Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Brunssum houdende regels omtrent referendum Referendumverordening gemeente Brunssum 2017

Geldend van 02-11-2017 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Brunssum houdende regels omtrent referendum Referendumverordening gemeente Brunssum 2017

De raad van de gemeente Brunssum,

Gelezen het initiatiefvoorstel Referendumverordening 2017 gemeente Brunssum,

Gelet op het bepaalde in artikel 147 en artikel 149 van de gemeentewet,

Besluit:

De Referendumverordening gemeente Brunssum 2017 vaststellen onder gelijktijdige intrekking van de Referendumverordening 2009 van de gemeente Brunssum.

Daardoor in te stemmen met de volgende belangrijkste wijzigingen:

  • -

    de mogelijkheid tot het houden van een raadplegend referendum toe te voegen;

  • -

    de digitale weg open te stellen voor het verzamelen van steunbetuigingen;

  • -

    geen minimaal opkomstpercentage vast te stellen voor een referendum.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    referendum: stemming waarbij kiesgerechtigden zich uitspreken over de voorliggende vraagstelling;

  • b.

    concept raadsbesluit: een aan de raad voorgelegd besluit dat op de agenda van de raadsvergadering is opgenomen;

  • c.

    raadgevend referendum: stemming op initiatief van burgers waarbij de kiesgerechtigden zich uitspreken over een concept raadsbesluit;

  • d.

    raadplegend referendum: een stemming op initiatief van de gemeenteraad waarbij de kiesgerechtigden zich uitspreken over een vraagstuk zoals beschreven onder sub f.;

  • e.

    kiesgerechtigden: diegenen die op de 43e dag voorafgaand aan de dag waarop het referendum wordt gehouden, overeenkomstig artikel B3 van de Kieswet, kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad;

  • f.

    vraagstuk: een maatschappelijk vraagstuk met ingrijpende gevolgen voor Brunssum waarbij de oplossing veel tijd vraagt en/of waarbij grote financiële belangen in het geding zijn en/of waarbij veel partijen betrokken zijn.

  • g.

    startnotitie: een door de gemeenteraad vast te stellen notitie met daarin minimaal;

    • a.

      de onderwerpsomschrijving / probleemstelling en mogelijke oplossingsrichting(en);

    • b.

      een communicatieparagraaf voor het waarborgen van objectieve informatieverstrekking;

    • c.

      financiële paragraaf met onder andere aandacht voor objectieve en standpuntuitdragende campagnes.

Artikel 2. Referendabele besluiten

  • 1. Indien een verzoek door burgers van de gemeente Brunssum voldoet aan de eisen zoals gesteld in deze verordening en er zich geen uitzonderingsgronden voordoen zoals opgenomen in het tweede lid, besluit de gemeenteraad dat een raadgevend referendum zal worden gehouden over een concept raadsbesluit.

  • 2. Er kan geen referendum worden gehouden over besluiten:

    • a.

      over individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, kwijtscheldingen en schenkingen;

    • b.

      over de hoogte van geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers, gewezen ambtsdragers en hun nabestaanden;

    • c.

      de vaststelling, wijziging of intrekking van de arbeidsvoorwaardenregeling en daaruit voortvloeiende besluiten met betrekking tot de griffier en de medewerkers van de griffie;

    • d.

      over de vaststelling van de gemeentelijke begroting en de rekening;

    • e.

      over de vaststelling van gemeentelijke tarieven en belastingen;

    • f.

      over het voor kennisgeving aannemen van notities en rapporten;

    • g.

      tot vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan of beheersverordening;

    • h.

      in het kader van deze verordening;

    • i.

      inzake bezwaar -of beroepsprocedures of rechtsgedingen;

    • j.

      als bedoeld in artikel 1, eerste en derde lid, 51, eerste en derde lid, 61, eerste en derde lid, 73, eerste en derde lid en 96 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, alsmede tot het wijzigen van, het toetreden tot en het uittreden uit een regeling als bedoeld in artikel 96 van de Wet Gemeenschappelijke regelingen;

    • k.

      ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan of de wetgever waaromtrent de raad geen beleidsvrijheid heeft;

    • l.

      die naar het oordeel van de raad hun grondslag vinden in een eerder genomen besluit waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden; of

    • m.

      waarvan de raad van mening is dat andere dringende redenen aanleiding zijn om geen referendum te houden.

Artikel 3. Samenstelling referendumcommissie

  • 1. De raad stelt een onafhankelijke referendumcommissie in en benoemt en ontslaat haar leden.

  • 2. De referendumcommissie bestaat uit vijf leden en kiest uit haar midden een voorzitter.

  • 3. Voor de besluitvorming is een quorum vereist van drie leden. Bij het staken van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

  • 4. De commissie wordt ondersteund door de griffier of een door de griffier aan te wijzen medewerker van de griffie.

  • 5. De voorzitter en de leden van de commissie kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.

  • 6. De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. Aftredende leden kunnen worden herbenoemd.

  • 7. De leden kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij die aftreden of ontslag hebben genomen blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien.

Artikel 4. Taken referendumcommissie

  • 1. De commissie heeft tot taak:

    • a.

      de raad te adviseren over de toepassing van artikel 2;

    • b.

      de raad een voorstel te doen voor de vraagstelling van een referendum;

    • c.

      toezicht te houden op de uitvoering van de verordening en de organisatie van het referendum;

    • d.

      toezicht te houden op de objectiviteit van de door de gemeente te verstrekken voorlichting;

    • e.

      de raad te adviseren over de verdeling van het subsidieplafond bedoeld in artikel 10, tweede lid; en

    • f.

      de raad te adviseren over de evaluatie van gehouden referenda en van voorstellen en verzoeken die niet tot en referendum hebben geleid.

  • 2. De commissie adviseert voorts gevraagd en ongevraagd over aanpassingen van deze verordening, over de bij referenda en referendumverzoeken te volgen procedure en over alle overige zaken die het referendum betreffen.

  • 3. De adviezen van de commissie zijn openbaar.

Hoofdstuk 2: Raadgevend referendum

Artikel 5. Inleidend verzoek

  • 1. Een inleidend verzoek om een raadgevend referendum te houden wordt uiterlijk één week voor de plenaire behandeling van het concept raadsbesluit bij de raad ingediend. Het verzoek is voorzien van een dagtekening en vermeldt om welk concept besluit het gaat.

  • 2. Het verzoek wordt ondersteund door ten minste 400 (digitale) handtekeningen van kiesgerechtigden. Elke handtekening gaat vergezeld van een daarbij behorende naam, adres, woonplaats en geboortedatum.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde ondersteuningsverklaringen worden geplaatst op een daartoe door het college verstrekt standaard formulier, schriftelijk alsook digitaal via de gemeentelijke website. Op elk formulier dient de naam, het adres, de woonplaats en de leeftijd van de kiezer vermeld te zijn alsmede de datum waarop de handtekening werd geplaatst.

  • 4. Indien het verzoek voldoet aan het bepaalde in de voorgaande leden, beslist de raad, met in achtneming van artikel 2, of het verzoek tot het houden van een referendum wordt ingewilligd.

  • 5. Als het verzoek wordt ingewilligd, wordt het concept raadsbesluit waarop het referendumverzoek betrekking heeft in de vergadering van de raad plenair behandeld.

  • 6. De stemming over het concept raadsbesluit, zoals dat luidt na verwerking van de aanvaarde amendementen, wordt aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop het referendum wordt gehouden, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het referendumverzoek wordt beslist.

Artikel 6. Definitief verzoek

  • 1. Kiesgerechtigden dienen binnen zes weken na de dag dat de raad het besluit bedoeld in artikel 5, vierde lid, heeft genomen, een definitief verzoek om een referendum te houden in.

  • 2. Dit verzoek wordt ondersteund door de (digitale) handtekeningen van het aantal kiezers dat ten minste gelijk is aan drie maal de kiesdeler bij de laatst gehouden gemeenteraadsverkiezingen. Hierbij wordt het aantal kiezers dat het inleidend verzoek heeft ingediend meegeteld.

  • 3. Artikel 5, tweede lid, tweede volzin en artikel 5 derde lid, zijn van toepassing.

  • 4. Kiesgerechtigden die een inleidend verzoek hebben ondersteund, worden geacht het definitieve verzoek te ondersteunen.

  • 5. Als het verzoek voldoet aan het bepaalde in de voorgaande leden neemt de raad een besluit over het houden van het referendum.

Hoofdstuk 3: Raadplegend referendum

Artikel 7 Raadplegend referendum

  • 1. De raad kan voor een vraagstuk een startnotitie vaststellen zoals beschreven in artikel 1 onder g.

  • 2. De raad kan besluiten dat op basis van de startnotitie een raadplegend referendum wordt gehouden.

  • 3. Op een raadplegend referendum zijn de artikelen vijf en zes van deze verordening niet van toepassing.

  • 4. Bij de vaststelling van de startnotitie kunnen raadsleden een uitspraak doen over hoe zij denken om te gaan met de uitslag van een raadplegend referendum.

  • 5. Een raadplegend referendum kan worden beperkt tot een deelgebied binnen de gemeente indien de aangelegenheid slechts dat deel van de gemeente betreft en het te nemen besluiten buiten dat gebied geen effect zal hebben.

Hoofdstuk 4: Verdere procedure

Artikel 8. Datum

De raad stelt tegelijk met het besluit om een referendum te houden, of zo spoedig mogelijk daarna, gehoord het college, de dag vast waarop het referendum wordt gehouden.

Artikel 9. Vraagstelling

  • 1. De gemeenteraad stelt de vraagstelling en de antwoordcategorieën van het referendum vast.

  • 2. De vraagstelling wordt aan het adres van de kiesgerechtigden bezorgd.

  • 3. Een referendum vindt niet plaats in de voor de regio aangewezen schoolvakanties voor het basis-en voortgezet onderwijs.

  • 4. Er kunnen meer referenda op dezelfde dag worden gehouden

Artikel 10. Budget

  • 1. Nadat is besloten tot het houden van een referendum, brengt de raad een bedrag op de begroting voor voorlichting en organisatie.

  • 2. Tevens stelt de raad een subsidieplafond vast voor subsidies aan de verzoekers van het referendum en aan maatschappelijke organisaties voor het organiseren van debat en publiciteit over het onderwerp waarop het referendum betrekking heeft. De raad bepaalt daarbij volgens welke verdeelsleutel het subsidieplafond over de groepen van subsidiegerechtigden wordt verdeeld.

  • 3. Het college beslist op de aanvragen om subsidie in volgorde van ontvangst.

Artikel 11. Organisatie en uitvoering

  • 1. De burgemeester doet een openbare kennisgeving van een besluit tot het houden van een referendum.

  • 2. Het college is belast met de organisatie en uitvoering van het referendum.

  • 3. Bij de organisatie en uitvoering van een referendum is de Kieswet voor zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12. Procedure stemming

  • 1. Een referendum wordt gehouden onder de kiesgerechtigden van het gehele grondgebied van de gemeente Brunssum.

  • 2. Indien op grond van artikel 7, lid 5, een raadplegend referendum wordt beperkt tot een deelgebied binnen de gemeente dan wordt het bepaalde in deze verordening gerelateerd aan de kring van kiesgerechtigden binnen dat gebied.

Artikel 13. Geldigheid van de uitslag

  • 1. Het referendum is altijd geldig.

  • 2. De keuzemogelijkheid die de meeste stemmen heeft gekregen wordt als referendumuitspraak vastgesteld.

  • 3. De gemeenteraad is niet gebonden aan een referendumuitspraak.

Hoofdstuk 5 Staf- en slotbepalingen

Artikel 14. Strafbepalingen

Met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt

gestraft degene die:

  • a.

    een volmachtbewijs, oproepingskaart of kiezerspas namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door een ander te doen gebruiken;

  • b.

    een volmachtbewijs, oproepingskaart of kiezerspas die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door een ander doet gebruiken, dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door een ander te doen gebruiken, in voorraad heeft;

  • c.

    een volmachtbewijs, oproepingskaart of kiezerspas voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door een ander te doen gebruiken;

  • d.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden.

  • e.

    bij een referendum door gift of belofte een kiezer omkoopt om volmacht te geven tot het uitbrengen zijn stem;

  • f.

    stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten einde hen te bewegen het formulier op hun oproepingskaart, bestemd voor het stemmen bij volmacht, te ondertekenen en deze kaart af te geven.

Artikel 15. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van bekendmaking.

  • 2. Op dat tijdstip vervalt de Referendumverordening 2009 voor de gemeente Brunssum, vastgesteld bij raadsbesluit van 9 december 2009.

Artikel 16. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Referendumverordening gemeente Brunssum 2017.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 24 oktober 2017

De Raad voornoemd,

,voorzitter.

,griffier.

Toelichting referendumverordening 2017

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • a

    Deze verordening voorziet in een raadgevend en een raadplegend referendum. Daar waar gesproken wordt over referendum heeft dit betrekking op beide varianten.

  • b.

    Dit artikel behoeft geen toelichting.

  • c

    Het initiatief ligt bij de burgers en kan alleen betrekking hebben op een concept raadsbesluit. In de verordening worden hier specifieke bepalingen over opgenomen.

  • d.

    Het initiatief ligt bij de gemeenteraad. In de verordening worden hier specifieke bepalingen over opgenomen.

  • e.

    Wat betreft de kiesgerechtigden is aangesloten bij degenen gerechtigd zijn deel te nemen aan de raadsverkiezingen. Dit is geregeld in artikel B3 en artikel J1 van de Kieswet. Een referendum is alleen mogelijk binnen het grondgebied van de eigen gemeente.

  • f.

    Alleen in uitzonderlijke gevallen wordt een raadplegend referendum ingezet.

  • g.

    Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 2. Referendabele besluiten

Alleen concept besluiten van de raad kunnen onderwerp van een raadgevend referendum zijn. De besluiten genomen door het college of door de burgemeester zijn niet referendabel (op grond van deze verordening, deze bestuursorganen kunnen desgewenst zelf een referendumregeling opstellen). Een aantal onderwerpen waarover de raad een besluit kan nemen, lenen zich minder goed voor een referendum. In deze verordening is een lijst met uitzonderingen opgenomen, gebaseerd op de ervaringen van onder meer de Tijdelijke referendumwet en autonome gemeentelijke verordeningen.

Enerzijds dient voorkomen te worden dat de verordening een leeg instrument wordt waarbij het praktisch onmogelijk wordt een referendum te organiseren. Anderzijds is het voor de burger belangrijk dat duidelijk is over welke besluiten geen referendum kan worden gehouden.

Artikel 3. Samenstelling referendumcommissie

Het onderwerp wat ten grondslag ligt aan het referenduminitiatief is doorgaans politiek gevoelig. Burgers zijn van mening dat de raad gecorrigeerd dient te worden of de raad wil input krijgen van de burgers. Maar het is wel de gemeente die het referendum en de voorlichting organiseert. Een ‘pettenprobleem’ komt in de praktijk bij referenda vaak voor. Een onafhankelijke referendumcommissie kan dan de neutrale derde partij zijn die toeziet op de organisatie en uitvoering van het referendum.

In het model is gekozen voor een permanente commissie met vijf leden, in te stellen wanneer er zicht is op een mogelijk referendum. Het kan zijn dat de leden van de commissie lange tijd niet bijeenkomen. Als er geen referenduminitiatief is, zal er doorgaans geen reden zijn om te vergaderen. Er is gekozen voor een qua aantal ruime commissie en niet voor een commissie van bijvoorbeeld drie personen plus plaatsvervangers. Door meer leden te benoemen dan nodig voor het quorum wordt een oplossing gegeven in het geval één van de leden afwezig is of zich wil onthouden van deelname wegens mogelijke belangenverstrengeling.

Verder is het zo dat de leden van de referendumcommissie door de raad worden benoemd en worden ontslagen. Tevens wordt er een benoemingstermijn opgenomen.

Ontslag kan zich bijvoorbeeld voordoen in geval van niet functioneren.

Artikel 4. Taken referendumcommissie

Deze commissie heeft diverse adviserende taken gekregen. Daarnaast wordt de onafhankelijke positie ondersteund door de mogelijkheid gevraagd en ongevraagd advies te geven.

De commissie adviseert, bij een inleidend verzoek, over de toelaatbaarheid van het onderwerp. Dit hangt samen met de in artikel 2 opgenomen onderwerpen waarover geen referendum gehouden kan worden. Verder doet zij een voorstel voor de vraagstelling van het referendum. De vraag moet eenduidig zijn en begrijpelijk voor de burgers. Wat betreft het toezicht op de objectiviteit van de door de gemeente verstrekte voorlichting kan gedacht worden aan een bijv. een folder waarin argumenten pro en contra worden genoemd. De bevoegdheid van de commissie strekt zich niet uit tot de door de burgers gevoerde campagne. De vrijheid van meningsuiting staat daarin voorop.

De commissie heeft ook een rol bij de advisering van de verdeling van de beschikbaar gestelde subsidie. Deze advisering ziet onder meer op de verdeelsleutel die wordt vastgesteld.

De commissie heeft tenslotte ook een rol bij de evaluatie van gehouden referenda en bij de evaluatie van referendumverzoeken welke niet tot een referendum hebben geleid. Deze taak is een logisch gevolg van de toezichthoudende taak bij het hele referendumproces.

Raadgevend referendum

Artikel 5. Inleidend verzoek

Kiesgerechtigden nemen het initiatief tot een raadgevend referendum. Hiertoe kunnen zij een verzoek indienen tot het houden van een referendum. Een referendum biedt de burgers de mogelijkheid aan de noodrem te trekken als hun politieke vertegenwoordigers een besluit dreigen te nemen dat in hun ogen verkeerd is.

Het is logisch dat burgers dan ook zelf kunnen beslissen wanneer dit noodzakelijk is. In het model is gekozen voor een eenvoudige procedure. Het inleidend verzoek wordt een week voor de raadsvergadering ingediend bij de griffier en wordt later mogelijk gevolgd een definitief verzoek. Door de duale verhoudingen wordt het verzoek formeel ingediend bij de griffier, praktisch gezien zal de medewerking van het ambtelijk apparaat nodig zijn.

Het doel van het inleidend verzoek is tweeledig.

De raad moet op korte termijn beslissen of een onderwerp referendabel is en niet valt onder de in de in artikel 2 van de verordening genoemde uitzonderingen. De referendumcommissie adviseert hierbij.

Daarnaast moet aangetoond worden dat een onderwerp niet alleen maar leeft bij enkele mensen maar op enig draagvlak in de gemeente kan steunen. Hiertoe worden een aantal handtekeningen overlegd. Op korte termijn is het voor burgers dan duidelijk of het zin heeft om handtekeningen te verzamelen ter ondersteuning van het definitief verzoek.

Handtekeningenlijsten

Bij het verzamelen van de handtekening kan worden gekozen voor een 'haal' of een 'brengsysteem'.

In het eerste geval wordt het ophalen van de vereiste handtekeningen aan de initiatiefnemers overgelaten.

In het tweede geval dienen kiesgerechtigden hun handtekening te plaatsen in de daarvoor aangewezen plaatsen, zoals de publieksbalie in het gemeentehuis.

In dit geval is gekozen voor een 'haalsysteem'. Dit betekent dat kiesgerechtigden hun handtekening niet hoeven te plaatsen in de daarvoor aangewezen plaatsen, maar kunnen volstaan met het invullen van het daarvoor bestemde formulier. Controle van de gegevens vindt dan achteraf plaats. Naast een schriftelijk formulier is de mogelijkheid van een online formulier toegevoegd gezien de digitalisering.

Wat betreft de procedure van het inleidend verzoek moet allereerst een termijn worden vastgesteld waarbinnen de handtekeningen moeten worden ingeleverd. Hier is gekozen voor een korte termijn van één week voor de raadsvergadering. De achterliggende gedachte is dat op deze manier in de raadsvergadering zelf besloten kan worden of voldoende geldige handtekeningen zijn verzameld zodat de volgende fase in het proces (het definitieve verzoek) kan ingaan.

Drempel inleidend verzoek

Bij de hoogte van de drempel die wordt gesteld ten aanzien van het verzoek om een referendum, kan worden aangesloten bij de voorstellen van de commissie Biesheuvel over een correctief referendum op decentraal niveau. De commissie ging uit van 50% van de kiesdeler van de laatst gehouden verkiezing van de raad. De commissie achtte de hoogte van deze drempel niet te hoog om een verzoek tot referendum onmogelijk te maken, maar wel hoog genoeg om te voorkomen dat een referendum wordt aangevraagd dat te weinig draagvlak vindt onder de bevolking.

In de Tijdelijke referendumwet werd gekozen voor een systeem waarbij de gemeentegrootte (aantal inwoners) bepalend is.

In navolging van de Referendumverordening voor de gemeente Brunssum is in dit geval gekozen voor een aantal van 400 handtekeningen van kiesgerechtigden.

Beslissing inleidend verzoek

Allereerst dient de raad, na advies van de referendumcommissie, vast te stellen of het verzoek een besluit betreft waarover op grond van de verordening een referendum niet is uitgezonderd.

Vervolgens wordt beslist of het inleidend verzoek is gedaan door het vereiste aantal kiesgerechtigden. Het besluit van de raad op het inleidend verzoek is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen staat bezwaar en beroep open.

Toepassing elektronische handtekening en DigiD

In de verordening is de mogelijkheid opgenomen om via een elektronische handtekening steun te verlenen aan een referendumverzoek. Een bestuursorgaan kan op grond van afdeling2.3 Awb de elektronische weg openstellen voor referendumverzoeken. Aan het gebruik van de elektronische weg kan het bestuurorgaan nadere eisen stellen. De elektronische weg voor referendumverzoeken komt naast en niet in plaats van de conventionele weg.

Artikel 6. Definitief verzoek

Als de raad van mening is dat het onderwerp referendabel is, zijn de initiatiefnemers weer aan bod. Zij moeten een verzoek doen tot het houden van een referendum en voldoende ondersteunende handtekeningen verzamelen. De procedure is in grote lijnen gelijk aan die bij het inleidende verzoek. Om mensen te ontlasten is er voor gekozen om de ondersteuners van het inleidend verzoek ook te zien als ondersteuners van het definitief verzoek.

De raad controleert of er voldoende (geldige) handtekeningen zijn verzameld. De toelaatbaarheid van het onderwerp is al eerder in de procedure, bij het inleidend verzoek, getoetst. Een voldoende aantal handtekeningen zal dan ook een positief besluit tot het houden van het referendum tot gevolg hebben.

Bij het bepalen van het aantal vereiste handtekeningen is ook in dit geval aansluiting gezocht bij het bepaalde in de Referendumverordening voor de gemeente Brunssum.

Artikel 7. Raadplegend referendum

  • 1.

    De raad kan zelf het initiatief nemen tot het houden van een referendum. Dit kan alleen in geval van een vraagstuk zoals beschreven in artikel 1 en rekening houdend met artikel 2.

  • 2.

    Er moet voldoende duidelijkheid zijn over het onderwerp om de urgentie en maatschappelijke impact te kunnen vaststellen om te besluiten tot het houden van een referendum.

  • 3.

    Dit artikel behoeft geen toelichting

  • 4.

    De gemeenteraad is niet gebonden aan de uitkomst van een referendum, dit in lijn met de huidige wetgeving. Individuele raadsleden kunnen zich wel van te voren uitspreken wat ze met de uitkomst doen, echter kan dit alleen politieke gevolgen hebben.

  • 5.

    Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 8. Datum

Het vaststellen van de datum waarop het referendum zal worden gehouden is voorbehouden aan de Raad. Van belang is dat er voldoende tijd is om het referendum te organiseren (stemlokalen huren, bemensing stembureaus, drukwerk etc.) en dat er enige ruimte is om vakantie perioden (juli/augustus, december/januari) te overbruggen omdat deze niet geschikt zijn voor het houden van een referendum.

Het ligt voor de hand dat het advies van het college op dergelijke zaken ziet. De datum kan vallen op een dag waarop tevens andere verkiezingen worden gehouden, maar dat hoeft niet het geval te zijn. Het combineren van verkiezingen is praktisch omdat de kiesgerechtigden niet twee maal naar de stembus hoeven te komen. Ook zorgt een combinatie doorgaans voor een hogere opkomst en voor een reductie in de kosten van een referendum. Uiteraard kunnen er ook meerdere referenda op dezelfde dag plaatsvinden.

Artikel 9. Vraagstelling

De Raad beslist of en wanneer een referendum wordt gehouden en stelt ook de vraagstelling vast. Het meest voor de hand ligt een vraagstelling welke gekoppeld is met het voorgenomen besluit. Aan de kiezer wordt dan de vraag voorgelegd of zij vóór of tegen het concept raadsbesluit, waarover het referendum wordt gehouden, zijn. Een andere vraagstelling kan ook, zonder dat deze gekoppeld dient te zijn aan een voorliggend concept raadsbesluit. De vraagstelling moet wel voldoende duidelijk zijn, de referendumcommissie heeft tot taak hierover adviseren. Het is mogelijk om de vraagsteling tevens op te nemen op de stempas/oproepkaart.

Artikel 10. Budget

Er kan jaarlijks een vast bedrag op de begroting worden opgenomen voor het organiseren van referenda of er kan per referendum een budget worden vastgesteld. Hier is gekozen voor het laatste.

Naast een bedrag voor de organisatie van het referendum zelf zal de voorlichting geld kosten. Dit betreft zowel de voorlichting door de gemeente zelf (uitleg over het conceptraadsbesluit) als de voorlichting door verschillende belangengroeperingen waaronder de initiatiefnemers van het referendum.

De referendumcommissie heeft een belangrijke adviserende rol. Zowel bij de totstandkoming van de beleidsregels op grond waarvan de subsidies kunnen worden verstrekt als de toekenning van de subsidies zelf.

Artikel 11. Organisatie en uitvoering

Het feit dat het college is belast met de uitvoering, volgt uit de Gemeentewet (artikel 160, eerste lid onder b).

Tot de organisatie behoren diverse taken, zowel de voorlichting over het onderwerp waarop het referendum ziet, als de inrichting en bemensing van de stemlokalen en het drukken van de stembiljetten en oproepkaarten/stempassen. De Kieswet is hierbij richtinggevend.

Artikel 12. Procedure stemming

Het ligt voor de hand om voor de procedures rond de stemming aan te sluiten bij de gang van zaken bij de raadsverkiezingen en dit niet allemaal opnieuw per verordening te regelen. Zowel bij de uitvoering, organisatie als procedures is de Kieswet richtinggevend. Voor procedures omvat dit het hele proces van de termijn waarop bij de kiesgerechtigden de oproepkaart/stempas voor het referendum bezorgd dient te zijn als de werkwijze in het stembureau en de vaststelling en bekendmaking van de uitslag.

Artikel 13. Geldigheid van de uitslag

De uitslag van het referendum is altijd geldig. Het is aan de gemeenteraad om vervolgens een besluit te nemen. Een lage opkomst kan door de gemeenteraad worden meegenomen in de afwegingen. Een referendum waarbij de gemeenteraad de uitkomst verplicht dient over te nemen is wettelijk niet mogelijk.

Artikel 14. Strafbepalingen

Op grond van artikel 154 van de Gemeentewet kan de raad op overtreding van een verordening straf stellen. Voor het bepalen van wat strafbaar is, is aangesloten bij de Kieswet, hoofdstuk Z.

Artikel 15. Inwerkingtreding en artikel 16. Citeertitel

Deze artikelen behoeven geen toelichting.