Verordening Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen ISD BOL 2012

Geldend van 01-07-2012 t/m heden

Intitulé

Verordening Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen ISD BOL 2012

Verordening Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen ISD BOL 2012

De raad van de gemeente Brunssum,

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders 8 mei 2012 en 5 juni 2012, met overneming van de daarin vermelde motieven;

BESLUIT:

Met ingang van 1 juli 2012 vast te stellen de volgende:

Verordening Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen ISD BOL 2012

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp);

    • b.

      het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Brunssum Onderbanken Landgraaf.

    • c.

      tegemoetkoming: een bijdrage als bedoeld in artikel 1.22 van de wet.

Artikel 2. Doelgroep

Tot de doelgroep van deze verordening behoort de ouder als bedoeld in artikel 1.6 van de wet in samenhang met artikel 1.22 van de wet.

Artikel 3. Omvang van de kinderopvang in relatie tot de tegemoetkoming

  • 1. Een tegemoetkoming wordt slechts verleend aan de ouder zoals bedoeld in artikel 2 voor het aantal af te nemen uren kinderopvang dat naar het oordeel van het dagelijks bestuur als noodzakelijk kan worden aangemerkt in verband met de combinatie van de zorg voor het kind met:

    • -

      deelname aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

    • -

      deelname aan een voorziening op grond van de Wet Inburgering;

    • -

      deelname aan onderwijs bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.2 of 2.4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten dan wel als bedoeld in de artikelen 2.8 tot en met 2.11 van de Wet studiefinanciering 2000; of

    • -

      het verrichten van betaalde werkzaamheden.

  • 2. Voor het bepalen van het noodzakelijke aantal uren kinderopvang zijn de regels die op grond van artikel 1.7 van de wet gelden met betrekking tot het maximale uren voor de bepaling van de hoogte van de kinderopvangtoeslag, van overeenkomstige toepassing voor de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming op basis van deze verordening.

Artikel 4. De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode gedurende welke de afname van kinderopvang noodzakelijk wordt geacht gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1.

  • 2. De in het eerste lid genoemde periode duurt uiterlijk tot en met de laatste dag van het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

Hoofdstuk 2 De aanvraag van een tegemoetkoming

Artikel 5. Te verstrekken gegevens bij een aanvraag tot verlening

  • 1. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van artikel 1.24 van de wet bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      naam, adres en burgerservicenummer van de ouder;

    • b.

      indien van toepassing: naam en burgerservicenummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;

    • c.

      naam, adres, geboortedatum en burgerservicenummer van het kind waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • d.

      het aantal uren per volledige maand en de periode waarin kinderopvang volgens de aanvrager noodzakelijk zal zijn;

    • e.

      een offerte of de overeenkomst van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven:

      • -

        het aantal uren kinderopvang per kind per maand,

      • -

        de kostprijs per uur,

      • -

        de ingangsdatum van de overeenkomst met het kinderopvangcentrum dan wel het gastouderbureau,

      • -

        de einddatum van de overeenkomst met het kinderopvangcentrum dan wel het gastouderbureau;

    • f.

      overige gegevens die het dagelijks bestuur nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

  • 2. De aanvraag dient te geschieden met behulp van een door het dagelijks bestuur beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 3. De aanvraag dient ondertekend te worden door de ouder en, indien van toepassing, de partner.

Hoofdstuk 3 Verlening van een tegemoetkoming

Artikel 6. Het besluit tot verlenen van de tegemoetkoming

  • 1. Het dagelijks bestuur neemt binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens een besluit op de aanvraag als bedoeld in artikel 3 van deze verordening.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan het in het eerste lid bedoelde besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het dagelijks bestuur stelt de ouder schriftelijk in kennis van het verdagen.

Artikel 7. Inhoud van de beschikking

Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:

  • a.

    de vaststelling tot welke van de in artikel 1.22 genoemde doelgroepen de ouder behoort;

  • b.

    de naam en geboortedatum van het kind waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

  • c.

    de naam en het adres van het kindercentrum of het gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;

  • d.

    de periode en de omvang van de kinderopvang per tijdvak waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;

  • e.

    de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;

  • f.

    de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

  • g.

    de voor de ouder(s) geldende verplichtingen.

Artikel 8. De bevoorschotting van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 2. Betaling van het voorschot vindt plaats nadat een kopie van de factuur van de kinderopvangcentrum of gastouderbureau over de betreffende kalendermaand door ISD BOL werd ontvangen.

Artikel 9. Ingangsdatum van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de noodzaak tot het afnemen van kinderopvang is ontstaan.

  • 2. De tegemoetkoming kan, met inachtneming van het eerste lid, niet eerder worden verleend dan met ingang van de datum waarop de overeenkomst tot het afnemen van kinderopvang ten behoeve van het betreffende kind is ingegaan.

  • 3. De tegemoetkoming kan voorts, met inachtneming van het eerste en het tweede lid, niet eerder worden verleend dan met ingang van de eerste dag van de maand voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag door het dagelijks bestuur werd ontvangen

Artikel 10. Weigeringsgronden

Er bestaat geen recht op een tegemoetkoming indien de ouder niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 2 van deze verordening.

Hoofdstuk 4 Vaststelling van de tegemoetkoming

Artikel 11. Te verstrekken gegevens bij een aanvraag tot vaststelling

  • 1. De ouder dient binnen acht weken na afloop van het kalenderjaar een aanvraag tot vaststelling van de tegemoetkoming in.

  • 2. Bij de aanvraag zoals bedoeld in het eerste lid worden de volgende stukken overgelegd:

    • a.

      een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming ziet;

    • b.

      overige gegevens die het dagelijks bestuur nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag tot vaststelling van de tegemoetkoming.

Artikel 12. Het besluit tot vaststellen van de tegemoetkoming

  • 1. Het dagelijks bestuur neemt binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens een besluit op de aanvraag als bedoeld in artikel 11 van deze verordening.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan het in het eerste lid bedoelde besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het dagelijks bestuur stelt de ouder schriftelijk in kennis van het verdagen.

Artikel 13. Verrekening met de voorschotten

De tegemoetkoming wordt, onder verrekening van de betaalde voorschotten, vier weken na vaststelling betaald.

Artikel 14. Terugvordering

  • 1. Wanneer de tegemoetkoming op een lager bedrag wordt vastgesteld dan het verleende bedrag, dan wordt het meerdere teruggevorderd.

  • 2. Het dagelijks bestuur ziet af van terugvordering op grond van het eerste lid indien:

    • -

      het terug te vorderen bedrag lager is dan €50,00 netto op jaarbasis;

    • -

      het terug te vorderen bedrag lager is dan €125,00 netto op jaarbasis én de vordering is ontstaan door toedoen van ISD BOL.

Hoofdstuk 5 Verplichtingen van de ouder

Artikel 15. Overleggen facturen

  • 1. De ouder verstrekt maandelijks aan het dagelijks bestuur een kopie van de factuur van het kinderopvangcentrum of het gastouderbureau.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde kopie van de factuur wordt uiterlijk in de derde week van de volgende kalendermaand verstrekt.

  • 3. Indien de ouder niet tijdig een kopie van de in het eerste lid bedoelde factuur overlegt, zal het besluit tot verlening worden ingetrokken met ingang van de ingangsdatum van de verlening.

Artikel 16. Aanvraag kinderopvangtoeslag

  • 1. De ouder is verplicht tijdig een aanvraag voor de kinderopvangtoeslag van de belastingdienst in te dienen.

  • 2. De ouder verstrekt binnen vier weken na verzending van het besluit tot verlening van een tegemoetkoming op grond van deze verordening een kopie van de aanvraag voor een kinderopvangtoeslag van de belastingdienst aan het dagelijks bestuur.

  • 3. Indien de ouder niet tijdig een kopie van de aanvraag voor een kinderopvangtoeslag van de belastingdienst aan het dagelijks bestuur overlegt, zal het besluit tot verlening worden ingetrokken.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 17. Overgangsrecht

  • 1. Op tegemoetkomingen met een ingangsdatum gelegen voor 1 juli 2012 blijft voor de duur van de toegekende periode de op de ingangsdatum geldende verordening van toepassing.

  • 2. Wanneer er voor het kalenderjaar 2012 door de ouder voor het betreffende kind opnieuw een tegemoetkoming wordt aangevraagd met een ingangsdatum gelegen op of na 1 juli 2012 geldt voor deze nieuwe tegemoetkoming de onderhavige verordening.

Artikel 18. Hardheidsclausule

Het dagelijks bestuur kan in bijzondere gevallen ten gunste van een belanghebbende uit de doelgroepen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van deze bepalingen tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 19. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2012.

Artikel 20. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen ISD BOL 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 juni 2012.
De Raad voornoemd,
voorzitter.
griffier.

Algemene toelichting Verordening Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen ISD BOL 2012

De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp) beoogt het ouders of verzorgers gemakkelijker te maken werk en zorg te combineren. Niet alleen werkenden kunnen een beroep doen op de Wkkp. Een aantal in de wet benoemde doelgroepen kan een beroep doen op de gemeente voor het betalen van een deel van de kosten die zij maken voor kinderopvang. De tegemoetkoming door de gemeente van een deel van de kosten voor kinderopvang wordt aangeduid met de term 'tegemoetkoming kosten kinderopvang (gemeente)'.

Artikel 25 Wkkp bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt omtrent de tegemoetkoming van de gemeente. Deze regels hebben betrekking op de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming. Deze verordening geeft uitvoering aan deze wettelijke opdracht.

De tegemoetkoming op grond van deze verordening is een subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), te weten: een aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op een bepaalde activiteit van de aanvrager. Titel 4.2 van de Awb die regels stelt over subsidies is van toepassing op de tegemoetkomingen.

De meeste gemeenten beschikken over een subsidieverordening. De vraag is aan de orde wat de verhouding is tussen de verordening sociaal medisch geïndiceerde kinderopvang ISD BOL 2012 en een andere subsidieverordening, en meer in het bijzonder of de subsidieverordening ook van toepassing is op tegemoetkomingen voor de kosten van sociaal medisch geïndiceerde kinderopvang. Deze verordening is zo opgezet dat deze geheel los staat van andere subsidieverordeningen. Andere subsidieverordeningen zijn daarom niet van toepassing op tegemoetkomingen voor de kosten van sociaal medisch geïndiceerde kinderopvang.

Hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de tegemoetkomingen

In deze verordening worden de hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de tegemoetkomingen door ISD BOL vastgelegd. Daarbij zijn twee uitgangspunten gehanteerd. Het eerste uitgangspunt is dat de uitvoeringslasten voor zowel ISD BOL als de aanvragers van de tegemoetkoming zo beperkt mogelijk moeten zijn. Het tweede uitgangspunt is dat de gemeentelijke uitgaven die gemoeid zijn met de verstrekking van de tegemoetkomingen zo goed mogelijk beheersbaar is.

De verstrekking van de tegemoetkoming vindt plaats in twee stappen Hiermee wordt aangesloten bij de Awb. De eerste stap is de beschikking tot het verlenen van de tegemoetkoming. Deze beschikking geeft de ontvanger van de tegemoetkoming een voorwaardelijke aanspraak op de tegemoetkoming tot een bepaald bedrag. De aanspraak is voorwaardelijk omdat op het moment dat de beschikking wordt afgegeven vaak nog niet zeker is of de aanvrager daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang en zich aan de opgelegde verplichtingen zal houden. Ondanks het voorwaardelijke karakter schept de subsidieverlening wel een rechtens afdwingbare aanspraak.

De tweede stap is de beschikking tot het vaststellen van de tegemoetkoming. In deze beschikking wordt vastgesteld in hoeverre de ontvanger aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan en hoeveel het uiteindelijke bedrag van de tegemoetkoming is. Met het vaststellen van de tegemoetkoming wordt de tegemoetkoming definitief. Voordat de tegemoetkoming wordt vastgesteld kan ISD BOL onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de tegemoetkoming door gegevens van de ouders te controleren en eventuele inlichtingen bij de houders van een kinderopvangorganisatie op te vragen.

Artikelgewijze toelichting Verordening Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen kinderopvang ISD BOL 2012

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Lid 1

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de Verordening moet worden gewijzigd.

Lid 2

De in lid 2 genoemde begrippen behoeven geen nadere toelichting.

Artikel 2. Doelgroep

De doelgroepen zijn beperkt tot de in de wet genoemde doelgroepen. Van de mogelijkheid om zelf doelgroepen aan te wijzen is in het kader van deze verordening geen gebruik gemaakt.

Artikel 3. Omvang van de kinderopvang in relatie tot de tegemoetkoming

Lid 1

Een tegemoetkoming wordt slechts verstrekt in zoverre kinderopvang noodzakelijk is voor de combinatie van de zorg voor het kind en de taak van de ouder waardoor deze tot de doelgroep behoort (deelname aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, participatie, inburgering, studie of het verrichten van betaald werk). Bij de bepaling van de noodzaak wordt tevens rekening gehouden met de verplichtingen van de eventuele partner van de ouder en de reistijden van de ouder en de partner. Indien de ouder gedurende meer uren gebruikt maakt van kinderopvang dan naar het oordeel van het dagelijks bestuur noodzakelijk is, dan wordt bij de bepaling van de tegemoetkoming slechts rekening gehouden met de kosten tot het maximale aantal noodzakelijke uren. De meerkosten als gevolg van het onnodig afnemen van uren worden niet meegenomen bij het bepalen van het recht op de tegemoetkoming.

Lid 2

Op grond van lid 2 zijn de regels die op grond van artikel 1.7 van de wet gelden met betrekking tot het maximale uren voor de bepaling van de hoogte van de kinderopvangtoeslag, van overeenkomstige toepassing op tegemoetkomingen die op basis van deze verordening worden verstrekt. De wettekst is op dit punt niet geheel duidelijk. Het is echter onwenselijk voor een hoger aantal uren een tegemoetkoming te verstrekken, daar over deze uren geen kinderopvangtoeslag verstrekt wordt door de belastingdienst. Hierdoor zou de ouder over deze uren geconfronteerd worden met een zeer hoge eigen bijdrage. Door de bepaling in de verordening op te nemen dat over deze uren geen tegemoetkoming wordt verstrekt, worden ouders ontmoedigd om over deze uren kinderopvang af te nemen waarmee voorkomen wordt dat er facturen niet betaald worden bij het kindercentrum of gastouderbureau.

Artikel 4. De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

Een tegemoetkoming wordt slechts verstrekt in zoverre kinderopvang noodzakelijk is voor de combinatie van de zorg voor het kind en de taak van de ouder waardoor deze tot de doelgroep behoort (deelname aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, participatie, inburgering, studie of het verrichten van betaald werk). Bij de bepaling van de noodzaak wordt tevens rekening gehouden met de verplichtingen van de eventuele partner. Indien de ouder langer gebruikt maakt van kinderopvang dan naar het oordeel van het dagelijks bestuur noodzakelijk is, dan wordt bij de bepaling van de tegemoetkoming slechts rekening gehouden met de kosten tot de maximaal noodzakelijke duur. De meerkosten als gevolg van het onnodig lang afnemen van kinderopvang worden niet meegenomen bij het bepalen van het recht op de tegemoetkoming. Indien de ouder de overeenkomst met het kindercentrum of het gastouderbureau niet tijdig opzegt, hoewel hij tijdig wist of had behoren te weten dat de noodzaak tot het afnemen van kinderopvang zou vervallen, dan wordt over de periode waarin hij onnodig gebruik maakt van de kinderopvang geen tegemoetkoming verleend.

Artikel 5. Te verstrekken gegevens bij een aanvraag tot verlening

Naast de genoemde gegevens kan het dagelijks bestuur ook andere gegevens vragen die het nodig acht om een besluit op de aanvraag te kunnen nemen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een verklaring met betrekking tot de werktijden van een ouder.

Artikel 6. Het besluit tot verlenen van de tegemoetkoming

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 7. Inhoud van de beschikking

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 8. De bevoorschotting van de tegemoetkoming

Voorschotten worden pas uitbetaald na de ontvangst van de factuur over de betreffende kalendermaand. Op deze wijze wordt voorkomen dat er voorschotten worden verstrekt terwijl de ouder geen gebruik meer maakt van de kinderopvang. Tevens kan uit de facturen blijken dat de ouder minder uren opvang afneemt dan de uren waarvoor een tegemoetkoming werd toegekend. Dit vormt aanleiding om te onderzoeken of de ouder wel heeft voldaan aan zijn inlichtingenplicht. Het is niet mogelijk naar aanleiding van een lagere factuur een lager bedrag uit te keren.

Artikel 9. Ingangsdatum van de tegemoetkoming

Aanvragen van een tegemoetkoming met terugwerkende kracht is in beperkte zin mogelijk.

Hiervoor is aansluiting gezocht bij de bepalingen die de belastingdienst hanteert met betrekking tot het aanvragen van de kinderopvangtoeslag. Op deze wijze wordt voorkomen dat ISD BOL een tegemoetkoming gaat verstrekken over een periode waarover geen kinderopvangtoeslag meer kan worden aangevraagd.

Artikel 10. Weigeringsgronden

Het verlenen van de tegemoetkoming kan geweigerd worden indien de ouder niet behoort tot de doelgoep als bedoeld in artikel 2. Een verleende tegemoetkoming dient altijd vastgesteld te worden. Bij de vaststelling kan wel blijken dat de tegemoetkoming op een lager bedrag wordt vastgesteld dan de eerdere verlening. Naast de hier genoemde weigeringsgrond, bevat ook artikel 4:35 van de Awb een aantal weigeringsgronden.

Artikel 11. Te verstrekken gegevens bij een aanvraag tot vaststelling

De verstrekking van de tegemoetkoming vindt plaats in twee stappen Hiermee wordt aangesloten bij de Awb. De eerste stap is de beschikking tot het verlenen van de tegemoetkoming. Deze beschikking geeft de ontvanger van de tegemoetkoming een voorwaardelijke aanspraak op de tegemoetkoming tot een bepaald bedrag. De aanspraak is voorwaardelijk omdat op het moment dat de beschikking wordt afgegeven vaak nog niet zeker is of de aanvrager daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang en zich aan de opgelegde verplichtingen zal houden. Ondanks het voorwaardelijke karakter schept de subsidieverlening wel een rechtens afdwingbare aanspraak.

De tweede stap is de beschikking tot het vaststellen van de tegemoetkoming. In deze beschikking wordt vastgesteld in hoeverre de ontvanger aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan en hoeveel het uiteindelijke bedrag van de tegemoetkoming is. Met het vaststellen van de tegemoetkoming wordt de tegemoetkoming definitief. Voordat de tegemoetkoming wordt vastgesteld kan ISD BOL onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de tegemoetkoming door gegevens van de ouders te controleren en eventuele inlichtingen bij de houders van een kinderopvangorganisatie op te vragen.

Zowel de verlening als de vaststelling geschiedt op aanvraag. Wanneer geen aanvraag tot vaststelling wordt ingediend, dan dient op grond van artikel 4:44 Awb er een termijn gesteld te worden waarbinnen alsnog een aanvraag ingediend kan worden. Indien binnen deze termijn wederom geen aanvraag wordt ingediend, dan dient de tegemoetkoming ambtshalve vastgesteld te worden. Daarbij dient de hoogte van de vast te stellen tegemoetkoming bepaald te worden aan hand van de beschikbare stukken. In zoverre geen stukken beschikbaar zijn waarop een vaststelling gebaseerd kan worden, dan kan de tegemoetkoming in het uiterste geval uiteindelijk zelfs op nihil vastgesteld worden.

Artikel 12. Het besluit tot vaststellen van de tegemoetkoming

Middels de jaaropgave kan beoordeeld worden of de tegemoetkoming voor het correcte percentage werd verleend. Mogelijk is het inkomen van de ouder en diens eventuele partner achteraf toch hoger dan verwacht. Een verleende tegemoetkoming kan alleen op het bedrag van de verlening worden vastgesteld of lager. Op grond van de Awb kan een tegemoetkoming nooit hoger worden vastgesteld dan het verleende bedrag.

Artikel 13. Verrekening met de voorschotten

De vergoeding wordt, onder verrekening van de betaalde voorschotten, vier weken na vaststelling betaald.

Artikel 14. Terugvordering

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 15. Overleggen facturen

Indien niet voldaan wordt aan de geldende verplichtingen, dan kan de vergoeding lager vastgesteld worden.

Artikel 16. Aanvraag kinderopvangtoeslag

De ouder dient tijdig een aanvraag voor de kinderopvangtoeslag bij de belastingdienst in te dienen. Daarnaast dient de ouder binnen vier weken na verzending van het besluit tot voorlopige toekenning van een tegemoetkoming op grond van deze verordening een kopie van de aanvraag voor een kinderopvangtoeslag van de belastingdienst aan het dagelijks bestuur te verstrekken.

Wanneer de ouder niet aan bovengenoemde verplichtingen voldoet, bestaat er geen recht op een tegemoetkoming. Op deze wijze wordt voorkomen dat ISD BOL een tegemoetkoming moet verstrekken terwijl er mogelijk desondanks een betalingsachterstand bij de opvangorganisatie ontstaat, als gevolg van het niet verstrekken van de kinderopvangtoeslag door de belastingdienst.

Artikel 17. Overgangsrecht

Daar de tegemoetkoming per kalenderjaar opnieuw moet worden aangevraagd en de toekenning plaats kan vinden tot uiterlijk 1 januari van het volgende kalenderjaar, zullen er veel tegemoetkomingen voorlopig zijn of worden toegekend voor een periode vanaf een datum gelegen voor 1 juli 2012 tot een datum gelegen na 1 juli 2012. Het is niet wenselijk wanneer er per 1 juli steeds een nieuwe beoordeling zou moeten plaatsvinden aan hand van de nieuwe verordening. In zoverre een tegemoetkoming voorlopig wordt toegekend met een ingangsdatum gelegen voor 1 juli 2012 blijft daarom de op 1 januari 2012 voor de betreffende gemeente geldende verordening voor de gehele toegekende periode van toepassing. Wanneer er sprake is van een tussentijdse mutatie blijft de oude verordening van toepassing. Er is sprake van een tussentijdse mutatie wanneer er meer of minder uren worden afgenomen of wanneer de periode waarvoor een tegemoetkoming wordt verstrekt langer of juist korter wordt. Eindigt de tegemoetkoming in de loop van het jaar 2012 omdat de kinderopvang stopt en wordt er vervolgens een nieuwe tegemoetkoming aangevraagd omdat er wederom kinderopvang wordt afgenomen voor een periode beginnend op of na 1 juli 2012 dan geldt voor deze nieuw toe te kennen tegemoetkoming de onderhavige verordening.

Artikel 18. Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 19. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2012.

Artikel 20. Citeertitel

In dit artikel is de citeertitel neergelegd van deze verordening.