Regeling vervallen per 10-12-2015

Nadere regels subsidieverstrekking Sociale leefomgeving 2015 gemeente Brummen

Geldend van 27-11-2014 t/m 09-12-2015

Intitulé

Nadere regels subsidieverstrekking Sociale leefomgeving 2015gemeente Brummen

Burgemeester en wethouders van Brummen hebben de 'Nadere regels subsidieverstrekking Sociale leefomgeving 2015 gemeente Brummen' vastgesteld.

1. Inleiding

Op grond van artikel 2 van de “Algemene Subsidieverordening Gemeente Brummen” kan het college nadere regels vaststellen voor de uitvoering van de verordening. In de nu voorliggende nadere regels subsidieverstrekking Sociale leefomgeving is rekening gehouden met de Kadernota 2015-2018 en de programmabegroting 2015-2018. Naast deze besluiten is op 24 mei 2012 de Algemene Subsidieverordening Gemeente Brummen vastgesteld, (raadsbesluit RB12.0024). De nadere regels zijn gebaseerd op de hiervoor genoemde besluiten.

De opbouw van de nadere regels is als volgt:

  • .

    In hoofdstuk 2 wordt het subsidiebeleid toegelicht. Er wordt ingegaan op de uitgangspunten die de gemeente heeft vastgesteld voor het nieuwe systeem. Voor alle duidelijkheid komen de hoofdlijnen van het nieuwe systeem aan bod en de belangrijkste veranderingen ten opzichte van de oude situatie. Er wordt stilgestaan bij de juridische context en aangegeven wordt welke subsidievormen de gemeente hanteert.

  • .

    In hoofdstuk 3 zijn aanvullende regels beschreven die gelden bij subsidiering.

  • .

    In paragraaf 3.4 is een beleidsregel opgenomen voor de uitreiking van een jeugdlintje in het kader van de ‘Brummense Bikkel’.

  • .

    In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen beschreven.

 

Wijzigingen ten opzichte van de nadere regels voor 2014

Ten opzichte van de nadere regels voor het jaar 2014 zijn een aantal wijzigingen doorgevoerd. Deze wijzigingen hebben betrekking op:

  • *

    De gemeenteraad besloot op 28 oktober 2014 om met ingang van 2015 zowel de budgetsubsidies, als de instandhoudingssubsidies te indexeren met 1,7%.

  • *

    De nadere regels Sociale leefomgeving zijn van toepassing op meer beleidsterreinen (zie paragraaf 2.1) dan voorheen. Het beleidsterrein “jeugdbeleid” is toegevoegd.

  • *

     

  • *

     

2. Het subsidiebeleid

In 2002 heeft de gemeenteraad het subsidiebeleid “naar eigen vermogen” vastgesteld. Dit beleid is nog steeds de basis voor het huidige subsidiebeleid. In april 2009 heeft een evaluatie van het subsidiebeleid “naar eigen vermogen” plaatsgevonden, die aan de gemeenteraad is aangeboden. De raad besloot in zijn vergadering van 25 juni 2009 de aanbevelingen uit de evaluatie over te nemen en het vastgestelde subsidiebeleid bij te stellen. Leanmanagement en besluiten in het kader van bezuinigingen op subsidies hebben geleid tot aanpassing van de Algemene Subsidieverordening Gemeente Brummen, laatstelijk bij raadbesluit van 24 mei 2012, RB12.0024.

2.1 Instrumenten subsidiebeleid

Het subsidiebeleid bestaat uit twee instrumenten om uitvoering te geven aan het subsidiebeleid ‘Naar eigen vermogen’.

  • 1.

    De Algemene Subsidieverordening Gemeente Brummen en de toelichting daarop.

    De verordening geeft op hoofdlijnen de juridische ‘spelregels’ voor subsidieverlening en- vaststelling aan. De subsidieontvanger kan kennisnemen van de regels waaraan men zich te houden heeft bij subsidiëring. De verordening is tevens afgestemd op datgene wat is bepaald op grond van de 4de tranche van de Algemene wet bestuursrecht.

    De Algemene wet bestuursrecht regelt onder andere de subsidieverhouding tussen de overheid als publiekrechtelijk orgaan en de burger. In titel 4.2. van de Algemene wet bestuursrecht worden nadere regels gegeven voor de manier waarop gemeenten hun subsidiebeleid vorm dienen te geven.

     

    De Algemene wet bestuursrecht gaat in op de subsidieverhouding. Op deze subsidieverhouding zijn van toepassing de beginselen van behoorlijk bestuur, de bezwaar- en beroepsmogelijkheden en de regels voor het doen van aanvragen en het beslissen hierop. De hoofdregel van de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht luidt dat een wettelijke grondslag vereist is voor het verstrekken van subsidie. De wetgever beoogt hiermee de rechtszekerheid van de subsidieaanvrager en -ontvanger alsmede de doelmatigheid van de overheidsuitgaven te verbeteren.

     

    De wettelijke grondslag voor gemeentelijke subsidies wordt gevormd door een subsidieverordening. Het gemeentelijk subsidiebeleid bepaalt vervolgens de beleidsterreinen en -activiteiten die voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Dit wordt vastgelegd in nadere regels.

  • 2.

    De nadere regels

    Dit zijn de algemene regels die de gemeente gebruikt bij het verstrekken van subsidies aan instellingen en organisaties. In de nadere regels worden criteria vastgelegd voor het subsidiëren van activiteiten voor beleidsterreinen die ressorteren onder de gemeentelijke afdeling Beleid en Bedrijfsvoering. Dit zijn de volgende beleidsterreinen: het technologiebeleid, het ruimtelijk economisch beleid, het beleid met betrekking tot het midden- en kleinbedrijf, het emancipatiebeleid, het werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid, het beleid tot gezondheidsbevordering, het Wmo-beleid, het lokaal onderwijsbeleid, het sport- en cultuurbeleid, het beleid ter stimulering van sociale cohesie, het duurzaamheidsbeleid, het natuur- en landschapsbeleid, het beleid met betrekking tot (openlucht)recreatie en toerisme, het beleid met betrekking tot cultuurhistorie en het veiligheidsbeleid voor wat betreft de subsidiering aan stichting Halt. Het systeem geeft de mogelijkheid om flexibel in te spelen op de individuele omstandigheden van de subsidieontvanger.

    De nadere regels zijn een collegebevoegdheid. Dit betekent dat de raad kaderstellend is door middel van de Algemene subsidieverordening en dat het college zich door middel van de nadere regels bezig houdt met de uitvoering.

2.2 Drie subsidievormen

De gemeente Brummen onderscheidt in de subsidiesystematiek drie subsidievormen:

INCIDENTEEL:

 

  • .

    Projectsubsidie:

Een subsidievorm die in de Algemene Subsidieverordening Gemeente Brummen opgenomen is om incidentele en tijdelijke activiteiten te ondersteunen door het beschikbaar stellen van een projectsubsidie.

Om voor een projectsubsidie in aanmerking te komen, moet er in ieder geval sprake van zijn dat de uitvoering van de activiteit, i.c. het project gebaseerd is op de uitvoering van een andere (inter)gemeentelijke, provinciale of rijksregeling. Ook geldt de beperking dat de subsidie uitsluitend in de vorm van een co-financiering wordt toegekend.

Het college toets daarnaast bij de aanvraag voor een projectsubsidie welke relatie er is tussen commerciële en niet commerciële belangen.

 

STRUCTUREEL:

 

  • .

    Budgetsubsidie:

Een subsidie aan een rechtspersoon met personeel in dienst dat wordt gesubsidieerd door de gemeente. De budgetsubsidie wordt toegekend op grond van vooraf afgesproken activiteiten en prestaties of op basis van een subsidieovereenkomst. Bij deze subsidie worden vooraf de subsidieperiode, de criteria en uitgangspunten, en ook de manier waarop het subsidiebudget kan worden bijgesteld, bepaald.

 

  • .

    Instandhoudingssubsidie:

Een subsidievorm die uitsluitend is bedoeld voor rechtspersonen die naar het oordeel van het college zonder een substantiële subsidie zeer ernstig in hun voortbestaan worden bedreigd. Instandhouding van de activiteiten van deze organisaties vindt de gemeente zo belangrijk dat deze organisaties uitdrukkelijk als zodanig zijn aangewezen.

Er dient naar het oordeel van het college sprake te zijn van een goed bestuur en beleid en een redelijke contributie/ eigen bijdrage, alsmede van onvoorziene omstandigheden.

Wanneer organisaties aangeven in financiële (en /of bestuurlijke of andersoortige) problemen te komen, zullen zij in eerste instantie worden ondersteund bij het zoeken naar oorzaken van de problemen en het aandragen van oplossingen voor een gezonde exploitatie. De vrijwilligerscentrale Brummen-Eerbeek heeft hierbij een ondersteunende rol.

Er kan door de gemeente een onafhankelijk deskundige worden ingeschakeld om de feitelijke situatie van de rechtspersoon in beeld te brengen en advies uit te brengen. Het college kan eventueel voorwaarden stellen ten aanzien van de periode dat de subsidie wordt verstrekt en de termijn waarin deze wordt aangevraagd. In bijzondere situaties kan een beroep worden gedaan op de hardheidsclausule in de Algemene Subsidieverordening. Bovendien kan het college voorwaarden stellen aan de inspanningen van de rechtspersoon om op termijn subsidieonafhankelijk te worden.

2.3 Indexering

Om subsidieontvangers te compenseren voor prijs- en kostenstijgingen kunnen budgetsubsidies en instandhoudingssubsidies worden verhoogd met het indexcijfer voor subsidies dat jaarlijks door de raad wordt vastgesteld bij de programmabegroting.

In incidentele gevallen kan het college afwijken van het door de gemeenteraad vastgestelde indexcijfer en een andere indexeringsmethode toepassen.

2.4 Nadere regels met betrekking tot reserves en voorzieningen

De algemene subsidieverordening biedt de mogelijkheid tot vermogensvorming. Dit is mogelijk in de vorm van reserves (eigen vermogen), dan wel voorzieningen (vreemd vermogen).

Reserves

Gesubsidieerde organisaties moeten voldoende vrijheid van handelen krijgen om slagvaardig en bedrijfsmatig te kunnen werken. Dit betekent een zekere financiële armslag om perioden met ‘slecht weer’ te kunnen overbruggen. Reservevorming past goed in een systeem waar instellingen die in aanmerking komen voor een budget-, dan wel instandhoudingssubsidie binnen de kaders (productafspraken) meer vrijheid van handelen krijgen. In dat kader is het van belang om een eventueel positief resultaat – er vanuit gaande dat de afgesproken prestaties zijn geleverd – niet meer af te romen.

Voorzieningen

Reserves behoren tot het eigen vermogen, maar voorzieningen daarentegen behoren tot het vreemd vermogen van een instelling. Voorzieningen betreffen:

  • .

    Gelden die instellingen onttrekken uit de exploitatie om daarmee toekomstig onderhoud te kunnen financieren. Voorbeelden hiervan zijn de ‘voorziening inventaris’ en de ‘voorziening gebouwen’. Bij de toevoeging vanuit de exploitatie geldt, dat deze gestoeld moet zijn op een deugdelijk (onderhouds)plan. Het ontbreken van een dergelijk plan kan leiden tot het lager vaststellen van de subsidie

3. Aanvullende regels

3.1 Algemene bepalingen bij subsidiering

In de Algemene Subsidieverordening gemeente Brummen zijn algemene bepalingen vastgelegd. Daarnaast zijn in deze nadere regels aanvullende vereisten opgenomen die gelden voor de beleidsterreinen (met inbegrip van stichting Halt) die vallen onder de afdeling Beleid en Bedrijfsvoering. Organisaties die in aanmerking komen voor een subsidie dienen te voldoen aan de vereisten zoals die hieronder in de paragrafen 3.2 en 3.3 worden genoemd. Natuurlijke personen of groepen van natuurlijke personen (bedoeld in artikel 6, lid 4, van de Algemene Subsidieverordening) die in aanmerking komen voor een (project)subsidie dienen te voldoen aan de vereisten zoals die hieronder in paragraaf 3.4 worden genoemd.

3.2 Vereisten aan de organisatie

Om voor een subsidie in aanmerking te komen dient de organisatie:

  • 1.

    Een direct en/of aantoonbaar ‘maatschappelijk belang voor de Brummense samenleving’ te hebben. Er is sprake van een aantoonbaar maatschappelijk belang voor de Brummense samenleving indien:

    • a.

      De vereniging of stichting statutair gevestigd is in de gemeente Brummen. (Van deze regel kan in zeer bijzondere gevallen worden afgeweken wanneer het gaat om (subsidiabele) activiteiten die rechtstreeks ten goede komen aan de inwoners van de gemeente Brummen en welke activiteiten niet reeds naar tevredenheid c.q. in voldoende mate door een lokale organisatie worden uitgevoerd. Een en ander ter beoordeling van het college).

    • b.

      De organisatie tenminste 15 leden heeft die in de gemeente Brummen wonen (deze bepaling is niet van toepassing op stichtingen).

    • c.

      De activiteiten van de organisatie zich richten de inwoners van de gemeente Brummen en zich richten op en passen binnen het beleid met betrekking tot gezondheidsbevordering, het Wmo-beleid, het lokaal onderwijsbeleid, het jeugdbeleid, het veiligheidsbeleid, het sport- en cultuurbeleid, het emancipatiebeleid, het werkgelegenheid- en arbeidsmarktbeleid, het arbeidsverhoudingenbeleid en het beleid ter stimulering van sociale cohesie (hieronder ook begrepen wijk- en dorpsraden).

  • 2.

    Een rechtspersoon te zijn met volledige rechtsbevoegdheid en ingeschreven te zijn bij de Kamer van Koophandel. Deze bepaling geldt niet voor het volgende adviesorgaan: de Maatschappelijke Advies Raad Brummen (MAR).

  • 3.

    Zich tegen mogelijke risico’s voldoende te verzekeren (zoals inboedel, accommodatie, schade/ letsel bij deelnemers etc.). In bijzondere gevallen kan het college ontheffing verlenen van één of meerdere van deze vereisten of van de overige eisen opgenomen in de nadere regels.

3.3 Aanvullende weigeringsgrond

Op grond van artikel 8 lid 2 van de Algemene subsidieverordening kan het college nadere weigeringsgronden stellen. In aanvulling op de weigeringsgronden van artikel 8 lid 1, gelden de volgende weigeringsgronden.

  • 1.

    De gemeente verstrekt in principe subsidie in relatie tot de door de subsidieaanvrager te leveren prestaties en activiteiten.

  • 2.

    De aanvrager dient de noodzaak voor subsidiëring door de gemeente aan te tonen. Het college zal daarbij in het bijzonder letten of er een redelijke contributie / eigen bijdrage aan de deelnemers van de te subsidiëren activiteiten in rekening worden gebracht.

  • 3.

    De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd mogen niet reeds op een andere manier gesubsidieerd worden.

  • 4.

    Subsidieaanvragen van enige omvang op het gebied van het integrale beleid van de 3 decentralisaties (transitie jeugdzorg, de participatiewet en de wijziging WMO/AWBZ) dienen in het kader van een integrale aanpak bij voorkeur gezamenlijk ingediend te worden door zorg- of welzijnspartijen. In een aanvraag moet minimaal duidelijk gemaakt worden dat onderlinge afstemming tussen zorg- en welzijnspartijen heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Er wordt geen subsidie verstrekt:

    • a.

      In verband met de viering van jubilea, feesten en partijen. De kosten daarvan dienen binnen de begroting van de organisatie opgevangen te worden.

    • b.

      In de kosten van consumpties (met uitzondering van de Maatschappelijke Advies Raad Brummen, vanwege de aard van de werkzaamheden).

    • c.

      In de kosten van commerciële, godsdienstige of levensbeschouwelijke activiteiten of politieke activiteiten,

    • d.

      voor donatie- of sponsorverzoeken en/of schenkingen

3.4 Vereisten aan natuurlijke perso(o)n(en)

Om voor een (project)subsidie in aanmerking te komen dient/dienen de natuurlijke persoon/personen aan de volgende vereisten te voldoen:

  • 1.

    De natuurlijke persoon/personen die de aanvraag om subsidie indient/indienen, is/zijn woonachtig in de gemeente Brummen. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen van deze regel afwijken.

  • 2.

    Het object waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, dient te zijn gelegen in de gemeente Brummen.

  • 3.

    Een subsidie wordt uitsluitend toegekend aan (een) natuurlijke persoon/personen, die krachtens een zakelijk recht het genot heeft/hebben van het object, als bedoeld onder 2 en waarvoor de subsidie is aangevraagd.

3.5 Jeugdlintje Brummense Bikkel

Beleidsdoel

Met het jeugdlintje spreekt het gemeentebestuur haar waardering uit voor jongeren in de gemeente Brummen die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor de samenleving. Dat kan zijn een eenmalige bijzondere prestatie, maar een lintje kan ook verleend worden voor langdurige hulpvaardigheid.

Product

De jongere ontvangt een jeugdlintje (Brummense Bikkel) maar wordt ook op een andere manier beloond. In samenspraak met de ontvanger van het lintje organiseert de Stichting Welzijn Brummen (verder: SWB) een aantrekkelijke, feestelijke jeugdactiviteit, die een relatie heeft met de bijzondere prestatie. Het kan zijn dat deze activiteit een grotere voorbereiding vergt. Om deze reden wordt de aangeboden activiteit uiterlijk het jaar volgend op de uitreiking van het lintje, uitgevoerd.

De organisatie en voorbereiding van het jeugdlintje vindt plaats door SWB. De burgemeester (of diens vervanger) reikt het jeugdlintje uit, overeenkomstig de uitreiking van de Koninklijke onderscheidingen in verband met Koninginnedag.

Subsidievorm en -berekening

De kosten voor de organisatie van het jeugdlintje, en de organisatie van de feestelijke jeugdactiviteit vindt plaats binnen de reguliere subsidie van SWB.

Vereisten

  • .

    De voorbereidingen voor de uitreiking (bijeenroepen jury, organiseren voordrachten) vinden plaats door SWB.

  • .

    Teneinde een goede verdeling te krijgen bij de uitreiking van de lintjes worden twee doelgroepen onderscheiden:

    1. een groep kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 12 jaar;

    2. een groep kinderen in de leeftijd van 13 tot en met 17 jaar;

  • .

    Bij uitzondering kan ook een groep in aanmerking komen voor een lintje, maar dan moet er wel sprake zijn van een bijzondere prestatie door de gehele groep.

4. Overgangs- en slotbepalingen

4.1 Overgangsbepaling

De vaststelling van subsidies die verleend zijn voor het jaar 2014 vindt plaats op basis van de “Nadere regels subsidieverstrekking sociale leefomgeving 2014 gemeente Brummen”.

4.2 Inwerkingtreding

De “Nadere regels subsidieverstrekking Sociale leefomgeving 2015 gemeente Brummen” treden in werking op de dag na de bekendmaking.

4.3 Citeertitel

Deze nadere regels :”Nadere regels subsidieverstrekking Sociale leefomgeving 2015 gemeente Brummen” kunnen worden aangehaald als “Subsidieregels Sociale leefomgeving 2015 Brummen”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de B&W-vergadering d.d. 18 oktober 2014
gemeentesecretaris, E.V. Schmitz
wnd. burgemeester, A.J. van Hedel