Regeling vervallen per 01-03-2012

Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Brunssum 2010 II

Geldend van 01-01-2011 t/m 29-02-2012

Intitulé

Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Brunssum 2010 II

Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Brunssum 2010 II

(Vastgesteld door het College van B&W op 26-10-2010)

PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    • In dit besluit wordt verstaan onder:

      • a.

        De Verordening: de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2010;

      • b.

        Kosten van de te verstrekken voorziening in natura: de kosten zoals door het college overeengekomen met de dienstverlenende organisatie die deze voorziening biedt dan wel vastgesteld op basis van de meest goedkope adequate offerte;

      • c.

        Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 4.2 landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning;

      • d.

        Collectief vervoer: regionaal deur-tot-deur vervoer voor reizigers met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van reizigers met een psychosociaal probleem waarbij het vervoermiddel gedeeld kan worden met andere reizigers, die een andere herkomst of bestemming kunnen hebben.

      • e.

        Hulp bij het huishouden: De activiteiten die op dit moment onder Hulp bij het Huishouden vallen zijn huishoudelijke werkzaamheden die samenhangen met beperkingen op het vlak van:

        • 1.

          schoonmaken van woonruimte, slaapruimte, sanitair, keuken (dagelijks of wekelijks onderhoud);

        • 2.

          verzorgen van textiel (wassen, strijken);

        • 3.

          onderhoud van kleding en schoeisel;

        • 4.

          zorg voor de voeding (voorbereiden, serveren, afwassen, opruimen);

        • 5.

          bed opmaken;

        • 6.

          beperkte verzorging van huisdieren.

        • 7.

          signaleren en rapporteren van veranderingen in de leefsituatie van de cliënt;

        • 8.

          planning van het voeren van het huishouden (wie doet wat);

        • 9.

          aandacht voor hygiëne in huis;

        • 10.

          advies en hulp bij het kopen van levensmiddelen;

        • 11.

          beheer van de levensmiddelenvoorraad;

        • 12.

          noodzakelijke opvang van thuiswonende kinderen;

        • 13.

          instructie en voorlichting die direct is verbonden met activiteiten op het gebied van het voeren van een huishouding, bijvoorbeeld stimulering bij het deels zelf uitvoeren van activiteiten.

          Enige begeleiding kan deel uitmaken van deze prestatie, waaronder noodzakelijke advisering aan informele zorgers van de cliënt. In bijzondere situaties kunnen de volgende werkzaamheden worden gevraagd:

        • 14.

          organisatie van de huishouding in verband met chronische ziekte of beperking;

        • 15.

          specifieke ondersteuning bij een ontregelde huishouding i.v.m. psychische problemen.

      • f.

        Individuele ondersteuning OB-basis psychosociaal: Begeleiding Psychosociaal (H160) (Uit: NZA Nederlandse Zorg Autoriteit Beleidsregel CA-273 (Versie 2008, Pagina 10 en 11 van 35)

        • -

          Begeleiden in verband met beperkte vaardigheden die een persoon heeft (hulp bij dagelijkse bezigheden regelen, besluiten nemen, plannen en uitvoeren van taken, beheerszaken regelen, communicatie, oriëntatie naar tijd, plaats en persoon);

        • -

          Sturing ten aanzien van de organisatie van de huishouding en/of stimulering van de persoonlijke zorg (doelgericht bevorderen dat de cliënt de huishoudelijke taken of de persoonlijke zorg verricht, in onderscheid van overnemen van die zorg);

        • -

          Begeleiden bij de mogelijke integratie in de samenleving en de sociale participatie, bijvoorbeeld hulp bij de opbouw van een sociaal netwerk.

      • h.

        Individuele ondersteuning OB-psychosociaal extra: Basis + module beschikbaarheid (H164)

        • -

          OB psychosociaal extra voorziet in een vergoeding van de beschikbaarheid, opgevat als tijden waarop uitvoerende beroepskrachten beschikbaar zijn voor directe zorgverlening maar niet feitelijk met die zorgverlening bezig zijn (men is oproepbaar). Uitgangspunt is de doelmatige organisatie van die beschikbaarheid.

        • -

          Indicatoren: Noodzaak van frequent oproepbare zorg (naar verwachting meerdere keren per week). Onder deze prestatie vallen ook die situaties van sterk "ontregelde gezinnen" waar niet volstaan kan worden met planbare zorg op vaste tijdstippen.

      • i.

        Individuele ondersteuning OB psychosociaal gespecialiseerd: Basis + module cliëntkenmerk (H165)

        • -

          Begeleiden in verband met tekortschietende vaardigheden in het zelfregelend vermogen (dagelijkse bezigheden regelen, besluiten nemen, plannen en uitvoeren van taken, beheerszaken regelen, communicatie, sociale relaties, organisatie van de huishouding, persoonlijke zorg);

        • -

          Begeleiden bij de mogelijke integratie in de samenleving, met extra aandacht voor ontwikkeltrajecten op het vlak van wonen, werken, sociaal netwerk (doelgericht toepassen van methoden van case management).

  • 2. Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de Verordening en de Awb.

PARAGRAAF 2 VORM VAN TE VERSTREKKEN VOORZIENINGEN

Artikel 2 Persoonsgebonden budget

  • 1. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget, vindt plaats op verzoek van de persoon met beperkingen.

  • 2. Het persoonsgebonden budget is inclusief onderhoud en reparatie, zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald bij de verstrekking van een voorziening in natura.

  • 3. Verstrekking van het persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien tijdens het onderzoek naar het recht op die verstrekking, duidelijk is geworden dat het vermoeden bestaat dat het persoonsgebonden budget niet zal worden besteed aan een compenserende voorziening.

  • 4. De verstrekking van een persoonsgebonden budget in het kader van hulp bij het huishouden en/of individuele begeleiding wordt na toekenning op jaarbasis, in één keer uitgekeerd.

  • 5. Een ieder die een persoonsgebonden budget heeft gekregen, legt hier verantwoording over af binnen zes weken na afloop van de periode waarop de verstrekking betrekking heeft.

  • 6. De controle van de verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college, zoals bedoeld in artikel 2.2 lid 6 van de Verordening, vindt steekproefsgewijs plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar, waarbij de steekproef een minimale omvang heeft van 10 % van de verstrekte persoonsgebonden budgetten.

  • 7. Het persoonsgebonden budget ten behoeve van hulp bij het huishouden en/of individuele begeleiding kent een vrij besteedbaar bedrag waarover geen verantwoording verschuldigd is, ter hoogte van 1,5 % van het totaal toegekende bedrag met een minimum van € 62,50 per kwartaal.

  • 8. Een toegekende verstrekking van het persoonsgebonden budget kan achteraf worden teruggevorderd of ingetrokken bij gebleken misbruik of onverantwoord gebruik van het toegekende persoonsgebonden budget.

  • 9. Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor individuele voorzieningen wordt een eigen bijdrage in mindering gebracht zoals bedoeld in artikel 5 of 6 van dit Besluit, tenzij anders is bepaald.

Artikel 3 Vaststelling persoonsgebonden budget bij individuele voorzieningen

  • 1. Voor het persoonsgebonden budget voor individuele voorzieningen, met uitzondering van de hulp bij het huishouden en individuele ondersteuning, wordt een bedrag beschikbaar gesteld dat overeenkomt met de kosten van de goedkoopste compenserende voorziening in natura.

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden bedraagt € 15,14 per uur;

  • 3. Het persoonsgebonden budget voor individuele ondersteuning bedraagt:

    • a.

      bij individuele ondersteuning OB-basis psychosociaal: € 46,40 per uur;

    • b.

      bij individuele ondersteuning OB-psychosociaal extra: € 49,57 per uur;

    • c.

      bij individuele ondersteuning OB psychosociaal gespecialiseerd: € 80,40 per uur.

  • 4. Bij de toekenning en vaststelling van een persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen en/of hulp bij het huishouden en/of individuele ondersteuning, wordt een eigen bijdrage in mindering gebracht, zoals vermeld in artikel 5 of 6 van dit Besluit.

  • 5. Eerdere besluiten, waarbij een hoger persoonsgebonden budget dan vermeld onder 2 is toegekend, blijven hun geldigheid tot de eerstvolgende herindicatie behouden.

PARAGRAAF 3 EIGEN BIJDRAGEN EN EIGEN AANDEEL

Artikel 4 Eigen bijdragen en eigen aandeel

  • 1. Personen tot 18 jaar aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend, zijn geen eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd.

  • 2. Voor vervoersvoorzieningen, zoals bedoeld in artikel 5.1 van de Verordening, geldt geen eigen bijdrage en/of eigen aandeel.

Artikel 5 Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel hulp bij het huishouden en/of Individuele Begeleiding

  • 1. De eigen bijdrage of het eigen aandeel dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c van dit Besluit, meer bedraagt dan € 22.222,00, het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 22.222,00.

  • 2. De eigen bijdrage of het eigen aandeel dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c van dit Besluit, meer bedraagt dan € 15.256,00, het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 15.256,00.

  • 3. De eigen bijdrage of het eigen aandeel per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of indien beiden jonger zijn dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c van dit Besluit, meer bedraagt dan € 27.222,00, het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 27.222,00.

  • 4. De eigen bijdrage of het eigen aandeel per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c van dit Besluit, meer bedraagt dan € 21.058,00, het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 21.058,00.

Artikel 6 Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel woonvoorzieningen

  • 1. De eigen bijdrage of het eigen aandeel dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 0,00 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c van dit Besluit, meer bedraagt dan € 22.222,00, het bedrag van € 0,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 22.222,00.

  • 2. De eigen bijdrage of het eigen aandeel dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 0,00 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c van dit Besluit, meer bedraagt dan € 15.256,00, het bedrag van € 0,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 15.256,00.

  • 3. De eigen bijdrage of het eigen aandeel per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of indien beiden jonger zijn dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 0,00 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c van dit Besluit, meer bedraagt dan € 27.222,00, het bedrag van € 0,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 27.222,00.

  • 4. De eigen bijdrage of het eigen aandeel per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 0,00 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c van dit Besluit, meer bedraagt dan € 21.058,00, het bedrag van € 0,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 21.058,00.

  • 5. De ingangsdatum van artikel 6, in afwijking van de inwerkingtreding van dit besluit per 1 juli 2008, vast te stellen op 1 oktober 2008; waarbij aanvragen die gedaan worden in de periode vanaf 1 juli tot 1 oktober 2008 worden afgehandeld conform hetgeen hierover is vastgesteld in het Wmo besluit 2007 van Brunssum.

Artikel 7 Negenendertig perioden van vier weken

Indien de voorziening bestaat uit een roerende zaak of uit een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening van een woning wordt, gedurende een periode van 39 maal vier weken, een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming gedurende die periode een, met toepassing van het in artikel 4 van dit Besluit gestelde, vastgesteld bedrag in mindering gebracht.

Artikel 8 Eigen bijdrage/eigen aandeel nihil bij bepaalde woonvoorzieningen

Indien de kosten van een woonvoorziening, zoals bedoeld in artikel 4.3 onderdeel b en c van de Verordening, ten hoogste € 1.361,34 bedragen, dan is de eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten nihil.

PARAGRAAF 4 WOONVOORZIENINGEN

Artikel 9 Hoogte financiële tegemoetkoming en persoonsgebonden budget in de kosten van woonvoorzieningen

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming, zoals bedoeld in respectievelijk artikel 4.1 onderdeel c en artikel 4.1 onderdeel d van de Verordening, wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2. De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4.3 onderdeel a van de Verordening bedraagt € 1.700,00.

  • 3. Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken van de woonruimte, zoals bedoeld in artikel 4.6 lid 4 van de Verordening bedraagt € 3.000,00. De financiële tegemoetkoming kan worden toegekend voor het bezoekbaar maken van maximaal één woning.

Artikel 10 Afschrijvingsregeling bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen

Het in artikel 4.10 van de Verordening genoemde afschrijvingsschema voor de bouwkundige of woontechnische woonvoorziening is, ten aanzien van de terugbetaling, in het eerste jaar 100%, in het tweede jaar 90%, en vervolgens, tot en met het tiende jaar, 10% per jaar.

Artikel 11 Toepassing primaat van de losse woonunit

Het bedrag bedoeld in artikel 4.5 Verordening bedraagt € 20.420,00.

PARAGRAAF 5 ROLSTOELEN

Artikel 12 Sportrolstoelen

De hoogte van een door het college te verlenen persoonsgebonden budget voor een sportrolstoel bedraagt maximaal € 2.319,40 per 4 jaar.

Artikel 13 Levensduur rolstoelen

Het door het college te verlenen persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt verstrekt voor een periode die gelijk is aan de door de leverancier in de offerte vastgestelde levensduur.

PARAGRAAF 6 HET LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

Artikel 14 Duur persoonsgebonden budget voorziening in natura

Het door het college te verlenen persoonsgebonden budget voor een voorziening in natura wordt verstrekt voor een periode die gelijk is aan de door de leverancier in de offerte vastgestelde levensduur.

Artikel 15 Hoogte financiële tegemoetkoming en PGB voor een vervoersvoorziening

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 5.1 onderdeel c Verordening wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 5.1 onder d onderdeel 1 Verordening wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte met een maximum van € 1.330,94 voor ergonomische aanpassingen aan de auto dan wel een maximum van € 3.660,07 voor aanpassingen aan de auto ten behoeve van rolstoelvervoer.

  • 3. Binnen vijf jaar na verlening van de voorziening zoals bedoeld in lid 1 en 2 wordt een hernieuwde aanvraag voor dezelfde voorziening niet gehonoreerd, tenzij de medische omstandigheden zijn gewijzigd.

  • 4. Indien als gevolg van toepassing van dit artikel extra verzekeringskosten en hogere kosten in verband met de motorrijtuigenbelasting ontstaan, komen deze meerkosten voor vergoeding in aanmerking.

  • 5. De financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 5.1 onder d onderdeel 2 en 3 Verordening, bedraagt:

    • a.

      voor het gebruik van een taxi € 1.060,16 per jaar, waarbij gebruik wordt gemaakt van vervoer door Regiotaxi Limburg;

    • b.

      voor het gebruik van een rolstoeltaxi € 1.589,15 per jaar, waarbij gebruik wordt gemaakt van vervoer door Regiotaxi Limburg.

PARAGRAAF 7 ADVISERING EN SAMENHANGENDE AFSTEMMING

Artikel 16 Advisering

  • 1. Het bedrag waarboven ingevolge artikel 8.2 lid 2 onderdeel a Verordening, advisering moet worden gevraagd bedraagt € 25.000,00. De advisering dient te geschieden door een onafhankelijk extern adviesorgaan.

Artikel 17 Samenhang en afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de persoon met beperkingen wordt bij het verzoek inzake het advies zoals bedoeld in artikel 7.2 lid 2 van de Verordening, indien van toepassing, aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de persoon met beperkingen;

  • b.

    de beperkingen die de persoon met beperkingen in zijn of haar functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek inclusief chronische psychische en psychosociale problemen;

  • c.

    de woning en woonomgeving van de persoon met beperkingen;

  • d.

    het psychisch en/of sociaal functioneren van de persoon met beperkingen;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de persoon met beperkingen;

  • f.

    wensen van de persoon met beperkingen.

PARAGRAAF 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 18 Loket

  • 1. Ter uitvoering van het gestelde in de Wet, de Verordening en het Besluit is in de gemeentewinkel van de gemeente Brunssum, gevestigd op het adres Lindeplein 1 te 6444 AT Brunssum, een centraal zorgloket ingericht.

  • 2. Ter ondersteuning van het centrale zorgloket kunnen in de gemeente Brunssum, al dan niet per wijk, nevenvestigingen worden ingericht.

Artikel 19 Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2011, met dien verstande dat het bepaalde in artikel 1 onder e. en artikel 3, lid 2 reeds met ingang van 1 november 2010 bij nieuwe aanvragen van toepassing is.

  • 2. Dit besluit vervangt het op 11 juni 2010 vastgestelde Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2010.

Artikel 20 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: “Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Brunssum 2010 II”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 26-10-2010.

Toelichting op het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Brunssum 2010 II

(Vastgesteld door het College van B&W op 26-1-2010)

PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel wordt een nadere uitleg gegeven van de in het besluit gehanteerde definities. De definitie van huishoudelijke hulp is aangepast aan de definitie die is gehanteerd bij de recente aanbesteding van de hulp bij het huishouden.

PARAGRAAF 2 VORM VAN TE VERSTREKKEN VOORZIENINGEN

Artikel 2 Persoonsgebonden budget

In lid 3 van dit artikel wordt bepaald in welke omstandigheden het college dient af te zien van het verstrekken van een persoonsgebonden budget. Het moeten omstandigheden betreffen waarmee de rechtmatigheid ten aanzien van die verstrekking gewaarborgd blijft.

In lid 4 van dit artikel is aangegeven in welke termijnen het toegekende persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden en/of individuele begeleiding wordt uitbetaald.

In lid 5 van dit artikel wordt aangegeven dat de belanghebbende verantwoording dient af te leggen inzake de besteding van het persoonsgebonden budget.

In lid 6 van dit artikel wordt aangegeven dat de verantwoording gecontroleerd zal worden.

lid 7 geeft weliswaar aan dat het vrij besteedbare bedrag per kwartaal wordt bepaald, maar het wordt als onderdeel van het persoonsgebonden budget op grond van lid 4 op jaarbasis in één keer uitbetaald. Aldus behoeft een bedrag van € 62,50 per kwartaal niet te worden verantwoord.

Artikel 3 Vaststelling persoonsgebonden budget bij individuele voorzieningen

Bij de totstandkoming van het PGB-uurtarief HbH is rekening gehouden met een maximaal bruto-uurloon conform CAO VVT (HbHbasis = FWG 10) vermenigvuldigd met 8% vakantiegeld en 7,69% vakantiedagen.

De oorspronkelijke basis, waarbij bij de bepaling van het PGB-uurtarief een generieke korting van 25% i.v.m overheadkosten op de kosten van hulp in natura werd toegepast, is juridisch niet houdbaar gebleken. Voor de vergelijkingsmaatstaf is volgens de CRvB de gecontracteerde zorg het uitgangspunt. Om tot een reële hoogte van een PGB te komen is dan ook gekeken naar de directe loonkosten volgens de CAO thuiszorg die immers ook in de gecontracteerde zorg worden gehanteerd. Uitgaande van de laatst bekende CAO (looptijd tot 1 maart 2010) zou dit tarief € 15,14 bedragen wanneer de hulp verleend wordt door een ZZP-er of zorgaanbieder.(Bij hulp door familie of kennissen € 13,19, omdat geen werkgeverslasten behoeven te worden afgedragen).

Lid 5 voorziet in een overgangregeling voor die situaties waarin in het verleden zgn. plushulp, met een daarbij behorend hoger tarief, is geïndiceerd.

PARAGRAAF 3 EIGEN BIJDRAGEN EN EIGEN AANDEEL

Artikel 4 Eigen bijdragen en eigen aandeel

In dit artikel is aangegeven dat in de volgende situaties geen eigen bijdrage of eigen aandeel wordt gevraagd:

  • ·

    De persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend is jonger dan 18 jaar;

  • ·

    Bij toekenning van een vervoersvoorziening.

Artikel 5 en 6 Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel hulp bij het huishouden en/of Individuele Begeleiding en/of woonvoorzieningen

Voorbeeldberekening van de hoogte van de eigen bijdrage dan wel eigen aandeel bij woonvoorzieningen:

Persoon jonger dan 65 jaar / ongehuwd :

Inkomen:

€ 18.000,00

Verschil tussen grens en werkelijk inkomen

€ 1.699,00 (€ 18.000,00 minus € 16.301,00)

Nominaal deel:

€ 0,00

Inkomensafhankelijk deel:

€ 19,60 (1/13 deel van 15% van € 1.699,00 )

De eigen bijdrage bedraagt per 4 weken:

€ 19,60

Artikel 7 Negenendertig perioden van vier weken

In dit artikel wordt aangegeven dat de verschuldigde eigen bijdrage of eigen aandeel voor de in dit artikel genoemde voorziening hoogstens geldt gedurende een periode van 39 maal vier weken. Deze termijn is overeenkomstig het gestelde in artikel 4.1 lid 3 Besluit Wet maatschappelijke ondersteuning (AmvB).

Artikel 8 Eigen bijdrage/eigen aandeel nihil bij bepaalde woonvoorzieningen

Indien de kosten van een woonvoorziening, zoals bedoeld in artikel 4.3 onderdeel b en c van de Verordening, ten hoogste € 1.361,34 bedragen, dan is de eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten nihil.

PARAGRAAF 4 WOONVOORZIENINGEN

Artikel 9 Hoogte financiële tegemoetkoming en persoonsgebonden budget in de kosten van woonvoorzieningen

In lid 1 wordt de hoogte van het te verstrekken persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen aangegeven. De hoogte wordt vastgesteld aan de hand van de beoordeling van de ingediende offerte waarbij onder andere wordt gekeken naar het overeenkomstige programma van eisen in relatie tot de kosten.

In lid 2 is de hoogte van de financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten bepaald.

Lid 3 heeft betrekking op het bezoekbaar maken van een woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling. De financiële tegemoetkoming is gemaximeerd waardoor de gemeente voorkomt dat ze met onoverkomelijke uitgaven wordt geconfronteerd.

Artikel 10 Afschrijvingsregeling bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen

In dit artikel wordt het afschrijvingsschema opgenomen dat door de bewoner tevens eigenaar als terugbetaling voor de verstrekte bouwkundige of woontechnische woonvoorziening dient te worden gehanteerd.

Artikel 11 Toepassing primaat van de losse woonunit

In dit artikel is bepaald vanaf welk bedrag het primaat van de losse woonunit kan worden toegepast.

PARAGRAAF 5 ROLSTOELEN

Artikel 12 Sportrolstoelen

In dit artikel is de maximale hoogte van het persoonsgebonden budget voor een sportrolstoel bepaald.

Artikel 13 Levensduur rolstoelen

In dit artikel wordt aangegeven dat, voordat tot verstrekking wordt overgaan, gekeken zal worden naar de bij de leverancier in voorraad zijnde rolstoelen. De leverancier geeft in de offerte tevens de te verwachten levensduur van de betreffende rolstoel aan.

PARAGRAAF 6 HET LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

Artikel 14 Duur persoonsgebonden budget voorziening in natura

De in dit artikel bedoelde vastgestelde levensduur wordt tevens verstaan de periode die resteert na aftrek van de in de betreffende branche gebruikelijke afschrijvingsperiode.

Artikel 15 Hoogte financiële tegemoetkoming en PGB voor een vervoersvoorziening

De in lid 2 van dit artikel opgenomen maximale bedragen zijn overgenomen uit het Besluit financiële tegemoetkomingen Wvg. De oorsprong van de gehanteerde bedragen is het Verstrekkingenboek zoals de VNG dit eerder heeft opgesteld.

Onder de in lid 4 genoemde extra verzekeringskosten wordt verstaan het verschil tussen de verschuldigde premie van de auto mét aanpassingen en de auto zonder aanpassingen. Als peildatum voor de aard van de verzekering wordt de datum van aanvraag gehanteerd. Deze extra kosten gelden eveneens voor de verschuldigde motorrijtuigenbelasting.

PARAGRAAF 7 ADVISERING EN SAMENHANGENDE AFSTEMMING

Artikel 16 Advisering

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting

Artikel 17 Samenhang en afstemming

In dit artikel wordt nader invulling gegeven aan het in artikel 4 lid 1 van de wet neergelegde compensatiebeginsel teneinde alle van belang zijnde individuele factoren, ten behoeve van een optimaal advies, in beeld te brengen.

PARAGRAAF 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 18, 19 en 20 Loket, Inwerkingtreding en Citeertitel

Als uitvloeisel van de aanbesteding van de hulp bij het huishouden wordt met ingang van 1 november 2010 de aangepaste definitie van hulp bij het huishouden en een nieuw tarief gehanteerd. In artikel 19, lid 1 wordt deze lijn doorgetrokken voor wat betreft het persoonsgebonden budget.