Regeling vervallen per 01-01-2021

SUBSIDIEREGELING SOCIALE LEEFOMGEVING GEMEENTE BRUMMEN 2020

Geldend van 24-12-2019 t/m 31-12-2020

Intitulé

SUBSIDIEREGELING SOCIALE LEEFOMGEVING GEMEENTE BRUMMEN 2020

Kenmerk Z040890/D318001

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE BRUMMEN,

Gelezen het voorstel van 19 november 2019 met kenmerk D318001;

HEEFT BESLOTEN:

1. Om de ‘Nadere regeling subsidieverstrekking Sociale leefomgeving 2020 gemeente Brummen’.

1. Toepassingsbereik

Deze regeling van toepassing op subsidies die kunnen worden verstrekt op grond van deze regeling.

2. Definities

In deze regeling wordt het volgende verstaan onder:

- Structurele subsidie: subsidie die per kalenderjaar of per boekjaar (periode van maximaal 12 maanden) wordt verstrekt op grond van vooraf afgesproken activiteiten en prestaties. De activiteiten en prestaties worden vastgelegd in product-prestatie beschrijvingen en vormen een onderdeel van de subsidiebeschikking, of deze worden rechtstreeks opgenomen in de subsidiebeschikking. Bij deze subsidie worden in de subsidiebeschikking de subsidieperiode en de hoogte vanhet subsidiebudget bepaald.

- Incidentele subsidie: subsidie bedoeld om incidentele en tijdleijke activiteiten te ondersteunen.

3. Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan alleen verstrekt worden voor activiteiten gericht op de gemeente en/of haar ingezetenen en die aantoonbaar ten goede komen aan de gemeente en/of haar ingezetenen, die betrekking hebben op de volgende beleidsterreinen:

- het technologiebeleid

- het ruimtelijk economisch beleid

- het beleid met betrekking tot het midden- en kleinbedrijf

- het beleid tot gezondheidsbevordering

- het maatschappelijk beleid

- het lokaal onderwijsbeleid

- het sport- en cultuurbeleid

- het beleid ter stimulering van sociale cohesie

- het natuur- en landschapsbeleid

- het beleid met betrekking tot (openlucht)recreatie en toerisme

- het beleid met betrekking tot cultuurhistorie en

- het veiligheidsbeleid.

4. Doelgroep

1.1 Structurele subsidies kunnen alleen worden verstrekt aan rechtspersonen die volledige rechtsbevoegdheid hebben en zijn ingeschreven zijn bij de Kamer van Koophandel. Van deze eis is uitgezonderd: de Maatschappelijke advies raad.

2.1 Er moet sprake zijn van een direct en/of aantoonbaar ‘maatschappelijk belang voor de Brummense samenleving’. Van een aantoonbaar maatschappelijk belang voor de Brummense samenleving is in ieder geval sprake indien:

a. De rechtspersoon statutair gevestigd is in de gemeente Brummen. En indien een vereniging minimaal 15 leden heeft die in de gemeente Brummen wonen.

b. De activiteiten van de organisatie zich richten de inwoners van de gemeente Brummen en zich richten op en passen binnen het beleid als bedoeld in artikel 3.

3.1 Subsidieontvangers moeten zich voldoende tegen mogelijke risico’s verzekeren (zoals inboedel, accommodatie, schade/ letsel bij deelnemers etc.).

4.1 Het college kan van een of meer bepalingen in dit artikel afwijken wanneer het gaat om (subsidiabele) activiteiten die rechtstreeks ten goede komen aan de inwoners van de gemeente Brummen en welke activiteiten niet reeds naar tevredenheid c.q. in voldoende mate door een lokale organisatie worden uitgevoerd.

5. Indexering

1. Subsidies worden geïndexeerd met een indexcijfer dat jaarlijks door de gemeenteraad wordt vastgesteld bij de programmabegroting.

2. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van het door de gemeenteraad vastgestelde indexcijfer en een andere indexeringsmethode toepassen.

6.1 Verdeelregels voor sport- en cultuurbeleid, onderdeel muziekverenigingen

De beschikbare bedragen per kalenderjaar voor dit onderdeel worden verdeeld aan de hand van het aantal actieve leden per 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, dat een muziekinstrument bespeelt en woonachtig is in de gemeente Brummen. Per bespeeld instrument geldt een vast subsidiebedrag (bedrag 2020 van € 57,43), dat jaarlijks wordt verhoogd met een indexering als bedoeld in artikel 5.

6.2 Verdeelregels voor beleid ter stimulering van sociale cohesie, onderdeel wijk- en dorpsraden

De beschikbare bedragen voor dit onderdeel worden verdeeld aan de hand van primair het aantal huishoudens per 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd waarvoor de wijk- of dorpsraad actief is, vermenigvuldigd met een vast bedrag per huishouden (hoogte vast bedrag per huishouden in 2020: € 1,50) naast een vast bedrag per wijkraad (hoogte bedrag in 2020: € 1.250,-), en een indexering als bedoeld in artikel 5. De 4 kleinste wijkraden ontvangen tevens een extra aanvullend budget ter hoogte van € 250,- in verband met het geringe aantal huishoudens.

7. Vergoeding voor vermogensvorming

1. In de gevallen, bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, aan het college daarvoor een vergoeding verschuldigd

2. Het college bepaalt de hoogte van de vergoeding als bedoeld in het eerste lid.

3. Bij de bepaling van de waarde van het vermogen gaat het college uit van de economische waarde van de eigendommen en de andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt.

4. In afwijking van het derde lid wordt bij verlies of beschadiging van eigendommen uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen, vermeerderd met de restwaarde

5. Indien het een onroerende zaak betreft, wordt de waarde bepaald door een of drie door het college in overleg met de subsidieontvanger aan te wijzen onafhankelijke deskundigen.

6. De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, bedraagt niet meer dan het aandeel van de gemeente in de vermogensvorming.

7. Het college kan op verzoek van subsidieontvanger beslissen dat deze geen vergoeding verschuldigd is indien:

a. de activiteiten worden overgenomen en voortgezet door een rechtspersoon met gelijke of nagenoeg gelijke doelstellingen als de subsidieontvanger;

b. de realisatie van de doelstelling niet in gevaar komt, en

c. de activa en passiva tegen boekwaarde, bepaald op grond van historische kostprijs, worden overgenomen door de rechtspersoon die de activiteiten overneemt en voortzet.

8. Aanvullende weigeringsgronden

In aanvulling op de weigeringsgronden van artikel 9 lid 1 en lid 2 van de Algemene Subsidieverordening, gelden de volgende weigeringsgronden:

1. De gemeente verstrekt in principe subsidie in relatie tot de door de subsidieaanvrager te leveren prestaties en activiteiten.

2. De aanvrager dient de noodzaak voor subsidiëring door de gemeente aan te tonen. Het college zal daarbij in het bijzonder letten of er een redelijke contributie / eigen bijdrage aan de deelnemers van de te subsidiëren activiteiten in rekening worden gebracht.

3. De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd mogen niet reeds op een andere manier gesubsidieerd worden.

4. Subsidieaanvragen van enige omvang op het gebied van het integrale beleid van de 3 decentralisaties (transitie jeugdzorg, de participatiewet en de wijziging WMO/AWBZ) dienen in het kader van een integrale aanpak bij voorkeur gezamenlijk ingediend te worden door zorg- of welzijnspartijen. In een aanvraag moet minimaal duidelijk gemaakt worden dat onderlinge afstemming tussen zorg- en welzijnspartijen heeft plaatsgevonden.

5. Er wordt geen subsidie verstrekt:

a. In verband met de viering van jubilea, feesten en partijen. De kosten daarvan dienen binnen de begroting van de organisatie opgevangen te worden.

b. In de kosten van consumpties (met uitzondering van de Maatschappelijke Advies Raad Brummen, vanwege de aard van de werkzaamheden).

c. In de kosten van commerciële, godsdienstige of levensbeschouwelijke activiteiten of politieke activiteiten,

d. voor donatie- of sponsorverzoeken en/of schenkingen.

9. Eindverantwoording subsidies

1. Het bepaalde in artikel 15, tweede lid, letter d, van de Algemene Subsidieverordening geldt niet voor rechtspersonen die op grond van de Richtlijn 640 van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving en de Wet Normering Topinkomens een jaarverslag opstellen.

2. Het bepaalde onder 1 is niet van toepassing indien het jaarverslag van de rechtspersonen geen of onvoldoende gegevens voor een eindverantwoording bevat. Dat is in ieder geval aan de orde, indien niet blijkt welke activiteiten ten behoeve van de inwoners van de gemeente Brummen zijn uitgevoerd.

10. Regionale subsidiëring

Bij subsidiëring van een instelling gezamenlijk met één of meer (regio)gemeenten en/of andere overheidsinstanties wordt in de subsidiebeschikking vermeld welke voorwaarden (inclusief verdeelsleutel) voor de subsidieverlening, dan wel subsidievaststelling gelden.

11. Jeugdlintje Brummense Bikkel

1. Jaarlijks reikt de burgemeester een jeugdlintje uit aan kinderen uit de onderstaande leeftijdsgroepen, die na een voordracht door een jury zijn uitgekozen.

2. Kinderen uit de volgende leeftijdsgroepen kunnen worden voorgedragen voor de Brummense Bikkel, indien zij zich verdienstelijk hebben gemaakt voor de samenleving:

- kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 12 jaar en

- kinderen in de leeftijd van 13 tot en met 17 jaar.

3. Bij uitzondering kan ook een groep kinderen in aanmerking komen voor een lintje, indien er sprake is van een bijzondere prestatie door de hele groep.

4. De voorbereidingen voor de uitreiking (bijeenroepen jury, organiseren voordrachten) en de organisatie van de feestelijke jeugdactiviteit in samenspraak met de ontvanger van het lintje vinden plaats door de SWB, binnen de reguliere subsidie van de SWB.

12. Overgangsbepaling

De vaststelling van subsidies die verleend zijn voor het jaar 2019 vindt plaats op basis van de “Nadere regels subsidieverstrekking sociale leefomgeving 2016 gemeente Brummen”.

13. Intrekking oude regeling

De “Nadere regels subsidieverstrekking sociale leefomgeving 2016 gemeente Brummen” worden ingetrokken.

14. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na de bekendmaking.

15. Citeertitel

Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als “Subsidieregeling Sociale leefomgeving 2020 Brummen”.

Ondertekening

Dit besluit is genomen tijdens de collegevergadering van 10 december 2019.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen,

De secretaris, M. Klos

De burgemeester A.J. van Hedel

Toelichting

Algemene toelichting

In 2002 heeft de gemeenteraad het subsidiebeleid “naar eigen vermogen” vastgesteld. Dit beleid is nog steeds de basis voor het huidige subsidiebeleid. De Algemene Subsidieverordening Gemeente Brummen is vastgesteld bij raadbesluit van 15 december 2016, RB16.0069 en laatstelijk gewijzigd op 17 oktober 2019, met kenmerk D313137.

Instrumenten subsidiebeleid

Het subsidiebeleid bestaat uit twee instrumenten om uitvoering te geven aan het subsidiebeleid ‘Naar eigen vermogen’.

1. De Algemene Subsidieverordening Gemeente Brummen en de toelichting daarop.

De verordening geeft op hoofdlijnen de juridische ‘spelregels’ voor subsidieverlening en- vaststelling aan. De subsidieontvanger kan kennisnemen van de regels waaraan men zich te houden heeft bij subsidiëring.

De Algemene wet bestuursrecht regelt onder andere de subsidieverhouding tussen de overheid als publiekrechtelijk orgaan en de burger. In titel 4.2. van de Algemene wet bestuursrecht worden nadere regels gegeven voor de manier waarop gemeenten hun subsidiebeleid vorm dienen te geven.

De Algemene wet bestuursrecht gaat in op de subsidieverhouding. Op deze subsidieverhouding zijn van toepassing de beginselen van behoorlijk bestuur, de bezwaar- en beroepsmogelijkheden en de regels voor het doen van aanvragen en het beslissen hierop. De hoofdregel van de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht luidt dat een wettelijke grondslag vereist is voor het verstrekken van subsidie. De wetgever beoogt hiermee de rechtszekerheid van de subsidieaanvrager en -ontvanger alsmede de doelmatigheid van de overheidsuitgaven te verbeteren.

De wettelijke grondslag voor gemeentelijke subsidies wordt gevormd door een subsidieverordening. Het gemeentelijk subsidiebeleid bepaalt vervolgens de beleidsterreinen en -activiteiten die voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Dit wordt vastgelegd in (een) nadere regeling(en).

2. De nadere regeling

Dit zijn de algemene regels die de gemeente gebruikt bij het verstrekken van subsidies aan instellingen en organisaties. In de nadere regeling worden criteria vastgelegd voor het subsidiëren van activiteiten binnen de verschillende beleidsterreinen, gericht op de gemeente en/of haar ingezetenen en aantoonbaar ten goede komen aan de gemeente en/of haar ingezetenen. Dit zijn de volgende beleidsterreinen:

- het technologiebeleid

- het ruimtelijk economisch beleid

- het beleid met betrekking tot het midden- en kleinbedrijf

- het beleid tot gezondheidsbevordering

- het maatschappelijk beleid

- het lokaal onderwijsbeleid

- het sport- en cultuurbeleid

- het beleid ter stimulering van sociale cohesie

- het natuur- en landschapsbeleid

- het beleid met betrekking tot (openlucht)recreatie en toerisme

- het beleid met betrekking tot cultuurhistorie en

- het veiligheidsbeleid, voor wat betreft de subsidiering aan stichting Halt.

Het vaststellen van de nadere regeling is een collegebevoegdheid. Dit betekent dat de raad kaderstellend is door middel van de Algemene subsidieverordening en dat het college zich door middel van de nadere regeling bezig houdt met de uitvoering.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

Om voor een incidentele subsidie in aanmerking te komen, moet er in ieder geval sprake van zijn dat de uitvoering van de activiteit, i.c. het project gebaseerd is op de uitvoering van een andere (inter)gemeentelijke, provinciale of rijksregeling. Ook geldt de beperking dat de subsidie uitsluitend in de vorm van een co-financiering wordt toegekend.

Het college toetst daarnaast bij de aanvraag voor een incidentele subsidie welke relatie er is tussen commerciële en niet commerciële belangen.

Artikel 7

Sommige organisaties ontvangen jarenlang een subsidie en bouwen uit die subsidie voorzieningen en reserves op. Het is gewenst dat dit vermogen terugvloeit naar de gemeente (de gemeenschap), wanneer daar aanleiding toe bestaat zoals bij het beëindigen van de activiteiten. Op grond van artikel 4:41 van de Awb kan in een wettelijk voorschrift worden geregeld dat de subsidieontvanger aan de subsidieverstrekker een vergoeding moet betalen, als de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming. Artikel 7 geeft hieraan invulling.

Als de subsidieontvanger dankzij subsidie financieel voordeel heeft (bijvoorbeeld door verkoop van een met subsidiegeld aangekochte onroerende zaak) moet hij aan de gemeente een vergoeding betalen. De waarde van onroerende goederen wordt vastgesteld door een onafhankelijk deskundige, die daartoe door het college in overeenstemming met de subsidieontvanger wordt aangewezen. Bij gebreke aan overeenstemming vindt de taxatie plaats door drie onafhankelijke deskundigen van wie een door het college en een door de subsidieontvanger wordt aangewezen, en de derde door de beide eerst aangewezenen. Als zij het over de taxatie niet eens worden, beslist de derde deskundige.

Artikel 11

Beleidsdoel

Met het jeugdlintje spreekt het gemeentebestuur haar waardering uit voor jongeren in de gemeente Brummen die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor de samenleving. Dat kan zijn een eenmalige bijzondere prestatie, maar een lintje kan ook verleend worden voor langdurige hulpvaardigheid.

Product

De jongere ontvangt een jeugdlintje (Brummense Bikkel) maar wordt ook op een andere manier beloond. In samenspraak met de ontvanger van het lintje organiseert de Stichting Welzijn Brummen (verder: SWB) een aantrekkelijke, feestelijke jeugdactiviteit, die een relatie heeft met de bijzondere prestatie. Het kan zijn dat deze activiteit een grotere voorbereiding vergt. Om deze reden wordt de aangeboden activiteit uiterlijk het jaar volgend op de uitreiking van het lintje, uitgevoerd.

De organisatie en voorbereiding van het jeugdlintje vindt plaats door SWB. De burgemeester (of diens vervanger) reikt het jeugdlintje uit, overeenkomstig de uitreiking van de Koninklijke onderscheidingen in verband met Koninginnedag.

Subsidievorm en -berekening

De kosten voor de organisatie van het jeugdlintje, en de organisatie van de feestelijke jeugdactiviteit vindt plaats binnen de reguliere subsidie van SWB.

Vereisten

De voorbereidingen voor de uitreiking (bijeenroepen jury, organiseren voordrachten) vinden plaats door SWB. Teneinde een goede verdeling te krijgen bij de uitreiking van de lintjes worden twee doelgroepen onderscheiden:

- een groep kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 12 jaar en

- een groep kinderen in de leeftijd van 13 tot en met 17 jaar.

Bij uitzondering kan ook een groep in aanmerking komen voor een lintje, maar dan moet er wel sprake zijn van een bijzondere prestatie door de hele groep.