

1 x per jaar

Sta-plateauliften

1 x per jaar

Woonhuisliften

2 x per jaar

Hefplateauliften

2 x per jaar

Balansliften

1 x per jaar

Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:

  • -

    50% voor installaties geplaatst buiten de woning;

  • -

    50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen;

  • -

    50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging resp. elektrisch wegklapbare raildelen.

Bijlage 3

Overgangsregeling voor personen met een geldige indicatie huishoudelijke verzorging 2(HV-2) van vóór 1 januari 2010.

De huishoudelijke verzorging is ingedeeld in klassen. De klasse geeft aan op hoeveel zorg iemand recht heeft. Het gemiddeld aantal uren zorg wordt vertaald naar een klasse. De volgende klassen met de daarbij behorende uren gebaseerd op het midden van de klasse kunnen als Pgb worden toegekend:

De volgende klassen zijn te onderscheiden:

Klasse

Uren op het midden van de klasse per week

Bedrag persoonsgebonden budget per week HV2

Bedrag persoonsgebonden budget per jaar HV2

1

1

€ 19,60

€ 1.019

2

3

€ 58,80

€ 3.057

3

5,5

€ 107,80

€ 5.605

4

8,5

€ 166,60

€ 8.663

5

11,5

€ 225,40

€ 11.720

6

14,5

€ 284,20

€ 14.778

7

>16

€ 284,20 + bedrag aantal meer uren x

€ 14.778 + bedrag aantal meer uren x

Voor de huishoudelijke verzorging is een indeling in activiteiten te maken

Aard van de activiteiten

Activiteiten

Personeel

Huishoudelijke werkzaamheden

Boodschappen doen

HV1

Broodmaaltijd bereiden

HV1

Warme maaltijd bereiden

HV1

Licht huishoudelijk werk

HV1

Zwaar huishoudelijk werk

HV1

De was doen

HV1

Huishoudelijke spullen in orde houden

HV1

Organisatie van het huishouden

Anderen helpen in huis met zelfverzorging

HV2

Anderen helpen in huis bij bereiden maaltijd

HV2

Dagelijkse organisatie van het huishouden

HV2

Hulp bij ontregelde huishouding i.v.m. psychische stoornis

Advies, instructie, voorlichting

HV2