Inspraakverordening gemeente Brummen 2006

Geldend van 18-12-2014 t/m heden

Intitulé

INSPRAAKVERORDENING GEMEENTE BRUMMEN 2006

De gemeente stelt de INSPRAAKVERORDENING GEMEENTE BRUMMEN 2006 vast.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De verordening verstaat onder:

  • a.

    inspraak: het betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid;

  • b.

    inspraakprocedure: de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven;

  • c.

    beleidsvoornemen: het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid.

Artikel 2 Onderwerp van inspraak

  • 1. Indien een bestuursorgaan inspraak wenst te verlenen, neemt het daartoe een besluit en stelt tevens een inspraakprocedure vast. Bij beleidsvoornemens van de raad beslist het college tot het verlenen van inspraak, met inachtneming van aanwijzingen van de raad.

  • 2. Inspraak wordt verleend voor alle beleidsvoornemens, met uitzondering van:

    • a.

      ondergeschikte herzieningen van eerder vastgesteld beleid;

    • b.

      beleidsvoornemens waarvoor inspraak bij of krachtens de wet uitgesloten is;

    • c.

      beleidsvoornemens ter uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en de belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      beleidsvoornemens waarvan de uitvoering dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht;

    • f.

      beleidsvoornemens waarbij het belang van inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving;

    • g.

      een besluit dat bij of krachtens wettelijk voorschrift voorbereid wordt met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb;

    • h.

      een besluit dat rechtstreeks voortvloeit uit eerder vastgesteld beleid;

    • i.

      beleidsvoornemens over de interne organisatorische aangelegenheden van de gemeente.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in lid 2, sub g kan het bestuursorgaan besluiten wel inspraak te verlenen ter aanvulling van de voorbereiding met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3 Inspraakgerechtigden

Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

Artikel 4 Inspraakprocedure

  • 1. Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2. Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens deels afwijken van de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht of een geheel andere inspraakprocedure vaststellen, zoals het houden van een hoorzitting of inspraakbijeenkomst, het regelen van overleg of het houden van een facultatief referendum.

Artikel 5 Eindverslag

  • 1. Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2. Het eindverslag bevat, in aanvulling op de verplichting van artikel 3:17 Awb, in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 3. Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

  • 4. De burgemeester vermeldt het eindverslag in zijn burgerjaarverslag.

Artikel 6 Intrekking oude verordening

De Inspraakverordening gemeente Brummen 1991 wordt ingetrokken.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt op 1 januari 2006 in werking.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Inspraakverordening gemeente Brummen 2006.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Brummen op 15 december 2005.
De raad van de gemeente Brummen,
mr. M. Veenbergen N.E. Joosten bc
griffier voorzitter

Bijlage met wetteksten Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (Stb. 2002, 54)

A. De tekst van het nieuwe artikel 150 Gemeentewet dat van kracht wordt per 1 juli 2006 luidt als volgt:

Artikel 150

1.   De raad stelt een verordening vast waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken.

2.   De in het eerste lid bedoelde inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voorzover in de verordening niet anders is bepaald.

 

 

B. De tekst van de nieuwe afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht luidt als volgt:

AFDELING 3.4 UNIFORME OPENBARE VOORBEREIDINGSPROCEDURE

Artikel 3:10

1.   Deze afdeling is van toepassing op de voorbereiding van besluiten indien dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald.

2.   Afdeling 4.1.1 is mede van toepassing op andere besluiten dan beschikkingen, indien deze op aanvraag worden genomen en voorbereid overeenkomstig deze afdeling.

Artikel 3:11

1.   Het bestuursorgaan legt het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage.

2.   Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur is van overeenkomstige toepassing. Indien op grond daarvan bepaalde stukken niet ter inzage worden gelegd, wordt daarvan mededeling gedaan.

3.   Tegen vergoeding van ten hoogste de kosten verstrekt het bestuursorgaan afschrift van de ter inzage gelegde stukken.

4.   De stukken liggen ter inzage gedurende de in artikel 3:16, eerste lid, bedoelde termijn.

Artikel 3:12

1.   Voorafgaand aan de terinzagelegging geeft het bestuursorgaan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud.

2.   Indien het een besluit van een tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan betreft, wordt de kennisgeving in ieder geval in de Staatscourant geplaatst, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

3.   In de kennisgeving wordt vermeld:

a.   waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen;

b.   wie in de gelegenheid worden gesteld om zienswijzen naar voren te brengen;

c.    op welke wijze dit kan geschieden;

d.   indien toepassing is gegeven aan artikel 3:18, tweede lid: de termijn waarbinnen het besluit zal worden genomen.

Artikel 3:13

1.   Indien het besluit tot een of meer belanghebbenden zal zijn gericht, zendt het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging het ontwerp toe aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.

2.   Artikel 3:12, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3:14

1.   Het bestuursorgaan vult de ter inzage gelegde stukken aan met nieuwe relevante stukken en gegevens.

2.   Artikel 3:11, tweede tot en met vierde lid, is van toepassing.

Artikel 3:15

1.   Belanghebbenden kunnen bij het bestuursorgaan naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen.

2.   Bij wettelijk voorschrift of door het bestuursorgaan kan worden bepaald dat ook aan anderen de gelegenheid moet worden geboden hun zienswijze naar voren te brengen.

3.   Indien het een besluit op aanvraag betreft, stelt het bestuursorgaan de aanvrager zo nodig in de gelegenheid te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen.

4.   Indien het een besluit tot wijziging of intrekking van een besluit betreft, stelt het bestuursorgaan degene tot wie het te wijzigen of in te trekken besluit is gericht zo nodig in de gelegenheid te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen.

Artikel 3:16

1.   De termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen en het uitbrengen van adviezen als bedoeld in afdeling 3.3, bedraagt zes weken, tenzij bij wettelijk voorschrift een langere termijn is bepaald.

2.   De termijn vangt aan met ingang van de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd.

3.   Op schriftelijk naar voren gebrachte zienswijzen zijn de artikelen 6:9 en 6:10 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3:17

Van hetgeen overeenkomstig artikel 3:15 mondeling naar voren is gebracht, wordt een verslag gemaakt.

Artikel 3:18

1.   Indien het een besluit op aanvraag betreft, neemt het bestuursorgaan het besluit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag.

2.   Indien de aanvraag een zeer ingewikkeld of omstreden onderwerp betreft, kan het bestuursorgaan, alvorens een ontwerp ter inzage te leggen, binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag de in het eerste lid bedoelde termijn met een redelijke termijn verlengen. Voordat het bestuursorgaan een besluit tot verlenging neemt, stelt het de aanvrager in de gelegenheid zijn zienswijze daarover naar voren te brengen.

3.   In afwijking van het eerste lid neemt het bestuursorgaan het besluit uiterlijk twaalf weken na de terinzagelegging van het ontwerp, indien het een besluit betreft:

a.   inzake intrekking van een besluit;

b.   inzake wijziging van een besluit en de aanvraag is gedaan door een ander dan degene tot wie het te wijzigen besluit is gericht.

4.   Indien geen zienswijzen naar voren zijn gebracht doet het bestuursorgaan daarvan zo spoedig mogelijk, nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken, mededeling op de wijze, bedoeld in artikel 3:12, eerste en tweede lid. In afwijking van het eerste of derde lid neemt het bestuursorgaan het besluit in dat geval binnen vier weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken.

Toelichting Inspraakverordening

ALGEMEEN

In artikel 150 Gemeentewet is aan de gemeenteraad de verplichting opgelegd een Inspraakverordening vast te stellen. Aan inspraak kan op zeer uiteenlopende manieren worden vormgegeven. In Brummen is gekozen voor een globale raamregeling die het mogelijk maakt dat recht wordt gedaan aan de behoefte van insprekers en gemeentebestuur mede in relatie tot aard, schaal en reikwijdte van het beleidsvoornemen waarop inspraak plaatsvindt. Een gedetailleerde en daardoor rigide wijze van regelgeving dient niet de belangen van insprekers.

In de Inspraakverordening geldt de procedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht (hierna te noemen: de Awb) als de primair te volgen procedure voor inspraak. Wel kunnen bestuursorganen afwijken van die afdeling of een andere inspraakprocedure vaststellen. Hierdoor kan het bestuursorgaan de meest adequate procedure voor het beleidsvoornemen gebruiken.

Op onderdelen wordt afgeweken van de modelverordening van de VNG, omdat de modelverordening sinds jaren niet meer geactualiseerd is.

ARTIKELGEWIJS

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

a. Inspraak: er zijn veel omschrijvingen voor het begrip inspraak. Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van artikel 150 Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid en heeft een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt het de bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging.

b. Inspraakprocedure: de verantwoordelijkheid voor het regelen van inspraak (in een verordening) ligt, zo volgt uit de tekst van de wet, bij de raad.

De verantwoordelijkheid voor de uitvoering, de nadere regeling en organisatie van de inspraak wordt bij deze verordening neergelegd bij de bestuursorganen zelf, elk ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden. Om efficiency redenen is voor beleidsvoornemens van de raad bepaald dat het college het besluit tot het verlenen van inspraak neemt.

c. Beleidsvoornemen: het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het gaat hierbij niet om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.

Artikel 2 Onderwerp van inspraak

Inspraak is in beginsel mogelijk op alle terreinen van gemeentelijk bestuur. Het bestuursorgaan neemt alleen een besluit indien besloten wordt om inspraak te verlenen. Indien de bepaling uit de modelverordening overgenomen zou zijn, zou ook een besluit vereist zijn als wordt besloten om geen inspraak te verlenen.

Elk bestuursorgaan van de gemeente kan zijn eigen beleidsvoornemens aan inspraak onderwerpen. In de Memorie van Toelichting (hierna: de MvT)  (TK 1999-2000, 27 023, nummer 3, blz. 20) is vermeld dat het ter volledige beoordeling van de gemeenteraad blijft ten aanzien van welke beleidsvoornemens inspraak wordt verleend.

Het besluit om inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt.

In dit lid is tevens opgenomen dat voor beleidsvoornemens van de raad het college besluit tot het verlenen van inspraak, met inachtneming van aanwijzingen van de raad. Deze bepaling is opgenomen om efficiencyredenen.

In het tweede lid is opgenomen dat inspraak wordt verleend voor alle beleidsvoornemens, met uitzondering van negen categorieën van beleidsvoornemens. Die negen categorieën van beleidsvoornemens zijn uitgezonderd van inspraak. De eerste zes categorieën zijn overgenomen uit de modelbepaling van de VNG.

De overige categorieën betreffen een lokale toevoeging. Het gaat om: beleidsvoornemens over de interne bedrijfsvoering, besluiten die rechtstreeks voortvloeien uit eerder vastgesteld beleid en besluiten die bij of krachtens wettelijk voorschrift voorbereid worden met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb.

Beleidsvoornemens over de interne bedrijfsvoering zijn bijvoorbeeld regelingen voor personele aangelegenheden (onder i). Personele regelingen raken niet de burger, maar de ambtenaar. Deze voornemens hebben betrekking op de relatie werkgever - werknemer en niet op de relatie overheid - burger. Voor deze beleidsvoornemens gelden andere kaders.

Ook besluiten die rechtstreeks voortvloeien uit eerder vastgesteld beleid zijn uitgezonderd van inspraak, omdat het eerder vastgestelde beleid vaak al na een inspraakprocedure tot stand is gekomen.

Bij besluiten die bij of krachtens wettelijk voorschrift voorbereid worden met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb is de overweging dat bij de voorbereiding van die besluiten de belanghebbenden al worden betrokken. Indien een bestuursorgaan het wenselijk acht dat ook anderen in kunnen spreken, bijvoorbeeld ingezetenen die geen belanghebbende zijn, dan bestaat de mogelijkheid om via het derde lid van dit artikel alsnog inspraak te verlenen.

Artikel 3 Inspraakgerechtigden

De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. In de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb zijn de woorden 'in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen' vervangen door: belanghebbenden. Het begrip 'belanghebbende' is in artikel 1:2 Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Awb.

Artikel 4 Inspraakprocedure

Indien een bestuursorgaan geen andere inspraakprocedure vaststelt voor inspraak, geldt de procedure van afdeling 3.4 van de Awb als de standaard inspraakprocedure.

In het tweede lid zijn mogelijke alternatieven voor afdeling 3.4 van de Awb genoemd. Ook is de mogelijkheid vermeld om deels af te wijken van de procedure van afdeling 3.4 van de Awb, bijvoorbeeld indien een kortere termijn voor terinzagelegging wenselijk wordt geacht.

Artikel 150, lid 2 Gemeentewet bepaalt dat inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 van de Awb, voor zover in de verordening niet anders is bepaald.

Er is voor gekozen om de formulering voor de te volgen inspraakprocedure uit de VNG-modelverordening aan te vullen. De reden daarvoor is dat de modelbepaling alleen een mogelijkheid biedt voor het volgen van een andere procedure dan die van afdeling 3.4 van de Awb, zonder aan te duiden wat mogelijk als alternatief gezien kan worden. De in onze formulering genoemde alternatieven zijn gebaseerd op datgene wat in de parlementaire stukken bij artikel 150 van de Gemeentewet is vermeld:

  • 1.

    In de MvT (TK 1999-2000, 27 023, nummer 3, blz. 20) staat: “Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger zal kunnen zijn als inspraak geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij staten- of raadsvergaderingen, blijft de mogelijkheid bestaan dat in de inspraakverordening voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van inspraak wordt geregeld. Aldus wordt ook recht gedaan aan het indertijd aan deze artikelen ten grondslag liggende uitgangspunt dat niet bij alle verschillende bestuurshandelingen altijd op dezelfde wijze inspraak moet worden verleend (vgl. kamerstukken II 1988/1989, 19 403, nr. 10, blz. 59 en 203).”

  • 2.

    Verder is in de MvT (TK 1999-2000, 27 023 nummer 3, artikelsgewijze toelichting bij artikelen II en III) het volgende vermeld: “Duidelijkheidshalve wordt tenslotte opgemerkt dat de zinsnede «voor zover in de verordening niet anders is bepaald» betekent dat in de provinciale of gemeentelijke verordening niet alleen geheel, maar ook gedeeltelijk kan worden afgezien van toepassing van afdeling 3.4. Dit laatste kan bijvoorbeeld geschieden in gevallen waarin het wenselijk is om wel een ontwerp ter inzage te leggen, maar de inspraak daarover op andere wijze te organiseren dan via het mondeling naar voren brengen van zienswijzen of om te werken met andere termijnen.”

Artikel 5 Eindverslag

Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Voor welke inspraakprocedure is gekozen en hoe is de procedure feitelijk verlopen? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd, enz.?

Onderdeel b betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In de MvT bij de Awb wordt opgemerkt dat in het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.

Onder c wordt voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.

In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt. De bekendmaking van de resultaten van de inspraak is uitermate belangrijk. Het ligt voor de hand om degenen die hebben ingesproken een exemplaar van het eindverslag te sturen. Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden gepubliceerd op de gemeentelijke website. Als het aantal insprekers omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking. Het is aan te bevelen om vooraf al duidelijkheid omtrent de communicatie te verschaffen.

Artikel 6 Intrekking oude verordening

Met deze bepaling wordt de bestaande inspraakverordening ingetrokken. De datum waarop de oude verordening vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt (zie artikel 7).

Artikel 7 Inwerkingtreding

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 8 Citeertitel

Behoeft geen nadere toelichting.