Regeling vervallen per 01-01-2019

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum houdende regels maatschappelijke ondersteuning Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2018

Geldend van 05-06-2018 t/m 31-12-2018

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum houdende regels maatschappelijke ondersteuning Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2018

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze nadere regels wordt verstaan onder:

    • -

      aanbieder: natuurlijke persoon of rechtspersoon die jegens het college gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren;

    • -

      algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;

    • -

      bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

    • -

      CAK: centraal administratiekantoor, gevestigd in den Haag, dat in opdracht van het Ministerie VWS een taak heeft gekregen in het berekenen en het innen van de eigen bijdrage in het kader van de Wmo

    • -

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Brunssum;

    • -

      melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

    • -

      persoonsgebonden budget: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet (hierna: PGB);

    • -

      SVB: Sociale verzekeringsbank.

    • -

      Verordening Wmo: de Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Brunssum 2017;

    • -

      VOG: verklaring omtrent het gedrag zoals bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;

    • -

      voorziening: algemene voorziening of maatwerkvoorziening;

    • -

      Wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • 2. De in deze nadere regels gebruikte begrippen die niet in lid 1 zijn gedefinieerd, hebben de betekenis zoals beschreven in de Wet of de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Langdurig noodzakelijk

Conform artikel 10 lid 4 van de Verordening Wmo geldt voor de maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie dat deze voorziening langdurig noodzakelijk dient te zijn. Onder langdurig noodzakelijk wordt verstaan:

  • a.

    Noodzakelijk om de beperkingen te compenseren, hetgeen uit medisch advies dient te blijken; en

  • b.

    Langdurig noodzakelijk: de cliënt moet voor langere tijd aangewezen zijn op de desbetreffende voorziening. Voor langere tijd betekent dat wie tijdelijk beperkingen ondervindt niet voor een voorziening in aanmerking komt.

Artikel 3. Persoonsgebonden budget (PGB)

  • 1. Op basis van artikel 13 lid 5 van de Verordening Wmo wordt de hoogte van het PGB berekend. Voor het jaar 2018 gelden de volgende maximale PGB-tarieven:

    afbeelding binnen de regeling

  • 2. In het kader van hulp bij het huishouden wordt onder “een daartoe opgeleid persoon” verstaan een persoon in dienst van een zorginstelling, dan wel een persoon die als ZZP’er staat ingeschreven in de Kamer van Koophandel met aantoonbare ervaring op het gebied van Hbh bij een zorginstelling.

  • 3. Er worden geen tarieven vastgesteld voor niet professionele zorg in het kader van groepsbegeleiding en dagbesteding (met of zonder vervoer) en kortdurend verblijf- en respijtzorg, omdat er van uit gegaan wordt dat deze zorg niet geleverd wordt door een niet daartoe opgeleid persoon.

  • 4. De budgethouder mag een vast maandloon afspreken met de aanbieder. Er is sprake van een vrij besteedbaar bedrag van 250 euro per jaar. Indien een PGB verstrekt wordt voor een periode korter dan een jaar wordt dit bedrag naar rato berekend. Dit budget kan gebruikt worden voor bijkomende kosten, zoals telefoonkosten, kosten voor de VOG-verklaring en scholing.

  • 5. Het PGB voor de voorzieningen zoals vermeld in artikel 13 lid 5 sub a, sub j en sub k van de Verordening Wmo kan conform artikel 13 lid 7 van de Verordening Wmo worden aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald bij de verstrekking van een voorziening in natura. Hierbij wordt rekening gehouden met de eventuele tussen het college en de leverancier reeds overeengekomen korting voor een nieuwe voorziening.

  • 6. Het door het college te verstrekken PGB voor de voorzieningen zoals vermeld in lid 5 wordt verstrekt voor een periode die gelijk is aan de door de leverancier in de offerte vastgestelde levensduur. Onder de levensduur wordt tevens verstaan de periode die resteert na aftrek van de in de betreffende branche gebruikelijke afschrijvingsperiode.

Artikel 4. Geen herverstrekking

Het wederom verstrekken van een PGB voor een reeds eerder verstrekte soortgelijke voorziening en het wederom verstrekken van een voorziening in natura, kan slechts dan geschieden indien de economische afschrijvingstermijn, zoals deze geldt bij het verstrekken van een voorziening in natura, van de betreffende voorziening verstreken is én als de voorziening niet meer adequaat is.

Artikel 5. Afleggen verantwoording persoonsgebonden budget (hulpmiddelen en woonvoorziening)

  • 1. Degene aan wie een PGB als bedoeld in artikel 2 (voor hulpmiddelen en/of een niet bouwkundige woontechnische voorziening) is toegekend, verstrekt binnen 6 maanden na het verlenen van de voorziening de hierop betrekking hebbende originele factuur aan het college.

  • 2. Degene aan wie een PGB als bedoeld in artikel 2 voor woningaanpassing is toegekend, dan wel de eigenaar van de woning, meldt zo mogelijk binnen een termijn van 12 maanden nadat het PGB werd verleend, op basis van een door het college aan te reiken gereedmeldingsformulier, inhoudende dat de woningaanpassing is gerealiseerd onder overlegging van de hierop betrekking hebbende originele facturen.

  • 3. Naar aanleiding van de ontvangst van het gereedmeldingsformulier (voor bouwkundige en niet bouwkundige (woon)voorzieningen) met bijbehorende facturen door het college, zal worden getoetst of de aanpassing heeft plaatsgevonden conform het programma van eisen en het vastgestelde budget. Indien het toegekende PGB niet geheel is besteed, zal het te veel toegekende PGB worden ingetrokken en teruggevorderd.

Artikel 6. Controle persoonsgebonden budget

  • 1. Het college onderzoekt uit het oogpunt van de kwaliteit van de geleverde zorg steekproefsgewijs de inzet van de PGB’s en/of de daarmee verstrekte ondersteuning.

  • 2. De inzet van de PGB’s van budgethouders, ten aanzien waarvan door de SVB bijzonderheden worden gesignaleerd, worden in elk geval gecontroleerd.

Artikel 7. Verkorte procedure bij woonvoorzieningen

  • 1. Indien een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening noodzakelijk is en die voorziening is geheel opgenomen in bijlage 2 behorend bij deze nadere regels, dan kan die voorziening tegen het in de bijlage opgenomen maximale bedrag worden verstrekt zonder dat de aanvrager voorafgaand een offerte behoeft over te leggen.

  • 2. Indien een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening noodzakelijk is en die voorziening is niet of niet geheel in bijlage 2 opgenomen, dan dient de aanvrager voorafgaand ten minste twee offertes aan het college te overleggen omtrent de goedkoopst adequate oplossing.

Artikel 8. Omvang hulp bij het huishouden

  • 1. De toekenning en normering van hulp bij het huishouden vindt plaats op basis van het protocol indicatiestelling hulp bij het huishouden zoals opgenomen in bijlage 1.

  • 2. Wat onder gebruikelijke zorg bij hulp bij het huishouden wordt verstaan is opgenomen in het protocol indicatiestelling hulp bij het huishouden zoals opgenomen in bijlage 1.

Artikel 9. Eigen bijdrage

  • 1. Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 20 lid 1 van de verordening Wmo, wordt op een maatwerkvoorziening (in natura) en een PGB een eigen bijdrage door het CAK in rekening gebracht.

  • 2. De eigen bijdrage die voor een maatwerkvoorziening of een PGB in rekening wordt gebracht, geldt zo lang als de voorziening wordt verstrekt of totdat de kostprijs van de voorziening is terug ontvangen.

  • 3. Indien de voorziening bestaat uit een individuele vervoersvoorziening wordt, gedurende de periode van verstrekking een eigen bijdrage in rekening gebracht, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:

    • a.

      het in rekening brengen van de eigen bijdrage gedurende de afschrijftermijn van de voorziening inclusief onderhoud, reparatie en verzekering;

    • b.

      het in rekening brengen van de eigen bijdrage na de laatste afschrijftermijn van de voorziening voor onderhoud, reparatie en verzekering.

  • 4. Voor personen tot 18 jaar aan wie een maatwerkvoorziening is verstrekt, wordt geen eigen bijdrage gehanteerd. Echter indien het een woonvoorziening betreft dient de eigen bijdrage door de ouders te worden betaald.

  • 5. De eigen bijdrage voor ongehuwde personen die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt, bedraagt € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 22.873 het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 12,5% van het verschil tussen dat inkomen en € 22.873.

  • 6. De eigen bijdrage voor ongehuwde personen die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid , van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt, bedraagt € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 17.474, het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 12,5% van het verschil tussen dat inkomen en € 17.474.

  • 7. De eigen bijdrage per vier weken voor gehuwde personen indien een van beiden de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt of indien beiden die leeftijd nog niet hebben bereikt, bedraagt een dertiende deel van 12,5% van het verschil tussen het gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen en € 35.175, indien dat gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 35.175.

  • 8. De eigen bijdrage per vier weken voor gehuwde personen die beiden de Pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, hebben bereikt bedraagt € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke bijdrageplichtige inkomen meer bedraagt dan € 24.128, het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 12,5% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 24.128.

Artikel 10. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

De kwaliteitseisen voor aanbieders, zowel vanuit het sociale netwerk van cliënt als daarbuiten, met betrekking tot PGB’s zijn vastgelegd in artikel 13 lid 8 en 9 van de Verordening Wmo.

Ten aanzien van aanbieders met betrekking tot zorg in natura kan het college nadere kwaliteitseisen stellen in de betreffende aanbestedingen.

Artikel 11. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Conform artikel 3.4 van de Wet doet de zorgverlener bij de toezichthoudende ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1 van de Wet, onverwijld melding van iedere calamiteit die bij de verstrekking van een Wmo-voorziening heeft plaatsgevonden en/of geweld bij de verstrekking van een Wmo-voorziening.

  • 2. Elke calamiteit, daad en/of uiting van agressie wordt vastgelegd op een daarvoor bestemd meldingsformulier (meldingsformulier calamiteiten en geweld). Het formulier wordt ondertekend en binnen veertien dagen na het incident ingeleverd bij de door het college aangewezen functionaris.

  • 3. De aangewezen functionaris brengt binnen veertien dagen na inlevering van het formulier advies uit aan het college. Het college neemt binnen veertien dagen na ontvangst van het advies een besluit over de te treffen maatregel.

  • 4. Meldingsformulieren met de naar aanleiding daarvan genomen besluiten worden centraal gearchiveerd.

  • 5. In geval van ernstig agressief of gewelddadig gedrag vindt, in overleg met de melder van het incident, binnen 24 uur aangifte plaats bij de politie.

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2018 onder gelijktijdige intrekking van de “Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2017.1” zoals vastgesteld in januari 2017.

  • 2. Dit besluit wordt aangehaald als: “Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2018”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het College van de gemeente Brunssum op 5 december 2017,

De Burgemeester,

De Secretaris,

Bijlage 1: Indicatieprotocol HbH Brunssum

Protocol indicatiestelling hulp bij het huishouden

[deze bijlage is aan de linkerzijde te downloaden]

Bijlage 2: Limitatieve lijst algemeen 2017

Lijst van standaard woonvoorzieningen (verkorte procedure)

ONDERSTAANDE ZIJN PRIJZEN DE PRIJZEN VAN 01-04-2017.

Per kalenderjaar worden deze prijzen aangepast/geïndexeerd. De consultenten Zorg van de gemeente Brunssum werken altijd met de laatste, meest actuele prijslijst.

[deze bijlage is aan de linkerzijde te downloaden]

TOELICHTING

Algemeen

Deze nadere regels geven aan hoe de Verordening maatschappelijke ontwikkeling gemeente Brunssum 2017 ten uitvoer zal worden gebracht. Bij een beperkt aantal artikelen in de verordening is aangegeven dat het college nadere regels zal vaststellen. Deze betreffende artikelen zullen in deze nadere regels geëxpliciteerd worden.

In de Wmo 2015 wordt het adagium gehanteerd dat “de voorzieningen terecht moeten komen bij de burgers die het echt niet zelf kunnen regelen en betalen”. Van belang is het kunnen sturen op de eigen inzet van de burgers en zijn sociaal netwerk. Uitgangspunt van de Wmo 2015 is eerst eigen kracht, dan kracht van het sociaal netwerk, de mogelijke inzet van algemene voorzieningen, en dan pas een maatwerkvoorziening.

Artikelsgewijze toelichting

Ad Artikel 1. Begripsbepalingen

Voor een deel worden hier begripsbepalingen gehanteerd die ook in de Wet en/of in de Verordening Wmo gehanteerd worden.

Ad Artikel 2. Langdurig noodzakelijk

In dit artikel wordt aangegeven dat een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie langdurig noodzakelijk moet zijn. In dit artikel wordt tevens een omschrijving gegeven van wat “langdurig” en “noodzakelijk” is. Iemand die slechts tijdelijke beperkingen ondervindt, bijvoorbeeld door een ongeluk, terwijl vaststaat dat de beperkingen slechts tijdelijk zijn, komt niet voor een voorziening in aanmerking. Diegene die voor “beperkte of onzekere duur” beperkingen ondervindt kan een beroep doen op de Zorgverzekeringswet.

Bij een wisselend beeld, waarbij verbetering in de situatie gevolgd wordt door situaties van terugval, kan worden uitgegaan van langdurig noodzakelijk, mits dat wisselend beeld permanent is.

Om het criterium van langdurige noodzakelijk toe te passen moet maatwerk worden toegepast.

Bij de verlening van hulp bij het huishouden bestaat een uitzondering op de voorwaarde van langdurig noodzakelijk. De kortdurende hulp bij het huishouden valt onder de Wmo 2015. Dat betekent dat de gemeente ook verantwoordelijk is voor de kortdurende hulp bij het huishouden, bijvoorbeeld na een ziekenhuisopname.

Ad Artikel 3. Persoonsgebonden budget (PGB)

De voorwaarden om in aanmerking te komen voor een PGB zijn reeds in de Verordening Wmo geregeld. Dit artikel ziet slechts op de maximale PGB tarieven voor het jaar 2018, alsmede enkele nadere regels.

Ad Artikel 4. Geen persoonsgebonden budget

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Ad Artikel 5. Afleggen verantwoording persoonsgebonden budget

In dit artikel wordt voor de maatwerkvoorzieningen in de vorm van een PGB bepaald op welke wijze en binnen welke termijn hierover verantwoording dient te worden afgelegd.

Indien niet of onvoldoende wordt verantwoord, wordt dit gesanctioneerd. Hiervoor wordt verwezen naar het betreffende artikel in de verordening.

Ad Artikel 6. Controle persoonsgebonden budget

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Ad Artikel 7. Verkorte procedure bij woonvoorzieningen

In dit artikel is omschreven welke procedure geldt bij een verkorte woonprocedure. Indien het een eenvoudige woningaanpassing betreft, waarvan de voorzieningen zijn opgenomen in de in de bijlage weergegeven (SCIO)lijst, hoeft een klant geen offerte aan te vragen. Door het hanteren van de SCIO lijst wordt het proces voor de klant eenvoudiger.

Ad. Artikel 8. Omvang hulp bij het huishouden

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Ad Artikel 9. Eigen bijdrage

Bij een voorziening in natura of een PGB, welke aan de aanvrager zelf worden uitgekeerd, wordt gesproken over een eigen bijdrage. Een PGB wordt altijd bruto uitbetaald. Dit betekent dat de eigen bijdrage niet in het bedrag wordt verrekend. De eigen bijdrage moet belanghebbende uit eigen middelen voldoen.

De eigen bijdrage die voor een voorziening wordt verstrekt geldt voor de periode zolang als de voorziening wordt verstrekt of ten hoogste de kostprijs. Een klant betaalt zolang hij gebruik maakt van de voorziening. In lid 3 van dit artikel wordt geregeld dat, indien het een in bruikleen verstrekte voorziening betreft, een klant (voordat de afschrijvingstermijn is verstreken) betaalt voor het middel, onderhoud, reparatie en verzekering. Nadat de afschrijvingstermijn is verstreken betaalt een klant alleen nog eigen bijdrage ten behoeve van onderhoud, reparatie en verzekering.

Een cliënt kan ook een bijdrage in de kosten gevraagd worden als hij gebruik maakt van een algemene voorziening.

Ad Artikel 10. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

In de Verordening Wmo is geregeld aan welke kwaliteitseisen de aanbieder (uit het sociale netwerk of daarbuiten) moet voldoen. Met de zorgaanbieders van de verschillende Wmo-voorzieningen met betrekking tot zorg in natura zijn (middels de aanbestedingen) afspraken gemaakt over kwaliteitseisen van de betreffende voorzieningen.

Ad Artikel 11. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

In dit artikel is geregeld welke eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

Onder een calamiteit wordt verstaan: een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van een Wmo-voorziening en die tot ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een cliënt heeft geleid.

Onder geweld wordt verstaan: het seksueel binnendringen van het lichaam of ontucht met een cliënt, alsmede lichamelijk en geestelijk geweld jegens een cliënt, door een zorgverlener dan wel door een andere cliënt met wie de cliënt gedurende het etmaal of dagdeel in een accommodatie van een aanbieder verblijft.

Agressie en geweld, verbaal en/of fysiek, is iedere vorm van gedrag en voorvallen in en

buiten werktijd waarbij een medewerker van een dienstverlener welke namens of in opdracht van de gemeente Brunssum handelt, psychisch en/of fysiek wordt lastig gevallen, bedreigd, of aangevallen en/of schade wordt toegebracht, onder omstandigheden, die rechtstreeks verband houden met de te vervullen functie van die medewerker.

Voorbeelden van verbale agressie zijn: beledigen, uitschelden, treiteren, pesten, vernederen, schreeuwen, discriminerende opmerkingen, uiten van beschuldigen, medewerker stelling dwingen te nemen tegen de gemeente.

Voorbeelden van fysieke agressie en geweld zijn: schoppen, slaan, knijpen, vastpakken, (gericht) gooien van voorwerpen, steken, spuwen, schade toebrengen aan eigendommen.

Ad artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.