Regeling vervallen per 17-03-2012

Opvang en klachtenprocedure ongewenst gedrag

Geldend van 09-01-2007 t/m 16-03-2012

Intitulé

Opvang en klachtenprocedure ongewenst gedrag

Opvang en klachtenprocedure ongewenst gedrag

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a

    klager: de medewerker, die zich wendt tot een vertrouwenspersoon, dan wel een klacht over enige vorm van ongewenst gedrag in de zin van deze regeling bij het bevoegd gezag indient;

  • b

    beklaagde: de medewerker, werkzaam binnen het gezagsbereik van de gemeente Brummen, tegen wie de klacht is gericht;

  • c

    klacht: een door klager ondertekend en gedagtekend geschrift waarin de datum, de plaats en een omschrijving van het ongewenst gedrag is opgenomen en dat dient als uitgangspunt voor behandeling van de klacht;

  • d

    medewerker: degene die is aangesteld, of op enige andere titel werkzaam is voor de gemeente Brummen;

  • e

    klachtencommissie: de commissie bedoeld in artikel 5;

  • f

    (gemeente)raad: de gemeenteraad van Brummen;

  • g

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen;

  • h

    bevoegd gezag: de raad, het college of degene die namens raad of college het bevoegd gezag uitoefent;

  • i

    vertrouwenspersoon: een op grond van artikel 2 aangewezen persoon die fungeert als eerste aanspreekpunt voor medewerkers die menen met ongewenst gedrag te zijn geconfronteerd;

  • j

    ongewenste gedrag: (seksuele) intimidatie, agressie en geweld, stalking, pesten, treiteren, discriminatie en extremisme;

  • k

    (seksuele) intimidatie: ongewenste (seksuele) toenadering, verzoeken om (seksuele) gunsten, of ander verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag (van seksuele aard) waarbij tevens sprake is van ten minste een van de volgende punten:

    • -

      onderwerping aan dergelijk gedrag wordt hetzij expliciet hetzij impliciet gehanteerd als voorwaarde voor de tewerkstelling van de persoon;

    • -

      onderwerping aan of afwijzing van dergelijk gedrag door een persoon wordt gebruikt bij beslissingen die het werk of de positie van deze persoon raken;

    • -

      dergelijk gedrag heeft het doel de werkprestaties van een persoon aan te tasten en/of een intimiderende, vijandige of onaangename werkomgeving te creëren, dan wel heeft tot gevolg dat de werkprestaties van een persoon worden aangetast en/of een intimiderende, vijandige of onaangename werkomgeving wordt gecreëerd;

  • l

    agressie en geweld: voorvallen waarbij een medewerker psychisch of fysiek wordt lastig gevallen, bedreigd of aangevallen onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met het verrichten van arbeid;

  • m

    discriminatie: het onderscheid tussen mensen wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook als bedoeld in artikel 1 van de Grondwet;

  • n

    extremisme: het op een gewelddadige manier achtervolgen van personen en/of groeperingen vanwege hun geloof of afkomst welke als bedreiging voor de eigen cultuur, waarden en normen worden gezien;

  • o

    stalking: het bij voortduring bespieden, besluipen, achtervolgen of - al dan niet met behulp van technische (communicatie)middelen - lastigvallen van een andere persoon;

  • p

    pesten of treiteren: gedrag dat als vijandig, vernederend of intimiderend wordt ervaren en steeds op dezelfde persoon is gericht (bespotten, kwaadspreken, het werk onaangenaam of zelfs onmogelijk maken).

Artikel 2 Vertrouwenspersoon

Een medewerker die met enige vorm van ongewenst gedrag als omschreven in artikel 1 wordt geconfronteerd, kan zich wenden tot een vertrouwenspersoon, dan wel een klacht indienen bij het bevoegd gezag.

Het college benoemt één interne en één externe vertrouwenspersoon. Ten minste één van de vertrouwenspersonen is een vrouw.

Als interne vertrouwenspersoon kan uitsluitend worden benoemd een persoon met een vast dienstverband bij de gemeente Brummen op grond van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeenten. De vertrouwenspersoon dient op tenminste 3 dagen per week werkzaam te zijn.

De vertrouwenspersonen worden door het college benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaar. Ze kunnen éénmaal herbenoemd worden. Het college kan de vertrouwenspersonen uit die functie ontheffen.

De interne vertrouwenspersoon verricht zijn/haar werkzaamheden volledig in diensttijd. Hij/zij wordt voor tenminste gemiddeld 4 uur per maand vrijgesteld voor de uitoefening van zijn/haar functie.

De interne vertrouwenspersoon ontvangt voor zijn/haar werkzaamheden in het kader van deze Regeling geen bijzondere beloning.

De vertrouwenspersoon handelt uitsluitend naar aanleiding van een rechtstreeks verzoek van de klager en met diens voorafgaande instemming.

De vertrouwenspersoon waarborgt te allen tijde de vertrouwelijkheid.

De vertrouwenspersoon heeft in ieder geval de volgende taken:

  • a

    Het fungeren als aanspreekpunt voor de medewerker die is geconfronteerd met enige vorm van ongewenst gedrag;

  • b

    Het op verzoek van klager ondernemen van stappen gericht op het zoeken naar een oplossing, ook als (nog) geen klacht wordt ingediend;

  • c

    Het doen opvangen en verlenen van nazorg aan betrokkene;

  • d

    De klager begeleiden, van advies dienen en - indien klager zulks mocht wensen - bijstaan in het formuleren van zijn of haar klacht en de behandeling daarvan;

  • e

    Het geven van algemene adviezen aan het college op het terrein van deze regeling;

  • f

    Het verzorgen van een gezamenlijk jaarverslag van de vertrouwenspersonen. Het college en de ondernemingsraad krijgt dit jaarverslag geanonimiseerd ter informatie toegestuurd.

De vertrouwenspersoon kan zich desgewenst tegenover een klager beroepen op zijn/haar verschoningsrecht.

Bij de benoeming van een vertrouwenspersoon wordt gewaakt voor belangenverstrengeling of belangentegenstelling.

De vertrouwenspersonen dragen er zorg voor dat alle informatie die bij de werkzaamheden in het kader van deze regeling beschikbaar komt met de nodige zorgvuldigheid wordt behandeld.

Dossiers over behandelde zaken worden door de vertrouwenspersonen vernietigd twee jaar nadat de klacht volledig is afgehandeld.

Bij defungeren zorgen de vertrouwenspersonen voor een goede overdracht van zaken en dossiers aan hun opvolgers.

Het college stelt jaarlijks - zonodig - een budget beschikbaar voor de deskundigheidsbevordering van de vertrouwenspersonen.

Artikel 3 Bemiddeling via de vertrouwenspersoon

Een medewerker die met ongewenst gedrag wordt of werd geconfronteerd kan zich, onverminderd het recht om een klacht in te dienen, wenden tot een vertrouwenspersoon, waarbij kan worden bezien of doorverwijzing naar externe hulpverlening bij kan dragen aan een voor de medewerker aanvaardbare oplossing.

Tot de mogelijkheden van een aanvaardbare oplossing behoort in ieder geval het door de vertrouwenspersoon mondeling aan de orde stellen van enige voorkomende vorm van ongewenst gedrag bij de manager van de eenheid waarbinnen de klager met dat gedrag is geconfronteerd.

Een medewerker die tijdens de uitoefening van zijn/haar werkzaamheden met enige vorm van ongewenst gedrag (als omschreven in artikel 1 sub j) door externen (niet zijnde een medewerker als omschreven in artikel 1 sub d) wordt geconfronteerd, kan zich wenden tot een vertrouwenspersoon voor een gesprek en/of verdere begeleiding bij het doen van aangifte bij de politie.

Artikel 4 Faciliteiten vertrouwenspersoon

Het college biedt de interne vertrouwenspersoon de faciliteiten die nodig zijn voor een goede uitoefening van de werkzaamheden in het kader van deze Regeling. Zonodig wordt voorzien in scholing, training en inschakeling van deskundige ondersteuning of advies.

Artikel 5 Behandeling van klachten

De gemeente Brummen sluit zich aan bij de landelijke klachtencommissie ongewenst gedrag van de VNG en verklaart de regeling voor klachtbehandeling van deze commissie van toepassing.

De klachtencommissie heeft tot taak om op verzoek van het bevoegd gezag klachten van mede-werkers te onderzoeken en daarover een oordeel te geven. De commissie brengt advies uit aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag maakt vervolgens zijn conclusies aan de klager bekend.

Klachten worden door het bevoegd gezag om advies voorgelegd aan de klachtencommissie.

Een klacht kan tot uiterlijk 1 jaar na de confrontatie worden ingediend.

Artikel 6 Beslissing van het bevoegd gezag

Het bevoegd gezag neemt binnen vier weken na ontvangst van het advies van de klachtencommissie een beslissing op dat advies en stelt de betrokkenen en de commissie daarvan in kennis. De vertrouwenspersoon die bij de klacht betrokken is geweest, ontvangt een afschrift van de beslissing. Indien de beslissing van het advies afwijkt, geeft het bevoegd gezag bij de beslissing gemotiveerd aan waarom van het advies is afgeweken.

Tegen de beslissing, bedoeld in het eerste lid, staat geen bezwaar of beroep open. Indien klager of beklaagde van oordeel zijn, dat de klachtbehandeling onvoldoende is geweest, kunnen zij zich wenden tot de Nationale ombudsman. Van deze mogelijkheid wordt in de beslissing mededeling gedaan.

Artikel 7 Rechtsbescherming

Klagers en vertrouwenspersonen mogen niet wegens het indienen van een klacht of uit hoofde van hun functie als vertrouwenspersoon benadeeld worden in hun positie in de organisatie. Voor de beëindiging van het dienstverband - anders dan met diens instemming - van een interne vertrouwenspersoon is goedkeuring van het college vereist.

Artikel 8 Geheimhoudingsplicht

Alle betrokkenen zullen uiterste zorg besteden aan de vertrouwelijkheid van gegevens die hen ter kennis komen. Vermelding van namen van personen in het advies of anderszins geschiedt slechts als dit naar de mening van de klachtencommissie noodzakelijk is.

Artikel 9 Slotbepaling

De bestaande Notitie Seksuele Intimidatie en Agressie 1998, de Klachtenregeling Seksuele Intimidatie, Discriminatie 1998 en de Notitie Hoe te handelen bij agressie 1998 worden ingetrokken en aansluiting bij de Regionale Klachtencommissie S.I.D. wordt beëindigd.

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag van vaststelling door het college.

Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Regeling Opvang en Klachtenprocedure Ongewenst Gedrag Gemeente Brummen’.

Algemene toelichting

Het is wenselijk om medewerkers van de gemeente Brummen een middel te verschaffen om iets te doen aan ongewenst gedrag waarmee zij in verband met hun werkzaamheid bij de gemeente worden geconfronteerd. Afhankelijk van de situatie en de persoon kan dat middel zijn: het indienen van een klacht bij een onafhankelijke klachtencommissie of een gesprek met een (interne of externe) vertrouwenspersoon. In beide gevallen is het doel hetzelfde: zorgen dat het ongewenste gedrag stopt.

Sinds 1998 kennen we de Notitie Seksuele Intimidatie en Agressie, de Klachtenregeling Seksuele Intimidatie, Discriminatie en de Notitie Hoe te handelen bij agressie. Deze regelingen zijn ingetrokken en daarvoor in de plaats is de "Regeling Opvang en Klachtenprocedure Ongewenst Gedrag 2006" gekomen. Deze regeling is uitgebreid met andere vormen van ongewenst gedrag.Door vaststelling van een regeling wordt willekeur of onzorgvuldig handelen rond ongewenst gedrag binnen de gemeente als werkverband voorkomen. Niet alleen in het dagelijkse werk bij de gemeente, maar ook als medewerkers in verband met hun werk actief zijn (bijvoorbeeld bij een dagje uit, sportdagen, recepties en dergelijke), dient ongewenst gedrag voorkomen te worden.

Ongenoegens over een gedraging van een medewerker ten opzichte van een ander moeten op een behoorlijke wijze worden behandeld. Daarbij moet - ook ten opzichte van de beklaagde - de nodige zorgvuldigheid in acht worden genomen. De regeling biedt medewerkers ruimte om informeel of formeel ongenoegens kenbaar te maken, zonder daarin het management van de organisatie te betrekken. Hoewel de weg via het management in principe de aangewezen weg is om zaken bespreekbaar te maken, kan de hiërarchie voor een aantal soorten klachten een (gevoelsmatig) te hoge drempel opwerpen. Dit speelt des te meer als het om gedragingen zou gaan die door een leidinggevende worden veroorzaakt of in de hand worden gewerkt. Gekozen is voor een structuur waarbij degene die geconfronteerd wordt met ongewenst gedrag zich informeel kan richten tot een vertrouwenspersoon. Vertrouwenspersonen hebben tot taak klagers op te vangen en eventueel voor bemiddeling door te verwijzen en in ieder geval de klager bij te staan bij de behandeling van zijn of haar klacht. Naast een interne vertrouwenspersoon kan de klager zich ook wenden tot een externe vertrouwenspersoon.

Bij een formele klacht over ongewenst gedrag wordt het onderzoek gedaan door een klachtencommissie die het bevoegd gezag adviseert. Het bevoegd gezag beslist op de klacht. Daarnaast wordt van eventuele strafbare feiten waarvan het bevoegd gezag ambtshalve aangifte moet doen aangifte gedaan en worden overigens de maatregelen getroffen ter bestrijding en/of preventie van ongewenst gedrag. Over de bevindingen en maatregelen wordt jaarlijks aan het college gerapporteerd.Het bevoegd gezag is degene die namens het college het bevoegde gezag uitoefent. Overigens valt het aangifte doen van strafbare feiten die alleen maar worden vervolgd als daarvan door het slachtoffer aangifte is gedaan, niet onder deze regeling. Dat blijft een afweging die betrokkene zelf moet maken.

Artikel 1

Voor de begripsomschrijvingen is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de reeds bestaande regeling of bij in andere vergelijkbare regelingen opgenomen toepasselijke begrippen. De begrippen ‘(seksuele) intimidatie’ en ‘agressie en geweld’ zijn afkomstig uit de ARBO-wet. Onder het begrip ‘discriminatie’ valt ook discriminatie op basis van handicap, chronische ziekte of leeftijd. Het begrip ‘medewerker’ heeft in deze regeling een ruimere betekenis dan gebruikelijk: ook personen die op basis van een andere relatie dan die van de ambtelijke aanstelling bij de gemeente werkzaamheden verrichten (bijvoorbeeld uitzendkrachten, gedetacheerden, zelfstandig werkende interim-medewerkers, vrijwilligers, stagiaires, schoonmaak- en cateringmedewerkers en dergelijke, maar ook bestuurders) kunnen in voorkomend geval een klacht indienen en/of een beroep op een vertrouwenspersoon doen.

Artikel 2

Bij het benoemen en uit de functie ontheffen van vertrouwenspersonen moet worden bedacht, dat het moet gaan om personen die het vertrouwen van het personeel binnen de organisatie hebben. Aan de andere kant moet de vertrouwenspersoon met een zekere afstand naar de zaak kunnen kijken en moet gewaakt worden voor belangentegenstelling of -verstrengeling. Het is dan ook ongewenst en een reden om een vertrouwenspersoon uit die functie te ontheffen als deze tevens lid is van een hulpverleningsinstelling of een tot hulpverlening ingesteld samenwerkingsverband, bedrijfsarts is of een met de opsporing van strafbare feiten belaste functionaris.

Artikel 3

Zonder af te doen aan het recht om een (schriftelijke) klacht in te dienen, kan een medewerker zich ook tot de vertrouwenspersoon wenden om te bezien of op informele wijze (mondeling), door bemiddeling van de vertrouwenspersoon een aanvaardbare oplossing kan worden gevonden. Een medewerker verspeelt dus niet het recht om zich tot de klachtencommissie te wenden als er door hem/haar op informele wijze getracht is via een vertrouwenspersoon tot een oplossing te komen.

Artikel 5

Indien de klager de voorkeur geeft aan een formele klacht of indien de bemiddeling niet tot een oplossing leidt, kan een klacht worden ingediend. Dit geschiedt door het indienen van een klaagschrift, dat rechtstreeks of door tussenkomst van een vertrouwenspersoon, bij de secretaris van de klachtencommissie wordt ingediend. Om het laagdrempelig karakter van deze procedure te benadrukken, kan een klager zich ook mondeling tot een vertrouwenspersoon wenden, die de klager bijstaat bij het op schrift stellen van zijn klacht.Indien de klacht waarschijnlijk strafbare feiten betreft die niet louter een klachtdelict omvatten, dient de vertrouwenspersoon contact op te nemen met de gemeentesecretaris om vast te stellen of wellicht ambtshalve aangifte moet worden gedaan. Een dergelijke constatering kan overigens ook de conclusie van het onderzoek van de klachtencommissie zijn.

Alvorens de klachtencommissie een klacht onderzoekt, dient zij vast te stellen of zij wel de juiste instantie is om het onderzoek te verrichten. Zo vallen aangelegenheden die een rechtspositioneel geschil inhouden buiten de competentie van de klachtencommissie. Ook kan de klachtencommissie beslissen een klacht niet in behandeling te nemen indien één van de omstandigheden, bedoeld in artikel 9:8 van de Algemene wet bestuursrecht zich voordoet.

Een klacht kan tot uiterlijk 1 jaar na het ongewenste gedrag worden ingediend. Met deze termijn is aangesloten bij artikel 9:8, eerste lid, sub b, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 6

Tenzij een klacht aanstonds al niet ontvankelijk wordt verklaard, beslist het bevoegd gezag na ontvangst van het advies van de klachtencommissie of een klacht gegrond of ongegrond is. Daarnaast dient het bevoegd gezag alle aangewezen maatregelen te treffen ter preventie of bestrijding van verder ongewenst gedrag. De beslissing is geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en er staat dan ook voor de klager geen bezwaar of beroep tegen open. Indien de klager meent dat de behandeling van de klacht onvoldoende is geweest, bestaat wel de mogelijkheid om zich te wenden tot de Nationale ombudsman. Indien in het kader van de beslissing op een klacht enig rechtspositioneel besluit wordt genomen dat de aangeklaagde ambtenaar treft, staan voor hem uiteraard wel de gebruikelijke rechtsmiddelen van bezwaar en beroep tegen het rechtspositionele besluit open.