Regeling vervallen per 20-10-2016

Tijdelijke verordening persoonlijk participatiebudget Brunssum 2014

Geldend van 01-01-2014 t/m 19-10-2016

Intitulé

Tijdelijke verordening persoonlijk participatiebudget Brunssum 2014

Raadsbesluit

De Raad van de gemeente Brunssum

Overwegende, het advies van de Adviesraad Wmo Brunssum d.d. 20 augustus 2013,

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 augustus 2013,

Gelet op artikel 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning, artikel 149 van de Gemeentewet en de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht,

Besluit:

  • 1.

    Intrekken van de Verordening Persoonlijk Participatiebudget Brunssum 2012 m.i.v. 2014

  • 2.

    In werking treden van de tijdelijke Verordening Persoonlijk Participatiebudget 2014 m.i.v. 2014

Vast te stellen de volgende:

“TIJDELIJKE VERORDENING PERSOONLIJK PARTICIPATIEBUDGET BRUNSSUM 2014”

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders van Brunssum;

  • b.

    maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoersmiddel en het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

  • c.

    persoon met beperkingen: een persoon die bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoersmiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden, beperkingen heeft;

  • d.

    persoonlijk participatiebudget: cheques die verstrekt worden aan een persoon met beperkingen om diensten in te kopen bij in het gemeentelijke zorgregister geregistreerde aanbieders, die op basis van het aantal ontvangen cheques een subsidie maatschappelijke participatie ontvangen van de gemeente;

  • e.

    geregistreerde aanbieders: aanbieders die door de gemeente erkend en geregistreerd zijn als leverancier van diensten in het kader van deze verordening in het gemeentelijk zorgregister;

  • f.

    indicatieprotocol: het indicatieprotocol, zoals in de verordening Wet maatschappelijke ondersteuning genoemd;

  • g.

    ICF: 'International Classification of Functioning, Disability and Health'. Het ICF betreft een uniform begrippenkader, dat gehanteerd wordt als afwegingskader en als grondslag om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen of te typeren. De gemeente Brunssum gebruikt het ICF.

Artikel 2 Doel van de verordening

Het doel van deze verordening is maatschappelijke participatie te bevorderen.

Artikel 3. Rechthebbende op persoonlijk participatiebudget

  • 1. De persoon met een beperking die op grond van de Verordening persoonlijke participatiebudget Brunssum een beschikking heeft ontvangen waarbij een participatiebudget is toegekend en wiens duur van de indicatie op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning niet is geëindigd. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen personen met een zware beperking en personen met een lichte beperking. De beperking wordt als zwaar of licht gekwalificeerd op grond van de ICF-classificatie.

  • 2. Mensen die als zwaar beperkt geclassificeerd worden komen op grond van de indicatie voor de voorziening hulp bij het huishouden in aanmerking voor lichte (opruimen, stoffen, e.d.) en zware huishoudelijke hulp (dweilen, badkamer poetsen, e.d.). Mensen die als licht beperkt geclassificeerd worden komen op grond van de indicatie voor de voorziening hulp bij het huishouden alleen in aanmerking voor het zware huishoudelijke werk. Zij zijn nog in staat om licht huishoudelijk werk zelf te verrichten.

Artikel 4 Vorm en hoogte van het participatiebudget

  • 1. De persoon met een beperking, waarbij de beperking als zwaar is gekwalificeerd conform artikel 3 lid 1, ontvangt een persoonlijk participatiebudget van maximaal € 1.560,= per jaar in de vorm van cheques.

  • 2. De persoon met een beperking, waarbij de beperking als licht is gekwalificeerd conform artikel 3 lid 1, ontvangt een persoonlijk participatiebudget van maximaal € 780,= per jaar in de vorm van cheques.

  • 3. De hoogte van het persoonlijk participatiebudget is naar rato van de ingangsdatum van de afgegeven indicatie.

  • 4. De hoogte van het persoonlijk participatiebudget is naar boven of naar beneden afgerond op tientallen euro’s.

Artikel 5 Verstrekking van het participatiebudget

  • 1. De cheques worden éénmaal per kalenderjaar verstrekt aan klanten, waarbij de klant zich moet identificeren via een wettelijk geldig identiteitsbewijs en tevens een ontvangstbewijs moet ondertekenen i.v.m. de ontvangst van cheques.

  • 2. De cheques kunnen besteed worden aan activiteiten gericht op maatschappelijke participatie

  • 3. De cheques kunnen uitsluitend ingezet worden bij één of meer bij de gemeente geregistreerde aanbieders.

Artikel 6 Verplichtingen

De persoon met beperkingen doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging schriftelijke mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht of de hoogte hiervan.

Artikel 7 Verval van het recht

Het recht op een participatiebudget vervalt op het moment dat de duur van de indicatie op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning van de rechthebbende is geëindigd.

Artikel 8 Wijziging of intrekking

  • 1. Indien het college constateert dat zich bij een persoon met meerdere beperkingen één of meerdere beperkingen niet meer voordoen, terwijl er alsnog beperkingen aanwezig blijven, kan het college het participatiebudget wijzigen.

  • 2. Indien het college constateert dat zich bij een persoon met beperkingen geen beperkingen meer voordoen, kan zij het participatiebudget intrekken.

  • 3. Het persoonlijk participatiebudget wordt ingetrokken indien bij de klant sprake is van regieverlies over zijn/haar huishouden op grond van ICF-classificering bij de toekenning van hulp bij het huishouden.

  • 4. Indien het college constateert dat het persoonlijke participatie niet op een behoorlijke wijze is besteed, kan zij overgaan tot het geheel of gedeeltelijk intrekken van het participatiebudget.

  • 5. Indien het college constateert dat gegevens verstrekt zijn die onjuist of onvolledig zijn, maar het persoonlijk participatiebudget reeds is toegekend en deze gegevens leiden tot een ten onrechte verstrekt of ten onrechte te hoog verstrekt persoonlijk participatiebudget, kan het persoonlijke participatiebudget geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken.

  • 6. Indien de persoon met beperkingen op grond van een beschikking van het college geen respectievelijk minder recht heeft op een individuele voorziening hulp bij het huishouden, wordt het recht op het persoonlijk participatiebudget ingetrokken respectievelijk gewijzigd vastgesteld.

Artikel 9 Terugvordering

  • 1. Indien op grond van artikel 9 van deze verordening het participatiebudget wijzigt, gedeeltelijke of geheel is ingetrokken en hierdoor een gedeelte of het gehele participatiebudget ten onrechte is uitbetaald, kan het college deze onverschuldigde betaling terugvorderen.

  • 2. Indien het recht op het persoonlijk participatiebudget ingetrokken respectievelijk gewijzigd vastgesteld is op grond van het gestelde in artikel 9 lid 5 van deze verordening dan dient de persoon met beperkingen de aan hem/haar verstrekte en nog niet bestede cheques binnen 10 werkdagen bij het Wmo-loket van de gemeente Brunssum in te leveren.

  • 3. Het college kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen.

Artikel 10 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de persoon met beperking afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 11 Intrekking oude regeling

De Verordening persoonlijk participatiebudget Brunssum wordt per 1 januari 2014 ingetrokken.

Artikel 12 Overgangsrecht

  • 1. Aanvragen voor een persoonlijk participatiebudget op grond van de verordening bedoeld in artikel 3, die vóór 1 januari 2014 zijn ingediend, maar waarop nog geen beschikking is afgegeven, worden afgehandeld op grond van de Verordening persoonlijk participatiebudget Brunssum.

  • 2. Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 3, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 3. Voor Bezwaar- en beroepszaken die betrekking hebben op de periode voorafgaande aan de inwerkingtreding van dezE verordening, gelden de bepalingen uit de Verordening persoonlijke participatiebudget Brunssum.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Tijdelijke verordening persoonlijk participatiebudget Brunssum 2014”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 1 oktober 2013

De Raad voornoemd,

voorzitter
griffier

Toelichting op de Verordening persoonlijk participatiebudget Brunssum

Wettelijk kader

De Verordening persoonlijk participatiebudget Brunssum is gebaseerd op de Wet maatschappelijke ondersteuning. Het doel van deze wet is participatie mogelijk maken voor mensen met een beperking, voor wie deelname aan de samenleving niet vanzelfsprekend is.

Beleidskader

In de nota Doorontwikkeling Wmo die op 10 mei 2011 door de gemeenteraad is vastgesteld is aangegeven dat het persoonlijk participatiebudget ingezet kan worden voor het inkopen van collectief aangeboden diensten c.q. collectieve voorzieningen. Voor de invoering van het persoonlijk participatie budget wordt gewerkt met een systeem van dienstencheques (en/of vouchers)

Toelichting op artikel 2

Doel van de regeling

Het is een gemeentelijke verantwoordelijkheid om het deelnemen aan de samenleving voor alle burgers mogelijk te maken. In de aanpak die wij voor staan, wordt de klant, uitgaande van zijn/haar zelfredzaamheid, sterk ondersteund bij de verduidelijking van de hulpvraag en de inzet en organisatie van de hulp. Van belang is het versterken van het eigen sociale netwerk en waar nodig het actief ontwikkelen hiervan. Een goed netwerk rondom de klant voorkomt immers een sociaal isolement en maakt deelnemen aan activiteiten een stuk eenvoudiger te realiseren.

Toelichting op artikel 3

Rechthebbende op persoonlijk participatiebudget

De Tijdelijke verordening participatiebudget Brunssum 2014 kent een beperkte doelgroep. De verordening is bedoeld om het recht op het persoonlijk participatiebudget aan een tijdelijkheid te binden. In kader van de compensatie van de beperkingen van de rechthebbenden, is besloten om een collectieve voorziening in het leven te roepen, die adequate voorziening is. Hiermee wordt de noodzaak voor het persoonlijk participatiebudget weggenomen. Gezien het feit dat de gemeente Brunssum vrij is in het bepalen van het beleid rondom het compensatiebeginsel van artikel 4 Wet maatschappelijke ondersteuning, kan zij kiezen voor een bepaalde invulling van het compensatiebeginsel door een collectieve voorziening. De collectieve voorziening, die door Betere Buren BV wordt uitgevoerd geeft dezelfde voorzieningen als met het persoonlijke participatiebudget konden worden bereikt. Voor personen die na 1 januari 2014 nog een indicatie op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning krijgen, geldt dat zij gecompenseerd zullen worden door de voornoemde collectieve voorziening.

Voor degene die reeds rechthebbenden zijn in kader van de verordening geldt dat zij hun recht op persoonlijk participatiebudget behouden tot het einde van de duur van hun indicatie op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

De regeling onderscheidt een tweetal groepen rechthebbenden. De maatwerker geeft aan op grond van het ICF of er sprake is van een zware of een lichte beperking. Indien er meerdere beperkingen zijn, dient de maatwerker voor iedere beperking afzonderlijk te bepalen of er sprake is van een zware of lichte beperking. Indien een persoon met beperkingen zowel een of meer zware beperkingen heeft als ook een of meer lichte beperkingen, is hij een rechthebbende met zware beperking. Mensen die als zwaar beperkt geclassificeerd worden komen op grond van de indicatie voor voorziening hulp bij het huishouden in aanmerking voor lichte (opruimen, stoffen, e.d.) en zware huishoudelijke hulp (dweilen, badkamer poetsen, e.d.). Mensen die als licht beperkt geclassificeerd worden komen op grond van de indicatie voor voorziening hulp bij het huishouden alleen in aanmerking voor het zware huishoudelijke werk. Zij zijn nog in staat om licht huishoudelijk werk zelf te verrichten. Kort samengevat:

Lichte beperking

afbeelding binnen de regeling

Zwaar huishoudelijk werk

Zware beperking

afbeelding binnen de regeling

Licht huishoudelijk werk

Zwaar huishoudelijk werk

Toelichting op artikel 4

Vorm en hoogte van het participatiebudget

Bij het vaststellen van de hoogte van het participatiebudget is gekeken naar de mogelijkheden om collectieve diensten in te kopen. Per jaar komen klanten in aanmerking voor een maximaal bedrag. Dit bedrag, het persoonlijk participatiebudget, wordt omgezet naar cheques ad € 10,= per stuk. Het bedrag is zodoende afgerond naar tientallen in euro’s. Bij € 4,= of minder is naar beneden afgerond. Bij € 5,= of meer is naar boven afgerond.

Daar waar gesproken wordt over een jaar wordt bedoeld een kalenderjaar.

Toelichting op artikel 5

Verstrekking van het participatiebudget

De cheques worden voorlopig éénmaal per kalenderjaar verstrekt aan klanten, waarbij de klant zich moet identificeren en een ontvangstformulier moet ondertekenen voor de ontvangst van de cheques. De klant dient zich te identificeren middels een geldig wettelijk identiteitsbewijs.

Om het participatiebudget in de vorm van cheques te kunnen gebruiken, is een systeem voor de inkoop van collectieve voorzieningen gecreëerd, waar klanten diensten kunnen afnemen. Uiteindelijk leveren de klanten de cheques in bij aanbieders die bij de gemeente geregistreerd zijn. Dit zijn vier typen aanbieders.

  • 1.

    Buurtbeheerbedrijf Betere Buren: hier kan iemand een collectieve dienst inkopen, zoals wassen en strijken.

  • 2.

    Voor HbH gecontracteerde zorgorganisaties: bijv. iemand ontvangt zorg in natura van een hulp die werkzaam is bij een gecontracteerde zorgorganisatie. Binnen de indicatie voor individuele voorziening hulp bij het huishouden (HbH) verzorgt deze hulp geen wassen en strijken meer. Met het participatiebudget kunnen extra minuten individuele hulp door de eigen hulp ingekocht worden.

  • 3.

    PGB-hulpen: het gestelde onder 2 geldt ook voor klanten met een alfahulp. Bovendien kunnen alfahulpen ook aanvullende diensten verrichten, zoals boodschappen doen.

  • 4.

    Welzijnsaanbieders: waaronder CMWW. Hier kunnen bijv. ontmoetingsgerichte activiteiten ingekocht worden, zoals deelname aan het eetpunt of de belbus.

De activiteiten van de aanbieders moeten gericht zijn op maatschappelijke participatie.

Toelichting op artikel 6

Verplichtingen

Aan het verkrijgen van een recht op een persoonlijk participatiebudget worden tevens verplichtingen verbonden. Het betreft hier een verplichting tot het verstrekken van inlichtingen. Deze verplichting blijft gedurende de gehele periode van het recht op persoonlijk participatiebudget bestaan. Om het recht te kunnen blijven bepalen of om te kunnen bepalen of dat er sprake is van een wijziging in de vorm van de beperking(en), te weten zwaar en licht, dient het college te beschikken over informatie. De persoon met beperkingen dient deze informatie (inlichtingen) te verstrekken. De informatieverstrekking is van wezenlijk belang voor de rechtmatigheid van de toekenning en het behoud van het recht en de hoogte hiervan.

Toelichting op artikel 7

Verval van het recht

Het recht op een participatiebudget vervalt op het moment dat de duur van de indicatie op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning van de rechthebbende is geëindigd. De verordening kent een tijdelijk karakter. Een rechthebbende vervliest zijn recht op persoonlijke participatiebudget op het moment dat de duur van zijn indicatie op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning eindigt. Dit is een natuurlijk moment voor hem/haar om over te stappen op de collectieve voorziening.

Toelichting op artikel 8

Wijziging of intrekking

In de situatie van de persoon met beperkingen kunnen zich wijzigingen voordoen, die van invloed zijn op het recht of de hoogte van het recht. Tevens moet het voor het college mogelijk zijn om bij een onjuiste vaststelling van het recht, het onterecht of gedeeltelijk toegekende recht geheel of ten dele in te trekken. Het recht op het persoonlijk participatiebudget is gekoppeld aan de beschikking toekenning individuele voorziening hulp bij het huishouden. Indien het recht op deze individuele voorziening vervalt of de hoogte wijzigt, heeft dit consequenties voor het toegekende persoonlijk participatiebudget.

Het participatiebudget wordt ingetrokken bij mensen met regieverlies die daardoor weinig overzicht hebben over het voeren van een huishouden. Of iemand regieverlies heeft wordt vastgesteld volgens de ICF-classificatie die gehanteerd wordt bij het vaststellen of iemand in aanmerking komt voor de individuele voorziening ‘hulp bij het huishouden’. Denk hierbij aan mensen die beginnend dementerend zijn, ontregelde gezinnen of mensen met bepaalde GGZ-ziektebeelden. Voor deze huishoudens blijft zorg in natura over het algemeen een betere compensatie.

Toelichting op artikel 9

Terugvordering

Indien er een omstandigheid heeft voorgedaan, waardoor ten onrechte of teveel is uitbetaald (via dienstencheques), moet het college de mogelijkheid hebben het onverschuldigde bedrag terug te halen.

Toelichting op artikel 10

Hardheidsclausule

Er kunnen zich situaties en omstandigheden voordoen op grond waarvan het onredelijk zou zijn om de bepalingen uit deze verordening zonder meer toe te passen. Artikel 10 geeft het college al dan de mogelijkheid om af te wijken.

Toelichting op artikel 11

Intrekking oude regeling

Om geen overlapping c.q. onduidelijkheid te hebben over welke verordening van toepassing is, dient de Verordening persoonlijk participatiebudget Brunssum te worden ingetrokken op het moment dat de nieuwe verordening in werking treedt.

Toelichting op artikel 12

Overgangsrecht

Er dient duidelijkheid te zijn omtrent het handelen met betrekking tot vóór de inwerkingtreding van de verordening ingediende aanvragen, genomen besluiten en bezwaar- en beroepszaken in kader van de Verordening persoonlijk participatiebudget Brunssum. Het overgangsrecht regelt dit.

Toelichting op artikel 13

Inwerkingtreding

De regeling zal inwerking treden op 1 januari 2014. De datum is in kader van wet- en regelgeving een gebruikelijke datum, die voor rechthebbende gemakkelijker is te onthouden.

Toelichting op artikel 14

Citeertitel

De citeertitel geeft aan dat de verordening van tijdelijke aard is.