Regeling vervallen per 14-01-2010

Referendumverordening voor de gemeente Brunssum

Geldend van 08-01-1998 t/m 13-01-2010

Intitulé

Referendumverordening voor de gemeente Brunssum

artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    raad: de gemeenteraad van Brunssum;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Brunssum;

  • c.

    referendum: een volksstenuning over een raadsvoorstel dat door het college ter besluitvorming aan de raad wordt voorgelegd;

  • d.

    raadsvoorstel: concept-raadsbesluit

  • d.

    kiezer: de persoon die op grond van de Kieswet kiesgerechtigd is voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad.

artikel 2 Reikwijdte

  • 1. Alleen raadsvoorstellen die door het college ter besluitvorming in enige vergadering aan de raad worden voorgelegd, kunnen onderwerp zijn van een referendum, behoudens de in lid twee genoemde uitzonderingen.

  • 2. De volgende raadsvoorstellen kunnen geen onderwerp zijn van een referendum:

    • a.

      het voeren van privaatrechtelijke en administratiefrechtelijke rechtsgedingen;

    • b.

      kwesties waarover de raad beslist als beroepsinstantie ten aanzien van besluiten van het college;

    • c.

      besluiten over individuele kwesties zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, erkenningen en kwijtscheldingen;

    • d.

      het voor kennisgeving aannemen van nota's, rapporten, brieven en dergelijke;

    • e.

      het vaststellen van de begroting en de rekening;

    • f.

      besluiten in het kader van deze verordening;

    • g.

      besluiten over kwesties waarbij de eindbeslissing niet tot de competentie van het gemeentebestuur behoort;

    • h.

      kwesties die naar het oordeel van de raad van een dergelijk spoedeisend gemeentelijk belang zijn dat inwerkingstelling of uitvoering niet kan worden uitgesteld;

    • i.

      kwesties waarbij het belang van het referendum niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van de raad voor kwetsbare groepen in de samenleving.

artikel 3 Initiatief en beslissing

  • 1 Een verzoek aan de raad om te besluiten tot het houden van een referendum kan worden gedaan vanuit de raad of vanuit de kiezers.

  • 2 Een referendum kan alleen worden gehouden indien de raad daartoe heeft besloten.

artikel 4 Initiatief uitgaande van de raad

  • 1. Een verzoek vanuit de raad tot het houden van een referendum kan worden ingediend door elk lid van de gemeenteraad. Het verzoek moet op schrift worden gesteld en moet door tenminste twee andere leden worden mede-ondertekend.

  • 2. Een verzoek tot het houden van een referendum moet worden ingediend voorafgaande aan de stemming over danwel vaststelling van het raadsvoorstel waarop het verzoek betrekking heeft, met dien verstande dat er pas over kan worden besloten nadat de beraadslagingen over het raadsvoorstel waarop het verzoek betrekking heeft geheel zijn afgesloten en eventuele aanvaarde amendementen zijn verwerkt.

  • 3. Indien het verzoek wordt overgenomen besluit de raad tevens tot opschorting van de besluitvorming over het betreffende raadsvoorstel totdat hij een besluit heeft genomen naar aanleiding van de uitslag van het referendum.

  • 4. Indien het verzoek wordt overgenomen wordt tevens beslist of de uitslag van het referendum al dan niet direct gevolgd wordt. Indien wordt besloten de uitslag te volgen is artikel 12 lid 2 van toepassing.

artikel 5 Initiatief uitgaande van de kiezers; fase van inleidend verzoek

  • 1. Kiezers kunnen met betrekking tot een aan de raad voorgelegd raadsvoorstel te kennen geven, dat zij voornemens zijn een initiatief te nemen voor het houden van een referendum middels een zogeheten "inleidend verzoek".

  • 2. Het inleidend verzoek moet ten minste 48 uur voor de raadsvergadering waarin het betreffende raadsvoorstel is geagendeerd schriftelijk bij het college zijn ingediend.

  • 3. Aan het inleidend verzoek worden de volgende eisen gesteld:

    • -

      het inleidend verzoek dient te worden gedaan door tenminste 400 kiezers;

    • -

      het inleidend verzoek dient gedateerd te zijn en aan te geven op welk concept-besluit van de raad het betrekking heeft;

    • -

      het inleidend verzoek moet vergezeld gaan van een lijst met handtekeningen van kiezers. Bij elke handtekening dient de naam, het adres, de woonplaats en de leeftijd van de kiezer vermeld te zijn alsmede de datum waarop de handtekening geplaatst werd.

  • 4. Het college toetst voor de raadsvergadering waarin het betreffende raadsvoorstel geagendeerd is of het inleidend verzoek aan de eisen in lid 2 en 3 voldoet en doet hiervan voorafgaand aan de behandeling van het raadsvoorstel waarop het verzoek betrekking heeft verslag aan de raad.

  • 5. Voldoet het inleidend verzoek niet aan de eisen, dan wordt de raad aansluitend voorgesteld het inleidend verzoek niet-ontvankelijk te verklaren.

  • 6. Voldoet het inleidend verzoek wel aan de eisen, dan stelt de raad aansluitend op het verslag van het college vast of het onderwerp waarover een referendum gevraagd wordt al dan niet een uitgezonderd onderwerp is conform artikel 2 lid 3.

  • 7. Indien nodig wordt het in het vorige lid bedoelde besluit genomen in de volgende vergadering.

  • 8. Indien de raad van oordeel is dat het raadsvoorstel geen betrekking heeft op een uitgezonderd besluit, moet het inleidend verzoek als ingewilligd worden beschouwd en wordt de behandeling van het raadsvoorstel (inclusief amendering) voortgezet tot aan de finale besluitvorming. Deze finale besluitvornüng wordt vervolgens opgeschort totdat er een besluit is genomen over het houden van een referendum.

Artikel 6 Initiatief uitgaande van de kiezers; fase van definitief verzoek

  • 1. In het geval van inwilliging van het inleidend verzoek kan door de indieners van hiervan een defmitief verzoek tot het houden van een referendum worden gedaan.

  • 2. Dit verzoek dient binnen zes weken na de dag waarop de raad het inleidend verzoek ingewilligd heeft schriftelijk te worden ingediend bij het college.

  • 3. Aan het definitieve verzoek worden de volgende eisen gesteld:

    • -

      het verzoek dient te worden gedaan door een aantal kiezers dat ten minste gelijk is aan drie maal de kiesdeler bij de laatstgehouden gemeenteraadsverkiezingen. Hierbij wordt het aantal kiezers dat het inleidend verzoek heeft ingediend meegeteld;

    • -

      het verzoek dient gedateerd te zijn en aan te geven op welk concept-besluit van de raad het betrekking heeft;

    • -

      het verzoek moet vergezeld gaan van een lijst met handtekeningen van kiezers. Bij elke handtekening dient de naam, het adres, de woonplaats en de leeftijd van de kiezer vermeld te zijn alsmede de datum waarop de handtekening geplaatst werd.

  • 4. Het college toetst het definitieve verzoek aan de eisen in lid 2 en 3 voldoet en doet hierover verslag aan de raad voordat deze besluit over toe- of afwijzing van het verzoek.

  • 5. De raad neemt binnen vier weken na ontvangst van het definitieve verzoek een besluit over de afwijzing of toewijzing ervan.

  • 6. Indien het defuütieve verzoek wordt toegewezen besluit de raad tevens tot opschorting van de finale besluitvorming over het betreffende raadsvoorstel totdat hij een besluit heeft genomen naar aanleiding van de uitslag van het te houden referendum.

  • 7. Indien het verzoek wordt toegewezen wordt tevens beslist of de uitslag van het referendum al dan niet direct gevolgd wordt. Indien wordt besloten de uitslag te volgen is artikel 12 lid 2 van toepassing.

Artikel 7 Het houden van een referendum

  • 1. Het referendum vindt plaats binnen 3 maanden nadat het verzoek om te besluiten tot het houden van een referendum is ingewilligd.

  • 2. Het college bepaalt de datum van het referendum; de commissie Algemene Bestuurlijke Aangelegenheden wordt tevoren gehoord.

  • 3. Indien binnen 6 maanden nadat het definitieve verzoek is ingewilligd een algemene verkiezing zal worden gehouden, niet zijnde een verkiezing van de gemeenteraad, dan kan het college bepalen dat de in lid 1 genoemde termijn met maximaal 3 maanden verlengd wordt, zodat de referendumstemming op de dag van de algemene verkiezing gehouden kan worden.

  • 4. Tegelijk met het nemen van een besluit tot het houden van een referendum neemt de raad een besluit over de begroting van de kosten van het referendum en over de dekking daarvan.

artikel 8 Vraagstelling

  • 1. Aan de kiezers wordt de vraag voorgelegd of zij voor danwel tegen de in het betreffende raadsvoorstel vervatte beslissing zijn.

  • 2. De vraagstelling moet eenvoudig geformuleerd zijn en helder en eenduidig beantwoord kunnen worden.

  • 3. De vraagstelling gaat vergezeld van:

    • a.

      een toelichting op de aard en inhoud van de betreffende beleidskwestie;

    • b.

      een analyse van de achtergronden van de beleidskwestie;

    • c.

      een beschrijving van de gevolgen, de financiële daaronder begrepen, van een positieve en een negatieve beantwoording van de vraagstelling;

    • d.

      een overzicht van de argumenten pro en contra de in de vraagstelling opgenomen keuzemogelijkheden.

  • 4. De vraagstelling wordt door de raad vastgesteld. De raad kan bepalen over de formulering van de vraagstelling het advies in te winnen van (een) terzake deskundige(n).

artikel 9 Voorlichting

  • 1. Het college draagt zorg voor een publieksvriendelijke, zorgvuldige en objectieve voorlichting over het onderwerp waarover het referendum wordt gehouden.

  • 2. Het college zorgt op de gebruikelijke wijze voor de openbare kennisgeving van het besluit tot het houden van een referendum.

  • 3. De op het referendabele raadsvoorstel betrekking hebbende stukken liggen 6 weken voor de datum waarop het referendum wordt gehouden voor eenieder ter inzage op het gemeentehuis en op een aantal andere door het college aan te wijzen plaatsen. Hiervan wordt in een openbare kennisgeving mededeling gedaan.

artikel 10 Stemming

  • 1. Een referendum wordt gehouden volgens een door het college vast te stellen procedureregeling. Daarbij zijn de bepalingen van de Kieswet zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Stemgerechtigd zijn degenen die op de datum waarop het referendum wordt gehouden kiesgerechtigd zijn.

  • 3. De uitslag van de stemming wordt berekend op basis van de gewone meerderheid van het totaal aantal geldig uitgebrachte stemmen.

artikel 11 Geldigheid van het referendum

Het referendum wordt als geldig beschouwd indien het aantal uitgebrachte stemmen tenminste 40% bedraagt van het aantal stemgerechtigden.

artikel 12 De gevolgen van de uitslag

  • 1. De raad neemt uiterlijk binnen 6 weken na de datum van het referendum naar aanleiding van de uitslag een besluit met betrekking tot het raadsvoorstel dat onderwerp was van een referendum.

  • 2. Wanneer de raad zich ingevolge art. 4 lid 4 of art. 6 lid 7 heeft uitgesproken voor zelfbinding geldt bovendien:

    • a.

      dat wanneer de bevolking zich heeft uitgesproken voor het raadsvoorstel, dat deel van de raad dat zich bij het besluit van de raad om het referendum te houden heeft uitgesproken voor zelfbinding, dienovereenkomstig besluit;

    • b.

      dat wanneer de bevolking zich heeft uitgesproken het raadsvoorstel, het college het raadsvoorstel intrekt.

artikel 13 Strafbepaling

Met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de eerste categorie wordt gestraft degene die bij de stemming:

  • a.

    stembiljetten of volmachtbewijzen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    stembiljetten of volmachtbewijzen die hijzelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als acht en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • c.

    als gemachtigde stemt voor een persoon wetende dat deze overleden is.

artikel 14 Slotbepaling

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als "referendumverordening voor de gemeente Brunssum".

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na publikatie.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van de gemeenteraad van

9 DECEMBER 1997.

De voorzitter
De secretaris

3. Toelichting op de Referendumverordening.

Artikel 1

Uit het gestelde in punt c blijkt dat alleen raadsvoorstellen die ter besluitvorming aan de raad worden aangeboden onderwerp van een referendum kunnen zijn. Dit betekent dat een raadsvoorstel het stadium van inspraak en behandeling in de raadscommissies reeds heeft doorlopen. Ingeval van een referendum op initiatief van de raad geldt daarenboven overigens ook nog het bepaalde in artikel 4 lid 2, namelijk dat de beraadslagingen in de raadsvergadering over het raadsvoorstel zijn afgesloten en eventuele aanvaarde amendementen zijn verwerkt.

Artikel 2

lid 2

Hier zijn een aantal onderwerpen opgenomen die niet referendabel zijn. Voor een deel zijn deze uitzonderingen ontleend aan die van de commissie Biesheuvel en voor een ander deel aan die van reeds bestaande verordeningen van andere gemeenten.

De in dit artikel uitgezonderde onderwerpen kunnen worden onderscheiden in absolute (a t/m g) en relatieve (h en i) onderwerpen. Bij de relatieve onderwerpen heeft de raad het houden van een referendum af te wegen tegen de daarin omschreven belangen. Deze afweging vraagt uiterste zorgvuldigheid en een duidelijke motivering. Dit ook tegen de achtergrond, dat tegen een oordeel dat sprake is van een uitgezonderd onderwerp als bedoeld in artikel 5 lid 6 bezwaar en beroep ingevolge de Algemene wet bestuursrecht mogelijk is.

Kwesties die naar het oordeel van de raad "van een dergelijk spoedeisend gemeentelijk belang zijn dat inwerkingstelling of uitvoering niet kan worden uitgesteld" worden in dit artikel uitgezonderd van de mogelijkheid er een referendum over te houden. Hierbij moet worden gedacht aan onvoorziene calamiteiten waarbij de gemeenteraad terstond maatregelen moet treffen om escalatie te voorkomen. Het gaat dus niet om onverwachte buitenkansjes die zich de gemeente voordoen.

Artikel 3

Onderscheid moet worden gemaakt tussen het initiatief c.q. verzoek en het besluit tot het houden van een referendum. Het initiatief kan liggen bij de raad of bij de burger. Zonder raadsbesluit kan er geen geldig referendum gehouden worden.

Artikel 4

Indien de raad het initiatief neemt tot een referendum dan is dit artikel van toepassing.

lid 1

Voor de uitvoering hiervan is wellicht een kleine wijziging van het Reglement van orde voor de gemeenteraadsvergadering aan de orde, omdat een en ander niet onder de noemer motie, voorstel van orde of initiatiefvoorstel te vangen is.

lid 4

Hier wordt geregeld dat de gemeenteraad voor het houden van het referendum een uitspraak moet doen of hij zich aan de uitslag van het uit te schrijven referendum wil binden. De raad heeft binnen de bestaande (grond)wettelijke kaders deze mogelijkheid als aan een aantal voorwaarden is voldaan (zie circulaire BZ d.d. 27 januari 1995):

  • -

    de gemeenteraad beslist per geval of een referendum wordt gehouden;

  • -

    ieder raadslid beslist per referendum individueel in hoeverre hij zich aan de uitslag van het referendum gebonden zal achten;

  • -

    de gemeenteraad neemt een definitief besluit over het onderwerp van het referendum, nadat het referendum is gehouden.

Wij vinden het van groot belang hier vast te leggen dat er besluitvorming zal plaatsvinden over zelfbinding van de raad aan de uitslag van het referendum, omdat de burgers door een dergelijke zelfbinding van de raad vooraf de zekerheid kan worden gegeven dat de uitslag van het te houden referendum doorslaggevend zal zijn voor de verdere besluitvorming. De burger weet dan dus zeker dat zijn mening serieus genomen wordt.

Artikel 5 en 6

Indien kiezers het initiatief nemen tot een referendum zijn deze artikelen van toepassing.

Het is niet mogelijk initiatief te nemen tot het houden van een referendum nadat de raad het desbetreffende besluit al genomen heeft. Daarom is de constructie van het "inleidend verzoek" ingevoerd, zodat de raad vódr de finale besluitvorming over een onderwerp de weg voor het referendum kan openen. De besluitvorming over het onderwerp waarover

een referendum wordt aangevraagd wordt in twee fases opgeschort:

  • 1.

    de acceptatie van het inleidend verzoek (art. 5 lid 8) leidt tot opschorüng tot een besluit is genomen over het definitieve verzoek om een referendum (maximaal 10 weken);

  • 2.

    de acceptatie van het (eventuele) definitieve verzoek (art. 6 lid 5) leidt tot opschorting van de besluitvorming tot maximaal 6 weken nadat de uitslag van het te houden referendum bekend is (in totaal maximaal 4 maanden en twee weken of bij een combinatie met verkiezingen maximaal 7 maanden en twee weken).

Voor het indienen van een inleidend verzoek is een drempel ingebouwd. Dit om te voorkomen dat de gemeentelijke besluitvorming voor elk wissewasje stagneert en de burger wellicht dienovereenkomstig vaak naar de stembus wordt geroepen. De drempel is bewust laag gehouden om de burgers de gelegenheid te bieden om met enige inspanning op betrekkelijk korte termijn toch een inleidend verzoek te kunnen indienen. Het benodigde aantal handtekeningen is hier gesteld op 400. Het is o.i. om ten behoeve van het inleidend verzoek een absoluut aantal in de verordening op te nemen dan een bepaling van bijvoorbeeld 50% van de kiesdeler bij de laatste verkiezingen, omdat dit laatste minder duidelijk is voor de burger.

Wij realiseren ons dat het noemen van een aantal benodigde handtekeningen altijd arbitrair is; de ervaring zal moeten uitwijzen of de opgeworpen drempel te hoog of te laag is.

Dit geldt uiteraard ook voor de gekozen drempel bij het definitieve verzoek; dit moet worden gesteund door een aantal kiezers zo groot als driemaal de kiesdeler bij de laatstgehouden verkiezingen.

De behandeling van een raadsvoorstel waarover een inleidend verzoek is ingediend wordt pas opgeschort, als alle daarop betrekking hebbende moties enlof amendementen zijn behandeld en daarover is besloten. Alleen de finale besluitvorming wordt dus aangehouden.

Zo blijft het recht op amendement van raadsleden onverkort gehandhaafd en kan de gemeenteraad het raadsvoorstel nog amenderen tussen het moment van het inleidend verzoek van een groep burgers om een referendum te mogen houden en het moment dat een definitief verzoek wordt ingediend. Als de (eventuele) amendering door de gemeenteraad naar bevrediging van de indieners van het inleidend verzoek is, kan dat verzoek worden ingetrokken, dan wel niet definitief worden ingediend; in het andere geval zal een definitief verzoek om een referendum over het al dan niet geamendeerde raadsvoorstel worden ingediend en volgt binnen vier weken een raadsbesluit over het al dan niet houden van een referendum.

Een en ander laat onverlet dat het college het raadsvoorstel na het aanhouden van de besluitvorming terugtrekt, waardoor een referendum overbodig wordt.

Met betrekking tot artikel 6.7. inzake de zelfbinding verwijzen wij naar de toelichting op artikel 4.4.

Artikel 7

lid 4

In de begroting 1998 is nog geen bedrag opgenomen ten behoeve van een referendum. Ook voor de komende jaren is geen bedrag voorzien. Te overwegen valt om hier in de toekomst wel een bedrag voor uit te trekken; het College schatte de kosten in mei 1996 op f25.000, = tot f30.000, = (inclusief informatie en voorlichting).

In de huidige situatie zal de raad indien hij besluit tot het houden van een referendum tevens het benodigde krediet moeten voteren en de dekking hiervoor moeten aangeven.

Artikel 8

In het kader van dit artikel past een opmerking over de wenselijkheid van het instellen van een onafhankelijke referendumcommissie die belast is met de toetsing van referendumverzoeken m.b.t. uitgezonderde onderwerpen en/of het opstellen van de vraagstelling bij het referendum en de bijbehorende achtergrondinformatie en/of toezicht op de voorlichting en/of toezicht op de naleving van de procedure. Door het instellen van een dergelijke commissie geeft de raad zijn mogelijkheden tot afweging grotendeels uit handen. Bovendien roept het instellen van een dergelijke commissie weer nieuwe vragen op ten aanzien van samenstelling en legitimatie. Vooralsnog wordt er daarom hier voor gekozen de bestaande politieke organen (college en raad) de kans te geven zelf op verantwoorde wijze invulling te geven aan de genoemde taken. Uiteraard blijft het daarbij wel mogelijk deskundig advies in te winnen.

lid 3

Het behoeft nauwelijks betoog dat de informatie die vergezeld gaat met de vraagstelling bij een referendum op initiatief van de kiezers in goed overleg met de indieners van het

referendumverzoek wordt opgesteld.

Artikel 9

lid 1

Publieksvriendelijkheid uit zich onder andere in voor iedereen leesbare stukken, een toegankelijke vormgeving, een goed gebruik van diverse media, het houden van inforinatie-avonden en dergelijke.

Artikel 10

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 11

Aan het begrip "geldig" valt geen juridische betekenis toe te kennen, maar het moet worden opgevat als 'van zodanig belang dat de uitslag in de besluitvorming dient te worden betrokken". De grens van 40% van de stemgerechtigden vinden wij reëel; bij een zaak die echt leeft bij de bevolking mag ons inziens verwacht worden'dat tenminste 4 van de 10 stemgerechtigden de weg naar de stembus onderneemt. Bij een lagere opkomst wordt een te geringe aanvulling geleverd op het wettelijk vastgelegde besluitvormingsproces.

Artikel 12

In dit artikel komt de finale besluitvorming aan de orde over het raadsvoorstel waarover een referendum heeft plaatsgevonden.

In de toelichting op de artikelen 4 en 6 wordt al ingegaan op de -binnen de huidige wettelijke mogelijkheden- maximaal haalbare binding van de raad aan de uitslag van het referendum. Deze wordt in artikel 12 lid 2 vertaald in een passend besluitvormingstraject: wanneer de raad zich vooraf in meerderheid heeft uitgesproken voor binding aan de uitslag van een referendum zal (nünimaal) diezelfde meerderheid het raadsvoorstel volgen bij een dienovereenkomstige referendumuitslag. Wijst de burger het raadsvoorstel via het referendum af, dan hoeft de raadsmeerderheid die zich aan de referendumuitslag verbonden heeft het voorstel niet weg te stemmen, maar dan trekt het college het raadsvoorstel in.

In alle andere gevallen zal de gemeenteraad na kennisneming van de referendum-uitslag overgaan tot "gewone" besluitvorming over het raadsvoorstel.

Artikel 13 en 14

Deze artikelen spreken voor zich.