Regeling vervallen per 01-01-2012

Beleidsregels Wet Inburgering

Geldend van 01-08-2010 t/m 31-12-2011

Intitulé

BELEIDSREGELS WET INBURGERING

Burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum;

Overwegende dat de raad op 20 juli 2010 de Verordening Wet Inburgering heeft vastgesteld;

Overwegend dat het omwille van effectiviteit van beleid, gelijkheid in behandeling en rechtszekerheid voor de burgers wenselijk is beleidsregels vast te stellen omtrent de uitvoering van de Wet Inburgering en de verordening voornoemd;

Gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

besluiten vast te stellen de:

BELEIDSREGELS WET INBURGERING

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • a. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Brunssum;

    • b.

      de wet: de Wet Inburgering;

    • c.

      de beleidsregels: Beleidsregels Wet Inburgering

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt.

Hoofdstuk 2 Ontheffing

Artikel 2 Ontheffing

Het college verleent ontheffing van de inburgeringsverplichting indien het op grond van door de inburgeringsplichtige geleverde inspanningen tot het oordeel komt dat het voor hem niet mogelijk is het inburgeringsexamen te behalen als bedoeld in artikel 31 lid 2 onder c van de wet, indien:

  • a.

    De inburgeringsplichtige een verklaring van de onderwijsinstelling of een andere deskundige overlegt waaruit blijkt dat bij de inburgeringsplichtige het leervermogen ontbreekt om het inburgeringsexamen te halen, óf

  • b.

    De resultaten van het examen aanleiding geven te veronderstellen dat de inburgeringsplichtige blijvend niet in staat zal zijn het inburgeringsexamen te halen, mits gebleken is dat:

    • 1.

      De inburgeringsplichtige een cursus heeft ingekocht; én

    • 2.

      De inburgeringsplichtige een cursus heeft gevolgd en afgemaakt; én

    • 3.

      De inburgeringsplichtige minstens drie maal examen heeft afgelegd.

Hoofdstuk 3 Vergoedingen

Artikel 3 Herexamen

Indien de inburgeringsplichtige/vrijwillige inburgeraar het inburgeringexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II niet in één keer behaalt, komen de kosten voor een herexamen voor rekening van de inburgeringsplichtige/vrijwillige inburgeraar.

Artikel 4 Reiskosten

  • 1. De inburgeringsplichtige/vrijwillige inburgeraar, aan wie een voorziening door de gemeente is aangeboden, heeft recht op vergoeding van de aan de voorziening verbonden reiskosten op basis van de kosten van openbaar vervoer op de goedkoopste wijze. Deze reiskosten worden aan de inburgeringsplichtige uitbetaald via het bedrijf dat de voorziening uitvoert.

  • 2. De inburgeringsplichtige/vrijwillige inburgeraar, welke gebruik maakt van het persoonlijk inburgeringsbudget, heeft recht op vergoeding van de aan de voorziening verbonden reiskosten op basis van de kosten van openbaar vervoer op de goedkoopste wijze. Een opgave van de reiskosten dient te worden meegenomen in de opgave als bedoeld in artikel 6 lid 3 onder b en artikel 13 lid 3 onder b van de verordening.

Artikel 5 Medische keuring

De kosten van een medische keuring komen voor rekening van de inburgeringsplichtige/vrijwillige inburgeraar.

Hoofdstuk 4 Kinderopvang

Artikel 6 Kinderopvang

  • 1. Kinderopvang is een eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige/vrijwillige inburgeraar.

  • 2. Het college zal zich maximaal inspannen om randvoorwaarden te scheppen voor het creëren van kinderopvang, zodat het aanbod van kinderopvang geen beletsel is voor de inburgeringsplichtige/vrijwillige inburgeraar om zijn inburgeringstraject te volgen.

Hoofdstuk 5 De bestuurlijke boete

Artikel 7 Indeling in categorieën

Het niet of onvoldoende nakomen van de zowel in de wet als de verordening opgenomen als de bij beschikking opgelegde verplichtingen, wordt onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    eerste categorie

    het geen gehoor geven aan een oproep van het college om te verschijnen en gegevens te verstrekken of onvoldoende medewerking verlenen aan het onderzoek in verband met het aanbieden van een voorziening of het vaststellen van de start van de termijn van handhaving (artikel 25 lid 4 van de wet en artikel 10 lid 1 van de verordening);

  • 2.

    tweede categorie

    geen of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening of aan de bij verordening vastgestelde verplichtingen in het kader van een dergelijke voorziening (artikel 23 lid 1 van de wet en artikel 8 en artikel 10 lid 2 van de verordening);

  • 3.

    derde categorie het niet binnen de voor hem geldende wettelijke termijn behalen van het examen (artikel 7 lid 1 van de wet, artikel 31 lid 2 onder a van de wet en artikel 10 lid 3 van de verordening).

Artikel 8 Hoogte van de bestuurlijke boetes

  • 1. Bij overtredingen van de eerste categorie is de volgende boete van toepassing:

    Overtreding

    Bestuurlijke boete

    1e keer

    Geen bestuurlijke boete

    2e keer

    Bestuurlijke boete € 75

    3e keer en vaker binnen 12 maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding

    Bestuurlijke boete € 125 per keer

  • 2. Bij overtredingen van de tweede categorie is de volgende boete van toepassing:

    Overtreding

    Bestuurlijke boete

    1e keer

    Geen bestuurlijke boete

    2e keer

    Bestuurlijke boete € 150

    3e keer en vaker binnen 12 maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding

    Bestuurlijke boete € 250 per keer

  • 3. Bij overtredingen van de derde categorie is de volgende boete van toepassing:

    Overtreding

    Bestuurlijke boete

    1e keer niet verwijtbaar (artikel 7 juncto Artikel 31 lid 2 onder a van de wet)

    Geen bestuurlijke boete,

    Hersteltermijn 6 maanden

    1e keer verwijtbaar (artikel 7 juncto Artikel 31 lid 1 juncto Artikel 32 van de wet)

    Bestuurlijke boete € 100,

    Hersteltermijn 6 maanden

    2e keer niet verwijtbaar (artikel 33 lid 1 juncto Artikel 31 lid 2 van de wet)

    Geen bestuurlijke boete,

    Hersteltermijn 12 maanden

    2e keer verwijtbaar (artikel 33 lid 1 juncto Artikel 32 van de wet)

    Bestuurlijke boete € 200,

    Hersteltermijn 12 maanden

    3e keer en vaker niet verwijtbaar (artikel 33 lid 2 juncto Artikel 31 lid 2 van de wet)

    Geen bestuurlijke boete,

    Hersteltermijn 24 maanden

    3e keer en vaker verwijtbaar (artikel 33 lid 2 van de wet)

    Bestuurlijke boete € 500, ieder 2 jaar

    Hersteltermijn 24 maanden

Artikel 9 Afstemming

  • 1. Indien de ernst van de gedraging, de mate waarin de inburgeringsplichtige de gedraging verweten kan worden of de omstandigheden waarin hij verkeert daartoe aanleiding geven, kunnen de bestuurlijke boetes, bedoeld in artikel 8 worden verlaagd of verhoogd. Van het opleggen van een bestuurlijke boete wordt in elk geval afgezien indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 2. De verlaging en verhoging van de bestuurlijke boete, bedoeld in lid 1 van dit artikel bedraagt 50%.

  • 3. Van verminderde verwijtbaarheid is in ieder geval sprake indien de overtreding, gelet op de geestelijke toestand van de inburgeringsplichtige, hem niet volledig kan worden aangerekend.

  • 4. Van het ontbreken van verwijtbaarheid is in ieder geval sprake indien de overtreding, gelet op de geestelijke toestand van de inburgeringsplichtige, hem niet kan worden aangerekend.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 augustus 2010, zijnde de datum waarop de Verordening Wet Inburgering in werking treedt.

Artikel 11 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien toepassing van de beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 12 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Wet Inburgering.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 27-07-2010,

Het college van burgemeester en wethouders van Brunssum,

burgemeester
secretaris

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 2 Ontheffing

Het college heeft de bevoegdheid iemand te ontheffen van zijn inburgeringsplicht, op basis van medische gronden. Dit is geregeld in de wet, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering. In deze beleidsregels wordt ontheffing als bedoeld in artikel 31 lid 2 onder c van de wet uitgewerkt. Het betreft de mogelijkheid tot ontheffing gedurende het traject (wegens het ontbreken van leervermogen) en de mogelijkheid tot ontheffing aan het einde van het traject (als gevolg van de resultaten van het examen).

Artikel 3 Herexamen

Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. Indien de inburgeringsplichtige/vrijwillige inburgeraar het examen de eerste maal niet behaalt, moet deze zelf de kosten van een herexamen betalen.

Artikel 4 Reiskosten

De reiskosten voor de inburgeringsplichtige/vrijwillige inburgeraar worden vergoed op basis van de kosten van openbaar vervoer op de goedkoopste wijze. Indien de inburgeringsplichtige/vrijwillige inburgeraar een aanbod heeft gekregen van de gemeente, worden de reiskosten vergoed via het bedrijf dat de voorziening uitvoert. Indien de inburgeringsplichtige/vrijwillige inburgeraar gebruik maakt van het PIB, dient hij de kosten mee te nemen in het PIB. In het laatste geval kunnen de reiskosten niet apart worden vergoed.

Artikel 5 Medische keuring

De inburgeringsplichtige/vrijwillige inburgeraar moet zelf de kosten van een eventuele medische keuring betalen. Indien de inburgeringsplichtige/vrijwillige inburgeraar een WWB-uitkering ontvangt onderzoekt de medewerker inburgering in hoeverre een medische keuring deel kan uitmaken van een reïntegratietraject in het kader van het Participatiebudget.

Artikel 6 Kinderopvang

Het gebrek aan voldoende kinderopvang kan leiden tot stagnatie bij het volgen van een inburgerings- of taalkennisvoorziening. Aangezien kinderopvang onder marktwerking valt, heeft de gemeente daar geen invloed op. Wel zal met de inburgeringsplichtige actief worden

Artikel 7 Indeling in categorieën

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 8 Hoogte van de bestuurlijke boetes

Alvorens wordt overgegaan tot oplegging van een bestuurlijke boete wordt de inburgeringsplichtige schriftelijk in kennis gesteld van het voornemen om hem een boete op te leggen en wordt hij in de gelegenheid gesteld binnen een termijn van twee weken zijns zienswijze daarop kenbaar te maken. Een en ander in verband met het bepaalde in artikel 4:8 Algemene wet bestuursrecht.

Overtredingen van de eerste categorie:

Nadat een potentieel inburgeringsplichtige is opgeroepen voor een intakegesprek, moet deze conform de wet verschijnen. Indien de persoon niet verschijnt op de afspraak wordt eenmalig een waarschuwingsbrief gestuurd met een nieuwe afspraak. Indien de persoon vervolgens wederom geen gehoor geeft aan de oproep, wordt een bestuurlijke boete opgelegd van € 75. Bij recidive binnen twaalf maanden na de vorige overtreding wordt de boete verhoogd tot € 125 zonder dat daarvoor opnieuw een hersteltermijn wordt afgegeven.

Wanneer een afspraak voor de tweede keer (zonder gegronde reden) door een potentieel inburgeringsplichtige wordt verzet, wordt dit gelijkgesteld aan het niet meewerken aan het inburgeringsonderzoek. Indien de persoon wel verschijnt op het intakegesprek, maar niet of onvoldoende meewerkt, wordt eenmalig een nieuwe afspraak gemaakt middels het versturen van een waarschuwingsbrief met een voornemen tot het opleggen van een boete (nieuwe afspraak binnen maximaal 2 weken na oorspronkelijke afspraak). Indien de persoon vervolgens wederom geen of onvoldoende medewerking verleent tijdens de intake, wordt een bestuurlijk boete opgelegd van € 75. Bij recidivegedrag wordt dit bedrag verhoogd tot € 250.

De intake is onder meer bedoeld om de inburgeringsplicht vast te stellen en de termijnen die hieruit voortvloeien te handhaven. Wanneer de potentiële inburgeringsplichtige bij herhaling geen gehoor geeft aan de oproep voor een intake of de afspraak daartoe bij herhaling verplaatst, wordt er vanuit gegaan dat er een inburgeringsplicht bestaat en wordt hieromtrent een beschikking afgegeven.

Overtredingen van de tweede categorie

Indien de persoon niet voldoet een de wet, de verordening en/of in de individuele beschikking gestelde voorwaarden, wordt eerst een gesprek geboerd met de deelnemer en worden de in het gesprek gemaakte afspraken vastgelegd in een brief. In deze brief wordt tevens het voornemen tot het opleggen van een boete kenbaar gemaakt, wanneer de inburgeringsplichtige zich niet houdt aan de gemaakte afspraken.

Indien de persoon vervolgens wederom geen medewerking verleent, wordt een bestuurlijke boete opgelegd van € 150 en wordt een gesprek gevoerd met de inburgeringsplichtige.

Bij recidivegedrag binnen twaalf maanden na de vorige overtreding wordt een boete opgelegd van € 250 en wordt een gesprek gevoerd met de deelnemer. Afhankelijk van de inhoud van dit gesprek wordt een trajectaanbod overwogen.

Overtredingen van de derde categorie

Indien een inburgeringsplichtige niet verwijtbaar niet tijdig het inburgeringexamen heeft gehaald (artikel 7 juncto artikel 31 lid 2 onder a van de wet) wordt geen bestuurlijke boete opgelegd en wordt een hersteltermijn geboden van 6 maanden.

Indien een inburgeringsplichtige verwijtbaar niet tijdig het inburgeringsexamen heeft gehaald (artikel 7 juncto artikel 31 lid 1 juncto artikel 32 van de wet) wordt een bestuurlijke boete opgelegd van € 100 en wordt een gesprek gevoerd met de deelnemer. Er wordt een hersteltermijn geboden van 6 maanden.

Indien een inburgeringsplichtige niet verwijtbaar aan het einde van de geboden hersteltermijn van 6 maanden niet tijdig het inburgeringsexamen heeft gehaald (artikel 33 lid 1 juncto artikel 31 lid 2 van de wet) wordt geen bestuurlijke boete opgelegd en wordt een hersteltermijn geboden van 12 maanden.

Indien een inburgeringsplichtige verwijtbaar aan het einde van de geboden hersteltermijn van 6 maanden niet tijdig het inburgeringsexamen heeft gehaald (artikel 33 lid 1 juncto artikel 32 van de wet) wordt een bestuurlijke boete van € 200 opgelegd en wordt een gesprek gevoerd met de deelnemer. Er wordt een hersteltermijn geboden van 12 maanden.

Indien een inburgeringsplichtige niet verwijtbaar voor de derde keer aan het einde van de geboden hersteltermijn van 12 maanden niet tijdig het inburgeringsexamen heeft gehaald (artikel 33 lid 2 juncto artikel 31 lid 2 van de wet) wordt geen bestuurlijke boete opgelegd en wordt een hersteltermijn geboden van 24 maanden.

Indien een inburgeringsplichtige verwijtbaar voor de derde keer aan het einde van de geboden hersteltermijn van 12 maanden niet tijdig het inburgeringsexamen heeft gehaald (artikel 33 lid 2 van de wet) wordt een bestuurlijke boete van € 500 opgelegd en wordt een gesprek gevoerd met de deelnemer. Er wordt een hersteltermijn geboden van 24 maanden. De boete wordt iedere 2 jaar na het verstrijken van de (verlengde) termijn voor het halen van het inburgeringsexamen herhaald. Er wordt tevens iedere 2 jaar een gesprek gevoerd met de deelnemer.

Handhaving inburgeringsplichtige zonder gemeentelijk aanbod

Inburgeringsplichtigen die geen gemeentelijk aanbod ontvangen, krijgen een kennisgeving waarin staat dat zij binnen een bepaalde termijn het inburgeringsexamen gehaald moeten hebben. Het slagen voor het inburgeringsexamen is de verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige zelf. Omdat de gemeente het echter van groot belang acht dat de mensen die het blijkbaar nodig hebben om meer van de Nederlandse taal en samenleving te leren, dit ook daadwerkelijk doen, wordt de inburgeringsplichtige éénmaal per jaar aangeschreven als herinnering aan de invulling van zijn inburgeringsverplichting.

Artikel 9 Afstemming

Het college kan geen bestuurlijke boete opleggen voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten. Tevens dient het college de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin de inburgeringsplichtige de gedraging verweten kan worden. Hierbij wordt rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Bij het opleggen van de boete en het bepalen van de hoogte van de boete moet worden gelet op:

  • 1.

    de ernst van de overtreding

    Voordat de overige aspecten beoordeeld kunnen worden, moet vaststaan dat er sprake is van een feit waarvoor het reëel is om een boete te verstrekken. Het gaat dan om een objectieve vaststelling.

  • 2.

    de mate van verwijtbaarheid

    De vraag die beantwoord moet worden, is of de gedraging verwijtbaar is en zo ja, in welke mate. Niet de gemeente moet de verwijtbaarheid aantonen maar de inburgeringsplichtige moet het ontbreken daarvan aantonen. Feitelijk wordt hier de conclusie getrokken uit de beoordeling van het feit in relatie tot de persoonlijke omstandigheden. Ook omstandigheden die buiten de persoon gelegen zijn, kunnen van belang zijn. Bij volledige verwijtbaarheid wordt de boete toegepast. Bij verminderde verwijtbaarheid kan de boete tot maximaal 50% worden verlaagd en in geval van vermeerderde verwijtbaarheid kan de boete met maximaal 50% worden verhoogd. In geval van ontbreken van verwijtbaarheid wordt op grond van de wet geen boete gegeven.

  • 3.

    de omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert

Het gaat hier om een ruim begrip waarbij financiële, sociale en medische/psychische omstandigheden in hun samenhang beoordeeld moeten worden. In alle gevallen moet een expliciet besluit genomen worden. Zowel in de gevallen dat een boete wordt opgelegd, als in die gevallen waarbij daarvan uiteindelijk wordt afgezien moet het besluit in een beschikking aan de belanghebbende worden medegedeeld.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 11 Hardheidsclausule

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 12 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.