Regeling vervallen per 24-06-2010

Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2010

Geldend van 01-01-2010 t/m 23-06-2010

Intitulé

Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2010

Vastgesteld door het college van de gemeente Brunssum op 01 december 2009

PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      De Verordening: de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2008;

    • b.

      Kosten van de te verstrekken voorziening in natura: de kosten zoals door het college overeengekomen met de dienstverlenende organisatie die deze voorziening biedt dan wel vastgesteld op basis van de meest goedkope adequate offerte;

    • c.

      Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 4.2 landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning;

    • d.

      Collectief vervoer: regionaal deur-tot-deur vervoer voor reizigers met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van reizigers met een psychosociaal probleem waarbij het vervoermiddel gedeeld kan worden met andere reizigers, die een andere herkomst of bestemming kunnen hebben.

    • e.

      Hulp bij het huishouden basis (HbH-basis): Huishoudelijke werkzaamheden die samenhangen met beperkingen van de cliënt op het vlak van: schoonmaken van woonruimte, slaapruimte, sanitair, keuken (dagelijks of wekelijks onderhoud), verzorgen van textiel (wassen, strijken), onderhoud van kleding en schoeisel, zorg voor voeding (voorbereiden, serveren, afwassen, opruimen), bed opmaken, beperkte verzorging van huisdieren. Er wordt verondersteld dat de cliënt of personen in diens omgeving in staat is tot zelfregie over de planning van activiteiten. (Vanaf 1 januari 2010 is het uurtarief voor HbH-basis € 18,69)

    • f.

      Hulp bij het huishouden plus (HbH-plus): Naast de huishoudelijke werkzaamheden welke beschreven worden bij HbH-basis, wordt tevens gerichte hulp bij de organisatie van het huishouden vereist zoals: planning van het voeren van het huishouden (wie doet wat), aandacht voor hygiëne in huis, advies en hulp bij het kopen van levensmiddelen, beheer van de levensmiddelenvoorraad, noodzakelijke opvang van thuiswonende kinderen, instructie en voorlichting die direct is verbonden met activiteiten op het gebied van het voeren van een huishouding bijvoorbeeld stimulering bij het deels zelf kunnen uitvoeren van activiteiten. Enige begeleiding kan deel uitmaken van deze prestatie, waaronder noodzakelijke advisering aan informele zorgverleners van de cliënt. In bijzondere situaties kunnen de volgende werkzaamheden worden gevraagd: organisatie van de huishouding in verband met chronische ziekte of beperkingen, specifieke ondersteuning bij een ontregelde huishouding i.v.m. psychische problemen. (Vanaf 1 januari 2010 is het uurtarief voor HbH-plus € 22,74)

    • g.

      Individuele ondersteuning: OB-basis psychosociaal; Begeleiding Psychosociaal (H160) (Uit: NZA Nederlandse Zorg Autoriteit Beleidsregel CA-273 (Versie 2008, Pagina 10 en 11 van 35)

    • -

      Begeleiden in verband met beperkte vaardigheden die een persoon heeft (hulp bij dagelijkse bezigheden regelen, besluiten nemen, plannen en uitvoeren van taken, beheerszaken regelen, communicatie, oriëntatie naar tijd, plaats en persoon);

    • -

      Sturing ten aanzien van de organisatie van de huishouding en/of stimulering van de persoonlijke zorg (doelgericht bevorderen dat de cliënt de huishoudelijke taken of de persoonlijke zorg verricht, in onderscheid van overnemen van die zorg);

    • -

      Begeleiden bij de mogelijke integratie in de samenleving en de sociale participatie (bijvoorbeeld hulp bij de opbouw van een sociaal netwerk).

      • h.

        Individuele ondersteuning OB-psychosociaal extra Basis + module beschikbaarheid (H164)

    • -

      OB psychosociaal extra voorziet in een vergoeding van de beschikbaarheid, opgevat als tijden waarop uitvoerende beroepskrachten beschikbaar zijn voor directe zorgverlening maar niet feitelijk met die zorgverlening bezig zijn (men is oproepbaar). Uitgangspunt is de doelmatige organisatie van die beschikbaarheid.

    • -

      Indicatoren: Noodzaak van frequent oproepbare zorg (naar verwachting meerdere keren per week). Onder deze prestatie vallen ook die situaties van sterk "ontregelde gezinnen" waar niet volstaan kan worden met planbare zorg op vaste tijdstippen.

      • i.

        Individuele ondersteuning OB psychosociaal gespecialiseerd Basis + module cliëntkenmerk (H165)

    • -

      Begeleiden in verband met tekortschietende vaardigheden in het zelfregelend vermogen (dagelijkse bezigheden regelen, besluiten nemen, plannen en uitvoeren van taken, beheerszaken regelen, communicatie, sociale relaties, organisatie van de huishouding, persoonlijke zorg);

    • -

      Begeleiden bij de mogelijke integratie in de samenleving, met extra aandacht voor ontwikkeltrajecten op het vlak van wonen, werken, sociaal netwerk (doelgericht toepassen van methoden van case management).

      2.Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de Verordening en de Awb.

PARAGRAAF 2 VORM VAN TE VERSTREKKEN VOORZIENINGEN

Artikel 2 Persoonsgebonden budget

  • -
    • 1.

      Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget, vindt plaats op verzoek van de persoon met beperkingen.

    • 2.

      Het persoonsgebonden budget is inclusief onderhoud en reparatie, zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald bij de verstrekking van een voorziening in natura.

    • 3.

      Verstrekking van het persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien tijdens het onderzoek naar het recht op die verstrekking, duidelijk is geworden dat het vermoeden bestaat dat het persoonsgebonden budget niet zal worden besteed aan een adequate voorziening.

    • 4.

      De verstrekking van een persoonsgebonden budget in het kader van hulp bij het huishouden en/of individuele begeleiding wordt na toekenning op jaarbasis, in één keer uitgekeerd.

    • 5.

      Een ieder die een persoonsgebonden budget heeft gekregen, legt hier verantwoording over af binnen zes weken na afloop van de periode waarop de verstrekking betrekking heeft.

    • 6.

      De controle van de verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college, zoals bedoeld in artikel 2.2 lid 6 van de Verordening, vindt steekproefsgewijs plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar, waarbij de steekproef een minimale omvang heeft van 10 % van de verstrekte persoonsgebonden budgetten.

    • 7.

      Het persoonsgebonden budget ten behoeve van hulp bij het huishouden en/of individuele begeleiding kent een vrij besteedbaar bedrag waarover geen verantwoording verschuldigd is, ter hoogte van 1,5 % van het totaal toegekende bedrag met een minimum van € 250,00 op jaarbasis.

    • 8.

      Een toegekende verstrekking van het persoonsgebonden budget kan achteraf worden teruggevorderd of ingetrokken bij gebleken misbruik of onverantwoord gebruik van het toegekende persoonsgebonden budget.

    • 9.

      Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor individuele voorzieningen wordt een eigen bijdrage in mindering gebracht zoals bedoeld in artikel 5 of 6 van dit Besluit, tenzij anders is bepaald.

Artikel 3 Vaststelling persoonsgebonden budget bij individuele voorzieningen

  • -
    • 1.

      Voor het persoonsgebonden budget voor individuele voorzieningen, met uitzondering van de hulp bij het huishouden en individuele ondersteuning, wordt een bedrag beschikbaar gesteld dat overeenkomt met de kosten van de te verstrekken voorziening in natura.

    • 2.

      Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt als volgt berekend:

    • a.

      bij HbH basis: 75 % maal het aantal geïndiceerde uren maal € 18,69;

    • b.

      bij HbH plus: 75 % maal het aantal geïndiceerde uren maal € 22,74;

    • c.

      bij individuele ondersteuning: 75 % maal het aantal geïndiceerde uren maal het op dat moment geldige uurtarief.

    • 3.

      Bij de toekenning en vaststelling van een persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen en/of hulp bij het huishouden en/of individuele ondersteuning, wordt een eigen bijdrage in mindering gebracht, zoals vermeld in artikel 5 of 6 van dit Besluit.

PARAGRAAF 3 EIGEN BIJDRAGEN EN EIGEN AANDEEL

Artikel 4 Eigen bijdragen en eigen aandeel

  • -
    • 1.

      Personen tot 18 jaar aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend, zijn geen eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd.

    • 2.

      Voor vervoersvoorzieningen, zoals bedoeld in artikel 5.1 van de Verordening, geldt geen eigen bijdrage en/of eigen aandeel.

Artikel 5 Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel hulp bij het huishouden en/of Individuele Begeleiding

  • -
    • 1.

      De eigen bijdrage of het eigen aandeel dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 17,20 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c van dit Besluit, meer bedraagt dan € 21.703,00, het bedrag van € 17,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 21.703,00.

    • 2.

      De eigen bijdrage of het eigen aandeel dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 17,20 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c van dit Besluit, meer bedraagt dan € 14.812,00, het bedrag van € 17,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 14.812,00.

    • 3.

      De eigen bijdrage of het eigen aandeel per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of indien beiden jonger zijn dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 24,60 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c van dit Besluit, meer bedraagt dan € 26.535,00, het bedrag van € 24,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 26.535,00.

    • 4.

      De eigen bijdrage of het eigen aandeel per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 24,60 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c van dit Besluit, meer bedraagt dan € 20.431,00, het bedrag van € 24,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 20.431,00.

Artikel 6 Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel woonvoorzieningen

  • -
    • 1.

      De eigen bijdrage of het eigen aandeel dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 0,00 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c van dit Besluit, meer bedraagt dan € 21.703,00, het bedrag van € 0,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 21.703,00.

    • 2.

      De eigen bijdrage of het eigen aandeel dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 0,00 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c van dit Besluit, meer bedraagt dan € 14.812,00, het bedrag van € 0,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 14.812,00.

    • 3.

      De eigen bijdrage of het eigen aandeel per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of indien beiden jonger zijn dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 0,00 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c van dit Besluit, meer bedraagt dan € 26.535,00, het bedrag van € 0,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 26.535,00.

    • 4.

      De eigen bijdrage of het eigen aandeel per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 0,00 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c van dit Besluit, meer bedraagt dan € 20.431,00, het bedrag van € 0,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 20.431,00.

    • 5.

      De ingangsdatum van artikel 6, in afwijking van de inwerkingtreding van dit besluit per 1 juli 2008, vast te stellen op 1 oktober 2008; waarbij aanvragen die gedaan worden in de periode vanaf 1 juli tot 1 oktober 2008 worden afgehandeld conform hetgeen hierover is vastgesteld in het Wmo besluit 2007 van Brunssum.

Artikel 7 Negenendertig perioden van vier weken

  • -

    2.Indien de voorziening bestaat uit een roerende zaak of uit een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening van een woning wordt, gedurende een periode van 39 maal vier weken, een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming gedurende die periode een, met toepassing van het in artikel 4 van dit Besluit gestelde, vastgesteld bedrag in mindering gebracht.

Artikel 8 Eigen bijdrage/eigen aandeel nihil bij bepaalde woonvoorzieningen

  • -

    2.Indien de kosten van een woonvoorziening, zoals bedoeld in artikel 4.3 onderdeel b en c van de Verordening, ten hoogste € 1.361,34 bedragen, dan is de eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten nihil.

PARAGRAAF 4 WOONVOORZIENINGEN

Artikel 9 Hoogte financiële tegemoetkoming en persoonsgebonden budget in de kosten van woonvoorzieningen

  • -
    • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming, zoals bedoeld in respectievelijk artikel 4.1 onderdeel c en artikel 4.1 onderdeel d van de Verordening, wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

    • 2. De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4.3 onderdeel a van de Verordening bedraagt € 1.700,00.

    3. Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken van de woonruimte, zoals bedoeld in artikel 4.6 lid 4 van de Verordening bedraagt € 3.000,00. De financiële tegemoetkoming kan worden toegekend voor het bezoekbaar maken van maximaal één woning.

Artikel 10 Afschrijvingsregeling bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen

  • -

    2.Het in artikel 4.10 van de Verordening genoemde afschrijvingsschema voor de bouwkundige of woontechnische woonvoorziening is, ten aanzien van de terugbetaling, in het eerste jaar 100%, in het tweede jaar 90%, en vervolgens, tot en met het tiende jaar, 10% per jaar.

Artikel 11 Toepassing primaat van de losse woonunit

  • -

    2.Het bedrag bedoeld in artikel 4.5 Verordening bedraagt € 20.420,00.

PARAGRAAF 5 ROLSTOELEN

Artikel 12 Sportrolstoelen

  • -

    De hoogte van een door het college te verlenen persoonsgebonden budget voor een sportrolstoel bedraagt maximaal € 2.289,63 per 4 jaar.

Artikel 13 Levensduur rolstoelen

  • -

    Het door het college te verlenen persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt verstrekt voor een periode die gelijk is aan de door de leverancier in de offerte vastgestelde levensduur.

PARAGRAAF 6 HET LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

  • -

    2.Artikel 14 Duur persoonsgebonden budget voorziening in natura

    Het door het college te verlenen persoonsgebonden budget voor een voorziening in natura wordt verstrekt voor een periode die gelijk is aan de door de leverancier in de offerte vastgestelde levensduur.

Artikel 15 Hoogte financiële tegemoetkoming en PGB voor een vervoersvoorziening

  • -
    • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 5.1 onderdeel c Verordening wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

    • 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 5.1 onder d onderdeel 1 Verordening wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte met een maximum van € 1.313,86 voor ergonomische aanpassingen aan de auto dan wel een maximum van € 3.613,10 voor aanpassingen aan de auto ten behoeve van rolstoelvervoer.

    • 3. Binnen vijf jaar na verlening van de voorziening zoals bedoeld in lid 1 en 2 wordt een hernieuwde aanvraag voor dezelfde voorziening niet gehonoreerd, tenzij de medische omstandigheden zijn gewijzigd.

    • 4. Indien als gevolg van toepassing van dit artikel extra verzekeringskosten en hogere kosten in verband met de motorrijtuigenbelasting ontstaan, komen deze meerkosten voor vergoeding in aanmerking.

    • 5.

      De financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 5.1 onder d onderdeel 2 en 3 Verordening, bedraagt:

      a.voor het gebruik van een taxi € 1.046,55 per jaar, waarbij gebruik wordt gemaakt van vervoer door Regiotaxi Limburg;

      b.voor het gebruik van een rolstoeltaxi € 1.568,76 per jaar, waarbij gebruik wordt gemaakt van vervoer door Regiotaxi Limburg.

PARAGRAAF 7 ADVISERING EN SAMENHANGENDE AFSTEMMING

Artikel 16 Advisering

  • -
    • 5.

      1.Het bedrag waarboven ingevolge artikel 8.2 lid 2 onderdeel a Verordening, advisering moet worden gevraagd bedraagt € 25.000,00. De advisering dient te geschieden door een onafhankelijk extern adviesorgaan.

Artikel 17 Samenhang en afstemming

  • -
    • 5.

      Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de persoon met beperkingen wordt bij het verzoek inzake het advies zoals bedoeld in artikel 7.2 lid 2 van de Verordening, indien van toepassing, aandacht besteed aan:

      • a.

        de algemene gezondheidstoestand van de persoon met beperkingen;

      • b.

        de beperkingen die de persoon met beperkingen in zijn of haar functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek inclusief chronische psychische en psychosociale problemen;

      • c.

        de woning en woonomgeving van de persoon met beperkingen;

      • d.

        het psychisch en/of sociaal functioneren van de persoon met beperkingen;

      • e.

        de sociale omstandigheden van de persoon met beperkingen;

      • f.

        wensen van de persoon met beperkingen.

PARAGRAAF 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 18 Loket

  • -
    • 5.
      • 1.

        Ter uitvoering van het gestelde in de Wet, de Verordening en het Besluit is in de gemeentewinkel van de gemeente Brunssum, gevestigd op het adres Lindeplein 1 te 6444 AT Brunssum, een centraal zorgloket ingericht.

      • 2.

        Ter ondersteuning van het centrale zorgloket kunnen in de gemeente Brunssum, al dan niet per wijk, nevenvestigingen worden ingericht.

Artikel 19 Inwerkingtreding

  • -
    • 5.
      • 1.

        Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2009.

      • 2.

        Op dat tijdstip vervalt het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2008.

Artikel 20 Citeertitel

  • -
    • 5.

      Dit besluit kan worden aangehaald als: “Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2009”.

      Aldus vastgesteld door het college op 23 oktober 2009.