Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum houdende regels omtrent zonnepanelen in beschermende mijnwijken

Geldend van 17-10-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum houdende regels omtrent zonnepanelen in beschermende mijnwijken

Bekendmaking beleid “Zonnepanelen in de beschermde mijnwijken”

Burgemeester en wethouders van Brunssum maken bekend dat beleid is vastgesteld om het realiseren van zonnepanelen op daken van woningen binnen de beschermde mijnwijken mogelijk te maken.

Groot deel van Brunssum aangewezen als beschermd stads- en dorpsgezicht

Op 21 januari 2009 zijn vijf mijnwerkerskoloniën, twee parken (Schutterspark en Vijverpark) en het voormalig mijnspoortracé door het Rijk aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht.

Deze aanwijzing is geregistreerd bij het Kadaster en wordt bij verkoop van een perceel of pand ook opgenomen in de eigendomsakte. De aanwijzing is ook vertaald in onze vigerende bestemmingsplannen. De mijnwerkerskoloniën en het voormalige mijnspoortracé zijn opgenomen in het bestemmingsplan “Beschermd Dorpsgezicht Mijnkoloniën” dat u kunt raadplegen via www.ruimtelijkeplannen.nl via de code NL.IMRO.0899.bpBeschermdGezicht-VA01.

Vergunningplicht voor zonnepanelen in de beschermde mijnwijken

In de meeste gevallen kunnen zonnepanelen op het dak zonder vergunning gerealiseerd worden.

In een als beschermd stads- en dorpsgezicht aangewezen gebied heeft u voor het plaatsen van zonnepanelen een vergunning nodig, indien het dakvlak waarop de panelen beoogd zijn gekeerd is naar openbaar gebied, zoals een weg, groenstrook, openbaar water of een met de auto toegankelijk achterpad.

Bij een aangewezen monument is in de meeste gevallen ook aan de zijde die niet naar openbaar gebied gekeerd is een vergunning noodzakelijk.

Gelet op het voorgaande adviseren wij u dan ook om, indien u woonachtig bent in een beschermd stads- en dorpsgezicht of in een monument, vóór het plaatsen van zonnepanelen even contact op te nemen met de gemeente.

Mogelijkheden om toch zonnepanelen te realiseren

De samenwerkende Parkstadgemeenten hebben de ambitie geformuleerd om in 2040 een energieneutrale regio te zijn. Om die ambitie te realiseren worden diverse projecten uitgevoerd waaronder het Zonnepanelenproject Parkstad, dat aan 7.250 particuliere huishoudens, bedrijven en verenigingen met een kleinverbruikersaansluiting van maximaal 3×80 ampère de kans biedt te investeren in duurzaamheid.

Daarnaast nemen steeds meer mensen, ook buiten het zonnepanelenproject om, de stap om zonnepanelen op het dak van hun woning te realiseren.

De gemeente Brunssum wil bewoners van een beschermd stads- en dorpsgezicht faciliteren om zonnepanelen te kunnen plaatsen. Dit moet echter niet ten koste gaan van het aanzien of de waarde van panden.

De gemeente Brunssum heeft daarom een aantal beleidsregels geformuleerd en deze beleidsregels zijn na een uitgebreide participatieprocedure door de gemeenteraad vastgesteld op 24 september 2019.

Het beleid stelt met name regels omtrent kleurstelling van de panelen en de plaatsing op het dakvlak. Bovendien moeten de panelen en dragers het onderliggende dak niet beschadigen.

Bij uitzonderlijke monumenten en daken met een bijzondere vorm of bedekt met kwetsbare materialen, wordt echter géén medewerking verleend aan zonnepanelen.

De beleidsregels zijn een aanvulling op de Welstandsnota.

Inwerkingtreding

Het onderhavige beleid treedt in werking op 17 oktober 2019. De betreffende stukken zijn toegevoegd aan deze publicatie, maar kunnen gedurende de openingstijden ook worden ingezien bij het Loket Vergunningen aan het Lindeplein 1 te Brunssum. U kunt hiertoe een afspraak maken via ons Klant Contact Centrum (045-5278 555) of via de digitale afsprakenplanner op onze website.

Tegen de onderhavige besluitvorming staan verder geen rechtsmiddelen open.

Brunssum, 16 oktober 2019

afbeelding binnen de regeling

Beleid voor zonnepanelen in de beschermde mijnwijken

Vastgesteld op 24 september 2019

Managementsamenvatting

Mede door het zonnepanelenproject Parkstad heeft het realiseren van zonnepanelen een enorme toevlucht genomen. Het realiseren van zonnepanelen op daken van woningen en (bedrijfs)gebouwen is in de meeste gevallen vergunningvrij.

Voor het plaatsen van zonnepanelen op een monument is bijna altijd een omgevingsvergunning nodig. Voor het plaatsen van zonnepanelen op een dakvlak dat in een aangewezen beschermd stads- en dorpsgezicht naar openbaar gebied is gekeerd, is tevens een omgevingsvergunning benodigd.

De wetgever heeft dit zo geregeld omdat dergelijk panden / wijken een bepaalde kwaliteit uitstralen en cultuurhistorische waarde hebben die zoveel als mogelijk behouden moet blijven. In veel gemeenten is dan ook beleidsmatig vastgelegd dat zonnepanelen op monumenten en in beschermde stads- en dorpsgezichten niet wordt toegestaan en dat daar dus geen vergunning voor wordt afgegeven.

Daar staat tegenover dat we een duurzaamheidsdoelstelling hebben (ingevolge PALET) en ook zoveel mogelijk mensen de gelegenheid willen bieden om duurzame energie op te wekken.

Bovendien kunnen zonnepanelen worden aangebracht zonder dakpannen te beschadigen en gelet op alle ontwikkelingen in de energietransitie zullen over tientallen jaren zonnepanelen misschien helemaal niet meer nodig zijn en kan het dakvlak weer geheel in de oude staat worden teruggebracht.

De gemeente Brunssum wil dan ook niet, zoals veel gemeenten, zonnepanelen op panden met een beschermde status verbieden. De gemeente Brunssum ziet ruimte om zonnepanelen, ook indien deze naar openbaar gebied gekeerd zijn, toch mogelijk te maken. Met het oog op het behoud van kwaliteit en het behoud van de woningwaarde in die beschermde gebieden zijn daar wel een aantal spelregels aan gekoppeld. Dit kan uiteraard gevolgen hebben voor het te behalen rendement, maar een beperking is nog altijd beter dan iets helemaal niet toestaan.

De spelregels, die in het onderhavige beleidsstuk zijn opgenomen, zijn besproken met onze stadsbouwmeester, onze monumentendeskundige en met het Steunpunt Archeologie & Monumentenzorg Limburg (SAM). Allen hebben begrip voor de duurzaamheidsopgave en zijn van mening dat met deze spelregels aan de kwaliteit en cultuurhistorische waarde de minste afbreuk wordt gedaan. Vanuit de deskundigen is dus volmondig ja tegen dit beleidsvoornemen geuit.

Ten behoeve van lopende aanvragen wordt reeds geanticipeerd op dit beleid. Een en ander om het realiseren van zonnepanelen niet te stagneren, maar wel met het oog op het behoud van kwaliteit.

Kortom, duurzaamheid en behoud van cultuurhistorische waarden gaan hand in hand in deze beleidsnota!

Inleiding

Steeds vaker worden zonnepanelen op daken geplaatst om duurzaam energie op te wekken.

De acht samenwerkende Parkstadgemeenten (Brunssum, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Nuth, Onderbanken, Simpelveld en Voerendaal) hebben de ambitie geformuleerd om in 2040 een energieneutrale regio te zijn. Om die ambitie te realiseren worden diverse projecten uitgevoerd waaronder het Zonnepanelenproject Parkstad, dat aan 7.250 particuliere huishoudens, bedrijven en verenigingen met een kleinverbruikersaansluiting van maximaal 3×80 ampère de kans biedt te investeren in duurzaamheid.

In de meeste gevallen kunnen deze zonnepanelen zonder vergunning geplaatst worden. In een aantal gevallen is echter wel een vergunning benodigd, bijvoorbeeld indien het gebouw waarop de zonnepanelen worden geplaatst is aangewezen als een monument of indien het betreffende gebouw gelegen is in een beschermd stads- of dorpsgezicht.

Op 21 januari 2009 zijn vijf mijnwerkerskoloniën, twee parken en het voormalige mijnspoortracé door het Rijk aangewezen tot “Beschermd Dorpsgezicht Mijnkoloniën Brunssum”. Het betreft hier het grootst aaneengesloten beschermd dorpsgezicht van Nederland en het aangewezen gebied omvat ook een groot deel van het Brunssumse grondgebied.

Het betreffende gebied heeft bepaalde kwaliteiten die niet zomaar aangetast mogen worden. Voor het plaatsen van zonnepanelen is derhalve in de meeste gevallen een omgevingsvergunning benodigd. Er is echter nog geen kader ontwikkeld op basis waarvan een aanvraag om een omgevingsvergunning kan worden verleend of kan worden geweigerd.

Nu steeds vaker zonnepanelen worden geplaatst en een groot deel van Brunssum is aangewezen als beschermd dorpsgezicht is het wenselijk om een beleidslijn vast te leggen, zodat duidelijk wordt op welke wijze zonnepanelen in deze gebieden kunnen worden gerealiseerd en in welke gevallen het plaatsen van zonnepanelen echt niet haalbaar is.

Een en ander heeft geleid tot het opstellen van onderhavig kader en dat kader is als volgt vormgegeven.

Uit hoofdstuk 1 volgt waarom het zo belangrijk is om beleid vast te stellen voor de beschermde gebieden.

In hoofdstuk 2 is het juridisch kader beschreven waarbij achtereenvolgens wordt ingegaan op de wettelijke bepalingen, het planologisch kader en de Welstandsnota.

In hoofdstuk 3 treft u het beleid aan. Hierbij wordt eerst verwezen naar de reikwijdte van het beleid, de systematiek /motivering van het beleid en vervolgens zijn de voorwaarden (in de vorm van sneltoetscriteria) voor het plaatsen van zonnepanelen in de beschermde mijnwijken benoemd. Ook is een hardheidsclausule opgenomen om incidenteel van het beleid af te kunnen wijken.

In hoofdstuk 4 is het beleidsproces beschreven.

1. Waarom dit beleid?

De opwekking van duurzame energie staat hoog in het vaandel. Een relatief eenvoudige manier is het plaatsen van zonnepanelen. Dit wordt echter niet altijd even mooi uitgevoerd. Daar waar deze vergunningvrij zijn, hebben wij (helaas) geen invloed op de wijze van plaatsen.

Zoals beschreven in de inleiding heeft het door het Rijk aangewezen beschermd stads- en dorpsgezicht bepaalde kwaliteiten die we niet zomaar teniet moeten laten gaan. Juist daarom heeft de wetgever voor deze gebieden bepaald dat zonnepanelen in een aantal gevallen vergunningplichtig zijn. Dit maakt dat je sturing kunt geven aan de wijze van plaatsen en daarmee kunnen onderstaande excessen (overigens geen Brunssumse panden) in deze waardevolle gebieden voorkomen worden.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

2. Juridisch kader

Het juridische kader wordt gevormd door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor), de van toepassing zijnde bestemmingsplannen / beheersverordeningen en de Welstandsnota.

2.1 Wettelijk kader

Op basis van artikel 2.1 Wabo is het verboden een bouwwerk te bouwen zonder omgevingsvergunning. In datzelfde artikel is evenwel opgenomen dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat dit verbod in bepaalde categorieën van gevallen niet van toepassing is.

In artikel 2 van bijlage II van het Bor is bepaald in welke gevallen een omgevingsvergunning niet benodigd is. Meer specifiek is in de aanhef en lid 6 van dit artikel opgenomen dat een omgevingsvergunning niet vereist is voor:

“een collector voor warmteopwekking of een paneel voor elektriciteitsopwekking op een dak, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a.

    indien op een schuin dak:

    • 1°.

      binnen het dakvlak,

    • 2°.

      in of direct op het dakvlak, en

    • 3°.

      hellingshoek gelijk aan hellingshoek dakvlak,

  • b.

    indien op een plat dak: afstand tot de zijkanten van het dak ten minste gelijk aan hoogte collector of paneel, en

  • c.

    indien de collector of het paneel niet één geheel vormt met de installatie voor het opslaan van het water of het omzetten van de opgewekte elektriciteit: die installatie aan de binnenzijde van een bouwwerk is geplaatst;”

Uit artikel 4a lid 1 van bijlage II van het Bor volgt dat een omgevingsvergunning wel vereist is indien een collector of paneel wordt aangebracht aan een monument, tenzij het wordt aangebracht op een deel van het monument dat uit oogpunt van Monumentenzorg geen monumentale waarde heeft of bij een monument (artikel 4a lid 1b van bijlage II Bor).

Uit artikel 4a lid 2b onder 2° van bijlage II van het Bor volgt dat voor een dergelijk bouwwerk in een als beschermd stads- of dorpsgezicht aangewezen gebied eveneens een omgevingsvergunning is vereist, tenzij het zonnepaneel wordt bevestigd aan een achtergevel of achterdakvlak en deze achtergevel of achterdakvlak niet naar het openbaar toegankelijk gebied is gekeerd.

Het openbaar toegankelijk gebied is als volgt gedefinieerd:

“weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 , alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;”

Hieruit volgt dat ook achterpaden die bestemd / toegankelijk zijn voor gemotoriseerd verkeer vallen onder de definitie van ‘openbaar toegankelijk gebied’.

Kortom, indien in het als beschermd dorpsgezicht aangewezen gebied zonnepanelen aan de voorzijde worden gerealiseerd of aan de zij- / achterzijde en deze zij- / achterzijde naar openbaar toegankelijk gebied is gekeerd – zoals bijvoorbeeld een weg of voor auto’s bestemde achterpaden – dan is altijd een omgevingsvergunning voor de plaatsing van deze zonnepanelen benodigd.

Voor monumenten geldt in bijna alle gevallen hetzelfde.

Het plaatsen van zonnepanelen / zonnecollectoren op de grond is niet expliciet opgenomen in het Bor. Wel zijn andere bouwwerken (geen gebouw zijnde) ingevolge artikel 2, lid 21, van bijlage II van het Bor vergunningvrij indien deze niet hoger zijn dan 1 meter, en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 2 m2. In veel gevallen zullen stellages met zonnepanelen op de begane grond dus al snel vergunningplichtig zijn.

2.2 Planologisch kader

Een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt altijd getoetst aan het ter plaatse vigerende bestemmingsplan of de beheersverordening.

Voor de vijf mijnkoloniën inclusief het mijnspoortracé is op 14 april 2015 het bestemmingsplan “Beschermd Dorpsgezicht Mijnkoloniën Brunssum” vastgesteld. De twee aangewezen parken (Vijverpark en Schutterspark) zijn respectievelijk opgenomen in de bestemmingsplannen “Centrum” en “Schutterspark” uit 2010. Verder kent de gemeente Brunssum alleen door het Rijk aangewezen monumenten. Deze liggen verspreid in Brunssum en daarop zijn diverse planologische regimes van toepassing.

Normaliter worden zonnepanelen in bestemmingsplannen en beheersverordeningen beschouwd als ondergeschikte bouwdelen waarvoor de in het bestemmingsplan of beheersverordening opgenomen regels niet van toepassing zijn. Deze passen dus in beginsel altijd in het bestemmingsplan.

In het bestemmingsplan “Beschermd Dorpsgezicht Mijnkoloniën Brunssum” is evenwel bepaald dat deze uitzondering niet geldt aan de voorzijde van een pand dat is gelegen op gronden met de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – karakteristieke bouwstijl mijnkolonie’ en bij ‘waarde cultuurhistorische elementen’. In die gevallen is het toevoegen van zonnepanelen in strijd met het bestemmingsplan.

Kortom, indien zonnepanelen worden gerealiseerd aan de voorzijde van een pand dat gelegen is in het bestemmingsplan “Beschermd Dorpsgezicht Mijnkoloniën Brunssum” en de betreffende grond is aangeduid als ‘specifieke bouwaanduiding – karakteristieke bouwstijl mijnkolonie’ en bij ‘waarde cultuurhistorische elementen’, dan past het zonnepaneel niet in het bestemmingsplan en dient ofwel een afwijking te worden verleend of dient de vergunning te worden geweigerd.

Betreft het een zonnepaneel aan de voorzijde waarbij de genoemde aanduidingen niet van toepassing zijn of indien de zonnepanelen aan de achterzijde worden geplaatst dan past het zonnepaneel wel in het bestemmingsplan en kan de omgevingsvergunning verleend worden, behoudens hetgeen is opgenomen in de Welstandsnota.

2.3 De Welstandsnota

In de Welstandsnota, die op 14 april 2015 is vastgesteld, is niets opgenomen over het plaatsen van zonnepanelen en –collectoren. Wel is een passage opgenomen over technische installaties, maar dit lijkt meer te zijn gericht op een airco die nogal eens aan de gevel wordt geplaatst.

In de Welstandnota is wel een hoofdstuk gewijd aan het beschermde dorpsgezicht. Beleidsmatig geldt het volgende:

“Het beleid is gericht op het in stand houden van de stedenbouwkundige en architectonische samenhang en kwaliteit en de bijzondere cultuurhistorische waarde voor Brunssum en heel Nederland.”

Een belangrijk aandachtspunt is om “de symmetrie en samenhang in gevels en dakvlakken in stand te houden.”

Hieruit volgt dat het plaatsen van zonnepanelen in strijd zou kunnen zijn met de Welstandsnota aangezien symmetrie en samenhang van dakvlakken door het plaatsen van zonnepanelen aangetast zou kunnen worden.

Dit wordt thans per geval door de Stadsbouwmeester bekeken en beoordeeld.

De bedoeling van dit beleid is om vóóraf duidelijk weer te geven welke (on)mogelijkheden er zijn m.b.t. de plaatsing van zonnepanelen in de beschermde mijnwijken en dit gebeurt dan in de vorm van sneltoetscriteria. In dat geval behoeft het bouwplan niet meer ter beoordeling aan de stadsbouwmeester te worden voorgelegd.

Deze nota is een aanvulling op de welstandsnota en wordt vastgesteld als zijnde welstandsbeleid.

Kortom, het plaatsen van zonnepanelen wordt van geval tot geval beoordeeld door de stadsbouwmeester en het is wenselijk om sneltoetscriteria te ontwikkelen die inzicht geven in de (on)mogelijkheden tot het plaatsen van zonnepanelen en –collectoren.

3. Beleidskader

Na een uiteenzetting over de van toepassing zijnde wet- en regelgeving wordt in dit hoofdstuk het daadwerkelijke beleid (sneltoetscriteria) uiteengezet. Vooreerst wordt de reikwijdte van het beleid beschreven, daarna de gekozen systematiek en vervolgens zijn de sneltoetscriteria nader beschreven. Daarnaast is een hardheidsclausule opgenomen die het mogelijk maakt om af te wijken van het beleid.

3.1 Reikwijdte van het beleid

In de Wabo en het Bor is geregeld in welke gevallen de plaatsing van zonnepanelen- en collectoren al dan niet vergunningvrij zijn (zie hoofdstuk 2.1).

Indien de zonnepanelen en –collectoren vergunningvrij kunnen worden geplaatst is toetsing aan het bestemmingsplan / de beheersverordening, de Welstandsnota en dit beleidsstuk niet aan de orde.

Indien de zonnepanelen en/of –collectoren wel vergunningplichtig zijn, is dit beleid in beginsel van toepassing. Hierop gelden echter 2 uitzonderingen:

  • 1.

    Indien de zonnepanelen en/of collectoren om bouwtechnische redenen vergunningplichtig zijn – indien dus niet wordt voldaan aan de in artikel 2 lid 6 van bijlage II van het Bor opgenomen voorwaarden – dan betreft het mogelijk geen standaard zonnepanelen of worden ze op een andere wijze op het dak gesitueerd en is het wenselijk dat per geval wordt bekeken of al dan niet medewerking aan de zonnepanelen kan worden verleend. De aanvraag wordt dan altijd ter beoordeling aan de stadsbouwmeester en /of de monumentendeskundige voorgelegd.

  • 2.

    Indien de zonnepanelen / -collectoren op een monument worden geplaatst, wordt de aanvraag ook altijd aan de stadsbouwmeester voorgelegd en tevens aan de Rijksdienst. De stadsbouwmeester staat het vrij om onderhavig beleid geheel of gedeeltelijke toe te passen.

Het beleid is verder van toepassing op woon- en bedrijfspanden en ook op stellage van zonnepanelen / -collectoren op de grond (in de tuin).

Vergunningplicht zonnepanelen / -collectoren

Beleid van toepassing

Advisering stadsbouwmeester / monumentendeskundige

Vergunningvrij

nee

nee

Vergunningplichtig

  • -

    pand gelegen in beschermd dorpsgezicht en panelen voldoen aan voorwaarden artikel 2 aanhef en lid 6 van bijlage II Bor

ja

nee

  • -

    pand gelegen in beschermd dorpsgezicht en panelen voldoen niet aan voorwaarden artikel 2 aanhef en lid 6 van bijlage II Bor

nee

ja

  • -

    pand niet gelegen in het beschermd dorpsgezicht en panelen voldoen niet aan voorwaarden artikel 2 aanhef en lid 6 van bijlage II Bor

nee

ja

  • -

    panelen worden geplaatst op of aan een monument

Kan van toepassing worden verklaard

ja

  • -

    panelen worden in tuin op de grond geplaatst

ja

nee

3.2 Systematiek van het beleid

Zoals uit het voorgaande volgt is het beleid dus geschreven voor de vergunningplichtige zonnepanelen en – collectoren in de beschermde dorpsgezichten en voor vergunningplichtige zonnepanelen op de grond. Het beleid kan dus tevens van toepassing worden verklaard op een monument op advies van de stadbouwmeester en/of de monumentendeskundige.

In dat geval wordt getoetst aan het bestemmingsplan en aan de Welstandsnota.

Gelet op het feit dat het van toepassing zijnde bestemmingsplan “Beschermd Dorpsgezicht Mijnkoloniën Brunssum” vrij recent is vastgesteld, is in bepaalde mate aansluiting gezocht bij de gebiedstyperingen in dat bestemmingsplan.

Relevant hierbij is dat de panden in een aangewezen stads- of dorpsgezicht een andere status hebben dan aangewezen monumenten. Bij de aanwijzing van een monument gaat het immers om de karakteristiek / monumentale waarde van het pand zelf en bij de aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht gaat het om een bepaalde karakteristieke waarde van een gebied, zoals een woningtypologie, een straat, een plein, een groenvoorziening, tuinmuur of iets dergelijks. Dit betekent dat niet een afzonderlijk pand centraal staat, maar de uitstraling van een gebied.

Waardevolle en minder waardevolle gebieden en panden

Het beschermde dorpsgezicht van Brunssum is een aaneengesloten gebied. Dit maakt dat er delen zijn met een hogere beschermingsgraad en delen met een minder hoog beschermingsniveau.

Locaties en gebouwen die meer beschermd zijn, zijn in het bestemmingsplan aangeduid als ‘specifieke bouwaanduiding – karakteristieke bouwstijl mijnkolonie’ en / of ‘waarde Cultuurhistorische elementen’. Het betreft hier veelal locaties waar de waarden uit het mijnverleden nog goed behouden zijn gebleven, zoals kenmerkende gevels, daken, tuinmuurtjes of een authentiek straatpatroon, pleinvorming of specifieke groenelementen.

Binnen het aangewezen gebied zijn echter ook locaties die minder waardevol zijn en die soms ‘meer toevallig’ binnen het aangewezen gebied gelegen zijn. Het betreft hier veelal gebouwen die niet middenin de mijnwijken zijn gelegen, maar bijvoorbeeld aan de rand daarvan of (nieuwbouw)woningen die ook in reguliere woonwijken voorkomen (bijvoorbeeld woningen aan de Prins Hendriklaan, Rimburgerweg, Venweg, Wenckebachstraat, etc…).

Deze gebieden zijn in het bestemmingsplan niet nader aangeduid. Uit het bestemmingsplan volgt dat met name de panden en/of straten van (ongeveer) na 1970 niet nader zijn aangeduid en dus op basis van het bestemmingsplan als minder waardevol zijn aangemerkt.

Derhalve is ervoor gekozen om in dit beleid een onderscheid te maken tussen panden vóór (omstreeks) 1970 en na (omstreeks) 1970. Het betreft hier geen harde scheidslijn, maar een indicatie van locaties die meer of minder beschermd moeten worden. Bij twijfel (bijvoorbeeld indien de aanvraag betrekking heeft op een pand uit 1969) wordt het bestemmingsplan geraadpleegd. Indien het pand is aangeduid als ‘specifieke bouwaanduiding – karakteristieke bouwstijl mijnkolonie’ en / of gelegen is aan een gebied dat is aangeduid als ‘waarde Cultuurhistorische elementen’, dan geldt het strengere regime voor panden vóór 1970 en anders wordt het plaatsen van zonnepanelen onderworpen aan het minder strenge regime.

Ligging voor-, zij- of achterzijde pand

In beginsel is op verzoek van de stadsbouwmeester en monumentendeskundige geen onderscheid gemaakt tussen de voorzijde, zijzijde en achterzijde van panden (die aan openbaar toegankelijk gebied gelegen zijn). Beiden zijn van mening dat ook het openbare gebied gelegen aan de achterzijde onderdeel uitmaakt van het beschermde gebied.

De ingestelde raadswerkgroep is van mening dat de achterpaden eigenlijk alleen bezocht worden door omwonenden, omdat het hier geen doorgaande weg betreft. Het heeft stedenbouwkundig bezien dus een andere waarde dan een openbaar gebied dat door eenieder (kan) worden gebruikt. Derhalve heeft de raadswerkgroep geadviseerd om voor zonnepanelen aan de achterzijde geen nadere randvoorwaarden te stellen indien daar slechts sprake is van een achterpad dat nagenoeg alleen door omwonenden wordt gebruikt ofwel slechts beperkt gebruikt wordt. Dit geldt dan uiteraard ook voor de zijzijde van een pand.

Indien aan de achter- of zijzijde openbaar gebied is gelegen dat door eenieder is te gebruiken, zoals bijvoorbeeld een openbare groenvoorziening, de doorgaande openbare weg, een parkeerterrein, water, e.d. dan worden wel nadere voorwaarden gesteld.

Ligging op hellende daken, platte daken en op de grond

Verder is een onderscheid gemaakt tussen zonnepanelen op schuine daken en op platte daken en volledigheidshalve is nog beleid toegevoegd m.b.t. de plaatsing van zonnepanelen op stellages in de tuin.

Sneltoetscriteria

De beleidsregels zijn geformuleerd als sneltoetscriteria die toegevoegd worden aan de Welstandsnota. Op basis van de sneltoetscriteria wordt een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de plaatsing van zonnepanelen / -collectoren beoordeeld en vindt zonder tussenkomst van de stadsbouwmeester / monumentendeskundige de besluitvorming plaats. Bij twijfel of in de gevallen dat dit beleid niet van toepassing is wordt de omgevingsvergunningaanvraag aan de stadsbouwmeester / monumentendeskundige voorgelegd.

3.3 Sneltoetscriteria

In deze paragraaf zijn de sneltoetscriteria uitgewerkt.

  • A)

    Het plaatsen van zonnepanelen is géén optie:

    • -

      bij uitzonderlijke monumenten met een speciale cultuurhistorische waarde of betekenis;

    • -

      op daken met een bijzondere vorm, zoals ronde, veelhoekige, spitse, bolle of holle vorm;

    • -

      op daken met bijzondere of kwetsbare materialen, zoals riet, leien, metalen (koper, zink en soms lood) en zeldzame typen dakpannen, bijv. Oegstgeesterpan, Lucas IJsbrandspan, Hildersheimerpan, alsmede pannen met bijzondere en decoratieve patronen.

  • B)

    Platte daken

    Op platte daken worden zonnepanelen/-collectoren toegestaan indien:

    • -

      de afstand tot de dakrand gericht naar de openbare ruimte groter of gelijk is aan twee maal de hoogte van het hoogste paneel/collector en minimaal een meter bedraagt;

    • -

      de afstand tot de dakrand niet gericht naar de openbare ruimte groter is dan één maal de hoogte van het hoogste zonnepaneel/-collector.

  • C)

    Hellende dakvlakken bij panden van vóór 1970

    Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de ligging van het dakvlak naar voor iedereen toegankelijk en ook door iedereen te gebruiken openbaar gebied en de ligging van het dakvlak naar openbaar gebied dat slechts door omwonenden wordt gebruikt (achterpaden)

    • 1.

      Zonnepanelen aan de voorzijde en aan de zij- en achterzijde van volledig openbaar gebied (openbaar plantsoen, openbare groenvoorziening, openbare doorgaande weg, water, e.d.):

      Op hellende dakvlakken worden zonnepanelen/-collectoren toegestaan indien:

      • -

        de hellingshoek van de panelen/-collectoren gelijk is aan de dakhelling;

      • -

        de afstand tot de dakrand, de hoekkepers en de nok minimaal 2 pannen bedraagt;

      • -

        de panelen/-collectoren niet onder hoekkepers of boven kilkepers worden geplaatst;

      • -

        de historische kapconstructie gerespecteerd wordt en de onderliggende pannen niet worden verwijderd;

      • -

        de panelen/-collectoren allemaal in dezelfde stand en in een aaneengesloten rechthoekig of vierkant vlak worden aangebracht.

      • -

        In afwijking van het hiervoor gestelde met betrekking tot het rechthoekig of in vierkant verband plaatsen van de zonnepanelen mogen op schilddaken 1 de zonnepanelen in een aaneengesloten en trapsgewijs verband worden aangebracht. De zonnepanelen mogen per rij slechts met één zonnepaneel verspringen.

      • -

        de kleur van de panelen/-collectoren donkergrijs/bruin of zwart is, of in de kleur van de onderliggende dakpannen en de panelen niet in glans afsteken;

      • -

        de kleur van de randen en rasters gelijk is aan de kleur van de zonnepanelen (dus in ieder geval geen afstekende zilveren rasters).

    • 2.

      Zonnepanelen aan de zij- en achterzijde, dat gericht is naar beperkt toegankelijk openbaar gebied (achterpad):

      Bij plaatsing van zonnepanelen/-collectoren aan de zij- of achterzijde van een gebouw gelden geen nadere regels. Bewoners wordt wel geadviseerd om zoveel als mogelijk aansluiting te zoeken bij de beleidsregels voor panden van vóór 1970. Uniformiteit komt immers de kwaliteit van de leefomgeving alsook hun eigen woningwaarde ten goede.

  • D)

    Hellende dakvlakken bij panden van na 1970

    Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen panden en gebieden die aangeduid zijn in het bestemmingsplan “Beschermd Dorpsgezicht Mijnkoloniën Brunssum” en niet zijn aangeduid

    • 1.

      De beleidsregel voor panden van vóór 1970 (sub C) is van toepassing indien:

      Het pand in het bestemmingsplan is aangeduid als ‘specifieke bouwaanduiding – karakteristieke bouwstijl mijnkolonie’ en / of gelegen is aan een gebied dat is aangeduid als ‘waarde Cultuurhistorische elementen’.

    • 2.

      Bij plaatsing van zonnepanelen/-collectoren op een gebouw gelden géén nadere regels indien:

      Het pand in het bestemmingsplan niet is aangeduid als ‘specifieke bouwaanduiding – karakteristieke bouwstijl mijnkolonie’ en / of gelegen is aan een gebied dat is aangeduid als ‘waarde Cultuurhistorische elementen’.

      Bewoners wordt wel geadviseerd om zoveel als mogelijk aansluiting te zoeken bij de beleidsregels voor panden van vóór 1970. Uniformiteit komt immers de kwaliteit van de leefomgeving alsook hun eigen woningwaarde ten goede.

  • E)

    Op erven

    Bij plaatsing van zonnepanelen/-collectoren op een erf gelden de volgende uitgangspunten:

    • -

      de installatie is op de gewenste locatie goed te richten naar de zon, kan zonder veel schaduwval zonlicht opvangen en levert een relevante bijdrage aan het milieu;

    • -

      de installatie leidt niet tot verlies van cultuurhistorische of historisch-ruimtelijke waarden voor het gebouw in zijn totaliteit of voor het gebied in zijn geheel;

    • -

      het aanzicht en de ruimtelijke samenhang van het perceel en het gebouw lijden niet onder de installatie;

    • -

      de installatie blijft zoveel mogelijk uit het zicht en staat op een van de minst waardevolle of minst kwetsbare delen van het perceel;

    • -

      de installatie heeft geen gevolgen voor belangrijke uitzichten op, vanuit of binnen het perceel;

    • -

      met eventuele graafwerkzaamheden wordt het bodemarchief niet verstoord of gaan geen archeologische waarden verloren.

3.4 Hardheidsclausule

Het opstellen van beleid is altijd een momentopname dat gebaseerd is op gevallen die in de praktijk al eens zijn voorgekomen.

Er kunnen zich echter situaties voordoen waarbij toepassing van dit beleid achteraf bezien toch niet wenselijk is. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van een paneel waar in dit beleid nog geen rekening mee is gehouden en dat niet past in het beleid, maar toch een mooie oplossing is of een situatie dat juist past in het beleid , maar dat op het betreffende gebouw juist absoluut niet gewenst is.

Het moet dan ook mogelijk zijn om gemotiveerd van het beleid af te kunnen wijken.

De procedure is dan als volgt: het betreffende plan wordt voorgelegd aan de stadsbouwmeester / monumentendeskundige en deze beslist gemotiveerd om al dan niet af te wijken van het onderhavige beleid. 

4. Proces

Het onderhavige beleid is tot stand gekomen met medewerking van de stadsbouwmeester en de monumentendeskundige. Het beleid is tevens besproken met het Steunpunt Archeologie & Monumentenzorg Limburg (SAM).

Het beleid is op 10 juli 2018 voorgelegd aan het college en wordt reeds anticiperend als toetsingskader gebruikt. Een en ander om te bezien of het beleid werkbaar is en in alle gevallen kan worden toegepast.

Vervolgens is het concept-beleid voorgelegd aan de raad. Vanuit de raad zijn enkele opmerkingen ingekomen. Deze opmerkingen zijn gevoegd bij de eventuele opmerkingen gedurende inspraakprocedure.

Daarna is het beleid gedurende 6 weken voor eenieder ter inzage gelegd vanaf 6 december 2018 t/m 16 januari 2019 en is gedurende die termijn de gelegenheid geboden om een zienswijze in te brengen. Tevens is op 12 december 2018 een openbare inspraakavond georganiseerd.

Er zijn gedurende de terinzagetermijn geen zienswijzen ingediend.

Ambtelijk is wel een kleine aanpassing aan het beleid gedaan. Het is namelijk wenselijk om ingeval sprake is van een schilddak de regelgeving omtrent plaatsing op het dak iets te versoepelen. Dit is nader beschreven in de sneltoetscriteria onderdeel C.

Tijdens de raadscommissie op 26 maart 2019 heeft de raadscommissie de wens uitgesproken om het beleid nog eens voor te leggen aan een raadswerkgroep. Op 18 juni 2019 heeft de raadswerkgroep de aanbeveling gedaan om bij zonnepanelen aan de achterzijde geen nadere randvoorwaarden te stellen. Ambtelijk is dit vertaald in een onderscheid tussen simpel gezegd volledig openbaar gebied (groenvoorziening, doorgaande openbare weg, water e.d.) en beperkt openbaar gebied (achterpaden). Dit is niet alleen voor de achterzijde, maar ook voor de zijzijde opgenomen.

Daarnaast is een hardheidsclausule opgenomen om incidenteel af te kunnen wijken van het beleid.

Vervolgens is het beleid op 24 september 2019 vastgesteld door de raad. Dit besluit is op 16 oktober 2019 bekendgemaakt en vervolgens op 17 oktober 2019 in werking getreden.

Ondertekening


Noot
1

Een schilddak of schildkap is een daktype dat wordt gevormd door twee driehoekige schilden of dakvlakken aan de korte kant en twee trapeziumvormige schilden aan de lange kant van het gebouw.